Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Door de zesde staatshervorming kreeg Vlaanderen de bevoegdheid over de justitiehuizen en het elektronisch toezicht. In de voorbije jaren kende dat systeem een gestage groei. Er groeide immers meer en meer een consensus over de meerwaarde van het systeem van elektronisch toezicht ten opzichte van de klassieke gevangenisstraf. Daarom werd er in de voorbije jaren ook sterk in het systeem geïnvesteerd.
Na het indienen van deze vraag heb ik trouwens gezien dat er een evaluatie is gebeurd, waaruit bleek dat mensen onder elektronisch toezicht veel minder recidive vertonen dan mensen die in het gewone systeem van gevangenisstraf berecht zijn.
Uiteraard hangt de benodigde capaciteit af van de beslissingen die door rechtbanken worden genomen. Federale wetgeving, bijvoorbeeld over de mogelijkheid van elektronisch toezicht in het kader van de voorlopige hechtenis, heeft daar een zeer grote impact op. Uit het antwoord op een schriftelijke vraag mag blijken dat er in 2014 reeds 3902 Nederlandstalige personen onder elektronisch toezicht werden geplaatst.
Minister, wenst u verder in te zetten op een versterking van het systeem van elektronisch toezicht? Werd er al overleg gepleegd met het federale niveau en de andere gemeenschappen om na te gaan of een stijging van de capaciteit inzake elektronisch toezicht in de nabije toekomst nodig en mogelijk is? Is er al nagedacht over hoe de behoefte op dat vlak en de federale input via hoven en rechtbanken gemonitord kunnen worden en hoe de doorstroming van die gegevens naar de gemeenschappen zo vlot mogelijk kan verlopen? Zo ja, wat is de geraamde impact? Wat is vandaag de capaciteit? Was er voor de komende jaren een groei gepland in die capaciteit en werden er reeds afspraken gemaakt met het federale niveau en de andere gemeenschappen of een geraamde groei van de capaciteit eventueel kan worden opgevangen? Zo niet, wanneer zult u dat overleg organiseren? Hebt u er al een idee van welke budgettaire gevolgen dit kan hebben?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister, ik heb een aantal opvolgingsvragen. In oktober van vorig jaar heb ik een vraag gesteld naar aanleiding van het feit dat de justitiehuizen en het elektronisch toezicht Vlaamse bevoegdheid werden. Toen hebt u geantwoord dat er op dat ogenblik een analyse werd gemaakt van de noodzakelijke investeringen voor het elektronisch toezicht. Aangezien die analyse nog niet afgerond was, kon er geen uitspraak worden gedaan over de vereiste financiële middelen. Is die analyse intussen gemaakt? Hoe luidt ze? Wat is de impact op de vereiste financiële middelen?
In datzelfde antwoord werd ook de aanbesteding aangehaald. Normaal moest er in maart van dit jaar een systeem in werking treden, maar er is wat vertraging. Het huidige systeem is daarom met zes maanden verlengd. Hoe staat het nu met de nieuwe aanbesteding? Wanneer kan daar een uitkomst worden verwacht?
In een antwoord dat u mij op 3 maart gaf, op een vraag over de problematiek van federaal wijzigende vragen inzake elektronisch toezicht en de impact daarvan op Vlaanderen, stelde u dat dit op een Interministeriële Conferentie Justitie zou worden geagendeerd en besproken. Wat is de stand van zaken op dat punt? U antwoordde toen ook dat er structureel overleg zou komen met de magistratuur. Ook daar had ik graag een stand van zaken van vernomen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Recent wetenschappelijk onderzoek van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) en het Instituut voor Strafrecht en Criminologie van Leiden, dat verscheen in het Tijdschrift voor Criminologie, toont aan dat elektronisch toezicht in België gunstig scoort op het vlak van recidive. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat gedetineerden onder elektronisch toezicht als strafuitvoeringsmodaliteit tot vijf jaar na hun vrijlating minder gedetineerd worden dan gedetineerden die hun straf volledig uitzaten in de gevangenis. Dat is natuurlijk een belangrijk gegeven.
De onderzoekers wijzen echter ook op het feit dat de resultaten werden opgemeten in een periode, namelijk van 2003 tot 2005, waarin sterk werd ingezet op een individuele benadering: elke veroordeelde kreeg een geïndividualiseerd dagschema, met begeleiding door een justitieassistent, de mogelijkheid om te werken, een opleiding of een therapeutische begeleiding bij te wonen en een daarop aangepast uurrooster.
Intussen heeft de concretisering van het elektronisch toezicht enkele inhoudelijke wijzigingen ondergaan. De resultaten van dit onderzoek mogen dus niet zomaar worden getransponeerd naar de toepassing van het elektronisch toezicht zoals dit recent werd overgeheveld naar de Vlaamse overheid, in het kader van de zesde staatshervorming. Maar de resultaten zijn dus hoopvol en wijzen ook op het potentieel en het belang van een kwaliteitsvolle uitvoering en omkadering met het oog op de re-integratie en het vermijden van recidive.
We zullen zeker en vast blijven inzetten op een efficiënte uitvoering van het elektronisch toezicht, waarbij het benutten van de kansen en de mogelijkheden tot re-integratie van de veroordeelde een belangrijke doelstelling is. Dat zal trouwens een belangrijk onderdeel worden van de verdere uitklaring van de taken van de justitiehuizen en van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht (VCET), in de aanloop naar de totstandkoming van het decreet over de justitiehuizen. Maar zoals u weet, bepaalt uiteindelijk de federale overheid de opdrachten die de justitiehuizen en het VCET uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen. Overleg is dus absoluut noodzakelijk. Daarenboven loopt op dit ogenblik een procedure voor de aanbesteding van het raamcontract voor het elektronisch toezicht, waarbij we de mogelijkheden die op de markt bestaan, verkennen. Op dit ogenblik gaan we na wat de timing zou kunnen zijn.
De instroom van dossiers naar de justitiehuizen en naar het VCET wordt op twee manieren gemeten. Enerzijds is er het registratiesysteem SIPAR, dat bijhoudt hoeveel en welke dossiers er door de justitiehuizen worden behandeld. Anderzijds is er het registratiesysteem SISET, dat registreert hoeveel dossiers het VCET verwerkt. Dat staat toe de vraag naar de uitvoering van de maatregel elektronisch toezicht te monitoren. De afstemming van de vraag van de justitiële actoren, die de opdrachtgevers zijn, op het aanbod van de justitiehuizen kan ook steeds het voorwerp vormen van een bespreking op de interministeriële conferentie over de justitiehuizen.
De Bijzondere Financieringswet voorziet in een aanpassing van de federale dotatie als het aantal mandaten stijgt. Dat is belangrijk. Zoiets gebeurt na enkele jaren. Ik denk dat de eerste aanpassing in 2019 kan gebeuren. Wat de vraag van de heer Parys betreft, is het dus zo dat in de begroting 2015 de financiering van het elektronisch toezicht gebeurt volgens constant beleid. We proberen de mensen die er werken in dienst te houden, wat budgettaire middelen vergt. De Bijzondere Financieringswet staat toe om een aanpassing door te voeren, maar wel pas na drie jaar. Op de interministeriële conferentie over de justitiehuizen van 16 maart 2015 is een werkgroep opgericht die zich zal buigen over de wijze waarop de stijging van de opdrachten moet worden gedefinieerd en gemonitord. In het kader van deze nulmeting zal de bijkomende nood aan capaciteit voor het elektronisch toezicht in kaart worden gebracht, onder meer op basis van het federale justitieplan. Als in dat plan wijzigingen worden doorgevoerd, dan willen we uiteraard over de gevolgen ervan overleggen. Die gevolgen moeten dan ook worden verrekend in de uitvoeringsbesluiten van de Bijzondere Financieringswet. Er moet dan een nulmeting gebeuren, en ook de opdrachten moeten dan goed worden gedefinieerd.
In het samenwerkingsakkoord van 17 december 2013 zijn ook overlegstructuren uitgewerkt om de samenwerking tussen de justitiehuizen en de federale instanties, waaronder de magistratuur, vorm te geven. Er is voorzien in overkoepelend overleg op centraal niveau en op het niveau van het gerechtelijk arrondissement. Op de interministeriële conferentie over de justitiehuizen van maart werden afspraken gemaakt over een snelle opstart van dit overleg. Op dit overleg zullen we de afstemming over de capaciteit van de justitiehuizen met de opdrachtgevers ook agenderen.
Op basis van de concrete elementen in de wetsontwerpen ter uitvoering van het federale justitieplan en een nulmeting in de afdeling Justitiehuizen zal de bijkomende nood aan capaciteit in kaart worden gebracht. Bij de opmaak van de begroting 2016 en volgende zullen we de bijkomende noden voor de uitvoering van de opdrachten van de justitiehuizen en het Vlaams Centrum voor Elektronisch toezicht in kaart brengen. We zullen daar uiteraard budgettaire oplossingen voor moeten vinden. De interministeriële conferentie over de justitiehuizen en de werkgroepen zullen in dit kader het forum zijn voor het verdere overleg tussen de gemeenschappen en de federale overheid.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik heb nog twee bijkomende vragen. Ik heb niet gehoord wat de actuele capaciteit van Vlaanderen is. Voorts spreekt u over een nulmeting die voor input voor de begroting voor 2016 moet zorgen. Hoe zit het met de concrete timing van de realisatie van die nulmeting?
Op 23 april waren er 1114 enkelbanden in gebruik. U begrijpt dat dat cijfer fluctueert. Wat de capaciteit is, weet ik niet, ik moet dat cijfer opvragen. Wat de nulmeting betreft, is het zo dat de werkgroepen zijn opgestart. Dat zal toch nog wel wat tijd vergen. Het zal u niet verwonderen dat ik op de interministeriële conferentie de minister van Justitie heb gezegd dat we zullen moeten overleggen over de gevolgen van zijn eventuele plannen. Dat is nodig als we als betrouwbare partners willen samenwerken om het beleid te stroomlijnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.