Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dat we deze vraag om uitleg vandaag in de commissie Sport behandelen, is een mooi voorbeeld van hoe we de laatste jaren een hele evolutie hebben gezien. Ik herinner me dat ik in 2009 voor de eerste keer een vraag om uitleg over transgenders stelde in de commissie Welzijn. We hebben toen ongeveer een half uur nodig gehad om aan sommige collega’s uit te leggen waarover het precies ging. Laat ons eerlijk zijn, er was heel wat hilariteit.
Ondertussen zijn we zes jaar verder, en staat het maatschappelijke debat over de aanvaarding van transgenders gelukkig ook een heel stuk verder. Ik verwijs naar de resolutie die we op het einde van de vorige legislatuur in april 2014 hebben goedgekeurd. Die verwees onder andere naar de positie van transgenders in veel beleidsdomeinen, waaronder Werk. Minister, ik vermeld dat omdat u daar in de vorige legislatuur ook op een heel ernstige manier werk van hebt gemaakt. Ik ga ervan uit dat u de gevoeligheid kent en de thematiek beheerst. Daarom wil ik deze vraag om uitleg hier stellen.
In de literatuur leren we dat weinig transgenders actief aan competitiesport doen voor ze hun transitie hebben voleindigd, omdat ze zich niet goed voelen in hun lichaam. Vaak wachten ze om te beginnen met competitiesport tot na hun transitie. Daarvan hebben we een mooi voorbeeld dat recentelijk de pers heeft gehaald. U kent haar wellicht beter dan ikzelf: de Nederlandse wielrenster Natalie van Gogh, die overtuigend een wedstrijd in de vrouwencompetitie won.
Naar aanleiding daarvan zijn sommige mensen zich gaan afvragen hoe het zit met competitievervalsing. Welke regels moeten in acht worden genomen? Hoelang is iemand nog vrouw of man als we kijken naar de hormonenspiegel? Dat is vrij technisch aan de ene kant, maar maatschappelijk is het relevant. Zeker in het kader van competitiesport is het absoluut relevant.
Onderzoeker Joz Motmans heeft vastgesteld dat er internationaal al regels bestaan, onder andere bij het Olympisch Comité, maar dat dat niet of nauwelijks zo is voor de Vlaamse sportfederaties.
Het lijkt mij aangewezen dat de Vlaamse sportfederaties daar eens over nadenken, zeker als we zien wat er op federaal vlak staat te gebeuren, namelijk een wijziging van de regelgeving. Het lijkt me zinvol om daarover na te denken.
Minister, ik kan me voorstellen dat er andere prioriteiten zijn, maar hebt u er zicht op in hoeverre de Vlaamse sportfederaties daar enigszins oog voor hebben?
Overweegt u om de sportfederaties voorzichtig te stimuleren om daar de nodige aandacht aan te besteden?
De heer Poschet heeft het woord.
Ik wil deze vraag nog verder opentrekken. Ik vraag me af of er een politiek bestaat, niet enkel over transgenders maar ook over interseksuele atleten of sportbeoefenaars. We herinneren ons wellicht allemaal nog het geval van de Zuid-Afrikaanse Caster Semenya, die in 2009 de 800 meter won. De vraag was toen of zij een vrouw dan wel een man was. Dat zijn geen gemakkelijke en ook heel persoonlijke zaken waar de persoon in kwestie trouwens bijna aan ten onder ging. Minister, hebt u daar een beleid rond? Hoe gaat u daarmee om?
Minister Muyters heeft het woord.
Op dit moment is het me niet bekend of de Vlaamse sportfederaties duidelijke regels hebben over deelname van transgenders. Het is wel zinvol en nuttig om daar vragen over te stellen. Ik zal de Vlaamse Sportfederatie (VSF) vragen om daarover een bevraging te organiseren bij de Vlaamse sportfederaties. Dat maakt het mogelijk om kennis te vergaren over wat wel en niet bestaat, en het werkt ook sensibiliserend. Door de vraag te stellen, kan daar al een eerste keer over nagedacht worden.
Als minister van Sport vind ik dat sport voor iedereen toegankelijk moet zijn. De overheid moet ervoor zorgen dat waar nodig oplossingen worden gezocht. Ik ben ook grote voorstander van een gelijkekansenbeleid. Via het Gelijkekansendecreet verleen ik mijn medewerking aan het proces waarin specifieke initiatieven worden genomen met het oog op het voorkomen of bestrijden van ongelijke kansen, en dus ook op het vlak van seksuele diversiteit.
Voor het horizontale doelstellingenkader Gelijke Kansen 2015-2019 wordt voor het beleidsveld Sport volgende operationele doelstelling voorgesteld: “De brede sportsector wordt gesensibiliseerd en geïnformeerd over de thematiek gender en seksuele diversiteit en over het scheppen van een verdraagzame omgeving. Zowel clubs, trainers, supportersclubs als andere belangrijke actoren worden betrokken.”
De bevraging die door VSF zal gebeuren en de resultaten ervan kunnen als basis dienen om concrete acties te ondernemen en de Vlaamse sportfederaties te informeren over deze problematiek.
Het lijkt me ook nuttig om na te gaan wat er elders in de wereld gebeurt. In Nederland en Engeland zijn al initiatieven genomen. Wat mij betreft, hoeven we het buskruit geen driemaal uit te vinden.
De heer Joz Motmans van het Transgender Infopunt heeft alvast zelf aan het kabinet Sport meegedeeld dat hij zijn kennis en inzichten met de sportsector in Vlaanderen wil delen. Ik zal daar zeker op ingaan.
Kortom, de bevraging, wat er op internationaal vlak gebeurt en de kennis van de heer Motmans zullen de basis vormen van een verdere uitwerking van een transgenderbeleid.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het duidelijk engagement om de Vlaamse sportfederaties te sensibiliseren en hun te vragen hierover na te denken. Het lijkt me logisch dat op basis daarvan kan worden nagegaan waar bijsturing nodig is. Als u zich daarbij dan ook nog eens verzekert van good practices uit het buitenland en de adequate steun van de heer Motmans, dan zetten we daarmee een belangrijke stap, ook in de maatschappelijke aanvaarding van transgenders in de sport en de competitiesport.
De vraag om uitleg is afgehandeld.