Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eind maart werd op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ goedgekeurd. Hiermee wordt voortgebouwd op een proces dat reeds in de vorige legislatuur in gang werd gezet. De ondertekening van de gemeenschappelijke verklaring geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren dateert immers reeds van 2012.
Het laatste halfjaar is ettelijke keren duidelijk geworden dat er grote problemen zijn met de manier waarop Vlaanderen de zorg voor jongeren met psychische problemen organiseert. Die gids komt dan ook niets te vroeg. De vraag is echter: hoe zal de uitvoering ervan er precies uitzien? Worden hiervoor voldoende middelen uitgetrokken? Of blijft het bij een verklaring en kunt u nog geen engagement nemen?
Minister, welke concrete maatregelen zullen deze legislatuur genomen worden? Wat is het tijdspad dat gevolgd wordt bij het uitvoeren van deze maatregelen? Wat is de budgettaire impact van deze maatregelen? Welke effecten worden van deze maatregelen verwacht?
De heer Anseeuw heeft het woord.
In die gids waarvan sprake is, worden vijf functies duidelijk omschreven waaraan door de verschillende voorzieningen een concrete invulling moet worden gegeven. Tegelijk is een van de uitgangspunten van het proces dat enkele jaren geleden al is gestart, het ontoereikende aanbod om alle behoeften te dekken. Ook al kunnen we met een betere afstemming van de verschillende onderdelen van het aanbod werken aan efficiëntiewinsten – en dus eigenlijk met dezelfde middelen iets meer behoeften afdekken –, dan nog blijft de vraag of dat voldoende is.
Minister, ziet u onderdelen van het aanbod die u zou willen versterken? Zo ja, welke zijn dat? Op welke manier ziet u dat concreet?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, hoe ziet u de afstemming of zelfs de integratie met Integrale Jeugdhulp, waarbij ik verwijs naar het Vlaams regeerakkoord waarin dat uitdrukkelijk is opgenomen. “We geven ruim aandacht aan de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren en de omgeving van mensen met geestelijke gezondheidszorgproblemen. We werken samen met de andere overheden aan de ontwikkeling van zorgcircuits voor kinderen en jongeren die we in Vlaanderen afstemmen op, en daar waar mogelijk integreren in, de Integrale Jeugdhulp.” Die afstemming is natuurlijk wel van belang.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de feiten waarnaar wordt verwezen, zijn misschien wel een illustratie van de vragen en noden die er zijn in de jeugdhulp en de geestelijke gezondheidszorg. Wat we nu beslist hebben, is een stap in een traject dat al geruime tijd aan de orde is en bezig is. Het is een traject dat in de voorbije legislatuur gestart is met mevrouw Onkelinx, die een aantal voorbereidende onderhandelingen heeft gevoerd.
Het gaat natuurlijk niet over de vraag hoe Vlaanderen zich organiseert voor kwetsbare jongeren. Het gaat over hoe wij onze vraag voor kwetsbare jongeren organiseren in de realiteit van een multilevel, een meervoudig gelaagd bestuurssysteem. Wij hebben daar verantwoordelijkheden in, maar er zijn ook bevoegdheden die zich op andere niveaus bevinden. De grote uitdaging is om deze afstemming onder elkaar op een goede manier te doen zodat het leidt tot een meer adequate zorg voor jongeren in een noodsituatie of voor jongeren die nood hebben aan geestelijke gezondheidszorg.
De methodologie die gevolgd is, heeft intussen enige expertise. We hebben dat ook gedaan voor de residentiële ouderenzorg. Je kunt niet rond de vaststelling heen dat we in België toch wel over zeer veel capaciteit beschikken, maar ze is vaak heel intramuraal georganiseerd. De beweging die we met het artikel 107 van de Ziekenhuiswet hebben gedaan – opnieuw de verdienste van de federale beleidsverantwoordelijke toen –, had net de bedoeling om die zorg te vermaatschappelijken. De vermaatschappelijking van de zorg als begrip komt uit de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Er werd getracht de intramurale capaciteit te converteren naar meer ambulante vormen van ondersteuning. Dat systeem wordt geëvalueerd. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat deze beweging een succesvolle beweging is en dat we ze zeker moeten doorzetten.
Het klopt dat de Gids door alle ministers van de deelstaten en de federale overheid officieel werd goedgekeurd op 30 maart laatstleden. De Gids bevat onder meer een ‘Nationaal plan inzake nieuw beleid geestelijke gezondheid kinderen en jongeren 2015-2020’ met zowel beleidsacties op overheidsniveau als inhoudelijke acties die op de werkvloer moeten gerealiseerd worden.
De Interministeriële Conferentie (IMC) Volksgezondheid heeft een interkabinettenwerkgroep, met name de ‘taskforce ggz’, belast met de voorbereiding en planning van de eerste fase van het nieuw geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren. Deze eerste fase omhelst onder andere de uitwerking van de financiering, de netwerkcoördinatie en een aantal prioritaire acties uit het ‘Nationaal plan’ en de realisatie van een communicatieplan en een informatiecampagne.
Daarnaast belast de IMC het redactiecomité ‘hervorming ggz-aanbod voor kinderen en jongeren’, met het uitwerken van een programmatie gebaseerd op de Gids. Meer concreet geeft de IMC Volksgezondheid aan de ‘taskforce ggz’ de opdracht om tegen de volgende IMC een voorstel uit te werken om per netwerk crisiscases beter te beheren.
Dit voorstel dient in lijn te zijn met de globale visie op de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor kinderen en jongeren zoals de gids bepaalt. Het voorstel zal ook rekening houden met de beleidsmatige opties die de gemeenschappen hebben genomen in de betrokken sectoren; voor Vlaanderen is dat de integrale jeugdhulp.
Minister De Block heeft al te kennen gegeven dat ze, nog in 2015, binnen haar bevoegdheid extra middelen zal vrijmaken voor het versterken van de crisiscapaciteit voor ggz. Zelf benadrukken we dat er zowel residentieel als ambulant en mobiel een crisisaanbod gecreëerd moet worden. Het spreekt voor zich dat we er ook volop op inzetten om het crisisaanbod binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie maximaal af te stemmen met de crisismeldpunten en het aanbod binnen de integrale jeugdhulp. We laten ons daarbij inspireren door good practices, zoals het Libel-project in Leuven.
Daarnaast heeft de IMC de taskforce ggz de opdracht gegeven om in overleg met de gemeenschappen reconversiemogelijkheden te evalueren naar K-bedden, k-plaatsen en ambulant aanbod. De concrete planning en prioriteiten betreffende het nieuwe ggz-beleid voor kinderen en jongeren zullen dus verder worden uitgewerkt door deze taskforce ggz. In de nabije toekomst zullen alle bevoegde overheden daar nadere toelichting over geven. De taskforce zal tevens een projectoproep opmaken om een aantal prioritaire inhoudelijke acties van het nationaal plan nieuw beleid geestelijke gezondheid kinderen en jongeren 2015-2020 op projectmatige basis te realiseren.
Specifiek voor Vlaanderen geeft de IMC aan de taskforce de opdracht om bij het op te stellen contract voor de netwerken in Vlaanderen de samenwerking en afstemming tussen integrale jeugdhulp en ggz mee op te nemen. In afwachting van de verdere planning en het bepalen van nadere prioriteiten, vraagt de IMC dat de netwerken reeds afstemming zoeken met betrekking tot de organisatie van de netwerkcoördinatie en afstemmen met bestaande overlegfora inzake geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren en inzake integrale jeugdhulp.
We kunnen hier overigens melden dat we in het kader van de uitvoering van het decreet Integrale Jeugdhulp hierop reeds hebben geanticipeerd bij het bepalen van de samenstelling van het Intersectorale Regionale Overleg Jeugdhulp. Artikel 97 van het uitvoeringsbesluit bij het decreet bepaalt immers dat elk Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp uitgebreid wordt met “een vertegenwoordiger van het netwerk of de netwerken geestelijke gezondheidszorg kinder- en jeugdpsychiatrie in de betrokken regio”. Ook op niveau van het Managementcomité Integrale Jeugdhulp is in de mogelijkheid voorzien tot participatie van de leidend ambtenaar van de FOD Volksgezondheid.
Andere maatregelen die de Vlaamse overheid plant of reeds beslist heeft met betrekking tot jeugdhulp, vinden steeds plaats binnen de contouren van de integrale jeugdhulp. De centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) maken voor kinderen en jongeren, zoals u weet, integraal onderdeel uit van die integrale jeugdhulp. Het is dan ook cruciaal om ook de federale partners actief te betrekken en dichterbij te brengen bij deze integrale en intersectorale aanpak.
Dat betekent dat we ook voor zeer concrete nieuwe initiatieven steeds spreken in termen van intersectorale aanpak, waarbij ook de geestelijke gezondheidszorg een partner is. Ik denk daarbij aan de uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp, specifiek in het voorkomen van uithuisplaatsing, die nog dit jaar gerealiseerd wordt en het installeren van intersectorale zorgnetwerken voor de doelgroep van jongeren met complexe multiproblematieken.
Een exact tijdspad is nog niet opgenomen in de gids, het is een onderdeel van de verdere afspraken die gemaakt worden op de taskforce. De budgettaire impact is niet opgenomen in de gids, ook dat zal verder worden uitgeklaard in de taskforce. Er wordt van alle bevoegde overheden verwacht dat men ggz voor kinderen en jongeren hoog op de beleidsagenda plaatst en dat elk, naargelang de eigen mogelijkheden en vigerende wetgeving, budgettaire inspanningen doet om prioriteiten uit de gids te verwezenlijken.
Door het aanpassen van de regelgeving en het flexibel inzetbaar maken van financiële middelen wordt het mogelijk om innovatieve ontwikkelingen in de netwerken te bevorderen. Vanuit Vlaanderen nemen we al heel wat initiatieven op het snijvlak van jeugdhulp en gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Zo zijn er in Vlaanderen in elke provincie samenwerkingen uitgebouwd tussen de sectoren van de integrale jeugdhulp en de kinder- en jeugdpsychiatrie.
De projecten trachten een doorgedreven samenwerking tussen de brede jeugdhulp en de kinder- en jeugdpsychiatrie te realiseren, met een onvoorwaardelijk engagement ten aanzien van de zorg voor jongeren met een zeer complexe problematiek, in het bijzonder voor hen die bijvoorbeeld in de gemeenschapsinstellingen terechtkomen. De evaluatie van deze vijf projecten wordt nu gemaakt. We kunnen u alvast meegeven dat de eerste resultaten hoopvol zijn op het gebied van zorgcontinuïteit en gedeelde zorg.
We gaan de resultaten maximaal mee integreren in de uitrol van de gids en de nakende evoluties binnen de jeugdhulp. Zo worden er extra middelen vrijgemaakt voor zorgcircuits voor kinderen en jongeren met complexe problematieken. De bedoeling is om in een rugzakfinanciering te voorzien binnen een aantal intersectorale zorgnetwerken voor de begeleiding van jongeren met een handicap in combinatie met een psychiatrische problematiek, waarvoor enkel de inzet van reguliere jeugdhulpverlening ontoereikend is. Wij trekken daarvoor 2 miljoen euro uit, binnen het uitbreidingsbeleid van de sector personen met een handicap. De oproep zeer binnenkort doet uiteraard ook een appel op de centra voor geestelijke gezondheidszorg, die op die manier ook mee kunnen het aanbod opnemen voor jongeren met complexe problematieken.
Aangezien er nog moet worden beslist over heel wat concrete maatregelen, is het nog te vroeg om de concrete te verwachten effecten te beschrijven. Wel is het duidelijk dat alle maatregelen zullen passen in de vier strategische doelstellingen van het nationaal plan nieuw beleid geestelijke gezondheid kinderen en jongeren 2015-2020, gebaseerd op het Mental Health Action Plan 2013-2020 van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Die strategische doelstellingen zijn: het versterken van leadership en beleid inzake geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren; het versterken van een globale, geïntegreerde en zorgnoodgestuurde geestelijke gezondheidszorg en welzijnszorg voor kinderen, jongeren en hun context vanuit een samenlevingsgericht kader; het implementeren van strategieën voor de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen en de promotie van geestelijke gezondheid en het versterken van zorginformatie-, registratie- en communicatiesystemen en van onderzoek met betrekking tot geestelijke gezondheid.
De opvolging van de realisatie van deze doelstellingen zal duidelijk maken in hoeverre de maatregelen doeltreffend en afdoende zijn. Daarnaast zullen, aan de hand van een nog uit te werken programmatie, de effecten van de maatregelen op vlak van capaciteit van het zorgaanbod worden opgevolgd. Tot slot, analoog aan de hervormingsbeweging bij de volwassenen, de zogenaamde ‘projecten 107’, zal de FOD Volksgezondheid budget uitrekken voor wetenschappelijke begeleiding.
Wat ons betreft, moet de gids alvast een opportuniteit zijn om de aanpak van geestelijke gezondheidsproblemen bij kinderen en jongeren nauwer af te stemmen tussen de federale initiatieven en de initiatieven binnen het Vlaamse beleid inzake de integrale jeugdhulp.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje teleurgesteld. U hebt nog geen maatregelen, u hebt nog geen budget en u hebt nog geen effecten op het oog. Er is een gids. Punt. Ik ben daarover heel teleurgesteld, omdat investeren in de geestelijke gezondheidszorg voor onze jongeren erg belangrijk is.
Er is ook al veel tijd gegaan over het geheel. Dat begrijp ik, soms duurt het nu eenmaal even, zeker tussen verschillende overheden, om een tekst te maken waar iedereen kan achter staan. Maar dat u zelf nog geen voorstellen hebt voor de invulling van de maatregelen, dat u daarvoor zelf nog geen budget hebt vrijgemaakt, dat u nog geen becijfering hebt gemaakt van wat u denkt nodig te hebben en nog geen concrete effecten ambieert, vind ik bijzonder mager voor een regio die qua aantal zelfdodingen bijvoorbeeld nog altijd tot de top van Europa hoort. Daar herinner ik u aan. Wij zijn geen geestelijk gezonde regio, wij zijn geen geestelijk gezond land. Ik vind het heel erg dat u de urgentie daarvan niet lijkt in te zien.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik deel de bekommernis van mevrouw Van den Bossche dat investeren in ggz ook voor kinderen en jongeren bijzonder belangrijk is. Maar ik ben niet ontgoocheld in uw antwoord, minister, omdat het heel belangrijk is dat we het doen met een sterke visie op lange termijn. Dat is de verdienste van deze gids. Het verheugt mij dat u daarbij niet voorbijgaat, minister, aan een aantal noden op korte termijn, waarvoor u effectief middelen gaat vrijmaken. Ik vind dat bijzonder positief.
We kunnen inderdaad de nadruk leggen op wat er nog niet is, terwijl het voor iedereen zonneklaar is dat dit traject al jaren aan de gang is en nog wel een tijd bezig zal zijn. We zijn nog niet aan het eindpunt. Het is nu te vroeg om te zeggen dat er bepaalde dingen niet in zitten. Het is heel goed dat we het doen op basis van een sterke visie. Ik leer uit uw antwoord dat u het effect van de maatregelen effectief wilt meten.
Het is inderdaad belangrijk dat er niet alleen een beleid wordt gevoerd, maar dat het ook op de goede manier wordt geëvalueerd. Ik kijk natuurlijk uit naar de verdere concrete uitwerking van wat in de gids staat, maar voorlopig ben ik tevreden met het antwoord.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kan natuurlijk blijven zeggen dat we deze kans zullen aangrijpen om onze crisisnetwerken aan te vullen met inspanningen vanuit de kinderpsychiatrie en dat we ons door het inzetten van middelen voor complexe situaties zullen concentreren op degenen die het moeilijkst te plaatsen zijn. Dat is wat wij moeten doen in deze context. We zullen ook echt proberen onze cgg’s te overtuigen om daarop in te spelen en de middelen te gebruiken voor de verdere ontwikkeling van hun aanbod.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik blijf erbij, minister, dat we gebaat zijn bij actie. Ik heb niets nieuws gehoord en ik blijf erop hameren dat concrete acties erg belangrijk zijn. Er moeten budgetten worden vrijgemaakt om kinderen en jongeren met geestelijke problemen op tijd bij te staan en te helpen. U hebt het vaak over reconversie van bedden, vermaatschappelijking van zorg, ambulante zorgen, rechtstreekse toegang tot hulpverlening, maar dan moet u toch echt actie ondernemen, want anders blijven we zien wat we nu zien: kinderen die te lang op hulp moesten wachten of de gepaste hulp niet konden krijgen en in een crisissituatie terechtkomen. Ze hebben eventueel een opname nodig, net in een van die bedden die u tracht af te bouwen om ze naar ambulante hulp om te zetten. Om daarin te slagen, zult u er echter eerst voor moeten zorgen dat jongeren die vandaag opgenomen zijn, maar klaar zijn om over te stappen naar ambulante opvang, een rustigere overgang kunnen maken en niet van alles op niets moeten terugvallen. U zult dat ambulante ook veel sterker moeten uitbouwen. Ik besef dat daar budgetten voor nodig zijn, ik besef dat u dat niet van vandaag op morgen helemaal rond krijgt, maar u hebt meer dan argumenten genoeg om uw collega’s te overtuigen van de noodzaak daarin prioritair te investeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.