Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er verandert wel wat in de loop van de jaren in het gelijkekansenbeleid. Ik herinner mij nog zeer goed dat ik in 2009 – en dat is toch nog niet zo lang geleden – in de commissie Welzijn voor de eerste keer een welzijnsgerelateerde vraag stelde over transgenderpersonen. Het was toen nodig om aan de commissie uit te leggen wat transgenderpersonen zijn en wat de thematiek inhield.
Ondertussen denk ik dat het gelijkekansenbeleid zich van holebi’s naar transgenders heeft uitgebreid, en terecht. Opnieuw is er een nieuwe groep van personen die in het verlengde van die aandacht wat mij betreft het best wordt opgenomen, zeker in sommige elementen van het gelijkekansenbeleid. We hebben het dan over personen die we omschrijven als interseksepersonen, die vroeger nogal denigrerend of pijnlijk werden omschreven als hermafrodieten. Ik ben blij dat die tijd ver achter ons ligt.
Wat stellen we nu toch al enige tijd internationaal vast? Dat er een toegenomen aandacht is voor deze groep personen, vooral vanuit een mensenrechtenbenadering. Wie mensenrechtenbenadering zegt, zegt uiteraard gelijkekansenbenadering. Heel recent hebben zowel het Agentschap van de Europese Unie dat zich over de fundamentele rechten van personen buigt als de Commissaris voor Mensenrechten van de Raad van Europa, zich in een uitgebreide nota uitgesproken over de situatie ten opzichte van mensenrechten van interseksepersonen.
Ik denk dat het verstandig is om daarvoor vanuit het Vlaamse gelijkekansenbeleid de nodige aandacht te hebben. Ik denk dat er een aantal aanknopingspunten zijn die heel erg voor de hand liggen. In dat opzicht moet het volgens mij geen grote wijziging van uw beleid inhouden, maar eerder een aanvulling en uitbreiding.
Minister, bent u het met me eens dat de groep van interseksepersonen deel zou moeten uitmaken van het Vlaamse gelijkekansenbeleid? Zo ja, welke initiatieven zult u in de loop van de volgende maanden en jaren nemen?
Onderschrijft u mijn aanvoelen dat dit uiteraard niet enkel en alleen zaak is van de minister van Gelijke Kansen, maar dat zeker ook – niet uitsluitend – het beleidsdomein Welzijn hierin het best wordt betrokken en liefst in een zo vroeg mogelijk stadium?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik hoop dat ik u blij zal maken, want ik ben het uiteraard met u eens dat de groep van interseksepersonen deel zou moeten uitmaken van het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen. U hebt zelf al aangegeven dat we internationaal, maar ook in Vlaanderen, evolueren van een medisch perspectief naar een mensenrechtenperspectief. Dat is een zeer goede zaak. Een belangrijke aanzet hiervoor is het rapport van de Commissaris voor Mensenrechten van de Raad van Europa.
Dat mensenrechtenperspectief rond seksuele geaardheid en genderidentiteit is iets wat ik vanuit mijn beleidsnota Gelijke Kansen ook expliciet benadruk door het opnemen van de Yogyakartabeginselen. Ik denk dat het zeer goed was dat statement te maken. Ik heb dat ook zeer oprecht gedaan, want ik denk dat we die problematiek meer moeten opvolgen en meer moeten betrekken in het gelijkekansenbeleid. Hoe meer groepen we kunnen betrekken, hoe beter. U zegt zelf dat er al heel wat gedaan is voor transgenders en dat we nu iets moeten doen voor interseksepersonen. Daarover ben ik het absoluut met u eens. Het is belangrijk om daar meer de nadruk op te leggen.
Ik denk dat er nood is aan meer informatie. Ik merk ook dat het Vlaamse holebi- en transgendermiddenveld veel meer aandacht begint te spenderen aan de problematiek, bijvoorbeeld çavaria, om één organisatie te noemen. Je merkt dat die problematiek daar meer leeft en dat ze er veel meer mee bezig zijn. Dat is goed.
Een aantal jaren geleden is het gelijkekansenbeleid dus uitgebreid met de transgenderproblematiek. Dat was goed. We zijn er ons van bewust dat de thematiek rond interseksualiteit steeds actueler wordt. We moeten daar dus ook aandacht aan schenken. Ik ben dan ook bereid om samen met de academische wereld en het betrokken middenveld te bekijken waar de huidige onderzoeks- en eventuele beleidsnoden zitten. Ik ben ervan overtuigd dat je zeer nuttige en waardevolle insteken kunt krijgen van mensen die echt weten waarover het gaat, academici of mensen uit het middenveld. Zo kun je je eigen beleid nog meer gestalte geven.
Welke initiatieven zal ik in dat verband nemen? Ik neem het thema mee in kader van het nieuwe interfederale actieplan lesbian, gay, bisexual, transgender, intersexed (LGBTI) dat op dit moment geschreven wordt.
Zoals ik daarnet heb gezegd, zullen we met de academische wereld en het middenveld bekijken waar de huidige onderzoeks- en eventuele beleidsnoden zitten.
Zal ik overleggen met collega’s uit de Vlaamse Regering? U hebt zelf aangegeven dat er behoorlijk wat raakpunten zijn met bijvoorbeeld het beleidsdomein Welzijn. Het is goed om eerst overleg te plegen via rondetafelgesprekken of een andere format met academici en het middenveld. Zoals ik heb aangegeven, zijn zij daarvoor trouwens zelf vragende partij. Zij stellen zelf een onderzoek voor dat ongeveer een jaar zou duren, naar het Nederlandse voorbeeld. Zij vragen om in Vlaanderen dezelfde aanpak te volgen, zodat er een goede wetenschappelijk onderbouwde studie is waarop je het beleid kunt enten.
Ten slotte wil ik aanstippen dat, als uit het onderzoek, de gesprekken met het middenveld en de academici blijkt dat dit thema moet worden opgenomen in het horizontaal gelijkekansenplan, ik zeker niet zal aarzelen om dat te doen. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van die studie, maar ik denk dat het een van de zaken zal zijn die daaruit zullen komen. Dan ben ik samen met u en hopelijk andere aanwezigen hier, er absoluut voorstander van om dat op te nemen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord en voor de bereidheid om het gelijkekansenbeleid waar nodig aan te vullen en uit te breiden met de groep van interseksepersonen. De klemtonen die u legt, zijn volgens mij terecht. Enerzijds hebt u het over het verzamelen van informatie. Dat betekent voor een stuk ook sensibiliseren. Ik denk dat dat terecht is aangestipt. Dat we dat doen op een degelijke, wetenschappelijk onderbouwde manier lijkt evident. In het verleden was dat vaak anders. Dat heb ik bijzonder graag gehoord.
Ik denk dat het mooi aansluit bij een voornemen dat als een rode draad door de beleidsnota Gelijke Kansen loopt, namelijk het strijden tegen stereotiepe beeldvorming. We zitten in een maatschappelijk denken dat heel sterk uitgaat van een zeer sterk vastliggend man-vrouwdenken. De realiteit is echter veel complexer, zoals de andere beleidsthema’s of initiatieven die de minister neemt, aantonen.
Ik ben ervan overtuigd dat er binnen de holebi-beweging zeer veel interesse en bereidheid is, maar dat een gebrek aan degelijke informatie en onderzoek het wat bemoeilijkt om er ook beleidsadviserend mee om te gaan. Als het middenveld, het beleid en de academische wereld elkaar kunnen vinden, zal ons gelijkekansenbeleid erop vooruitgaan. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.