Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, dit jaar mocht de Franse Gemeenschap een artiest afvaardigen voor de officiële selectie van de kunstbiënnale in Venetië. Dat werd de Brusselaar Vincent Meessen. In het nevenprogramma, Collateral Events, kan men echter ook kennismaken met Vlaams werk. De tentoonstelling ‘The revenge of the common place’, gecureerd door Hans De Wolf, bevat werken van Rinus van de Velde, Francis Alÿs en Song Dong. Het M KHA is partner en zal de tentoonstelling dit jaar overnemen in uitgebreide vorm.
De Vlaamse Regering trok 200.000 euro uit om de Vlaamse aanwezigheid in Venetië mogelijk te maken. Dat Vlaanderen een plek krijgt op de biënnale van Venetië, een van de belangrijkste kunstbeurzen ter wereld, is natuurlijk een goede zaak. Alleen kunnen vragen worden gesteld bij de omstandigheden waarin de curator en de museale partner ‘The revenge of the common place’ moesten opzetten.
Zo werd de aanvraag voor deelname aan het nevenprogramma pas op het laatste moment door Vlaanderen ingediend, met alle gevolgen van dien. Minder dan twee weken voor de opening werd de locatie van de tentoonstelling nog verplaatst van Ca’ Foscari, een gebouw van de universiteit van Venetië, naar het Palazzo Nani Mocenigo. Dat betekent dat in de officiële communicatie van het Belgische paviljoen, waarin de Vlaamse tentoonstelling mee is opgenomen, het verkeerde adres stond. Iedereen die de folder heeft ontvangen, heeft een fout adres gekregen. Zo zijn er nog zaken die we kunnen opnoemen. De logistiek liet te wensen over. Viviane De Muynck las een prachtige tekst voor van Verhelst, maar er waren geen micro’s ter beschikking. Enzovoort. Ik vond het eigenlijk vooral jammer voor de Vlaamse kunstenaars zelf, die daar niet werden geëerd, en hun kunstwerk in zeer moeilijke omstandigheden moesten tentoonstellen.
Gezien de omstandigheden hebben de betrokken partijen er het beste van gemaakt, maar het ontging ook de recensenten niet dat er te weinig tijd was om het onderste uit de kan te halen, wat erg jammer is voor de betrokkenen. In De Standaard werd gesproken over een al te haastig in elkaar gestoken concepttentoonstelling.
Minister, in uw visienota geeft u aan te willen inzetten op de internationalisering van onze kunsten. U wilt, zo schrijft u, de aandacht voor onze topkunstenaars benutten om ook aanstormend talent en nieuwe initiatieven naar de voorgrond te brengen en daarom de tussenkomsten in relevante internationale publieke presentatiemomenten, bijvoorbeeld op beurzen, festivals, biënnales, musea, podia enzovoort, continueren. Deze tussenkomsten evalueren moet uiteraard ook kunnen, zeker als ze 200.000 euro van een krap cultuurbudget innemen.
Minister, wat is voor u de doelstelling van de Vlaamse aanwezigheid in het nevenprogramma van de biënnale van Venetië? Hadden we niet beter kunnen wachten, deze keer overslaan, het geld sparen en de volgende keer wat beter en groter uitpakken? Waren er technische obstakels bij het tot stand komen van ‘The revenge of the common place’? Wat kan worden geleerd uit de organisatie van deze tentoonstelling? Geeft ‘The revenge of the common place’ een voorsmaakje van uw internationale cultuurbeleid? Hoe wilt u de Vlaamse aanwezigheid op internationale manifestaties in de toekomst concreet invullen?
Minister Gatz heeft het woord.
De biënnale van Venetië wordt gezien als één van de belangrijkste evenementen in de hedendaagse kunstscène. Meer dan tachtig landen zijn er met een eigen paviljoen vertegenwoordigd. België heeft een mooi en centraal gelegen paviljoen dat gedeeld wordt met de Franse Gemeenschap en waar we dus maar om de vier jaar gebruik van kunnen maken. In de jaren 90 was Vlaanderen op elke editie aanwezig, in het paviljoen met een ‘Nationale Deelname’ afgewisseld met een tentoonstelling in het ‘Collateral Programme’.
Ik ben van mening dat het waardevol is om deze traditie terug op te nemen. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste heeft Vlaanderen een rijke kunsttraditie. Het is een belangrijk deel van ons imago. Het recente nieuwe logo ‘Flanders - State of the Art’ is daar een goed voorbeeld van. De zichtbaarheid die de biënnale creëert, zowel binnen de professionele kunstwereld als in de internationale media, is een kans om onze huidige sterke generatie kunstenaars te tonen.
Ten tweede hebben we door de afwisseling van het paviljoen met de Franse Gemeenschap pas om de vier jaar een Nationale Deelname. Dat creëert een zekere druk op de sector. Voor beeldende kunstenaars is een nationale selectie voor Venetië een van de belangrijkste momenten in hun carrière. Eigenlijk hebben we te veel goede kunstenaars om er pas om de vier jaar een te tonen.
Ten derde sta ik sterk achter het idee om in het Collateral Programme een groepstentoonstelling te tonen. Het concept moet hiervoor nog verder uitgewerkt worden, maar een dergelijke tentoonstelling kan ook zeker een kans zijn voor Vlaamse curatoren. Vlaanderen heeft een aantal goede curatoren die uitgegroeid zijn tot gevestigde waarden, maar er is nog te weinig opvolging. Een open oproep naar curatoren met het potentieel, maar zonder belangrijke internationale tentoonstelling op het palmares, kan hen kansen geven om door te breken op internationaal vlak. Indien hier een zekere traditie in ontstaat, kan dit na een aantal sterke edities ook een verwachtingspatroon bij een deel van het publiek creëren. De afwisseling tussen een gevestigde waarde in het paviljoen en een vernieuwende collateral tentoonstelling, kan dus een troef zijn. Ik hoor ook van mijn Franstalige collega enthousiaste reacties op ons initiatief en de wil om ook van hun kant deel te nemen aan de biënnale als ze niet in het paviljoen tentoonstellen. Om redenen van efficiëntie zullen beide gemeenschappen hierin ook samenwerken, in de toekomst wellicht in toenemende mate.
Het traject van ‘The revenge of the common place’ liep inderdaad niet over rozen. Door de blokkering van de middelen bij de aanstelling van de nieuwe regering in 2014 kon ik pas in december 2014 instemmen met een voorstel van de administratie om ook in de jaren dat we niet in het paviljoen aanwezig zijn, in te zetten op de biënnale van Venetië.
Op enkele maanden voor de opening was een procedure met een open oproep niet meer mogelijk. Hans De Wolf van de Vrije Universteit Brussel zag wel nog een mogelijkheid en deed een voorstel, in het kader van een langetermijnsamenwerking met de universiteit Ca’ Foscari, die onder andere voor een locatie aan het Canal Grande kon zorgen. Ik heb dan beslist om hiervoor 150.000 euro vrij te maken, al bij al een bescheiden bedrag voor een tentoonstelling in Venetië. Naarmate de opening van de biënnale dichterbij kwam, werden echter de contacten tussen de beide universiteiten moeilijker. Curator Hans De Wolf legde ook te weinig afspraken met Ca’ Foscari formeel vast. Daardoor kwam Ca’ Foscari eerder gemaakte afspraken niet na en stelden ze a posteriori bijkomende financiële en logistieke eisen. De tentoonstelling kon niet meer op een waardige manier getoond worden en daarom werd de samenwerking op amper twee weken voor de opening beëindigd. In extremis werd via het netwerk van kunstenaar Axel Vervoordt een andere locatie gevonden: een oud palazzo, iets minder centraal gelegen, maar zeer geschikt als tentoonstellingsruimte.
Hoewel u een quote aanhaalt van een journalist die haastwerk suggereert, heb ik zelf de tentoonstelling niet zo ervaren. Ik meen ook dat elke journalist die de tentoonstelling zou hebben gezien zonder te weten dat er een voorgeschiedenis aan was voorafgegaan, dat niet zou hebben gezien. Daarmee wil ik niet zeggen dat het niet beter kan, maar ik denk dat de journalisten vooringenomen zijn doordat ze de voorgeschiedenis kennen. Ik heb dat niet zo ervaren. Het kan zeker beter en we leren hier ook uit. Mevrouw Idrissi, indien ik had gezegd dat we zouden uitstellen, dan had ik natuurlijk de vraag gekregen waarom we niet in Venetië waren. Dat moet me toch van het hart.
Maar daar had ik dan wel een juist antwoord op gekregen.
Nu blijf ik op mijn honger.
Ik vind trouwens ook niet dat dit artikel het algemene oordeel van de pers weergeeft. Er verschenen ook positievere artikels en in een aantal ‘must-see’-lijstjes werd ‘The revenge of the common place’ aangehaald, onder andere in de top 10 van NRC Handelsblad.
De totstandkoming van deze tentoonstelling is voor alle betrokken partijen een leerrijk traject gebleken, en ik heb ook gevraagd om hiervan een grondige evaluatie te maken zodat hier voor volgende edities lessen uit kunnen worden getrokken. We moeten daar niet mee wachten tot de volgende editie zich aandient, maar daar nu al aan beginnen. We zullen ook met de Franse Gemeenschap bekijken wat er gezamenlijk kan.
Men kan de beslissing om, ondanks een krappe timing, toch deel te nemen aan deze biënnale van Venetië zien als een voorsmaakje van mijn ambitie om in te zetten op de internationale aanwezigheid van de Vlaamse kunsten. Ik ben me ervan bewust dat we op kunstenvlak nu al internationaal op het hoogste niveau meespelen. Via mijn beleid wil ik ervoor zorgen dat onze huidige internationaal gelauwerde generatie navolging krijgt. Het nieuwe Kunstendecreet reikt hiervoor ook de juiste instrumenten aan. Ik wil nog verder overleggen met alle betrokkenen, de administratie, Kunstenpunt, het Vlaams Architectuurinstituut en de sector, om het internationale beleid nog verder vorm te geven en met concrete voorstellen te komen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben het met u eens dat deelnemen aan de biënnale van Venetië voor kunstenaars een van de belangrijkste momenten uit hun carrière is. Dat is altijd een hele eer.
Ik was ook op de receptie. De opmerkingen die daar werden gemaakt over het summum van de Vlaamse beeldende kunstenscène waren bijna unaniem. Als het anders was geweest, had ik het ook wel gezegd. Er werd ook gezegd dat de kunstenaars op die locatie absoluut niet tot hun recht kwamen. Dat is natuurlijk subjectief, want u zegt dat dat wel het geval was. Maar het kan toch niet dat men iemand als Viviane De Muynck laat optreden zonder dat is gezorgd voor de juiste technische ondersteuning.
Ik kan zo nog doorgaan. We moeten dat echt vermijden. Onze Vlaamse kunstenaars genieten al van grote erkenning in het buitenland. We moeten hun reputatie helpen uitdragen. Maar dan moeten we wel lessen uit de ervaringen durven te trekken, en durven te zeggen dat dit echt niet oké is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.