Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, we kennen de resultaten uit de meest recente verkeersbarometer van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) waarin er een stijging van het aantal dodelijke slachtoffers voor Vlaanderen werd opgetekend. We kennen ook de stijging ten opzichte van 2013. Het aantal letselongevallen kent een lichte verbetering met een afname van 0,4 procent.
Deze cijfers komen uit een rapport dat het BIVV opstelt. Die cijfers geven ons vandaag nog geen inzicht in de achterliggende oorzaken bij deze resultaten. Uiteraard speelt het weer een rol, maar ook andere parameters moeten volgens het BIVV nader in kaart worden gebracht. Vandaag blijft het verkeersonderzoek in Vlaanderen vaak beperkt tot het verzamelen van gewone data.
Nu kwam er op het einde van vorige maand, op 30 maart, het bericht van federaal minister van Mobiliteit Jacqueline Galant dat zij een degelijke ongevallenregistratie en -analyse wil gaan doen. Daarvoor denkt zij aan de oprichting van een nieuw instituut, namelijk het Instituut voor Accidentologie. De bedoeling zou zijn om ongevallen van naaldje tot draadje te analyseren en op die manier een onderbouwde basis te vormen voor een beleid dat ons rijgedrag, onze wegen en onze voertuigen veiliger moet maken. Ze sprak ook over de oprichting van een observatorium van de mobiliteit, dat zich specifiek met de datacollectie zou bezighouden, met een focus op het autogebruik en de verplaatsingen woon-werk, naast een aantal andere zaken.
Ik vond dat opmerkelijk, want sinds de zesde staatshervorming zijn de gewesten voor een belangrijk gedeelte van het luik verkeersveiligheid bevoegd geworden. Minister, in uw beleidsnota kondigt u aan dat u in het licht van deze nieuwe bevoegdheden werk wil maken van een verbeterde ongevallenregistratie en -analyse. U hebt geantwoord op een vraag die op 19 maart werd gesteld, dat de Taskforce Ongevallenregistratie en -analyse opnieuw drie- of viermaandelijks bijeen zou komen, in mijn beleving met een vrij identiek doel als wat minister Galant aankondigde op federaal niveau te zullen ondernemen.
Het zijn net die verklaringen en uw beleidsintenties en uw antwoord waar ik een vraag over heb, minister. Hebt u meer duidelijkheid gekregen over de plannen van minister Galant? Waarom komt het federale beleidsniveau net nú met deze communicatie en dat initiatief? Hoe moeten we dat plaatsen binnen de beleidsintenties die u hebt geuit?
U wilt de heractivering van de Taskforce Ongevallenregistratie en -analyse, die doorheen de tijd wat in het slop was geraakt. Hoe wordt de werking vandaag geëvalueerd? In welke bijsturing voorziet u? Wanneer komt die bij elkaar en welke resultaten mogen we op welke termijn verwachten?
Mijn laatste vraag gaat over de onderlinge afspraken die beide beleidsniveaus duidelijk moeten maken over dit onderwerp. Hebt u contact gehad met uw federale evenknie? Wat zijn belangrijke aandachtspunten? Op welke wijze zullen de twee initiatieven naast elkaar bestaan en vooral met elkaar samenwerken?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik stel u soms al eens een schriftelijke vraag over specifieke ongevallen op een aantal wegvakken en dergelijke meer: waar gebeuren die, wat is de aanleiding van het ongeval en dergelijke meer.
Het valt me vaak op dat de cijfers die u aanlevert, nogal eens gedateerd zijn. Ik vraag me af hoe dat komt. Toen ik u schriftelijk ondervroeg over de studie die bezig is over de Brusselse ring, antwoordde u dat als men daar een studie over zal doen in het kader van een mogelijke snelheidsverlaging, men zich zal baseren op recente ongevallengegevens. U zegt dan zelf “voor zover die beschikbaar zijn”.
Het moet zijn dat men op uw administratie de reflex heeft er niet van uit te gaan dat men recente ongevallengegevens heeft voor dergelijke wegvakken. Ik vraag me af hoe het komt dat daar zo veel vertraging op zit.
Minister, ik heb u recent ook gevraagd of we een eigen Vlaamse verkeersveiligheidsbarometer zouden opstarten. U hebt gezegd dat als het BIVV bereid zou blijven om gegevens aan te leveren voor het Vlaamse Gewest, we dat dubbel werk niet hoeven te doen, alleen is het nog niet duidelijk of het BIVV dat nog zal blijven doen in de toekomst. In het kader van uw goede relaties met het BIVV, wilde ik even polsen of u er al duidelijkheid over hebt of het nodig is dat we onze eigen verkeersveiligheidsbarometer opstarten, of dat die gegevens zullen blijven worden aangeleverd door het BIVV.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft het laatste punt, lopen de gesprekken nog over de diensten die het BIVV ons al dan niet zal leveren en tegen welke vergoeding.
Van het initiatief van minister Galant was ik niet op de hoogte. Het inhoudelijke voorstel en het concept is mij niet bekend. Ik veronderstel – maar dat is een gissing van mijnentwege – dat een en ander teruggaat naar een van de aanbevelingen van 2011, meer bepaald van de federale Commissie voor de Verkeersveiligheid. In het kader van de staten-generaal voor de verkeersveiligheid in 2011 werd een aanbeveling gedaan voor de periode 2011-2015, heel specifiek over dat diepteonderzoek. Ik veronderstel dat dat de inspiratie en motivatie is geweest.
Wat mezelf betreft, heb ik aangegeven in de beleidsnota en ook in de discussie daaromtrent in de schoot van de commissie dat een grondige ongevallenregistratie en een analyse nodig is binnen de afspraken met alle actoren, om maximaal de echte oorzaken van ongevallen in kaart te brengen. Een objectief, onderbouwd, doelgericht en efficiënt verkeersveiligheidsbeleid is het objectief. Aangezien de bevoegdheden inzake verkeersveiligheid ten dele nog federaal zitten en anderzijds ook regionaal, is het van belang om te komen tot een maximale samenwerking, ook wat betreft dat nieuw Instituut voor Accidentologie.
Uiteindelijk komt men ook automatisch bij ons terecht, zelfs als de federale overheid dat eenzijdig zou willen concipiëren. De infrastructuur, de wegenis en dergelijke zit allemaal bij ons.
De meest recente vergadering van de Taskforce Ongevallenregistratie en -analyse was op 29 april van vorig jaar. Dan heeft men een evaluatie uitgevoerd van de werking en activiteiten. Men heeft gezegd dat men absoluut zinvol moet blijven functioneren. Ik heb de taskforce opnieuw samengeroepen binnen afzienbare tijd, de datum ben ik even kwijt. Ik heb gevraagd om ook een delegatie aanwezig te laten zijn van de FOD Mobiliteit, die er voordien niet bij was. Verder zit ook het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) erin, de lokale politie, de federale politie en het BIVV. Ik denk dat het belangrijk is dat ook de FOD Mobiliteit daar bij is en anderzijds misschien ook het federale kabinet Mobiliteit en het kabinet Binnenlandse Zaken. Mijn kabinet is er dan ook bij.
Waarom zeg ik dat? Je hebt altijd de overlap tussen de bevoegdheden. Ik geef u een concreet voorbeeld waarom het voor ons zinvol zou zijn om een app te hebben waarin politieagenten heel eenvoudig vaststellingen kunnen inbrengen. Het is totaal zinloos dat wij dat zouden gaan ontwikkelen, want het is de federale en desgevallend de lokale politie die dat moet hanteren. Daarom vinden we het zinvol dat de politieke keuze wordt gemaakt om dergelijke concrete zaken te realiseren. Op de eerstvolgende vergadering van onze taskforce zal ik die uitnodiging doen. Een agendapunt zal dan ook zijn aan het kabinet Mobiliteit om toe te lichten wat hun ideeën en plannen zijn over een Instituut voor Accidentologie, hoe ze een en ander zien en in welke mate dat verenigbaar is.
Maar goed, ik moet daar niet op wachten. Wij doen voort. We gaan zelfs ruimer, we zullen ook ruimer uitnodigen, ook richting het federale niveau, waarbij we uiteindelijk een zo efficiënt mogelijk verkeersveiligheidsbeleid krijgen en ongevallencijfers die opnieuw in de goede richting evolueren. Dat is de doelstelling. De rest is dan eerder bijzaak. Daarom doe ik die uitnodiging. We zullen dan wel zien in welke mate onze initiatieven kunnen sporen en gelijklopen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben samen met u verbaasd dat daar niet meer overleg op voorhand over wordt gepleegd. Ik ben wel heel tevreden dat u de taskforce opnieuw bijeenroept en we vanuit Vlaanderen niet wachten op federale initiatieven om onze wegen veiliger te maken. Dat u een brede uitnodiging doet, is een heel goed idee om pragmatisch te werken, efficiënt te zijn en ervoor te zorgen dat als men bijvoorbeeld naar een dergelijke app evolueert voor ongevallenregistratie, dat die door alle instanties in dit land, of ze nu Vlaams of federaal zijn, kunnen worden gebruikt. Het verheugt me dat u niet wacht en dat u een brede uitnodiging uitstuurt. Vanuit het parlement kunnen wij dat enkel toejuichen.
De heer Peumans heeft het woord.
Voorzitter, minister, voormalig parlementslid Carl Decaluwe, inmiddels gouverneur van West-Vlaanderen, en ikzelf hebben indertijd een voorstel van decreet ingediend rond de invoering van verkeersongevallenanalyse. We hebben zelfs een aantal hoorzittingen georganiseerd. Ik denk dat de heer de Kort zich dat zal herinneren. Het is vooral van de kant van de vorige minister van Openbare Werken afgeblokt. De minister vond dat als ze voldoende cijfermateriaal kon verzamelen, men dat in Vlaanderen zelf zou kunnen. Ik wil u alle informatie hierover nog wel eens aan de commissie bezorgen. Ik vind dat we zelf het initiatief in handen moeten nemen.
Ik was verwonderd over het initiatief van minister Galant. Die kan zich beter bezighouden met de spoorwegen in Limburg en daar een aantal investeringen doen, maar toch niet met verkeersongevallenanalyse. De minister heeft zelf uitgelegd hoe en waarom.
Ik herinner me dat we Assuralia hebben uitgenodigd, een overkoepelende organisatie die een heel belangrijke rol speelt in verband met verkeersongevallen, maar ook de ziekenhuizen en dergelijke. De bedoeling was om al die gegevens te verzamelen om dan de nodige analyses te kunnen maken van de ongevallen met doden en slachtoffers die binnen de dertig dagen na het ongeval overlijden.
Mijn boodschap is dat het een zaak is van Vlaanderen en van Wallonië. Ik vind dat ieder zelf moet bekijken hoe hij de analyses maakt. Hier zijn initiatieven geweest in het verleden die een beetje werden afgeblokt door de toenmalige minister, als ik dat wat oneerbiedig mag zeggen. Ik wil ook een oproep doen om te kijken welke initiatieven uiteindelijk door toenmalig minister Crevits genomen zijn in het kader van de verkeersongevallenanalyse. Er is al een hoop werk verzet en ik vind niet dat men dat werk opnieuw moet doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn inderdaad wel wat initiatieven genomen. Het is niet de bedoeling die over te doen, ik hoop ook niet in de schoot van de Federale Regering. We zullen daar zeker op attenderen in ons volgende gesprek, indien er een positieve reactie komt op onze uitnodiging.
De vraag om uitleg is afgehandeld.