Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, afgelopen woensdag is er een kleine oprisping geweest in de plenaire vergadering over de internationale handelsbezoeken van federale ministers. Mijn vraag is echter heel onschuldig nog veel vroeger ingediend. Ik wou eigenlijk gewoon heel objectief informeren en zal dat nog altijd heel objectief doen. Vorige week woensdag was de animatie echter uiteraard zeer groot. We zagen dat de meerderheidspartijen zich in bochten moesten wringen. U hebt eigenlijk iets gemist: het was interessant en plezant.
Animatie of animo?
Animatie én animo, allebei. Het was plezier in het kwadraat voor de oppositie.
Wat mij echter interesseert, is dat u samen met uw Nederlandse collega in 2013 voor het eerst op handelsmissie bent geweest. In oktober 2014 hebt u met uw Nederlandse ambtsgenoot, minister-president Rutte, afgesproken om die samenwerking in 2015 voort te zetten. Die gezamenlijke zendingen kunnen heel wat voordelen hebben. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom u daarover afspraken hebt gemaakt. De economische integratie van en samenwerking in de Deltaregio is op heel wat domeinen – logistiek en transport, de chemische en de energiesector, groene technologie, wetenschap en innovatie – ver gevorderd. Het lijkt me dan ook opportuun om deze regio samen met Nederland in het buitenland te promoten.
Natuurlijk kwam er in de sector al vrij snel de reactie dat er ook nog enkele nadelen zijn aan dergelijke gezamenlijke missies. Zo heeft de voorzitter van de Federatie Voedingsindustrie (Fevia) onlangs in De Tijd een ernstige tegenstem laten horen. Hij zei: “Doe het alsjeblief niet. De Nederlanders zijn onze grootste concurrenten.” Niet alleen in de voedingssector is Nederland onze grootste concurrent. Ook de Nederlandse baggeraars zijn de grootste, rechtstreekse concurrenten van de onze. De meerwaarde van een gezamenlijke zending wordt dan ook bepaald door haar doelstelling van de specifieke markten en sectoren die men wil benaderen. Dat lijkt me ook logisch.
Onlangs is ook de bestemming van de volgende gezamenlijke handelsmissies bekendgemaakt. De volgende is volgende week al: van 31 mei tot 5 juni vindt een eerste zending plaats naar Ghana en Senegal, als ik me niet vergis. Begin oktober is er een gezamenlijke zending naar Atlanta gepland.
Minister-president, met betrekking tot die zendingen wil ik u enkele vragen stellen. Kunt u de keuze voor die respectievelijke bestemmingen toelichten? Vooral de beslissing om een economische missie naar Ghana te organiseren lijkt mij persoonlijk merkwaardig. De economische vooruitzichten voor dit land zijn immers allesbehalve rooskleurig. De economie slabakt, er heerst een energiecrisis en de inflatie is er torenhoog, volgens de meest recente informatie die ik heb opgezocht. Ghana is de facto failliet en overleeft momenteel dankzij een recente bail-out van het International Monetary Fund (IMF). Bovendien is België de grootste schuldeiser van het land. Als er in Ghana contracten worden binnengehaald, hetzij met de Ghanese overheid, hetzij met de privésector, zullen die dan niet zeer risicovol zijn? Ghana heeft een bail-out van het IMF gekregen omdat het anders volledig in de problemen zou geraken met betrekking tot het terugbetalen van zijn buitenlandse schuldeisers. Die bail-out is echter ook gekoppeld aan zware budgettaire vereisten opgelegd door het IMF, en er wordt verwacht dat die moeilijk zullen worden gehaald, onder andere omdat volgend jaar een verkiezingsjaar is en besparingen nu dus allesbehalve welkom zijn. Het gevolg kan zijn dat IMF-hulpfondsen zullen worden geannuleerd als Ghana de doelstellingen niet haalt. Het risico dat het uiteindelijk zijn schulden niet zal kunnen terugbetalen, is groot. Volgens de IMF-risicoparameters moet de schuld van een land na schuldkwijting onder de 50 procent van het bbp blijven. Ghana zit daar ver boven, met een publieke schuld die voor dit jaar op bijna 70 procent van het bbp wordt geschat. Dat betekent dat het land wordt geanalyseerd als een land met een ‘high risk of debt distress’. Ghana heeft nog geen acht jaar geleden schuldkwijting gekregen en zit nu dus al in de ellende. Een bezoek aan Ghana kan wél interessant zijn als het gaat over ontwikkelingssamenwerking, maar dan moet dit misschien niet als handelsmissie worden georganiseerd. Of misschien hebt u andere parameters om te beslissen naar Ghana te gaan, en dan zou ik die graag willen horen.
Minister-president, welke specifieke economische belangen zult u tijdens deze zendingen behartigen, en welke sectoren zullen er mogelijkerwijze de vruchten van kunnen plukken, gelet op de kritiek van bepaalde sectoren, die wijzen op de grote concurrentie met Nederland? Op welke manier bieden deze gezamenlijke missies een toegevoegde waarde? Hoe schat u het risico in dat gezamenlijke handelsmissies mogelijkerwijze negatief kunnen uitpakken voor de Vlaamse economie, bijvoorbeeld voor de voedings- en de baggersector, die vandaag vooral klagen? Gaat het om louter economische missies of gaat er ook aandacht naar academische diplomatie en ontwikkelingssamenwerking? Met Ghana voor ogen dacht ik dat er misschien een uitgebreidere missie zou zijn. Kunt u ons een lijst bezorgen met de bedrijven die u zullen vergezellen tijdens de respectieve zendingen?
De heer De Croo heeft het woord.
Mevrouw Turan, ik wil u eerst een klein aforisme ten geschenke geven: “Een ontspannen boog schiet geen pijlen.” (Gelach)
Minister-president, nu richt ik me tot u. Misschien bevind ik me op het randje van de vraag. Ik weet het niet. Dan verbetert u me wel.
Minister-president, van het incident van vorige week heb ik verschillende versies gehoord van een minister die u verving. Die was tegenstrijdig met de versie van premier Michel. De ene zei dat Flanders Investment &Trade (FIT) wel betrokken was geweest in de voorbereiding, de ander zei dat daar geen sprake van was. Kunt u dat even rechtzetten, in welke richting ook?
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Het debat van vorige week heeft me niet verrast, omdat we dit soort debatten en debatjes al tien, twintig jaar hebben in dit parlement. Wat me altijd verbaast, is dat zoveel mensen een uitgesproken mening hebben zonder het dossier en de wetgeving te kennen. Wat me ook verbaast, is dat zoveel partijen een bevoegdheidsverdeling die ze zelf hebben onderhandeld, toch niet verdedigen als het erop aankomt en er meesmuilend over doen.
Wat nu gebeurt, past in de denkoefening die indertijd is gemaakt, over hoe de lage landen strategisch en economisch kunnen samenwerken. Ik verwijs naar wat op de top van Bornem van 2011 is besproken. Daar is heel dat idee ontstaan. Een eerste gemeenschappelijke missie is in 2010 naar Texas geweest. Eerst wilde men naar Zuid-Afrika gaan, maar door allerlei agendaproblemen is dat niet gelukt. Ze zijn dan naar Texas gegaan. Daarna hebben Nederland en Vlaanderen terecht een evaluatie gemaakt. Uit de cijfers die mij ter beschikking staan, blijkt dat iedereen daar tevreden over was en dat men het een geslaagde missie vond, die naar meer smaakte.
Het is misschien wat vreemd: je gaat met je eigen concurrenten op stap. Maar dat geldt voor veel handelsmissies. Tenzij je uit elke sector een bedrijf neemt, en voor dat bedrijf werkt, ga je altijd met een aantal bedrijven op stap die elkaars concurrenten zijn. In een vrijemarkteconomie is het het bedrijf dat de beste papieren kan voorleggen, dat het contract binnenhaalt.
Baggerwerken zijn werken van een dergelijke omvang dat dat in delen wordt opgesplitst. In een Vlaams-Nederlandse missie zit ongeveer iedereen die kan baggeren in de wereld in de delegatie. Die handelsmissie bepaalt niet echt hoe die bedrijven zich tegenover elkaar verhouden.
Het is heel goed dat er nu een nieuwe gemeenschappelijke missie op het getouw wordt gezet en dat er nog een in de pijplijn zit naar Atlanta, in oktober van dit jaar. Ondertussen zijn daarvoor al 48 bedrijven ingeschreven. Ik kan u daarmee alleen maar feliciteren.
Bij de eerste missie waren er enkele opmerkingen over het protocollaire gebeuren. Het is niet zo heel eenvoudig in de strikte wereld die de diplomatie toch is, dat er een delegatie aankomt met enerzijds de vertegenwoordigers van een land, en anderzijds de vertegenwoordigers van een regio van een ander land. In Texas heeft men daarover meer stof gemaakt dan misschien nodig was, maar ik wil dat toch even bij u toetsen, minister-president. Ik neem aan dat dat deze keer ook geen probleem zal zijn.
FIT en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RON) spelen een heel verschillende rol. Ze werken met andere instrumenten. Kunt u toelichten hoe die twee zich tot elkaar verhouden? Onder welke vlag gaan we daarheen? Is het concept Deltaregio, dat indertijd vooral voor de havens werd gebruikt, de vlag waaronder we naar die landen vertrekken? Onder welk concept zal die delegatie daar aankomen?
De heer Kennes heeft het woord.
Ik hoop dat we op een bepaald punt van vorige week nog eens kunnen terugkomen om duidelijkheid te scheppen. Ik heb toen een heel andere versie laten horen dan de minister. Achteraf heb ik alleen maar bevestiging gevonden over de feiten, niet over de principes.
Minister-president, ik ben een groot voorstander om de handelsmissies samen aan te pakken. Ik vind het origineel dat u deze keer naar Afrika gaat, en dat u niet kiest voor de petrochemische cluster, die voor de hand ligt. In plaats van het proces van Ghana of Senegal te maken dat ze er economisch niet goed voor staan, welke zal deze keer de klemtoon zijn op het vlak van kennistransfer? Welke sectoren zullen naar voren worden geschoven? Zal er ook aandacht zijn voor de sociale en ecologische aspecten van de internationale handel, waar we in de commissie geregeld op terugkomen? In de contacten met die twee Afrikaanse landen moet dat ook een aandachtspunt zijn.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Mevrouw Turan, ik vind het wel een goed idee dat men naar Ghana gaat. Het is een Afrikaans land in volle opgang, waar de zaken goed evolueren en waar buitenlandse handel een vervolgstuk kan zijn op ontwikkelingssamenwerking. Daar zit wel muziek in. We zullen zien wat het programma van de missie is en wat het resultaat zal zijn.
Minister-president, waarom wordt die missie samen met Nederland opgezet? Wat is de ratio daarvan? Ik ben wat ongerust over de opvolging. De Hollanders hebben een traditie om ook achteraf enorm voor hun eigen bedrijven op te komen, zelfs op zeer subjectieve wijze. Wij, Vlamingen, zijn veel objectiever en genuanceerder als het erop aankomt onze bedrijven te verdedigen.
Het is heel moeilijk voor Belgische bedrijven om voet aan wal te krijgen in Nederland, het is heel gemakkelijk voor Hollandse bedrijven om voet aan wal te krijgen in Vlaanderen en België. Dat is niet omdat ze beter zijn, maar omdat wij meer open zijn en niet uitsluiten. Zij hebben een sterke traditie om enkel hun eigen mensen te promoten. In de sectoren waarin ik actief ben, maak ik dat telkens mee. Het is een hele uitdaging om een commerciële missie aan te gaan met Nederland. Maar ik vrees dat de Hollandse diplomatie veel sterker zal zijn in de nazorg en de opvolging. Ik twijfel in hoeverre wij zullen kunnen concurreren met de Nederlanders. Zij kennen minder fair play dan wij. Het is zeer subjectief, ik zeg dat niet graag, maar het is wat mensen in de zakenwereld mij vertellen.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik wil vragen om bij missies naar bepaalde landen genderrechten en mensenrechten absoluut ook mee te nemen in de besprekingen.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Turan, u omschrijft zichzelf als onschuldig en objectief. Ik heb niet het gevoel dat uw vragen zo onschuldig zijn, maar bon, er zijn ‘captatio’s’ aan beide zijden gevallen. Als u zegt dat u de onschuld bent in persoon, zet u de toon al. Oppositie is per definitie niet objectief, en of ze onschuldig is, laat ik in het midden. (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
Het momentum is onschuldig, ach zo. Dat is een grote verduidelijking.
Collega’s, het is inderdaad zo dat ik op 13 oktober 2014, tijdens mijn ontmoeting met minister-president Rutte in Den Haag, heb afgesproken om een nieuwe gezamenlijke economische missie te organiseren. Die bouwt voort op het succes van de eerste gezamenlijke zending naar Texas in juli 2012. De motieven waren en zijn duidelijk: de Verenigde Staten zijn een belangrijk economische partner voor zowel Nederland als Vlaanderen. Het zuidoosten is de groeiregio van de VS, zowel demografisch als economisch. De staat Georgia wil zich ontwikkelen tot de multimodale hub van de VS. Het centrum van het zuidoosten is Atlanta, een wereldstad, met de drukste luchthaven ter wereld. Bovendien positioneert die regio zich als een hoogtechnologisch gebied, een Silicon Valley met focus op specialisaties in financiële technologie, information security enzovoort.
De keuze voor een gezamenlijke zending naar Senegal eind mei, begin juni is een opportuniteit waarop werd ingegaan toen in de voorbereiding van de missie naar Atlanta bleek dat Vlaanderen en Nederland met twee weken verschil een economische missie naar Dakar organiseerden. De facto is dit een Vlaamse missie, waarbij Nederlandse bedrijven aansluiten. Vlaanderen, en dus FIT, neemt de lead, organiseert, samen met de Belgisch-Luxemburgse Kamer van Koophandel voor Afrika, de Caraïben en de Pacific. De missie bestaat uit een zestigtal Vlaamse bedrijven en een tiental Nederlandse. In tegenstelling tot wat in de pers verscheen, doet de Nederlandse zending Ghana niet aan.
De doelstelling van de missie naar Atlanta is drieledig, collega’s: ten eerste, Vlaanderen en Nederland profileren en in de VS steviger op de kaart zetten als een partner voor bilaterale handel en als bestemming voor investeringen, ten tweede, Vlaamse en Nederlandse bedrijven in contact brengen met Amerikaanse partners op het gebied van innovatieve logistiek, IT en cybersecurity in Georgia, en ten derde, bijdragen aan een betere samenwerking tussen het bedrijfsleven, wetenschappelijke instellingen en de overheid, de ‘triple helix’ of gouden driehoek, en dit ten behoeve van innovatie, economische vooruitgang en werkgelegenheid.
De zending naar Senegal heeft een verkennend karakter. Het is de eerste zending ooit vanuit Vlaanderen naar het land. Landbouw, agro-industrie, voeding, havens, logistiek en energie zijn daar de voornaamste sectoren. Alle bedrijven die eraan deelnemen, doen dat uiteraard op eigen initiatief. Voor Vlaanderen nemen al dertien bedrijven uit de landbouw of de agro-industrie deel, uiteraard samen met het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM).
Mijn evaluatie van de toegevoegde waarde is gebaseerd op de enige missie tot nu toe met de Nederlandse minister-president, naar Houston. Er gingen bijkomende deuren open bij Amerikaanse bedrijven. We konden een bezoek brengen aan een aantal echte topbedrijven. Ook voor die bedrijven bleek het interessant om een grotere Europese bedrijvendelegatie te ontvangen.
De missie trok ook een nieuw soort deelnemers aan, die normaal gezien niet deelnemen aan de handelsmissies van FIT. Zowel in Vlaanderen als in Nederland hebben Amerikaanse multinationals voor het eerst deelgenomen. Dat was bijzonder interessant voor onze kmo’s, omdat je natuurlijk ook altijd binnen die missie heel wat contacten legt. Het was voor hen interessant om te netwerken en afspraken te maken met die multinationals.
Een gezamenlijke handelsmissie biedt bedrijven bovendien de mogelijkheid om te partneren met Amerikaanse en Nederlandse bedrijven. Tijdens de handelsmissie ondertekenden vier Vlaamse bedrijven een ‘memorandum of understanding’ of een ‘letter of intent’ met hun Amerikaanse of Nederlandse partner.
Op het evaluatieformulier na de Houstonzending antwoordde 41 procent van de deelnemers. En zij stelden dat de gezamenlijke zakenreis goed tot uitstekend tegemoetkwam aan hun nood als bedrijf.
Ik ben niet zo negatief als de voorzitter van Fevia. De missie naar Texas heeft immers aangetoond dat het risico minimaal is. Zelfs met een eigen Vlaamse missie zullen steeds een aantal concurrenten meegaan. Dat is nu eenmaal zo. Als we met dertig of veertig bedrijven vertrekken, zullen er steeds enkele uit dezelfde sector bij zijn. Dat houdt ze scherp. Dat leidt soms tot een toegevoegde waarde.
Bovendien is de missie naar Atlanta geen missie met het oog op de agrovoedingsindustrie. Het gaat dan niet om voeding of om landbouw. Wie aan de missie zal deelnemen, weten we nog niet. De werving moet nog van start gaan. Voorafgaand aan de keuze van de bestemming en van de sectoren wordt steeds overleg met betrokken sectoren gepleegd. In dit geval ligt de klemtoon op financiële technologie, cybersecurity en dergelijke. Het gaat ditmaal niet om de agrovoedingsindustrie.
De economische missies worden door FIT georganiseerd. De zending naar Senegal is vooral op de ontwikkelingssectoren gericht. Het gaat om de ontwikkeling van de lokale infrastructuur en industrie en om technische assistentie voor de landbouwsector onder de noemer ‘Aid for Trade’.
Zoals ik daarnet al heb verklaard, betreft het een verkennende missie. De dienst Internationale Financiële Instellingen van FIT werkt vooral met ontwikkelende economieën. Daarnet zijn een aantal caveats geformuleerd. De dienst werkt echter binnen het kader van de multilaterale instellingen, zoals de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Door zich op projecten met deze georganiseerde spelers te focussen, is de kans op succes voor de bedrijven natuurlijk groter. In feite biedt dit een stabiel kader in een minder stabiele regio.
Er gaat heel wat aandacht naar de missie die met de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank werkt. Ik zal de commissiesecretaris de lijst met bedrijven bezorgen.
De missie naar Atlanta verloopt niet onder een specifieke vlag. Het is een Vlaams-Nederlandse missie zonder meer. We draperen daar geen vlaggetje boven.
Wat de missie in Japan betreft, wil ik de discussie niet opnieuw voeren. We hebben die discussie al tijdens een plenaire vergadering gevoerd. De federale communicatie stak me wat tegen, vooral het feit dat in die communicatie werd gedaan alsof ter plekke een grote investering was binnengehaald.
Wie ervaring met dergelijke missies heeft, weet dat handelscontracten, zeker belangrijke investeringen, het resultaat van voorbereidend werk zijn. In dit geval heeft FIT gedurende drie jaar aan die investering gewerkt. Er was zware concurrentie met Houston en twee Japanse steden. Bovendien heeft de investering nog vertraging opgelopen ten gevolge van een zware brand in het moederbedrijf. Hierdoor heeft het hele gesprek gedurende maanden stilgelegen.
Dit was de kers op de taart. Volgens de federale communicatie was de belangrijkste vaststelling dat een grote investering was binnengehaald. Iedereen weet echter dat dit de consecratie van langdurig voorbereidend werk was.
Wat investeringen betreft, merk ik op dat de buitenlandse handel een deelstatelijke bevoegdheid is. Er zijn in dit verband nog een paar federale bevoegdheden, waaronder de Nationale Delcrederedienst, Finexpo en het Agentschap voor Buitenlandse Handel. De investeringen vallen echter onder de deelstatelijke bevoegdheden.
We doen uiteraard een beroep op de federale expertise inzake fiscaliteit. Meestal telt een missie ook een vertegenwoordiger van de federale overheid om toelichting te geven en vragen over fiscaliteit te beantwoorden. We beschikken immers over een nogal ingewikkelde regeling.
Dat is wat we in het buitenland steeds te horen krijgen. De Nederlanders kunnen uitleggen wat hun vennootschapsbelasting inhoudt. Wij moeten uitleggen wat onze vennootschapsbelasting is, maar ook dat ze om allerlei redenen niet wordt betaald. Het is moeilijker om uit te leggen. Een eenvoudiger systeem zou beter zijn.
In het federaal regeerakkoord staat dat het om een ondersteunende functie gaat. Mijn voorganger had dan ook gevraagd de missie tot in 2016 uit te stellen. In dat jaar is ook de honderdvijftigste verjaardag van de diplomatieke betrekkingen met Japan aan de orde. Dat is niet gebeurd.
Wat het industriële aspect betreft, hadden we hier als deelstaat volop bij kunnen worden betrokken. FIT heeft al de voorbereidingen verzorgd. Ter plekke is de situatie moeilijk gebleken. Het is met vallen en opstaan verlopen. De Vlaamse Economische Vertegenwoordiger is bij een aantal gesprekken betrokken. Dat is echter niet altijd automatisch gebeurd. Soms is het ter plekke nodig gebleken iemand te vragen plaats te ruimen en een stoeltje af te staan. Op dat vlak is dit geen goed voorbeeld geweest, ook niet ten aanzien van de Japanse bedrijven. Aangezien ik de handelsrelaties niet verder wil beschadigen, wil ik niet in detail treden. Het is niet altijd fraai verlopen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw toelichting. Wat de gebeurtenissen in Japan betreft, stel ik vast dat de investering is binnengehaald. FIT heeft dat in sterke mate voorbereid, maar iemand anders is met de kers op de taart gaan lopen, als ik het zo mag formuleren.
Blijkbaar wil de meerderheid daar nog eens over praten. Er gaan verwijten heen en weer. Iedereen moet zich aan de gemaakte afspraken houden. Ik vraag me altijd af waarom er nog een federale staatssecretaris voor Buitenlandse Handel bestaat en wat daarvan de consequenties zijn.
We blijven in hetzelfde potje roeren. Ik ben benieuw welk vervolg dit nog zal krijgen. De Federale Regering is al het kibbelkabinet genoemd. Ik heb dit in een tweet het kibbelsamenwerkingsfederalisme genoemd. Ik hoop dat u hier snel uitgeraakt. Voor de partners is dit niet leuk, zeker niet als er bepaalde zaken zijn gebeurd die u omwille van de relaties zelfs niet wilt vertellen. Ik hoop dat alles snel wordt uitgeklaard. De eer moet toekomen aan wie de investering heeft binnengehaald. Ik geloof in de werking van FIT. We moeten onderling goed afspreken wie wat meeneemt.
Wat betreft de bedenkingen over de geplande handelsmissies met de Nederlandse collega’s: ik ben daar zelf niet zo sceptisch over geweest, maar het was de sector die enkele vragen had, en dus wou ik die hier even formuleren. Ik heb vandaag echter vastgesteld dat er ook collega’s uit de meerderheid zijn die daar vragen rond hebben, op basis van bepaalde voorgaande ervaringen met de Nederlanders. U ziet daar op dit ogenblik geen graten in. De sector maakt zich zorgen, maar ik noteer dat u geen aanleiding ziet om bezorgd te zijn.
De missie naar Dakar en Senegal gaat vooral over landbouw. U hebt daar al zeventig inschrijvingen voor. Het is een Vlaamse missie waar Nederlandse bedrijven zich bij zullen voegen. Het is dus geen gezamenlijke missie. Wil dat dan zeggen dat Atlanta een missie van Nederland zal zijn, waar onze Vlaamse bedrijven mee naartoe gaan? Ik vraag het maar, omdat dit voor ons nieuwe informatie is.
Ik heb niet veel gehoord over de opvolging van bedrijven. U zegt dat er op zo’n missie uiteraard ook veel concurrenten vanuit Vlaanderen mee gaan, dat dat andere deuren opent en dat er ook grote multinationals mee gaan. Mij hoeft u niet te overtuigen, minister-president, u moet vooral de sectoren die zich vandaag zorgen maken, daarvan overtuigen. Maar ik denk dat er met één gelukte missie met een positief resultaat veel vragen zullen worden weggenomen.
Voor alle duidelijkheid, collega’s: ik heb niet gezegd dat we niet naar Ghana op handelsmissie moeten. Ik heb gewoon de recente economische situatie even bekeken. We spreken daar over een faillissement. U zegt, minister-president, dat er in een onstabiele regio door samenwerking met de Wereldbank wel stabiele contracten of projecten kunnen worden opgestart. Kunt u daar een voorbeeld van geven? Ghana is trouwens een heel belangrijk partnerland van de stad Antwerpen. Wij hebben dat destijds opgestart in het kader van ontwikkelingssamenwerking. We hebben ook een heel belangrijke gemeenschap van Ghanese afkomst in Antwerpen. We werken daar ook heel nauw mee samen. Mevrouw De Bethune sprak over een economie in bloei, maar dat is dan toch volledig andere informatie dan de informatie die ik gekregen heb. Kunt u op dat punt nog wat verduidelijking geven, minister-president?
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Ik bedank mevrouw Turan voor haar bekommernis over het kibbelkabinet. Misschien kunnen we bij sp.a eens een workshop volgen over hoe we eendrachtig kunnen optreden. We zullen daar met veel plezier naartoe komen. (Opmerkingen. Gelach)
Minister-president, ik neem aan dat er ook na deze missie nog een evaluatie komt bij de bedrijven die deelnemen, net als de vorige keer. Dat lijkt mij nuttig om die kritiek – die voor een stuk onterecht is, omdat bij elke missie bedrijven meegaan die per definitie elkaars concurrenten zijn – te counteren. Dat lijkt mij een interessante suggestie.
Mevrouw De Bethune heeft het woord.
Ik verwijs ook naar die evaluatie. Ik kijk daarnaar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.