Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister-president, ik heb de vraag een tijd geleden ingediend, maar ze is nog actueel. Onze collega’s van het federale parlement zijn op dit moment waarschijnlijk ook aan het discussiëren over de indexsprong, om het algemene begrip te nemen.
De Federale Regering heeft een voorontwerp van wet voorbereid dat een indexsprong op de lonen en de sociale uitkeringen doorvoert, en dat dus momenteel ter discussie ligt. Er mag geen misverstand over bestaan: als partij blijven wij ons verzetten tegen deze asociale maatregel. Los van de inhoudelijke, maatschappelijke en economische overwegingen zijn er ook juridisch-politieke en budgettaire vragen te stellen bij dit voorontwerp.
Het federale wetsontwerp tot verbetering van de werkgelegenheid voorziet immers in een indexsprong – ik gebruik weer het generieke begrip – voor de sociale uitkeringen, met inbegrip van de kinderbijslagen. Het gaat niet enkel om de kinderbijslagen of het ‘kindergeld’, zoals men het in de volksmond noemt, maar bijvoorbeeld ook over de inkomensgrenzen die gelden voor bepaalde sociale toeslagen.
Sinds de zesde staatshervorming zijn de deelgebieden volledig bevoegd voor onder meer de kinderbijslagen. Bij de opmaak van de begroting 2015 hebt u al een decreet met betrekking tot de indexsprong laten goedkeuren. De Waalse Regering heeft al aangekondigd het Overlegcomité te zullen vatten, aangezien ze meent dat de federale overheid met dit ontwerp tot verbetering van de werkgelegenheid juridisch aan bevoegdheidsoverschrijding zou doen en dat de federale overheid de indexsprong voor de kinderbijslagen niet alleen kan beslissen. De Raad van State heeft al adviezen uitgebracht, met betrekking tot een aantal nuances in die materie.
Minister-president, is de Vlaamse Regering betrokken bij de opmaak van dit ontwerp van wet van de federale collega’s met betrekking tot de indexsprong? Heeft ze een advies verstrekt, is er dus overleg geweest? Gaat ze akkoord met de stellingname van de Waalse Regering met betrekking tot de bevoegdheidsoverschrijding? Zoals u weet, moet de Brusselse Hoofdstedelijke Regering haar standpunt nog bepalen. Gaat de Vlaamse Regering dus ook het Overlegcomité vatten? Of is dit al gebeurd, gelet op de voortgang der werkzaamheden? Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering daar verdedigd of zal ze verdedigen? En een van de kernelementen: waarom is er binnen deze Vlaamse Regering een onderscheid in de reacties van de ministers op de indexsprong voor de huurprijzen en voor de sociale uitkeringen? Bij het eerste hebben we hevige reacties gezien, bij het tweede zien we geen reactie.
De berekening van de dotatie van de federale overheid aan de Vlaamse overheid volgens de – tussen aanhalingstekens – ‘Financieringswet’, die onder meer de overdracht van financiële middelen regelt in het kader van de overdracht van de bevoegdheid inzake kinderbijslagen, bevat ook parameters voor de jaarlijkse berekening van de hoogte van de dotatie. Een index is er daar eentje van. Is er ook discussie of komt er overleg over de aanpassing van deze parameter naar aanleiding van de federale indexsprong op alle sociale uitkeringen? Zal er met andere woorden ook een soort van indexsprong gelden voor de federale dotatie?
De Vlaamse Regering raamde in haar begroting 2015 initieel de budgettaire minderuitgave naar aanleiding van de indexsprong op de Vlaamse kinderbijslagen op 63 miljoen euro. Is dit cijfer aangehouden, gelet op de evolutie van de index?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijnheer Bertels, de Vlaamse Regering is door de federale overheid niet betrokken bij de voorbereiding van de wet tot verbetering van de werkgelegenheid. Het is wel zo dat de aangelegenheid aan bod is gekomen op het Overlegcomité van 1 april 2015. Maar er is geen consensus over bereikt, dat zal u niet verwonderen.
De Vlaamse Regering is van oordeel dat de koppeling van de gezinsbijslagen aan de index niet zomaar kan worden beschouwd als een bevoegdheid van de federale overheid. U weet dat we zelf met het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 hebben beslist tot een tijdelijke bevriezing van de indexering van de gezinsbijslagen.
De Raad van State heeft in zijn advies nummer 56.703 van 13 oktober 2014 bij dit decreet uitdrukkelijk bevestigd dat de Vlaamse decreetgever bevoegd is om deze maatregelen te nemen, omdat de niet-toepassing van het indexatiemechanisme kan worden geacht deel uit te maken van het bepalen van het bedrag van de gezinsbijslagen en dat de decreetgever daartoe bevoegd is ook tijdens de overgangsperiode, die nu nog loopt en geregeld is in artikel 94 paragraaf 1 bis van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
De federale wetgever lijkt ervan uit te gaan dat hij op grond van zijn algemene bevoegdheid om het inkomensbeleid te regelen, ook bevoegd is om de koppeling van de gezinsbijlagen aan de index te regelen en baseert zich daarbij op artikel 6, paragraaf 1, VI, 5e lid, ten derde, van de van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Dat bepaalt dat de federale overheid bevoegd is voor het prijs- en inkomensbeleid met uitzondering van de prijzen in de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gewesten en gemeenschappen behoren, onder voorbehoud van het hetgeen bepaald is in artikel 6, paragraaf 1, VII, 2e lid, d).
Dat voorbehoud slaat op gas- en elektriciteitsdistributie. Mijns inziens is de tekst die ik zonet voorlas – zonder dat voorbehoud, want dat mogen we vergeten, het heeft hier geen betrekking op, het gaat over gas- en elektriciteitsdistributie – vrij duidelijk. De tekst zegt: “een federale bevoegdheid voor het prijs- en inkomensbeleid met uitzondering van de regeling van de prijzen in de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gewesten en gemeenschappen behoren”.
De Vlaamse Regering is van oordeel dat het minstens absoluut niet zeker is dat de federale overheid bevoegd is op grond van deze bepaling om de koppeling van de gezinsbijslagen aan de index te regelen.
Ik roep daarvoor volgende argumenten in. Eén, de bevoegdheid om bedragen te koppelen aan een bepaalde index komt toe aan de overheid die materieel bevoegd is. Het Grondwettelijk Hof heeft bevestigd dat een indexeringsmechanisme niet kan worden beschouwd als een aangelegenheid op zich, maar wel als een instrument dat de wetgever en de decreetgever elk wat hen betreft, kunnen hanteren voor zover ze handelen binnen hun respectieve bevoegdheden. Het betreft een arrest dat al dateert van 14 oktober 1999, arrest 109/99. Ik citeer in overweging B 3.6: “Het indexcijfer van de consumptieprijzen is een economische basisindicator. Indexeringen gebeuren teneinde in de diverse beleidsdomeinen de evolutie van de consumptieprijzen te volgen. Een indexeringsmechanisme kan bijgevolg niet worden beschouwd als een aangelegenheid op zich, maar wel als een instrument dat de wetgever en de decreetgever elk wat hen betreft kunnen hanteren voor zover ze handelen binnen hun respectieve bevoegdheden.”
Twee, de bevoegdheid die de federale overheid op grond van artikel 6, paragraaf 4, VI, vijfde lid, ten derde, van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen (BWHI) heeft voor het algemene prijs- en inkomensbeleid, is beperkt tot de maatregelen die nodig zijn om de inflatie tegen te gaan of om de mededinging te vrijwaren. Dat de bijzondere wetgever de bedoeling had om de federale bevoegdheid hiertoe te beperken, is uitdrukkelijk verklaard bij de parlementaire voorbereiding van het artikel naar aanleiding van de zesde staatshervorming.
De discussie gaat over de interpretatie van de wet over de zesde staatshervorming. Ik wil u die niet onthouden. De Raad van State had bij dat artikel gezegd: “Op zich behoeft over deze bevoegdheidsverdeling geen bijzondere opmerking te worden gemaakt, ware het niet dat in de artikelsgewijze bespreking de mogelijkheid waarover de federale overheid beschikt om gebruik te maken van de instrumenten die verband houden met het prijsbeleid, bijvoorbeeld de prijsblokkeringen, tot tweemaal toe onderworpen wordt aan de voorwaarde dat de te nemen maatregelen ertoe moeten strekken de inflatie tegen te gaan of de mededinging te vrijwaren.”
De artikelsgewijze bespreking is vanuit dat oogpunt op erg dwingende wijze geredigeerd zoals ook blijkt uit de volgende passage: “Het werkelijke doel van de maatregel die verband houdt met de uitoefening van de federale bevoegdheid inzake prijsbeleid moet zijn de inflatie tegen te gaan of de mededinging te vrijwaren”.
En dan zegt de Raad van State: “Indien het de bedoeling van de bijzondere wetgever is om de federale bevoegdheid inzake algemeen prijs- en inkomensbeleid ook te kunnen verbinden aan andere doelstellingen dan de strijd tegen de inflatie of de vrijwaring van de mededinging, dient dit tijdens de parlementaire behandeling verder verduidelijkt te worden.”
Nu citeer ik de bevoegde staatssecretaris Servais Verherstraeten daarover in de bespreking. Ik citeer uit het verslag namens de Commissie voor de Herziening van de Grondwet. Ik citeer dit volledig: “De federale overheid zal ook bevoegd blijven om de instrumenten van het prijsbeleid, zoals prijsblokkeringen, te gebruiken om de inflatie tegen te gaan of de mededinging te vrijwaren. In dit verband kunnen de maatregelen die ze treft betrekking hebben op de prijzen van diensten en producten die zowel tot de gewest- of de gemeenschapsbevoegdheden behoren als tot de federale bevoegdheden behoren. Maar deze maatregelen mogen in geen geval tot doel hebben om het gemeenschaps- of gewestbeleid te beïnvloeden, noch tot gevolg hebben dat dit op onevenredige wijze wordt beïnvloed. Het werkelijke doel van de maatregelen moet zijn de inflatie tegen te gaan of de mededinging te vrijwaren.” De staatssecretaris gaat heel expliciet in op wat de Raad van State bij het artikel heeft geformuleerd. Het artikel is dwingend, het gaat over de strijd tegen inflatie of de vrijwaring van de mededinging en als de federale wetgever een andere bevoegdheid heeft, moet dit uitdrukkelijk uitgeklaard worden tijdens de bespreking. De bevoegde staatssecretaris zegt hier, zoals ik het lees – en ik heb het letterlijk voorgelezen –, dat er geen andere bedoeling is dan het tegengaan van inflatie of het vrijwaren van de mededinging. Weliswaar, zegt hij, kan dit betrekking hebben op gewestbevoegdheden, maar alleen met die twee doelstellingen. Ik denk dat dit een vrij duidelijk citaat is.
Bovendien had het Grondwettelijk Hof ook nog voor de zesde staatshervorming – ik verwees al naar het arrest van 1999 – al bepaald dat als de federale overheid in het kader van haar bevoegdheid voor het algemene prijs- en inkomensbeleid maatregelen neemt die implicaties hebben op de bevoegdheden van de gemeenschappen of gewesten, dit alleen kan als aantoonbaar is dat die maatregel “onontbeerlijk is voor het verwezenlijken van een coherent prijs- en inkomensbeleid”. Dit is het arrest van het Grondwettelijk Hof met nummer 21/95 van 2 maart 1995.
Het advies van de Raad van State bij het wetsontwerp tot verbetering van de werkgelegenheid geeft geen uitsluitsel over de vraag of de federale overheid bevoegd is om de indexkoppeling te regelen van sociale uitkeringen die onder de bevoegdheid van de gemeenschappen vallen, waaronder de gezinsbijslagen. Waarom niet? Omdat er in het voorontwerp geen sprake van was. Het is pas in het ontwerp dat een bepaling toegevoegd is.
In de Kamer is er opnieuw een algemeen advies gevraagd aan de Raad van State. Dat tweede advies van de Raad van State is er nog niet. Het is dus wachten op dat advies. Ik weet niet of het expliciet hierover zal gaan. Het is afwachten wat daar wordt gezegd.
De Raad van State verwijst via wat hij de techniek van de dynamische verwijzing noemt, naar de gezondheidsindex. Ik vertaal vrij wat de Raad van State zegt: als de gewesten of gemeenschappen een maatregel koppelen aan het mechanisme van de gezondheidsindex en de Federale Regering wijzigt dat mechanisme, dan moeten de gewesten en gemeenschappen de gevolgen daarvan ondergaan doordat ze in hun eigen decreetgeving zeggen dat ze relateren aan de evolutie. Zo niet, zegt de Raad van State, moeten ze maar weigeren dat mechanisme te ontwikkelen. Naar mijn bescheiden mening is dat nog iets anders dan een prijsblokkering. Ik weet niet welk advies de Raad van State nu zal geven, maar het zou kunnen dat het nieuwe advies dat in de Kamer komt, wel betrekking heeft op de tekst van het ontwerp, die op dat punt verschilt van de tekst van het voorontwerp.
De dotatie ter financiering van de kinderbijslag wordt jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen, zoals u weet, en ook aan de procentuele evolutie van de 0- tot en met 18-jarigen per gemeenschap en aan 25 procent van de procentuele evolutie van het werkelijke bruto binnenlands product (bbp) per inwoner.
Er is geen intentie om de consumptieprijsindex of de andere relevante parameters in het kader van de indexsprong aan te passen. In principe wordt er geen indexsprong toegepast bij de raming van de bedoelde dotatie. Federaal minister van Sociale Zaken, mevrouw De Block, heeft dit ook uitdrukkelijk bevestigd tijdens de bespreking in de commissie Sociale Zaken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Ze heeft dat op verschillende momenten gezegd tijdens die bespreking. Dat kunt u terugvinden. Er werd herhaaldelijk gevraagd of die dotatie niet zou worden geïndexeerd. Ze heeft daar verschillende keren ontkennend op geantwoord.
De Vlaamse Regering houdt dit cijfer aan in de zin zoals is beslist bij de begrotingsopmaak. Het parlement heeft beslist om geen indexatie te laten gebeuren.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik heb twee bijkomende vragen. U weet dat er een aantal mechanismen bestaan om juridische discussies tussen deelregeringen en/of de Federale Regering uit te vechten. U hebt gezegd dat er op 1 april geen consensus was in het Overlegcomité. Mijn logische vraag aan u is dan ook welke ‘verdedigingsmechanismen’ de Vlaamse Regering wel of niet in stelling heeft gebracht. Zijn er verdere stappen gezet in het kader van het federalisme dat we kennen en in het kader van juridische argumenten die we kunnen inroepen als deelregering of als Federale Regering?
Mijn andere vraag is naar aanleiding van het verschil in attitude binnen de Vlaamse Regering voor het naar buiten verdedigen van het niet bevoegd zijn van de Federale Regering. Ik heb al verwezen naar het verschil tussen de huren en de sociale uitkeringen. U weet ook dat in het federaal ontwerp een niet-indexering van de inkomensgrenzen zit voor een aantal sociale toeslagen, onder andere voor kinderbijslag. Voor de kinderbijslag kun je nog zeggen dat die indexsprong pas over afzienbare tijd is. Dat is opgeschoven in de tijd naar aanleiding van de lage inflatie. Het probleem van de niet-indexering van de inkomensgrenzen kan veel acuter zijn. Wat gaat de Vlaamse Regering doen indien blijkt dat de niet-indexering van de inkomensgrenzen zoals dat nu in het ontwerp zit, en al dan niet afhankelijk van de verdedigingsmechanismen deze week zal worden goedgekeurd, een negatief effect heeft op de sociale toeslagen inzake de kinderbijslagen waarvoor Vlaanderen bevoegd is?
Die problematiek kan zich veel eerder voordoen dan de overschrijding van de spilindex naar aanleiding van een aantal verhogingen van uitkeringen die tussentijds kunnen gebeuren.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Bertels, u kent de mechanismen net als ik. Je kunt bevoegdheidsoverschrijding inroepen. We hebben daarover gesproken op het Overlegcomité, maar er is geen consensus over bereikt. Het Waalse Gewest had een nota gemaakt, niet zo juridisch onderbouwd en niet met zoveel verwijzingen als wat ik hier breng, om te zeggen dat dit een deelstaatbevoegdheid is met de vraag om niet die federale maatregel te nemen met betrekking tot de niet-indexering van de kinderbijslagen. Er is geen consensus over bereikt. Ik heb erop gewezen dat wij bevoegd zijn. Ik heb verwezen naar het arrest van de Raad van State en naar het decreet dat het parlement heeft goedgekeurd en dat is gesteund door een positief advies van de Raad van State.
De Vlaamse overheid heeft op dat vlak een ander belang dan het Waalse Gewest. Als het Waalse Gewest wil blijven indexeren als het niet akkoord gaat en als de federale overheid zou overgaan tot die maatregel, dan zal het Waalse Gewest een procedure instellen. Wij hebben beslist om niet te indexeren. Aan onze regeling op dat vlak kan niets veranderen.
Met uw vraag over het niet-indexeren van de inkomensgrenzen overvalt u me. Ik moet dat nagaan. Het valt buiten het bestek van uw vraag. Ik heb u lezing gegeven van de bepaling waaruit blijkt dat de federale overheid bevoegd is voor het inkomens- en prijzenbeleid met welbepaalde dwingende doelstellingen, zoals bestrijding van inflatie en vrijwaren van mededinging.
Ik ga niet op de banken zeggen dat de inkomensgrenzen met betrekking tot het verstrekken van sociale uitkeringen onder dit inkomensbeleid vallen. Dat vergt onderzoek. Je kunt dat zomaar niet op de banken beantwoorden. Ik wil eventueel nader onderzoeken of dat iets is wat onder de federale bevoegdheid valt.
De parlementaire voorbereiding en de adviezen die daarover verstrekt zijn door de Raad van State, zijn zeer duidelijk. Het federale niveau blijft bevoegd voor inkomens- en prijzenbeleid, ook als het over gewestelijke materies gaat, maar met twee welbepaalde doelstellingen.
Ik ken het artikel en de toelichting erbij niet. Ik ga me nu niet wagen aan een uitspraak op de banken, maar ik wil wel eens bekijken wat de eventuele implicaties daarvan zouden kunnen zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister-president, voor mij zijn kinderbijslagen ook de sociale toeslagen en de voorwaarden die daaraan vasthangen. Ik neem er akte van dat u daar nu niet op kunt antwoorden, maar ik zou u toch aanraden om dat snel te onderzoeken, want het zal heel snel een praktisch effect hebben voor Vlaamse gezinnen die kindergeld genieten, aangezien er verhogingen van een aantal uitkeringen gepland zijn.
Vlaanderen heeft nog geen belangenconflict ingeroepen. U hebt gewezen op de juridische risico’s, maar hebt geen verdere stappen gezet waardoor de behandeling geschorst zou kunnen worden – u kent de technieken die daarvoor bestaan. Dat hebt u nog niet gedaan, heb ik begrepen. Dan moet u dat toch snel eens bekijken, want dat kan heel snel een effect hebben op de hoogte van het bedrag aan kindergeld dat Vlaamse gezinnen krijgen. Ik zou dat niet op de lange baan schuiven, want het kan heel snel gaan naar aanleiding van een aantal welvaartsaanpassingen.
Mag ik vragen over welk artikel het precies gaat? Ik heb nu alleen de artikelen meegebracht die betrekking hadden op uw vraag.
Het is een artikel dat verwijst naar alle inkomensgrenzen. Ik heb het artikelnummer niet opgeschreven. Het staat in de toelichting exact beschreven.
Ik zal een onderzoek laten doen door de administratie.
Goed, ik zal mijn vraag herformuleren, specifiek naar dat punt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.