Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, de hoorzittingen van professor Vandenbroeck over de bevolkingsevoluties in de Vlaamse Rand van 18 maart 2015 en de lezing van professor Kavadias over de impact van de demografische evoluties op het onderwijs op 29 maart 2015 toonden heel duidelijk aan dat het aantal inwoners in de leeftijdscategorieën 0-2 jaar en 12-17 jaar in de toekomst sterk zal stijgen in de Vlaamse Rand, als gevolg van een grote toename van het aantal geboorten en van externe migratie. Momenteel is het reeds zo dat het aantal leerlingen in het kleuter- en secundair onderwijs sterk in de lift zit in de gemeenten in de Vlaamse Rand. In sommige gemeenten bedraagt het aandeel van de leeftijdscategorie 12-17 jaar zelfs 25 procent van de totale bevolking. Dat is dus een heel jonge bevolking.
Uit de presentatie van professor Kavadias bleek tevens dat steeds meer kinderen uit Brussel naar de Vlaamse Rand komen om naar school te gaan. Omgekeerd pendelen steeds minder kinderen dagelijks van de Vlaamse Rand naar Brussel om daar naar school te gaan. Die cijfers gelden voor de globale bevolking. Uit de presentatie van de PIN-studie (Partners en Integratie) door mevrouw Eline Deblaere blijkt dat de cijfers niet opgaan voor kinderen van nieuwkomers: deze kinderen trekken vaker naar Brussel naar school. In het lager onderwijs gaat het over 53 procent van de kinderen van nieuwkomers, in het secundair onderwijs zelfs 83 procent. Dat is heel veel.
Gegeven de voorspelde externe migratie en de voorspelde toename van het aantal jongeren dat uit Brussel naar de Vlaamse Rand naar school komt, zal niet enkel de populatie schoolgaande jeugd in absolute cijfers in de Rand toenemen. Ook het aantal leerlingen uit niet-taalhomogene gezinnen zal in de Rand in absolute en procentuele cijfers toenemen. Gezien de gevreesde schrapping van de SES-middelen (sociaal-economische status) die er zit aan te komen, kan dit scholen en leerlingen in problemen brengen.
Deze evoluties leiden er ten eerste toe dat de nood aan kinderopvang toeneemt. Voldoende kwalitatieve kinderopvang is essentieel voor integratie, inclusie en gelijke kansen. Ten tweede stellen deze evoluties enorme uitdagingen op het vlak van onderwijs. Bijkomende schoolinfrastructuur, meer middelen voor onderwijs en voor ondersteuning zijn absoluut noodzakelijk.
Minister, hoe zult u samen met de minister van Welzijn beleidsmatig anticiperen op de stijging van het aantal kinderen dat nood zal hebben aan kinderopvang? Hoe zult u samen met de minister van Onderwijs beleidsmatig anticiperen op de stijging van het aantal leerlingen in het secundair onderwijs? Welke oplossingen ziet u voor het plaatstekort in de scholen in bepaalde gemeenten? Op welke manier zult u als minister van de Vlaamse Rand ervoor zorgen dat de scholen in de brede Rand een uitstekend onderwijs zullen kunnen blijven garanderen voor alle leerlingen, ook in de scholen met specifieke noden, gerelateerd aan de kenmerken van hun leerlingenpopulatie?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik wil ingaan op de stijgende nood aan kinderopvang en de link tussen kinderopvang en integratie. De vraag van mevrouw Segers spitst zich vooral toe op bevolkingstoename en migratie en op onderzoeken gebaseerd op het huidige beleid. Vorige week in de plenaire vergadering is het decreet goedgekeurd, niet door ons, waarin staat dat mensen die al één tot vijf jaar in ons land zijn en naar Vlaanderen komen, ook moeten inburgeren. Wij weten dat het vooral gaat over de Vlaamse Rand.
Als ik dan twee cijfers samen leg, weet ik het antwoord niet en dat zou ik graag van u horen. Het eerste cijfer komt ook uit de studie van PIN vzw. Een op de drie migranten die vandaag uit Brussel komen, kan geen Nederlandse lessen volgen omdat hij of zij geen kinderopvang vindt. Dat kan worden opgelost door meer lessen Nederlands ’s avonds of in het weekend te organiseren, of door flexibele kinderopvang die voor korte tijd toegankelijk is voor die mensen.
Een tweede studie, en ik vermoed dat uw decreet daarop is gebaseerd, stelt dat 52 procent van de mensen die van Brussel of Wallonië naar de Vlaamse Rand komen, in die categorie zit tussen één en vijf jaar. Het gaat over heel veel mensen. Mevrouw Segers heeft de nood die er nu is, goed geschetst. Die gaat enkel toenemen, waarschijnlijk niet gering. Minister, bent u voorbereid op die toename, een gevolg van het beleid dat u nu voert?
De heer Segers heeft het woord.
Die laatste vraag heeft inderdaad betrekking op het decreet dat we hebben goedgekeurd, mevrouw Moerenhout, maar dat leidt ons vandaag iets te ver, denk ik.
Mevrouw Segers, de cijfers zijn gekend. De hoorzittingen hebben bevestigd wat we wisten of konden vermoeden. Het was niet zo aardverschuivend dat we plots alles opnieuw moeten bekijken. In de aanloop naar de laatste regionale verkiezingen waren de cijfers al bekend. In diverse beleidsnota’s zijn ze opgenomen. Uiteraard is het aan de minister met zijn collega’s om te bepalen welke maatregelen in aanmerking komen.
Wat het onderwijs betreft, pleit ik er toch voor om het resultaat af te wachten van de taskforce Onderwijs Vlaamse Rand, die drie weken geleden is opgestart. Ik was toen aanwezig. Wij delen uw bekommernissen, ze zijn terecht, maar al die aspecten zijn daarin opgenomen. Het is vrij indrukwekkend dat mensen uit het werkveld en het politieke niveau op dezelfde golflengte zitten. Geef dat de kans. Ze houden een strikte timing aan, na de zomer zou er al een eerste bevinding zijn, om uit te monden in een definitieve begin 2016. Het is essentieel. Het werkveld, nog beter dan wij, kan concrete maatregelen voorstellen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik wil hier nog aan toevoegen dat uit de hoorzittingen ook is gebleken dat het een en-enverhaal moet zijn. De problemen en noden die vandaag in Brussel aanwezig zijn, worden immers voor een stukje geëxporteerd naar de Vlaamse Rand. Zolang er in Brussel niet fors wordt geïnvesteerd in onderwijs en kinderopvang, zullen we het probleem blijven verleggen naar de Vlaamse Rand. De inspanningen die Vlaanderen levert, zouden ook in Brussel moeten gebeuren. Zo niet blijft het een overvolle emmer en zullen we nooit voldoende opvang en scholen hebben in de Vlaamse Rand om de capaciteit op te vangen. De inspanningen zijn nodig voor Vlaanderen, maar ook in Brussel moet een tandje bij worden gestoken om te beletten dat de emmer continu blijft overlopen.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij met de analyse van de heer Nevens. Ik hoop dat we elkaar zullen vinden om samen te trekken aan de prioriteiten in verband met onder andere kinderopvang en onderwijs in het Brusselfonds. Op mij kunt u daarvoor alvast rekenen.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, de vraag is eigenlijk of we de toekomst voorbereiden. Het antwoord is: ja. Minister Vandeurzen is nu bezig met een hele programmatieoefening, rekening houdend met de prognoses, de bevolkingsaangroei en de noden die men verwacht voor de nabije toekomst. Hij zou daarmee klaar zijn in het najaar. Dan kan precies worden geduid waar we in welke extra capaciteit zullen voorzien.
Wat betreft onderwijs werd daarnet verwezen naar de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand. We hadden dat initiatief aangekondigd in het regeerakkoord. Het staat ondertussen op poten, er is al een eerste vergadering geweest, waar ook de heren Segers en De Ro aanwezig waren. Ze hadden natuurlijk met een lokaal petje op, het was een vergadering met ongeveer 35 vertegenwoordigers van lokale administraties, schepenen en burgemeesters. Er waren ook vertegenwoordigers van onze respectieve kabinetten.
Er wordt gewerkt in vier themagroepen: taal, interculturaliteit en diversiteit, gelijke onderwijskansen, infrastructuur en capaciteit. Vooral dat laatste werd door iedereen aangemerkt als het meest cruciale thema waar de meeste aandacht naartoe moet gaan. Men vroeg er ook om een themagroep over welzijn op te richten en over de inschrijvingskwestie, maar er is beslist om die op te nemen in de werkgroep gelijke onderwijskansen.
De taskforce heeft een heel specifieke timing voor ogen. In september zou er een eerste advies volgen, met aanduiding van zogenaamde quick wins of maatregelen die we snel zouden kunnen nemen. In januari 2016 zou er een tussentijds advies moeten volgen met perspectieven voor de middellange termijn. Een eindadvies wordt verwacht in april 2016. Men heeft dus een strak tijdschema voor ogen.
Wat doen we in tussentijd op korte termijn? Samen met minister Crevits hebben we goede beslissingen genomen, alleszins beslissingen ten voordele van de Vlaamse Rand. Ze betreffen extra capaciteitsinvesteringen. Sinds 2010 worden jaarlijks specifieke middelen vrijgemaakt om nieuwe schoolcapaciteit te creëren op basis van recente cijfergegevens. Eind 2014 hebben we een nieuwe oproep gelanceerd naar alle lokale taskforces ‘capaciteit’, om hun lijst van capaciteitsproblemen te actualiseren en om concreet aan te duiden wat de noden, de vragen en de wensen zijn met het oog op de verdeling van de capaciteitsmiddelen 2015. Die oproep is vertrokken naar zeventien capaciteitsgemeenten in Vlaanderen, waaronder vier uit de Rand – Asse, Grimbergen, Sint-Pieters-Leeuw en Vilvoorde – en ook naar Halle en naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie wat Brussel betreft.
Ondertussen werkt het Departement Onderwijs en Vorming aan een capaciteitsmonitor. Tegen de zomer van 2015 zou die worden opgeleverd. Mijn collega-minister wordt daarbij in staat gesteld om de werkelijke capaciteitsnoden nog preciezer in kaart te brengen en nog meer op de voet te kunnen volgen. In afwachting van die monitor gebeurt de verdeling van de capaciteitsmiddelen 2015 aan de hand van parameters zoals de actuele capaciteitsdruk en de toekomstige capaciteitsdruk op basis van bevolkingsprognoses 2018-2024 in de categorie 3- tot 11-jarigen, en de door de lokale taskforces ‘capaciteit’ gevraagde capaciteitsmiddelen. Voor 2015 was dat 408 miljoen euro aan bouwsubsidies en 800.000 euro aan huursubsidies, zeg maar de beschikbaarheidsvergoedingen, de toegekende capaciteitsmiddelen en de beschikbare middelen die voorhanden zijn. Dit zijn zowat de criteria op basis waarvan men tot de beslissing is gekomen.
Bij de verdeling van de capaciteitsmiddelen in 2015, 35 miljoen euro, kreeg Asse 400.000 euro toegewezen, Grimbergen 1,5 miljoen euro, Sint-Pieters-Leeuw 1,5 miljoen euro en Vilvoorde 2,75 miljoen euro. Ook Halle kreeg middelen toegekend, namelijk 2,1 miljoen euro. We kunnen dus zeggen dat van de totale pot van 25 miljoen euro, 23 procent naar de Vlaamse Rand, inclusief Halle, gaat – toch een goed cijfer. Er wordt ook in 7 miljoen euro voorzien voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het komt hier regelmatig ter sprake dat het over communicerende vaten gaat. Elke investering in onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is eigenlijk onrechtstreeks ook een beetje ten voordele van de Vlaamse Rand en vice versa.
Ook inzake huursubsidies kregen de gemeenten Asse, Grimbergen en Vilvoorde een totaal aan 361.000 euro toegewezen op een totaal van 827.000 euro. De Vlaamse Rand kreeg 43 procent van de middelen. Dat is goed nieuws en een goede beslissing waardoor op korte termijn aan de capaciteitsvragen in de Vlaamse Rand voor een groot deel is tegemoetgekomen. Voor de lange termijn is er ook perspectief via de taskforce Onderwijs Vlaamse Rand. Het zijn goede initiatieven.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting.
U hebt mijn vraag heel goed samengevat. U zegt dat we de toekomst voorbereiden en ik apprecieer de inspanningen die uzelf en collega-ministers al hebben gedaan op het vlak van nadenken en plannen. De taskforce wordt absoluut een belangrijk instrument, maar natuurlijk moeten de middelen er ook zijn. U geeft een opsomming van beschikbare budgetten, maar het zal nog niet genoeg zijn als u de prognoses voor de toekomst kent.
Er is één aspect dat me grote zorgen baart en dat is de hervorming van de SES-middelen, de vroegere GOK-middelen voor leerlingen met een achtergrond die het hen moeilijker maakt, zoals een andere moedertaal dan het Nederlands. Vooral in de Rand zal dit enorme gevolgen hebben. In rijke gemeenten als Keerbergen zullen de scholen meer middelen krijgen, terwijl de scholen in Dilbeek en Ternat bijvoorbeeld er minder krijgen. In Ternat zullen twee mensen ontslagen moeten worden, net in een gemeente die te kampen heeft met een instroom van niet-Nederlandstalige kinderen. Het zal een grote impact hebben op scholen die voor een enorme uitdaging staan.
Ik ben dus blij te horen dat er wordt nagedacht, maar ik denk dat het nog niet genoeg is.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik heb geen antwoord gehad op mijn vraag. Het is 11 uur en ik wil de toorn van Jan Peumans niet over mij halen. Ik zal een vraag indienen, specifiek over integratie en kinderopvang.
De vraag om uitleg is afgehandeld.