Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over mobiele zorgeenheden
Vraag om uitleg over mobiele mantelzorgwoningen
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dat de vergrijzing en ook de verzilvering – of de ‘verwitting’ – niet alleen het fenomeen is van meer ouderen in de samenleving, maar ook van meer zorgbehoevenden, weten we natuurlijk allemaal. Het is hier al meermaals ter sprake gekomen. Tegen 2030 verwachten we bijna een kwart 65-plussers in de Vlaamse bevolking, tegenover 19 procent vandaag. Binnen die 65-plussers zal het aandeel 80-plussers stijgen van 5 procent naar ruim 7 procent. De vraag naar zorg, naar langdurige zorg ook, zal de komende jaren dus sterk blijven toenemen.
Het beleid is er in eerste instantie op gericht om mensen, naarmate ze ouder worden en meer zorg nodig hebben, toch zo lang mogelijk in de eigen omgeving, de eigen thuis en eigen buurt, te laten wonen. We hebben daarover in dit parlement eind vorige legislatuur een resolutie goedgekeurd. Daarvoor moet er natuurlijk een beroep kunnen worden gedaan op onder meer thuiszorg. Ook vrijwilligers en mantelzorgers kunnen daarin een heel waardevolle bijdrage leveren.
Om de taak van die mantelzorgers dichter bij hun eigen huis te brengen en dus misschien wat gemakkelijker te maken, ontstaan er denkpistes waarbij de zorgbehoevende tijdelijk wordt ondergebracht in een mobiele mantelzorgwoning, die dan in de tuin of aan de woning van de mantelzorger kan worden geplaatst. Op die manier is de mantelzorg dichtbij en hoeft de zorgbehoevende niet te worden opgenomen in een residentiële setting. Het is een van de denkpistes waarover we de laatste periode hebben gehoord.
Bovendien kan de zorgbehoevende zo ook meer deel uitmaken van een ander gezin, waardoor de kans op vereenzaming verkleint – toch een reëel risico bij heel wat oudere mensen –, zonder dat dit het huishoudelijke leven van de mantelzorger te zeer belast, zoals wanneer de zorgbehoevende, bijvoorbeeld de bejaarde ouders of grootouders, in diens eigen huis zou worden opgenomen.
We konden lezen dat verschillende partners nu al zouden samenwerken aan zo’n concept van mobiele mantelzorgwoningen, van gemeentes tot ziekenfondsen of een bouwfirma. Mobiele zorgeenheden worden dan ingericht naargelang de noden van de zorgbehoevende en tijdelijk in de tuin van de mantelzorger geplaatst.
Er zijn, zo werd gesignaleerd, toch nog wel wat problemen met betrekking tot het al dan niet nodig zijn van een stedenbouwkundige vergunning.
Minister, hoe staat u tegenover het idee van de mobiele mantelzorgwoningen? Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat dit concept of dergelijke concepten kunnen worden aangemoedigd en geïmplementeerd? Hebt u al overleg gepleegd met uw collega bevoegd voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot de mogelijke stedenbouwkundige problemen of de aanpassingen die ter zake nodig zijn met betrekking tot de regelgeving?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, aansluitend bij deze vraag om uitleg, zou ik graag een aantal meer specifieke vragen stellen. De media poneren dat de Vlaamse overheid mobiele mantelzorgwoningen als alternatief naar voren kan schuiven voor onder meer de wachtlijsten in rusthuizen, woon- en zorgcentra. Een soort container of flexibele wooneenheid zou dan tijdelijk in de tuin van de mantelzorgers geplaatst worden, zoals werd geschetst door mevrouw Schryvers. Het begrip container is volgens mij nogal ongelukkig gekozen. Dat blijkt ook uit de reacties op de sociale media. Het woord container heeft een negatieve bijklank en daardoor krijg je ook verkeerde reacties.
In het kader van het Nieuw Industrieel Beleid van Vlaanderen wordt er onder meer door het Agentschap Ondernemen inderdaad nagedacht over andere vormen van zorgverlening, over een concept van mobiele zorg die verplaatsbaar is in casu. Daarbij wil ik het onderscheid maken met het concept mobiele health, m-health, dat ook opgang maakt, of zorg op afstand, want dat is een ander begrip.
Dit nieuwe concept van mobiele, verplaatsbare zorg zou moeten leiden tot een blauwdruk die moet dienen als leidraad om mobiele zorg in de brede zin van het woord op de kaart te zetten in Vlaanderen. Men is zelfs nog ambitieuzer, want het zou ook moeten uitgroeien tot een exportproduct, dixit de betrokken firma.
Zorgwonen is inderdaad een mogelijkheid die we niet moeten ontkennen en waarvan we de mogelijkheden moeten benutten, maar er stellen zich de facto toch nog heel wat juridische problemen in de praktijk die we ook moeten onderkennen vooraleer dit concept tot ‘economisch model’ te propageren. De vraag is dan ook of deze mobiele mantelzorgwoningen onder het concept zorgwonen vallen. Want voor zorgwonen hebben we in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening al een begrip, ook in het kader van het Rijksregister. We weten niet of ook de mobiele zorgwoningen daaronder vallen. Dat is mij in elk geval nog niet duidelijk. In de communicatie leek het als het ware alsof al die hangende problemen snel opgelost zouden worden of opgelost zouden zijn.
Minister, hierover heb ik een aantal vragen, zeker met betrekking tot de link die wordt gelegd met de wachtlijsten in de rusthuizen of woon- en zorgcentra.
Mijn eerste vraag is dezelfde als die van mevrouw Schryvers. Bent u of is uw administratie betrokken bij de uitwerking van voormeld zorgconcept? Wat is de stand van zaken?
Zijn er in het kader van deze mobiele mantelzorgwoningen – dat nieuwe begrip – al gesprekken gevoerd met bijvoorbeeld de administratie of de minister van Ruimtelijke Ordening en met het bevolkingsregister?
Zijn er nieuwe regelingen op komst inzake bijvoorbeeld fiscaliteit – kadastraal inkomen, persoon ten laste – of sociale zekerheid, sociale bijstand – inkomenstoets, gezinsnotie – wat betreft deze mobiele mantelzorgwoningen? Zo ja, is er al overleg geweest – en is er daarvan al resultaat – met de bevoegde ministers en administraties die zelfs niet allemaal Vlaams zijn?
Op welke wijze meent u dat deze tijdelijke constructies een impact zullen hebben op de huidige wachtlijsten van onze woon- en zorgcentra? Bestaan er hierover cijfergegevens? Zijn er vanuit de Vlaamse Regering initiatieven op komst om de mantelzorgers in het algemeen, of mantelzorgers in het kader van dit nieuwe zorgconcept anders en beter te ondersteunen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, volgens het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg zullen er tegen 2025 zo’n 25.000 extra bedden nodig zijn voor ouderen. Buiten het creëren van extra plaatsen in de woonzorgcentra moeten we in het kader van de vermaatschappelijking van de zorg ook durven in te zetten op andere oplossingen, bijvoorbeeld door zelf langer voor onze ouders of grootouders te zorgen. Een huis helemaal verbouwen, is echter een kostelijke aangelegenheid, en een oma in de woonkamer in een ziekenhuisbed leggen, is voor niemand wenselijk.
Vanuit deze invalshoek kan een mobiele mantelzorgwoning hier een oplossing bieden. Het Agentschap Ondernemen investeert momenteel in een blauwdruk voor mobiele mantelzorgwoningen. De mobiele mantelzorgwoning kan gekocht of gehuurd worden. De kostprijs zou 300 tot 500 euro per maand bedragen. Het zou moeten toelaten dat ouderen langer zelfstandig zouden kunnen blijven leven bij hun kinderen zonder te moeten intrekken bij de kinderen. Het zijn makkelijk verplaatsbare woningen, die ook makkelijk opnieuw in te richten zijn voor latere bewoners.
Minister, wat is uw standpunt over deze mobiele mantelzorgwoningen? Wordt het Agentschap Zorg en Gezondheid betrokken bij het uittekenen van deze blauwdruk voor mobiele mantelzorgwoningen? Is de regelgeving in Vlaanderen voldoende aangepast om mobiele zorgkamers te plaatsen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het was een debat dat een beetje vreemd viel. Het werd ook voorgesteld als oplossing om de wachtlijsten in de woonzorgcentra weg te werken, maar het is daar geen antwoord op. Het is eventueel een antwoord op een andere vraag, maar zeker niet op de vraag van mensen die nood hebben aan gespecialiseerde zorg in een woonzorgcentrum. Het zou een tijdelijke vorm van kangoeroewonen kunnen zijn, maar dan in een specifieke context. Men moet er de plaats voor hebben, men moet de middelen hebben om het te betalen. Het is zeker geen wonderoplossing die er morgen voor gaat zorgen dat ouderen langer in hun eigen omgeving kunnen blijven of dat mantelzorg haalbaarder wordt.
We moeten zeker aan de verleiding weerstaan dat, als er creatieve pistes worden gezocht, we daar alles op inzetten. We mogen zeker niet vergeten dat er rond het creëren van kangoeroewoningen in Vlaanderen nog heel veel werk is. Ik bedoel dan de meer klassieke vormen van kangoeroewoning, de permanentere kangoeroewoning. In de manier waarop woonzorgzones vorm worden gegeven, waarbij er thuiszorg en hulp is zodat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, kunnen nog veel stappen vooruit worden gezet. En, zoals de heer Bertels al zei, de mantelzorg heeft veel meer omkadering nodig dan een container in de tuin.
Minister, waar plaatst u dit element in het gehele aanbod dat we moeten hebben om ervoor te zorgen dat mensen en ouderen zolang ze kunnen en willen, in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen, en om ervoor te zorgen dat de ondersteuning van mensen die voor ouderen zorgen, haalbaar en menselijk is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ieder cliëntsysteem met zowel de zorgnoden van de zorgbehoevende als de mogelijkheden van zijn mantelzorg en omgeving, is uniek. De tijdelijke mobiele wooneenheid, op maat van de zorgvrager en zijn omgeving, kan een af te wegen optie worden binnen het afgestemde integrale zorgplan voor de zorgbehoevende. Het plaatsen van een mobiele wooneenheid kan aanzien worden als een flexibele en tijdelijke vorm van woningaanpassing, die de zorgbehoevende de mogelijkheid biedt langer in zijn vertrouwde omgeving te blijven wonen.
Het concept wordt uitgewerkt binnen het project ‘Naar een toekomst van mobiele zorg’ met steun van het Agentschap Ondernemen binnen de vierde oproep ‘nieuw industrieel beleid voor de zorg’. De steun is gegeven om het concept uit te testen en na te gaan wat de randvoorwaarden zijn om dit te doen slagen. We kijken dan ook uit naar de resultaten van het opgestarte project. De keuze van de mobiele wooneenheid moet een keuze worden binnen een afgestemd integraal zorgplan, waarvan de woonomgeving binnen de mogelijkheden van de zorgbehoevende, de mantelzorg en het professionele zorgaanbod een onderdeel is.
De resultaten van het lopende project zullen mee bepalend zijn om in de schoot van de Vlaamse Regering hierover te overleggen en verdere stappen te zetten. Een geïntegreerde, beleidsdomeinoverschrijdende aanpak zal noodzakelijk zijn. Zoals in de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is opgenomen, willen we samen met het beleidsdomein Wonen werk maken van een ‘woongericht welzijnsbeleid’. Dit omvat ook het nagaan van de regelgevende implicaties van de keuze om te wonen in alternatieve woonvormen, zoals zorgwonen en cohousing, en de mogelijkheden daartoe uitbreiden. We willen een inventaris opmaken van de verschillende mogelijkheden aan woon- en zorgvormen en nagaan hoe daarbij zorg enerzijds en wonen anderzijds gecombineerd kunnen worden ingezet. We willen tevens stappen kunnen zetten in de richting van een geïntegreerd Vlaams beleid voor de ondersteuning van woningaanpassingen.
Het zorgconcept wordt ontwikkeld binnen een project gesteund met middelen van de vierde oproep ‘nieuw industrieel beleid voor de zorg’, uitgeschreven door het Agentschap Ondernemen in de vorige legislatuur. Flanders’ Care was mee bij deze oproep betrokken. Het project is pas gestart en heel wat zaken dienen nog te worden onderzocht vooraleer er sprake kan zijn van verdere beslissingen. Hierbij zullen we nader betrokken worden.
Er wordt geen centraal register of centrale wachtlijst bijgehouden van kandidaat-residenten voor woonzorgcentra. Het streven om de zorgbehoevende persoon zo lang mogelijk op een kwaliteitsvolle wijze te ondersteunen in zijn thuisomgeving is opgenomen in de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het wonen van de zorgbehoevende is een afweging die individueel gemaakt wordt binnen het integrale zorgplan.
Indien de tijdelijke mobiele wooneenheid past binnen de zorgnood en de zorgafstemming met de individuele cliënt en zijn mantelzorger, kan deze wooneenheid het verblijf van de zorgbehoevende in zijn thuisomgeving langer mogelijk maken.
Het coherent en duurzaam mantelzorgbeleid dat we verder willen ontwikkelen, oriënteert zich op drie concrete doelstellingen: de bevestiging van de positie en de maatschappelijke waarde van de mantelzorger, het verlichten van het werk van de mantelzorger en het versterken van de samenwerking tussen de mantelzorger en de professionele zorg- en dienstverleners. We willen de mantelzorg dan ook betrokken zien als een volwaardige partner in het zorg- en ondersteuningsproces van de zieke of zorgbehoevende persoon. Tevens willen we de mantelzorgers beter ondersteunen door het aanbod aan diverse vormen van respijtzorg verder uit te bouwen. Het gaat hierbij om gezinszorg en aanvullende thuiszorg, de dagverzorgingscentra conform en niet-conform artikel 51 van bijlage IX, de centra voor kortverblijf en de diensten voor vrijwillige oppas.
Met het transitieplan dementie worden ook maatregelen genomen om de draagkracht van de mantelzorgers van personen met dementie te vergroten, onder andere door het aanbieden van psycho-educatie.
We wensen ook in het kwaliteitsbeleid van de zorgvoorzieningen een mantelzorgbeleid te integreren. Als financiële ondersteuning voor de niet-medische kosten van de mantelzorg en de thuiszorg voorziet de zorgverzekering in een maandelijkse forfaitaire tegemoetkoming van 130 euro die wordt uitgekeerd aan zwaar zorgbehoevenden. Tijdens deze legislatuur willen we tevens de werking van de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers evalueren en verder optimaliseren.
Tot slot – ik heb dat al eens gezegd – zijn er ook twee onderzoeksprojecten naar mantelzorg in Vlaanderen opgestart: een grootschalige enquête bij 4000 volwassen mantelzorgers en een verkennend onderzoek bij jonge mantelzorgers. Op basis van de resultaten van de beide studies zullen we uiteraard het totale mantelzorgbeleid verder ontwikkelen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat er nu toch wel wat meer duidelijkheid bestaat over de status van dit project en de plaats die het momenteel heeft binnen het zorgbeleid. Het gaat inderdaad om een proefproject, zoals u zegt. We weten allemaal dat we heel wat uitdagingen hebben in het zorgbeleid. Er zijn al heel wat stappen gezet: dat weten we ook allemaal, denk ik. We willen dat dit verder evolueert in de richting van het inclusieve, het buurtgerichte, met een grote betrokkenheid van diegene die de zorg nodig heeft. Dat stelt ons natuurlijk ook voor een aantal uitdagingen met betrekking tot het woonbeleid. Het zal aan diverse beleidsdomeinen samen, in casu Wonen en Welzijn, zijn om dat met de nodige openheid te bekijken. Het stemt me tevreden dat ik die vaststel, dat die bestaat, net zoals die er ook is bij die andere projecten van wonen en welzijn die we hier toch ook allemaal met veel interesse volgen. Onze uiteindelijke doelstelling moet blijven: zorg op maat kunnen bieden voor mensen die zorg nodig hebben, binnen de zorgnood van de betrokkene. We kijken dus natuurlijk allemaal uit naar de evaluatie die er ook met betrekking tot dit project zal gebeuren.
Minister, u hebt geen timing gegeven waarbinnen dit zou kunnen gebeuren. Is die er?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed begrijp, was de communicatie enigszins voorbarig. Waarschijnlijk bent u daar niet geheel verantwoordelijk voor. Mensen zijn enigszins op het verkeerde been gezet. Het Agentschap Ondernemen moet er misschien toch ook eens op worden gewezen dat het zulke berichten, al dan niet met de firma zelf, niet voorbarig en zonder ondergrond – want daar zijn we nu, als ik het goed begrijp – de wereld in mag sturen. Dan creëert men immers verkeerde verwachtingen en reacties bij de bevolking, zeker bij die oudere bevolking, die we toch moeten verzorgen en koesteren, opdat zij een goede oude dag zouden kunnen krijgen.
De perceptie – en ik zeg heel bewust ‘perceptie’ – is immers deels ontstaan dat men hier ook een doorschuifoperatie aan het opbouwen is, waarbij men aan bejaarde mensen of aan gezinnen, aan kinderen van bejaarde mensen zegt dat ze hun plan moeten trekken, dat dit wordt ‘doorgeschoven’ naar hun tuin, dat ze zelf de zorg moeten verlenen voor hun bejaarde moeder en/of vader, die in hun tuin wordt gehuisvest. Ik begrijp dus van u dat het project nog loopt en dat alle concrete vragen die we hier allemaal stellen, dus ook nog voorbarig zijn. Als ik u goed heb begrepen, moeten die worden bekeken als randvoorwaarden van het project. Dan lijkt het me echt wel belangrijk dat men daar correct over communiceert. Ik sluit me dan aan bij mevrouw Schryvers: wanneer kan er dan een zicht worden gekregen op het al dan niet succesvol zijn van dit project, zoals dat loopt? Zult u dan ook mee de communicatie daarover bewaken, om geen verkeerde verwachtingen te scheppen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het meeste hier al is gezegd. Ik denk dat we zeker het proefproject zeer goed moeten opvolgen, en het binnen een bepaalde tijdspanne evalueren. U spreekt ook over het versterken van de mantelzorgers. U hebt ter zake een zeer belangrijk punt aangehaald: aangezien chronische zorg ook de komende jaren enorm zal toenemen, zal de mantelzorger in de toekomst een nog belangrijkere rol spelen.
Dat is een project dat wordt gefinancierd door het Agentschap Ondernemen. We zijn dat aan het bekijken, om te weten te komen over welke periode dat loopt, maar ik veronderstel dat het een behoorlijk lange periode zal zijn. Ik kan me niet voorstellen dat zoiets op een paar weken geëvalueerd kan zijn. Dat zal toch wel een jaar of twee jaar zijn. We zullen dat in de loop van de zitting wellicht exact kunnen zeggen.
Mag ik dan vragen dat, als die informatie er is, die ook wordt overgemaakt, zodat we die ter opvolging op het intranet kunnen plaatsen? Als die uitblijft, dan vermoed ik dat er wel schriftelijke vragen richting het Agentschap Ondernemen zullen volgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.