Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, voor het eerst sinds de inwerkingtreding van het decreet Kinderopvang is er een afrekening voor de organisatoren van kinderopvang. Het is belangrijk dat organisatoren met de nieuwe financieringsmethode een goed inzicht krijgen in de subsidiëringswijze om hun organisatie goed te kunnen beheren. Kind en Gezin gaf daarom een brochure uit ‘Brochure Saldo 2014. Gezinsopvang en groepsopvang samenwerkende onthaalouders’. Opvallend daarbij is dat voor de berekening van de gemiddelde leeftijd wordt gekeken naar de personen die in dienst zijn van de organisator op 1 januari 2015. De voorschotten zijn berekend op het personeel dat in dienst was op 1 januari 2014. Dat betekent dat organisatoren die hun opvang hebben uitgebreid in de loop van 2014 en dus jonger personeel in dienst hebben genomen, soms toch geld mislopen. Vanaf 2016 zal trouwens gebruik worden gemaakt van de situatie op 1 januari 2015 en 1 januari 2016. Als verantwoording stelt Kind en Gezin dat de situatie van 1 januari 2014 niet kan worden gebruikt omdat het saldo vanaf nu wordt berekend op de subsidiegroep, waar dat voor de inwerkingtreding gebeurde op niveau van de locatie. In elk geval werden de initiatiefnemers van deze werkmethode voorafgaandelijk niet op de hoogte gesteld.
Bij de afrekening worden ook problemen vastgesteld met betrekking tot de kindcodes. Blijkbaar beschikt Kind en Gezin over andere kindcodes dan de voorzieningen. Het resultaat blijkt nagenoeg altijd negatief uit te vallen voor de voorziening. Het werken met verschillende kindcodes maakt het ook voor voorzieningen zeer moeilijk om een goede inschatting te kunnen maken van hun inkomsten, wat toch essentieel is om werk te kunnen maken van een goede bedrijfsvoering.
Minister, hebt u zicht op de omvang van subsidies die sommige organisatoren mislopen doordat de afrekening gebeurt op de personeelsbezetting van één enkel jaar, met name van 1 januari 2015? Waarom werd voor 2014 geen gebruik gemaakt van dezelfde parameters waarop de voorschotten werden berekend? Hoe verklaart u dat Kind en Gezin andere kindcodes gebruikt dan de kindcodes waarmee de opvangvoorzieningen werken? Dit lijkt een structureel probleem te zijn. Zult u hieraan remediëren en binnen welke termijn? Hebt u een idee hoeveel middelen opvangvoorzieningen mislopen doordat er een verschil is in kindcodes? De brochure had tot doel te leiden tot een beter begrip van de nieuwe financiering. Is de inschatting er dat organisatoren ook effectief nu beter begrijpen welke subsidies zij mogen verwachten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Saeys, vanaf 1 april 2014 is, zoals u weet, het nieuwe decreet voor opvang van baby’s en peuters in werking getreden en daarmee ook het nieuwe subsidiereglement. De subsidie bestaat vanaf nu uit meerdere componenten: een component gemiddelde leeftijd en een component prestaties. Het saldo dat bij de afrekening wordt uitbetaald, is een combinatie van deze beide componenten, en kan niet per component afzonderlijk worden berekend. Het jaar 2014 moet dan ook gezien worden als een overgangsjaar. Voor de berekening van de component leeftijd in het subsidiebedrag heeft men zich voor de berekening van de voorschotten 2014 gebaseerd op de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden in 2013. Dit gebeurde om administratieve redenen, zo zou bijvoorbeeld het opnieuw opvragen van de gegevens en de herberekeningen van de voorschotten een enorme administratieve overlast en vertraging hebben opgeleverd. Indien de gegevens over de gemiddelde leeftijd van het personeel onvolledig waren of indien er geen gegevens beschikbaar waren, heeft men zich voor de berekening van de voorschotten gebaseerd op de gemiddelde leeftijd van de hele sector.
Bij de saldoafrekening heeft Kind en Gezin zich voor de component gemiddelde leeftijd gebaseerd op de gegevens van 1 januari 2015 en heeft men op die manier de te veel of te weinig ontvangen voorschotten bijgepast. Dit is een éénmalige manier van werken die men nu gehanteerd heeft omdat de nieuwe regelgeving in werking is getreden vanaf 1 april 2014 en om administratieve overlast te vermijden.
Er is wel voorzien in compensatie voor organisatoren die hierdoor verlies lijden – zij kunnen een aanvraag indienen tot compensatie van het mogelijk geleden verlies – indien het subsidiebedrag 2014 lager ligt dan het ontvangen subsidiebedrag in 2013 en indien zij beantwoorden aan de voorwaarden zoals opgenomen in het ministerieel besluit met betrekking tot subsidies van baby’s en peuters.
Vanaf het subsidiejaar 2015 kan de regeling uit het subsidiebesluit correcter worden toegepast. Er wordt rekening gehouden met de gemiddelde leeftijd bij het begin en onmiddellijk na afloop van het subsidiejaar.
Dat de organisatoren hiervan vooraf niet op de hoogte zouden zijn geweest, is niet echt correct. Deze werkwijze, specifiek voor het overgangsjaar 2014, en de regeling vanaf 2015, is reeds aangekondigd in de brochure voor kinderopvangvoorzieningen over de toepassing van de principes inzake inkomenstarief, die midden 2014 aan al deze opvangorganisatoren werd bezorgd. De brochure werd grondig voorbereid en nagelezen door een aantal organisatoren uit de sector.
Op basis van het aantal vragen dat Kind en Gezin tot nu toe kreeg hierover, kunnen we afleiden dat er zich zeker geen algemeen probleem stelt. Elke voorziening kan ook steeds terecht met vragen bij zijn of haar klantenbeheerder bij Kind en Gezin.
Wat de kindcodes betreft, is het niet juist te stellen dat er andere kindcodes gebruikt worden voor opvang met inkomenstarief dan deze die door Kind en Gezin zijn uitgereikt. Het is ook niet correct te stellen dat dit een structureel probleem zou zijn. Er zijn inderdaad wel enkele problemen geweest bij de start van het online berekeningssysteem voor inkomenstarief, zodat niet alle ouders even snel over een attest inkomenstarief konden beschikken, vooral de ouders voor wie deze digitale toepassing een probleem gaf en ouders die een correctie van hun tarief wilden. Hierdoor hebben een aantal opvangvoorzieningen alvast zelf een voorlopig tarief toegepast. Zodra wel een attest werd afgeleverd door Kind en Gezin, kon de opvang het juiste tarief aanrekenen en de voorlopige tarieven hiermee verrekenen.
Het is mogelijk dat bepaalde organisatoren niet alle gegevens hebben kunnen doorgeven in functie van de subsidieberekening 2014. Voor deze situaties is in systemen van regularisatie voorzien die in de loop van 2015 nog kunnen worden gebruikt. In de toekomst is het echter wel perfect mogelijk dat opvangvoorzieningen sneller over het juiste inkomenstarief beschikken doordat een online toepassing gecreëerd wordt waar de organisator het actuele correcte tarief zelf kan gaan opzoeken. Bovendien zullen vanaf 1 mei een aantal aanpassingen gebeuren in de manier waarop attesten inkomenstarief worden verkregen waardoor opvangvoorzieningen veel sneller kunnen beschikken over het correcte attest kindcode. Ik verwijs hiervoor ook naar het antwoord op eerdere vragen.
Indien u denkt over informatie te beschikken, of u wilt het agentschap confronteren met uw ervaringen, dan is er volgende week een uitstekend moment, want dan komt de leidend ambtenaar zich hier presenteren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is, zoals u zegt, inderdaad zeer belangrijk dat er een correct attest inkomenstarief is voor die voorzieningen. Dat van die kindcodes vind ik niet uit. Het middenveld, bijvoorbeeld Solidariteit voor het Gezin, heeft ons gemeld dat er andere kindcodes zouden worden gebruikt door Kind en Gezin en door opvangvoorzieningen. Ik zal dat eens aan de administratie voorleggen en bekijken wat zij daarop te zeggen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.