Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de woonzorg in Brussel. Brussel kent nog altijd een nijpend tekort aan Nederlandstalige woon-, zorg- en thuiszorgvoorzieningen. Een kleine vergelijking bij wijze van situering: in Brussel zijn meer dan 10 inwoners per 100 ouder dan 65 jaar. In de andere Vlaamse steden, Antwerpen en Gent bijvoorbeeld, is dat 6,5 inwoners per 100. In demografische toekomstprojecties zien we deze groep enkel nog stijgen. Dat is in al onze steden trouwens zo.
Om daaraan tegemoet te komen, keurde de vorige Vlaamse Regering eind 2007 het Masterplan Woonzorg Brussel 2008 goed. Voor een echte realisatie is het uiteraard noodzakelijk dat de verschillende overheden hun beleid op elkaar afstemmen. Die afstemming werd verankerd in het protocolakkoord van 25 juni 2008. In de uitvoering daarvan werd de stuurgroep Woonzorg Brussel opgericht, met vertegenwoordigers van kabinetten, administraties en andere stakeholders. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel moet de ontwikkeling van de woonzorgzones verder uitwerken, stimuleren en faciliteren.
Ik ga even terug naar de vorige legislatuur. Toen resulteerden de werkzaamheden in het Masterplan Woonzorg Brussel 2014-2020. Het is de bedoeling dat dit masterplan deze legislatuur de formele goedkeuring krijgt van de leden van de stuurgroep. Het Masterplan Woonzorg Brussel bestaat uit veertig speerpunten, waarbij het Vlaamse Woonzorgdecreet het referentiekader vormt en gekozen wordt voor een buurtgerichte aanpak met het concept van de zorgzame wijk. Dit is een gewone wijk waarin het welzijn van de bewoners wordt bevorderd zodat de mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Daarbij wordt gezocht naar een samenhang tussen wonen, woonomgeving, welzijn en zorg. Verder erkent het masterplan uiteraard dat een toekomstgerichte aanpak in Brussel overleg en samenwerking vereist met alle bevoegde overheden, zoals ik al heb gezegd. Enkel zo kunnen we de programmatie op elkaar afstemmen en een goed aanbod van diensten en voorzieningen samen mogelijk te maken.
Ik zal uiteraard niet alle veertig punten overlopen, dat zou ons te ver leiden. Het vermelden waard is toch de uitwerking van netwerken van zorgknooppunten, zowel assistentiewoningen, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en centra voor herstelverblijf. Ook lokale dienstencentra, gezinszorg, oppashulp en mantelzorg komen hier goed aan bod. Het masterplan maakt melding van kwalitatieve factoren waaraan het zorgbeleid moet voldoen en die voortkomen uit een behoefteonderzoek van enerzijds de gebruikers en anderzijds de zorgverleners. Deze kwalitatieve factoren zijn: de mate van betrokkenheid en respect, de garantie op samenhang en continuïteit in de zorgketen, aandacht voor welzijn en voorzorg en het werken aan kwaliteit en efficiëntie.
Zoals ik al zei, zou deze legislatuur de formele goedkeuring van het masterplan moeten volgen zodat ook echt werk kan worden gemaakt van een verbetering van woonzorg- en thuisvoorziening in Brussel. Vlaanderen speelt een belangrijke rol in het ontwikkelen van innovatieve praktijken in het algemeen in Brussel. We moeten deze rol ook blijven koesteren en vooral waarmaken. Daarom, minister, had ik graag een antwoord op mijn weliswaar algemene vraag hoe u tegen de aanbevelingen en actiepunten van het Masterplan Woonzorg Brussel staat.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik sluit me volledig aan bij de vraag. Ik wil erop wijzen dat het invoeren van de woonzorgzones in Brussel op een andere manier gebeurt dan in Vlaanderen, omdat je in de realiteit van Brussel met twee gemeenschappen zit die bevoegd zijn. Je moet dus naar een heel andere overlegstructuur gaan en je hebt een heel ander partnerschap. Je kunt van OCMW’s bepaalde dingen niet of wel verwachten. Het vraagt een specifieke aanpak. Ik ben ook blij dat de ruimte er is om in Brussel die aparte aanpak daarvoor te hebben.
Er wordt al langer gewerkt met die woonzorgzones. We hebben lokale dienstencentra. Er wordt gestreefd naar een gebiedsdekkend aanbod. Er wordt dus op ingezet. Maar wat systematisch terugkomt is dat, als je in Brussel effectief gaat streven naar een gebiedsdekkend aanbod, je daar dan een enorme capaciteitsuitbreiding bij moet zien. Momenteel is de keuze om overal een beetje te doen, en niet op enkele plaatsen volledig inzetten. Ik weet niet of dat de juiste keuze is. Als we niet in alle zorgzones hetzelfde aanbod kunnen doen, moeten we er misschien voor kiezen om in bepaalde zones een volledig aanbod te hebben in plaats van in verschillende zones net niet genoeg te hebben en te maken dat je met een aanbod zit dat moet spartelen. Dat is een bedenking die ik heb.
Ik heb nog een heel concrete vraag. Ik had een vraag ingediend over een project, maar die werd geweigerd. Ik laat ze hier dus binnensluipen. Het is wel relevant. Er is één bepaald project dat aansluit bij het woonzorgbeleid, waar er met zorgcoördinatoren wordt gewerkt vanuit het RIZIV. Een coördinator bekeek samen met de ouderen welke zorg iemand nodig heeft en welk aanbod er in de buurt is. Dat is ongelooflijk belangrijk. In Vlaanderen is het moeilijk om de weg te vinden in het aanbod, maar in Brussel is dat eens zo moeilijk. Ouderen zien door de bomen het bos niet. Ze weten vaak niet dat er hulp beschikbaar is omdat ze de weg niet kennen. De zorgcoördinatoren hadden een enorm centrale rol.
Doordat de bevoegdheid naar Vlaanderen is overgekomen, is het project gestopt. Het RIZIV ondersteunt nog wel de zwaarst zorgbehoevenden, maar van de elf medewerkers blijven er maar drie of vier over. Enkel de federale subsidie blijft. Minister, als u de filosofie van de woonzorg wilt uitbouwen, als u de idee steunt om mensen in hun lokale omgeving een aanbod te geven, bent u dan bereid om weer naar een gelijkaardig systeem te gaan of eventueel het systeem van de woonzorgcoördinatoren in Brussel weer op te starten? Het is immers absoluut een meerwaarde om ouderen te helpen bij het vinden van de juiste hulp.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik heb uiteraard kennis genomen van de veertig speerpunten uit het masterplan dat het Kenniscentrum Woonzorg heeft opgesteld voor de periode 2014-2020. De veertig actiepunten van dit plan bevinden zich zowel op het Brusselse als het Vlaamse beleidsniveau. De punten hebben betrekking op verschillende aspecten van woonzorg, gaande van woonzorgcentra voor hulpbehoevende ouderen tot gezinszorg en mantelzorg. Tevens vraagt het masterplan een intensieve samenwerking tussen de Vlaamse en Brusselse regeringen.
Vanwege het belang van een brede en gedragen Nederlandstalige ouderenzorg in Brussel moet het actieplan nu eerst en vooral verder bestudeerd en afgestemd worden met de diverse overheden, om te kijken hoe een aantal dingen daarvan effectief uitgevoerd kunnen worden. Dit omdat veel van de punten een aanpassing aan de huidige regelgeving vragen en daarnaast ook een ingrijpende financiële impact hebben en gelinkt zijn aan de regeerakkoorden.
Momenteel werken we in overleg met de koepels aan nieuwe beleidsimpulsen in het kader van de erkenningskalender. Die erkenningskalender werd ingevoerd om de vele woongelegenheden waarvoor een voorafgaande vergunning werd afgeleverd, binnen een afzienbare tijd om te zetten in woongelegenheden voor zorgbehoevende ouderen. In Brussel zijn er momenteel door de Vlaamse overheid 1234 woongelegenheden voorafgaand vergund. Daarvan zullen er 616 worden gerealiseerd in de volgende vier jaar.
Binnen de budgettaire marges en binnen de contouren van nieuwe beleidskeuzes zal de mogelijkheid worden geboden om lopende vergunningen om te zetten in een aantal bijkomende woongelegenheden. Dat zal moeten worden bekeken binnen wat daar budgettair nog mogelijk is. We zullen daarbij ook bekijken of er nog reconversies mogelijk zijn, zoals dat ook in het regeerakkoord is beschreven.
Ook de ouderenzorg in Brussel en de wenselijke evoluties zullen daarbij in rekening worden gebracht. Het klinkt misschien eigenaardig, maar vanuit een bepaalde hoek bekeken, is de ontwikkeling van die woonzorgzones in Brussel ook interessant voor de ontwikkeling van het ouderenzorgbeleid in Vlaanderen in het algemeen. Wat je daar kunt realiseren, zijn vaak evoluties die eigenlijk ook in andere grootstedelijke contexten bijvoorbeeld relevant kunnen zijn. Ik herinner me dat er tussen de mensen van Brussel en bijvoorbeeld Antwerpen, ook wel voldoende contacten zijn om te zien of daar de modellen en de vragen naar regels die aangepast zijn om de ontwikkelingen mogelijk te maken, niet kunnen worden gedeeld.
Ik kan u ook zeggen dat we op uitnodiging van minister Gatz, die bevoegd is voor de Brusselse aangelegenheden, deelnemen aan de stuurgroep Kenniscentrum Woonzorg Brussel. Die stuurgroep stelt zich tot doel om het Masterplan Woonzorg Brussel te bespreken en in samenspraak te onderzoeken welke actiepunten gerealiseerd kunnen worden.
Mevrouw Van den Brandt, u vroeg naar de projecten over zorgcoördinatie. Ik begrijp dat het RIZIV-projecten waren die zijn stopgezet door het RIZIV aan de hand van een evaluatie die toen is gemaakt. (Opmerkingen van mevrouw Elke Van den Brandt)
Het gaat over de Protocol III-projecten. Ik was coördinator van dat eerste project en ik heb de pen gevoerd van het gereduceerde project. Het gaat om federale RIZIV-projecten. U hebt een punt. Het gaat in feite over het casemanagement waarover ik daarnet al sprak. De zorgcoördinatie van die zorgbehoevende bejaarden in de thuissituatie heeft een grote meerwaarde. Alleen is er noch federaal, noch Vlaams extra geld. Het gaat voorlopig nog om proefprojecten. Op last van het RIZIV is er naar een hogere zorggraad gegaan voor de cliënten die kunnen instappen in die proefprojecten en zijn de meeste van die projecten afgeslankt. Het budget is letterlijk gedecimeerd aan Vlaamse kant. In het verleden bedroeg het budget jaarlijks 27 miljoen euro. Nu bedraagt het nog 3 miljoen euro.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil benadrukken dat vooruitgang hierin natuurlijk echt noodzakelijk is. Wat de centra voor kortverblijf betreft, was er tot voor kort nog geen aanbod aan Vlaamse zijde. Recent zijn er drie vergunningen verleend aan drie initiatiefnemers. Ook voor de centra voor herstelverblijf is het aanbod in Brussel ontoereikend. In Brussel is er in feite nog geen centrum actief. Er is wel een vergunning toegekend van zestig eenheden. Ik wil graag een vergelijking maken: in Antwerpen zijn er voor gezinszorg 13,8 uren per 65-plusser, in Brussel gaat het om 8,14 uren.
Ik weet dat het niet evident is, maar hoe snel denkt u dat er kan worden voortgewerkt? Wanneer kan de formele goedkeuring worden verwacht zodat de mensen in het veld de problemen kunnen aanpakken?
Ik dank u.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil in heel het debat over woonzorg niet focussen op één project. Het RIZIV heeft bepaalde maatregelen stopgezet. Je kunt het debat voeren of dat op het federale of Vlaamse niveau moet gebeuren. In ons Vlaams regeerakkoord staan ook die zorgregiecoördinatoren. In het Vlaams regeerakkoord neemt u ook stappen om die thuiszorg effectief toegankelijk te maken. Deze projecten sluiten daar perfect bij aan.
Ik denk dat hier een kans wordt gemist om goed werkende projecten structureel te verankeren. Dat ze nu dreigen verloren te gaan in de discussie of het tot het federale of Vlaamse niveau behoort, vind ik bijzonder jammer voor de betrokken ouderen die daardoor minder ondersteuning krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.