Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de opname van (intra)familiaal geweld als prioriteit in het Nationaal Veiligheidsplan
Vraag om uitleg over de plannen om intrafamiliaal geweld uit het Nationaal Veiligheidsplan te schrappen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Op donderdag 30 april vernamen we dat de lokale politie ervoor pleitte om intrafamiliaal geweld als thema niet langer als een prioriteit op te nemen in het Nationaal Veiligheidsplan. Dat was sinds 2008 een van de tien prioriteiten, maar volgens de voorzitter van de Vaste Commissie voor de Lokale Politie was dat niet langer een noodzaak, een mening die gedeeld werd door de commissaris-generaal van de federale politie, Catherine De Bolle.
Intussen heeft hierover ook een debat plaatsgevonden in de Kamer en hebben heel wat mensen hun mening geuit. Ik begrijp wel dat er punten als prioriteit naar voren moeten worden geschoven in een nationaal plan en dat het niet automatisch betekent dat er geen aandacht meer zal zijn voor een thema dat niet langer een prioriteit is. Maar gelet op de vele slachtoffers en de aard en de ernst van deze problematiek vind ik het een bijzonder fout signaal.
In de plenaire vergadering hebben we het er ook nog over gehad. Uit recente cijfers blijkt dat er per jaar ongeveer 40.000 aangiftes worden gedaan bij de politie, dat zijn ongeveer 100 aangiftes per dag. In meer dan 162 gevallen is er sprake van een dodelijk slachtoffer. Die cijfers blijven tot de verbeelding spreken, zeker als we weten dat slachtoffers pas na heel wat incidenten aangifte doen, dat de situaties die bij de politie komen, bijzonder ernstig zijn, levensbedreigend, en dat er bijna altijd kinderen zeer intens bij betrokken zijn.
De politiestatistieken en de cijfers zijn maar een topje van de ijsberg. Het aantal slachtoffers ligt hoger en de kinderen die opgroeien met dergelijk geweld zitten niet eens in de statistieken.
Uitspraken en mogelijke beslissingen als deze hebben het risico, en dat is mijn vrees, om de drempel om aangifte te doen en hulp te zoeken te verhogen, terwijl het net zo belangrijk is om vroeg te kunnen ingrijpen. Hoe vroeger men kan ingrijpen in het proces van geweld tussen partners of binnen gezinnen, hoe meer kans op slagen en hoe kleiner de kans op recidive. Het beleid moet een continuüm aanbieden, waarbij we hulp aanbieden over de hele lijn van prille preventie tot en met hulpverlening na sanctie.
Uit onze Vlaamse gegevens, alle informatie van aan de ene kant het meldpunt 1712 en aan de andere kant het algemeen welzijnswerk, dat inzet op slachtoffers en daders, blijkt dat intrafamiliaal geweld nog heel sterk ingebed is in onze samenleving. Informatie over de bezettingsgraad van vluchthuizen bevestigt dat. De Vlaamse hulpverlening kan het verschil maken en doet dat dagelijks. We moeten blijven inzetten op die laagdrempelige en aanklampende zorg. Intrafamiliaal geweld moet een prioriteit blijven, al dan niet in dat plan, maar zeker bij wat we in Vlaanderen kunnen doen.
Minister, wat kunnen we vanuit Vlaanderen doen, blijven doen en mogelijk bijkomend doen om het brede thema van intrafamiliaal geweld de aandacht en opvolging te geven die het nodig heeft en gekregen heeft? Zo kunnen we het foute signaal van de federale en lokale politie dat intrafamiliaal niet langer prioritair is, rechttrekken.
Intrafamiliaal geweld kunnen we niet los zien van relatieondersteuning en familiebemiddeling in de breedst mogelijke zin. Welke rol ziet u weggelegd voor het aanbod van relatieondersteuning en familiebemiddeling in een brede, preventieve en curatieve aanpak van intrafamiliaal geweld?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil iets zeggen over een vraag die ik eerder had ingediend, ook al is onze vaste voorzitter, de heer Van Malderen, niet aanwezig. Al op 12 maart 2015 diende ik een vraag om uitleg in met betrekking tot het behouden van intrafamiliaal geweld als prioriteit in de zonale veiligheidsplannen en de tendens om dat steeds minder te doen. De voorzitter van deze commissie heeft die vraag toen onontvankelijk verklaard. Dat maken vele leden al eens mee. Hij vond het niet actueel genoeg, of iets waarover een schriftelijke vraag moest worden gesteld, ik weet het niet meer precies.
Toen twee weken geleden uitgebreid in de pers kwam dat intrafamiliaal geweld niet als prioriteit zou worden behouden in het Nationaal Veiligheidsplan, konden de vragen blijkbaar wel worden gesteld. Dat betreur ik. Zo gaat onze commissievoorzitter mee in de aanpak om enkel wat uitgebreid in de pers aan bod komt hier te bespreken. Dat is niet de bedoeling.
Het voordeel is dat ik intussen een antwoord had gekregen van minister Vandeurzen op mijn schriftelijke vraag over de opname van intrafamiliaal geweld als prioriteit in de zonale veiligheidsplannen. De minister was heel duidelijk dat hij dat zeer belangrijk vindt en alle middelen zou aanwenden die Vlaanderen ter beschikking staan om ervoor te zorgen dat het wel als belangrijk wordt gezien in het Nationaal Veiligheidsplan.
De voorbije jaren zijn heel wat inspanningen gebeurd op het vlak van de aanpak van misbruik, geweld en kindermishandeling. In maart 2012 werd het meldpunt 1712 operationeel. Van de 4852 oproepen die het meldpunt in 2014 ontving, handelden 3196 of ruim 65 procent over psychisch geweld, fysiek geweld, verwaarlozing en seksueel geweld. De meeste personen op wie de oproepen betrekking hadden, namelijk 2975 van 5991 of bijna de helft, waren betrokken bij intrafamiliaal of partnergeweld en kindermishandeling. Dat bleek uit cijfers die u gaf, minister, in het antwoord op mijn schriftelijke vraag van januari 2015.
Ook ging er de voorbije periode veel aandacht naar de begeleiding en de erkenning van slachtoffers van historisch geweld en misbruik. Op 2 april 2014 keurde de plenaire vergadering de resolutie goed betreffende de erkenning van de slachtoffers van geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen en het omgaan met geweld in het algemeen. Daarin wordt onder meer gesteld dat inzake geweld en misbruik permanente vorming en sensibilisering in alle geledingen van de samenleving moeten worden georganiseerd. Ook wordt gevraagd naar het investeren in opleiding en permanente vorming met betrekking tot ethische ruimte en verantwoordelijkheid in het omgaan met verontrustende situaties in diverse contexten.
De beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor deze legislatuur gaat evenmin voorbij aan dit thema, collega’s. Een van de operationele doelstellingen in die nota is het ontwikkelen van een gericht beleid om geweld, misbruik en kindermishandeling beter aan te pakken. Minister, u stelt in de beleidsnota te willen inzetten op de uitvoering, versterking en verankering van acties die bijdragen tot de preventieve aanpak van deze problematiek. Bovendien lezen we dat daarbij gestreefd wordt naar “consistentie en afstemming met evoluties in de beleidsdomeinen onderwijs, sport, binnenlandse zaken (politie) en justitie” en dat wordt gewerkt aan “het uitbreiden van de modaliteiten van informatie-uitwisseling tussen welzijn, politie en justitie met het oog op een gecoördineerde aanpak van onder meer kindermishandeling, intra-familiaal geweld, (…) seksueel geweld, ouderenmis(be)handeling”. Het verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huishoudelijk geweld en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moeten daarbij het referentiekader vormen.
Bovendien werd in 2011 een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de oprichting van een Vlaams Forum Kindermishandeling. Dit forum bespreekt de structurele problemen inzake de aanpak van kindermishandeling en doet aanbevelingen aan de bevoegde federale en Vlaamse overheden. Onder meer een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen en het gezondheidsbeleid, alsook een vertegenwoordiger van de Vaste Commissie voor de Lokale Politie maken deel uit van dit forum.
Vanuit deze overweging moeten we stilstaan bij een trend in de nieuwe zonale veiligheidsplannen van de politie, een trend die door het Comité P ook aan de kaak wordt gesteld en die het onderwerp uitmaakte van de recente schriftelijke vraag waarnaar ik daarnet verwees, die ik dus eerst had ingediend als een vraag om uitleg. De zonale veiligheidsplannen, die in 2014 werden opgemaakt en geldig zijn tot 2017, besteden minder aandacht aan de problematiek van intrafamiliaal geweld. Terwijl vroeger in 46,6 procent van de plannen in Vlaanderen familiaal geweld als een prioriteit stond vermeld, is dit nu nog maar in 41,5 procent van de plannen het geval. In Wallonië is het zelfs nog erger.
Wanneer het thema wordt opgenomen in het Veiligheidsplan, schenken politiezones, onder meer door de opmaak van draaiboeken en afspraken, uitdrukkelijk meer aandacht aan fysiek, seksueel en psychologisch geweld binnen een gezin. De lokale politie is dikwijls de eerste instantie die in contact komt met situaties waarin deze vorm van geweld de kop opsteekt. Zo kunnen meldingen worden gemaakt en kan hulpverlening worden opgestart.
Nu blijkt ook dat het thema niet zal worden behouden als prioriteit bij de opmaak van het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en dat terwijl er bij de 193 lokale politiezones in 2013 meer dan 40.000 aangiften van, vooral fysiek en psychisch, partnergeweld binnenkwamen.
Minister, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 19 maart 2015 stelt u dat op basis van het samenwerkingsakkoord betreffende het strafrechtelijk en het veiligheidsbeleid van 7 januari 2014 de gemeenschappen en gewesten een bijdrage leveren tot de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan, en dat u van deze mogelijkheid gebruik zult maken om te verzekeren dat voldoende aandacht uitgaat naar de preventie en aanpak van intrafamiliaal geweld, misbruik en kindermishandeling. Ook adviseerde het Vlaams Forum Kindermishandeling om de thematiek op te nemen in de basisopleiding in de politieschool en om te blijven inzetten op vorming op het vlak van vechtscheidingen.
Minister, wat is uw reactie op het recente bericht dat intrafamiliaal geweld en partnergeweld in het Nationaal Veiligheidsplan niet als prioriteiten zullen worden behouden? Hoe en wanneer is er overleg tussen de federale overheid en de deelstaten geweest of nog gepland? Welke stappen zult u zetten om intrafamiliaal geweld alsnog in het Nationaal Veiligheidsplan te laten opnemen?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even in herinnering brengen dat de Senaat de toepassing van het tijdens de Wereldvrouwenconferentie opgestelde Actieplatform van Peking een tijdje geleden uitvoerig heeft besproken. Een belangrijk gedeelte van dat rapport heeft betrekking op de bestrijding van geweld. We hebben toen hoorzittingen georganiseerd en experts gehoord. De mensen die op het terrein werken, hebben getuigenissen afgelegd. Vaak waren die getuigenissen erg beklijvend. We hebben pijnlijke zaken vernomen. Eigenlijk waren we het over alle partijgrenzen heen betrekkelijk snel eens over een aantal aanbevelingen en over maatregelen die volgens ons moesten worden genomen.
Velen waren dan ook onaangenaam verrast toen eind april 2015 in de pers verscheen dat intrafamiliaal geweld in het Nationaal Veiligheidsplan geen prioriteit meer zou zijn. Dat iets geen prioriteit is, betekent natuurlijk niet dat er geen aandacht meer aan wordt geschonken. We vinden dit echter toch een verkeerd signaal. Minister van Binnenlandse Zaken Jambon heeft bevestigd dat in het aantal prioriteiten zal worden gesnoeid. Hij heeft in verband verwezen naar de consultatieronde met de politiediensten, de deelstaten en de Federale Regering die finaal uitsluitsel moet brengen. Deze consultatieronde zou momenteel volop aan de gang zijn.
Minister, in De Standaard van 30 april 2015 hebt u laten weten dat intrafamiliaal geweld volgens u wel degelijk in het Nationaal Veiligheidsplan thuishoort. Dat heeft me verheugd. Het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen heeft eveneens laten weten het een slecht idee te vinden partnergeweld als prioriteit te schrappen. Hetzelfde geldt voor de Belgische Nationale Vrouwenraad en andere middenveldorganisaties.
Mevrouw Jans, u hebt de cijfers daarnet al duidelijk naar voren gebracht. Ik wil even onderstrepen dat het in onze samenleving om een groot aantal slachtoffers gaat. Daarnaast is er nog een behoorlijk groot aantal niet-gekende slachtoffers. Dit is het zogenaamde ‘dark number’.
Volgens politiestatistieken zijn in 2013 bijna 40.000 aangiftes van partnergeweld gedaan, meer bepaald 39.746. De reële cijfers liggen eigenlijk nog hoger. De omvang en de ernst van het probleem blijken hieruit. We mogen de slachtoffers niet in de kou laten staan. We moeten er alles aan doen om de drempel voor de aangiftes van partnergeweld te verlagen.
Ik verwijs in dit verband naar de talrijke aanbevelingen die we hebben opgenomen in het verslag van de commissie van de Senaat die zich over dit thema heeft gebogen. We hebben een aantal concrete aanbevelingen naar voren geschoven. Om een idee te geven van de richting die deze aanbevelingen uitgaan, zal ik een paar voorbeelden geven. Het betreft hier uiteraard verschillende bestuursniveaus. Het gaat niet enkel om de federale overheid, maar ook om de Vlaamse overheid. Indien dat niet het geval zou zijn, zou dit punt hier ook niet aan bod komen.
Het gaat onder meer om een aangiftedrempelverlaging door het gebruik van het internet, om aparte aangifteruimtes bij de politie. Het gaat eveneens om gedetailleerde en uniforme protocols die slachtoffers in staat moeten stellen in alle discretie een klacht in te dienen en die voor een betere opvang en begeleiding moeten zorgen. Verder gaat het om een betere opleiding voor het personeel. Dit heeft niet enkel betrekking op het personeel van de politiediensten, maar ook op mensen in de zorgsector en in het onderwijs, waar de getuigenissen aan de oppervlakte komen.
Sinds 1 maart 2013 mogen artsen, advocaten, politiebeambten en andere personen die door het beroepsgeheim zijn gebonden het parket inlichten wanneer ze weet hebben van partnergeweld. Het strafwetboek laat in dat geval een schending van het beroepsgeheim toe. Deze maatregel heeft het expliciete doel het aantal feiten van partnergeweld terug te dringen. We beschikken nu, twee jaar na de invoering van deze wet, echter nog steeds niet over een meldcode, een concreet stappenplan dat de hulpverleners kan helpen indien ze in het geval van partnergeweld hun beroepsgeheim al dan niet kunnen verbreken. Volgens de hulpverleners blijkt dit nochtans vrij cruciaal. Ze zouden op die manier behoorlijke stappen vooruit kunnen zetten.
Als deelstaatsenator heb ik de gelegenheid gehad een schriftelijke vraag over dit thema in te dienen. Uit het antwoord van de federale minister van Justitie blijkt dat er geen concrete cijfers kunnen worden gegeven over het aantal gevallen van partnergeweld die aan het licht zijn gekomen omdat een hulpverlener zijn beroepsgeheim heeft doorbroken. Indien dit een belangrijke hefboom of instrument kan zijn, lijkt het me nochtans interessant die cijfers bij te houden en in een aparte codering te voorzien.
Indien we een volledig zicht op de bestaande problemen en valkuilen zouden hebben, zouden we ook betere oplossingen kunnen bedenken. Uit een proefproject bij gynaecologen blijkt dat deze aanpak werkt. Indien ze een specifieke opleiding krijgen en over de nodige instrumenten beschikken om de slachtoffers te bevragen, blijkt het aantal aangiftes toe te nemen. In Nederland, waar de meldcode voor artsen al jaren bestaat, is het aantal aangiftes sterk toegenomen.
Het voornemen partnergeweld in het Nationaal Veiligheidsplan niet langer als een prioriteit te beschouwen, staat haaks op de wil van het Vlaams Parlement, de wil van de federale volksvertegenwoordigers die we hebben gehoord, de inhoud van het regeerakkoord en de wil van de senatoren die zich over de kwestie hebben gebogen. Het gaat in tegen alle beleidsmaatregelen die op til zijn om partnergeweld efficiënt in te dijken.
Minister, ik zal mijn vragen ook aan de minister van Gelijke Kansen stellen. Ik weet echter niet wanneer die vraag om uitleg aan bod zal komen.
In welke mate zijn de deelstaten al gehoord in verband met de prioriteiten in het Nationaal Veiligheidsplan 2016-2020? Hoe verlopen de consultaties? Wat is de vooropgestelde timing?
Zult u het standpunt dat u en het Instituut voor de gelijkheid van Vrouwen en Mannen in De Standaard hebben verwoord tijdens de consultatieronde effectief doorgeven? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering? In welke mate weegt de mening van de deelstaten op de discussie?
In welke acties en eventuele stappen zult u vanuit uw eigen beleidsdomeinen tijdens deze legislatuur voorzien om partnergeweld tegen te gaan, om de slachtoffers bij te staan en om de meldingen te faciliteren?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, ik zal niet in herhaling vallen en alle reeds vermelde cijfers opnieuw opsommen. Om te beginnen, wil ik een open deur intrappen: de strijd tegen intrafamiliaal geweld moet onverkort worden voortgezet. Als we iets uit de hier aangehaalde cijfers kunnen afleiden, is het dat die cijfers niet goed zijn. Als we naar de cijfers van de voorbije jaren kijken, merken we echter dat ze al jaren niet goed zijn en ook niet substantieel verbeteren.
De aanleiding van de vragen om uitleg die hier zijn gesteld, is de mogelijkheid de strijd tegen intrafamiliaal geweld niet langer als een prioriteit in het Nationaal Veiligheidsplan op te nemen. Het gaat om een mogelijkheid, want er is nog geen beslissing genomen. De prioritering van de problematiek blijkt echter ook het antwoord niet te zijn. Dat maakt volgens mij niet zo veel verschil.
Als ik me niet vergis, is dit al sinds 2008 een prioriteit. Het gevaar van gewenning treedt hierbij op. Indien iets lang genoeg een prioriteit is, begint het hoe langer hoe meer tot het meubilair van de politionele activiteiten te behoren. De voorbije jaren is volgens mij knowhow opgebouwd, maar het gevaar van de gewenning treedt op. Het lijkt me niet meer dan logisch dat dit in vraag wordt gesteld. Ik wil echter geen voorafname doen op een beslissing die op een andere plaats zal worden genomen.
Zoals reeds is gesteld, is wat niet langer een prioriteit in het Nationaal Veiligheidsplan is daarom niet minder belangrijk. Dat hebben alle vorige sprekers al verklaard.
Goed een jaar geleden, minister, hebt u in het parlement al te kennen gegeven dat het de bedoeling was om samenwerkingsprotocollen af te sluiten tussen enerzijds centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en anderzijds heel wat actoren – ik som ze even op: de politie, huisartsen, ziekenhuizen, integrale jeugdzorg, centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), vertrouwenscentra voor kindermishandeling enzovoort.
Kunt u een stand van zaken geven van de samenwerkingsprotocollen die u iets meer dan een jaar geleden in dit parlement in het vooruitzicht hebt gesteld?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, het is niet omdat mijn fractie geen twee vragen heeft ingediend, dat wij dit geen belangrijk thema vinden. Het is een cruciaal dossier, dat ook verder gaat dan de vraag of dit een prioritair thema moet zijn voor de politie, al blijft dat natuurlijk wel een belangrijke vraag. Het gaat om een voorstel van de politie. In de Kamer zal daar nog over gedebatteerd worden en zal het al dan niet goedgekeurd worden. Ik ga ervan uit dat onze collega’s op federaal niveau de standpunten zullen innemen en zullen evalueren of het een goed of slecht voorstel is. Het is in ieder geval duidelijk dat er in deze commissie weinig draagvlak is om dat zomaar te schrappen, om begrijpelijke redenen.
Het is niet omdat de politie federale bevoegdheid is, dat intrafamiliaal geweld ook op federaal niveau zit. Integendeel, wij vormen vanuit Welzijn een ongelooflijk belangrijke schakel in het voorkomen, detecteren en opvolgen van intrafamiliaal geweld. Er gebeuren een aantal zaken, zoals we in de beleidsnota konden lezen, maar de vraag is of dat genoeg is. Als je de cijfers bekijkt die hier herhaaldelijk zijn aangehaald, moeten we inderdaad de vraag stellen hoe het nog beter kan, hoe we intrafamiliaal geweld nog meer gericht kunnen aanpakken.
Een aantal sleutels en elementen komen dan op tafel te liggen. Als we bijvoorbeeld de brede instap bij de jeugdzorg hebben, denk ik dat intrafamiliaal geweld op die even brede instap gedetecteerd en opgespoord moet kunnen worden. Als het over intrafamiliaal geweld gaat, komt er enorme solidariteit en loyauteit binnen een gezin naar boven. Mensen gaan niet zomaar even naar een of ander telefoonnummer bellen om intrafamiliaal geweld te melden. Er zijn enorme loyauteitsmechanismen die daarbij in gang treden. Het is dan ook van belang dat we dat als maatschappij detecteren, dat we zien waar er intrafamiliaal geweld is, zodat we kunnen handelen.
Je krijgt vanuit centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), CAW’s en vertrouwenscentra signalen dat ze een aantal vertrouwelijkheden hebben die hen beperken om op te treden, een soort hindernissen vanuit hun relatie met de cliënt. Daar moet een denkoefening rond gebeuren. Wat is uw visie daarop? Moet er worden nagedacht over hoe die vertrouwelijkheid goede signalering, detectering en opvolging in de weg staat?
Verder wil ik mij aansluiten bij de vele vragen over wat er gaat gebeuren, hoe u daarop inzet, welke acties er komen op preventief vlak, om te vermijden dat er intrafamiliaal geweld plaatsvindt. Daar zal men van Onderwijs tot Welzijn van doordrongen moeten zijn. Zo kunnen we het op een goede manier detecteren en kunnen we begeleiding geven aan die gezinnen waar er sprake is van intrafamiliaal geweld.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de problematiek van intrafamiliaal geweld kreeg recent inderdaad veel media-aandacht, na de aankondiging dat de problematiek niet meer als prioriteit zou worden opgenomen in het Nationaal Veiligheidsplan 2016-2019.
Het antwoord op de gestelde vragen kunnen we clusteren in twee luiken. Ten eerste zijn er de inspanningen die we moeten doen om intrafamiliaal geweld als belangrijk thema op te nemen in het nieuwe Veiligheidsplan. Daarnaast zijn er de lopende en geplande acties inzake preventie en aanpak van intrafamiliaal geweld.
In uitvoering van de zesde staatshervorming wordt Vlaanderen nauwer betrokken bij een aantal bevoegdheden op het veiligheids- en vervolgingsbeleid. Op basis van het samenwerkingsakkoord betreffende het strafrechtelijk en het veiligheidsbeleid van 7 januari 2014 kunnen de gemeenschappen en gewesten een bijdrage leveren tot de Kadernota Integrale Veiligheid en, daarop geënt, het Nationaal Veiligheidsplan.
Daarnaast wordt Vlaanderen door de minister-president vertegenwoordigd in het college van procureurs-generaal en kunnen de deelstaten, wat hun bevoegdheden betreft, deelnemen aan expertisenetwerken die in de schoot van het college van procureurs-generaal worden of zijn opgericht. Specifiek in de context van de problematiek van intrafamiliaal geweld heeft de Vlaamse overheid gevraagd om deel te nemen aan het netwerk waarin de materie geweld, misbruik en kindermishandeling, zowel vanuit dader- als vanuit slachtofferperspectief, wordt besproken.
Met het oog op afstemming binnen Vlaanderen over het veiligheids- en vervolgingsbeleid, waarvoor de minister-president bevoegd is, werd een politiek-ambtelijke werkgroep opgericht. Die werkgroep kwam al twee keer samen, op 27 maart en 23 april laatstleden. Vanuit het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin werd aan de politiek-ambtelijke werkgroep input aangeleverd voor de Kadernota Integrale Veiligheid. Op de vergadering van de werkgroep van 23 april werd de strijd tegen mishandeling en geweld tegen kinderen en volwassen aangenomen als prioriteit en als voorstel vanuit Vlaanderen voor de input in de Kadernota Integrale Veiligheid.
De onderhandelingen met de federale overheid over die kadernota Integrale Veiligheid, die nog niet gestart zijn, worden gecoördineerd door de minister-president. Alle beleidsdomeinen kunnen dus hun input aanleveren voor de Vlaamse prioriteiten inzake integrale veiligheid, die we dan binnen de schoot van de Vlaamse Regering verder bekijken. Ik heb u al gezegd wat het resultaat dienaangaande was van de politiek-ambtelijke werkgroep van 23 april.
Vanuit Welzijn zullen we in elk geval en in eerste instantie het hulpnummer 1712, dat toch bedoeld is om er laagdrempelig terecht te kunnen met elke vraag over of vermoeden van geweld en mishandeling, verder bekend maken. Dat dat nodig blijft, bewijzen de cijfers: in 2014 waren er een kleine vijfduizend oproepen, waarbij een kleine zesduizend gemelde personen in het geding waren. Opnieuw zien we dat intrafamiliaal geweld, partnergeweld en kindermishandeling vaak in beeld komen.
Om 1712 nog meer bekendheid te geven, zijn blijvende inspanningen nodig. Ik zal dan ook blijven investeren in campagnes. We hadden al een campagne rond partnergeweld en de betrokkenheid daarbij van kinderen. In de marge daarvan kunnen we ook melden dat we sinds begin dit jaar werk maken van het kindvriendelijk maken van 1712, via het ontwikkelen van een kindvriendelijke website. Dat zou tegen het einde van het jaar moeten resulteren in een site met aangepaste vormgeving en taal voor kinderen van min en plus 12 jaar, maar ook in een aangepast programma van coaching van de 1712-medewerkers.
Sinds 2001 concretiseren de overheden van ons land hun engagement in het kader van de bestrijding van intrafamiliaal geweld door middel van een door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen gecoördineerd nationaal actieplan, met betrokkenheid van de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten. Het ontwerp van strategie voor het toekomstige meerjarenplan voor de strijd tegen gendergerelateerd geweld bevat onder andere maatregelen en aanbevelingen die gericht zijn op de aanpak van partnergeweld.
Daarnaast zullen we blijven inzetten op het versterken van de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen Welzijn, politie en Justitie via het operationaliseren van de instrumenten risico-inschatting, casusoverleg en casuscoördinatie, met het oog op een alert en passend optreden van elke betrokken actor in situaties van ernstige verontrusting.
We zijn de ervaringen van onder meer de projecten Protocol van Moed en CO3 nu aan het vertalen. We willen op korte termijn de uitrol van die instrumenten verder realiseren via een wettelijke verankering van de modaliteiten van informatie-uitwisseling. We denken dus, mevrouw Van den Brandt, dat er een nuancering moet komen op de evoluties rond de casusaanpak. Die is vooral geënt op de problematiek van intrafamiliaal geweld, zeker in het Antwerpse. We hebben daarover extern juridisch advies gevraagd. Dat moet onder andere gaan over de wijze waarop we dit legistiek kunnen verankeren.
Het na de zesde staatshervorming verder ontwikkelen van slachtofferonthaal – dat zijn de justitiehuizen – en slachtofferhulp – het algemeen welzijnswerk – vanuit een eenheid van visie en beleid, laat ons bovendien in algemene zin toe de hulp- en dienstverlening aan slachtoffers van intrafamiliaal geweld te versterken. De aangiftebereidheid kan verhoogd worden naarmate slachtoffers meer ervaren dat een aangifte gevolgd wordt door op hun problematiek toegesneden oplossingen.
Justitieassistenten kunnen ter zake een meervoudig betekenisvolle rol spelen: toeleiding van de geweldpleger, via de gepaste juridische kanalen, naar aangepaste begeleiding en behandeling in het kader van de bemiddeling in strafzaken, vrijheid onder voorwaarden en probatie; toeleiding naar hulpverlening door CAW’s; toeleiding naar herstelbemiddeling; bijstand van de slachtoffers doorheen de gerechtelijke procedure. We willen het inkantelen van de justitiehuizen aangrijpen om ook die sporen van slachtofferonthaal en -hulp versterkt te continueren.
We zullen ook de afstemming en bekendmaking van het hulpaanbod bij relatieproblemen verbeteren. In dat kader werd gestart met het in kaart brengen van het beschikbare hulpaanbod, omdat dat erg versnipperd is. Vervolgens willen we dat hulpaanbod stroomlijnen om het beter bekend te maken bij de bevolking. We bekijken momenteel de timing en de afspraken om een dergelijke campagne door te starten.
In de strijd tegen partnergeweld hebben verschillende actoren hun rol en moeten de krachten gebundeld worden. We denken aan de huisartsen, die toch vaak een vertrouwenspersoon zijn voor mensen, die kunnen doorvragen bij vermoedens van intrafamiliaal geweld.
Zo is er een richtlijn van Domus Medica, die we ook in het kader van het Vlaams Forum Kindermishandeling zullen bespreken. Ook de onthaalpunten ‘intra-familiaal geweld’ bij de CAW’s moeten onverminderd hun rol blijven spelen.
We werken aan een meer uniforme definiëring van wat laagdrempelig onthaal moet zijn, of het nu door de sociale dienst van het OCMW, CAW of anderen gebeurt. Het is ook belangrijk om hulpverleners goed te informeren over het belang en de procedures om aangifte te doen, de mogelijke consequenties daarvan en welke de beschikbare alternatieven zijn. Hulpverleners moeten verder gevormd worden rond de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun meldrecht zoals bepaald in artikel 458bis van het strafwetboek, dat sedert 1 maart 2013 ook van toepassing is op situaties van partnergeweld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en het vrij uitgebreide overzicht van de lopende en de nakende maatregelen en initiatieven. Het wordt nogmaals bevestigd wat u in de media ook al zei: dat dit voor u een prioriteit is. Ik heb de indruk dat dit tegemoetkomt aan de vragen en de oproepen vanuit deze commissie. We zijn zeer tevreden met het antwoord.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Intrafamiliaal geweld is een problematiek die aandacht nodig heeft om ook de aangiftebereidheid van de mensen te verhogen en die op heel wat terreinen samen moet worden aangepakt. De voorbije jaren is al heel wat werk verzet. Het zou heel spijtig zijn als er nu een fout signaal zou worden gegeven door dit niet als prioriteit te behouden in het Nationaal Veiligheidsplan. Minister, ik dank u absoluut voor uw bevestiging van wat u eerder zei in antwoord op mijn schriftelijke vraag: Vlaanderen doet het nodige om dit als prioriteit te laten opnemen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben zeer verheugd dat Vlaanderen dit als een prioriteit blijft zien voor de Kadernota Veiligheid. Het is nodig om verder te werken aan sensibilisering om het hulpnummer nog beter bekend te maken. Ik ben zeer enthousiast dat u werkt aan een kindvriendelijke website voor de aangifte van problemen thuis.
Ik wil nog even iets zeggen over de meldcode waarover ik sprak in de inleiding tot mijn vraag. Het zou een concreet plan kunnen zijn voor diverse sectoren. Ik vraag mij af of u daar in het kader van de nota die nu zal worden opgesteld met de politiek-ambtelijke werkgroep, werk van wilt maken. Ik heb de vraag ook al gesteld aan minister Geens.
Mijnheer Anseeuw, ik wil ook nog iets zeggen over uw opmerking. Ik ben het niet eens met wat u zegt. Wanneer een bepaalde problematiek voor de politie moeilijk is, dan is dat net een reden om het als prioriteit hoog op de agenda te houden en om na te gaan wat er met de verschillende politiediensten kan worden gedaan om die taak makkelijker te maken. Makkelijk zal het nooit zijn. Ik heb getuigenissen gekregen van mensen die bij de politie werken. Ze schreven me dat het echt niet gemakkelijk is om zo’n probleem aan te pakken. Soms kom je bij een gezin waar de moeder een blauw oog heeft, maar geen aangifte wil doen. Dan staan de politiemensen daar ook met de handen in het haar en hebben ze het gevoel dat ze voor niets ter plaatse zijn gegaan.
Het is net wanneer de politie met dergelijke problemen wordt geconfronteerd en moedeloos dreigt te worden, dat wij vanuit de politiek het signaal moeten geven dat het wel een prioriteit blijft en dat we eraan moeten werken zodat ze zich gesterkt voelen om het beter aan te pakken. Dan is een globale aanpak echt nodig. Maar als je zegt dat het al die tijd prioriteit is geweest maar niet van een leien dakje liep en nu dus geen prioriteit meer is, dan vind ik dat een fout signaal.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, ik heb gezegd dat als iets al zeker zeven jaar in het Nationaal Veiligheidsplan als prioriteit wordt omschreven en als we vaststellen dat exact die problematiek niet substantieel verbetert, het dan niet meer dan logisch is dat je dat in vraag stelt. Ik heb er vandaag niet voor gepleit om het niet meer als prioriteit in het Nationaal Veiligheidsplan in te schrijven. Ik heb gewoon gezegd dat het niet meer dan logisch is dat men dat in vraag stelt. De heer Parys heeft in het begin van deze commissie gehad over de definitie van idiotie: altijd hetzelfde doen en denken dat je plots een ander resultaat zult krijgen. Als we jaar na jaar vaststellen dat iets blijkbaar niet zo goed werkt, dan moet je onderzoeken waarom het inderdaad niet werkt. Ik denk dat dat de logica zelve is en dat dat een kritische houding is tegenover het beleid zelf als beleidsmaker. Het is goed om die houding aan te nemen. Ik vind het vreemd dat u dat niet wilt bijtreden.
Ik heb nog een kleine opmerking. Minister, u had het over partnergeweld. Ik denk dat het heel belangrijk is om duidelijk te stellen dat we het niet verengen tot partnergeweld maar dat we spreken over intrafamiliaal geweld. Mevrouw Schryvers heeft het gehad over het belang van de kinderen, zij het als slachtoffers van het intrafamiliaal geweld, zij het als ongelukkige toeschouwers in hun eigen gezin. Ik ben er mij van bewust dat u dat natuurlijk zeer goed weet, maar ik wil de spraakverwarring uit de wereld helpen.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik vind het goed dat Vlaanderen opteert om dit als prioriteit te behouden in het Nationaal Veiligheidsplan. Stel nu dat de federale overheid niet volgt. Wat is dan het gevolg voor de praktijk op het terrein en voor de Vlaamse Regering?
Mijnheer Landuyt, een vraag beantwoorden die zich eerst nog moet omzetten van een hypothese in een situatie, is niet zo verstandig als je de dingen beleidsmatig moet bekijken. De taakverdeling en de verantwoordelijkheden zijn wel duidelijk. Het Nationaal Veiligheidsplan en de Kadernota Integrale Veiligheid hebben te maken met de vraag naar waar de prioriteit gaat binnen de inzet van de politionele en justitiële middelen. Wij hebben dat ingepast in een integrale visie op veiligheid omdat we ervan overtuigd zijn dat veiligheid een veel ruimer begrip moet zijn. Ik denk dat we het best de procedure om tot de redactie van dat plan te komen, laten lopen en dat wij als Vlaamse overheid er onze inbreng in doen. Uiteindelijk moeten dan de politieke deliberaties voor dat plan gebeuren op de plaatsen waar ze voor de redactie van dat plan moeten gebeuren. Wij zullen dan als Vlaamse overheid moeten nagaan op welke manier wij dan onze bevoegdheden en mogelijkheden die betrekking hebben op onderdelen van dat plan, zullen inzetten. We zullen afwachten hoe de evolutie van het maatschappelijk debat is. De manier waarop het plan wordt opgesteld, is eigenlijk wel een goede formule. Er is een breed debat mogelijk over datgene wat je moet prioriteren in dat plan, wetende dat je capaciteit beperkt is. Iedereen wordt gevraagd om een insteek te doen en de Vlaamse overheid zal dat dus ook doen en heeft dat voorbereid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.