Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik weet dat mijn vraag zeer uitvoerig is. U hebt waarschijnlijk een beetje gevloekt. (Opmerkingen van minister-president Geert Bourgeois)
Ik kan uit uw documenten afleiden dat u het ook heel belangrijk vindt dat we het dossier van de internationalisering van de Vlaamse kmo’s eens grondig bekijken. Een recente editie van de Inter-Parliamentary Days van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) in Parijs heeft er ook toe bijgedragen dat ik deze vraag zo grondig heb opgesteld. Ook op dat niveau zijn ze er heel ernstig mee bezig.
Ik vond het aangenaam om zowel in het regeerakkoord als in de beleidsnota Buitenlands Beleid te lezen, niet alleen dat onze Vlaamse bedrijven heel belangrijk zijn voor ons, maar ook dat u er een absolute prioriteit van zou maken om de Vlaamse economie te internationaliseren. In de beleidsnota lees ik bovendien: “Ik maak werk van één gemeenschappelijke meerjarige internationaliseringsstrategie ten dienste van de Vlaamse economie, in overleg met alle actoren.”
Sinds u deze tekst hebt geschreven, is er bijna een jaar voorbij. Vlaamse kmo’s stimuleren om te internationaliseren, is een belangrijke doelstelling. In de beleidsnota worden dan ook verschillende initiatieven en subinitiatieven aangekondigd om die doelstelling te realiseren. Over deze initiatieven heb ik vragen, om te zien hoever u daarmee staat, bijna een jaar verder.
Wanneer verwacht u dat de nieuwe internationaliseringsstrategie rond is? Het programma ‘Gazellesprong’ gaat daarmee samen. Dat ging geoptimaliseerd worden. Wat houdt deze optimalisatie juist in? Hebt u daarover al een visie ontwikkeld? Kunt u ons daarover meer vertellen?
Er zijn communicatie-acties aangekondigd. Welke zijn er al gevoerd die ik eventueel heb gemist? Welke staan er nog op de agenda, vooral om onze bedrijfsleiders te sensibiliseren om te internationaliseren?
Minister-president, bij de OECD zeiden ze dat het internationaliseren van kmo’s meer vergt dan een eenmalig contact of de verwezenlijking van een eenmalige export, om het dan op uw conto te schrijven dat bedrijf X geïnternationaliseerd is. Er is op voorhand een duidelijke voorbereiding nodig, en ook een opvolging achteraf, zodat export niet een eenmalige activiteit is.
U hebt de stroomlijning van de exportsteun aangekondigd. Welke veranderingen zijn er op til?
Hoe pakt u het duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen zowel in het binnen- als in het buitenland concreet aan met onze bedrijfsleiders? Welke initiatieven hebt u vervolgens genomen om een feedback aan bedrijven te geven en die permanent op te volgen in functie van een meer klantgerichte en betere dienstverlening aan bedrijven die actief zijn op onze buitenlandse markten? Ik weet dat Flanders Investment and Trade (F.I.T.) daar een rol in speelt, maar is dat ook voor die permanente feedback?
In het kader van de engagementen van Vlaanderen in het kader van het Pact 2020 is er een doelgroepenbeleid en de daaraan gekoppelde, verwachte evaluatie. Hoever staat u daarmee? Wanneer denkt u klaar te zijn met de ontwikkeling van het doelgroepenbeleid en de daaraan gekoppelde evaluatie, en vooral de vereenvoudiging en differentiatie van het subsidie-instrumentarium? En dan heb ik het niet over de ondersteuning van bedrijven die nu door minister Muyters is aangekondigd. Welke veranderingen plant u door te voeren wat betreft export?
Welke initiatieven hebt u genomen om de exportvaardigheid van Vlaamse kmo’s te verhogen? Dit in aansluiting met wat ik daarnet al zei over wat het OECD heeft gezegd. Het vraagt een vaardigheid en een manier van denken en een mentaliteit om gericht te zijn op een export die meer is dan een toevallig eenmalig feit.
Ik heb gezien dat er heel veel landen zijn die een grote potentiële groeimarkt kunnen zijn voor onze Vlaamse bedrijven. Ik nam als voorbeeld Subsaharaans Afrika. Hebt u daarover al eens nagedacht? U wilt de bedrijven sensibiliseren en stimuleren. Dan kunnen wij misschien een aanzet geven met betrekking tot bepaalde potentiële groeimarkten, bijvoorbeeld Subsaharaans Afrika, waarom niet?
Voor de financiering van het internationale ondernemen moet een hele pijler worden uitgewerkt. Wanneer verwacht u daarmee klaar te zijn?
Ik besef dat dit veel vragen zijn, maar dit is een opportuniteit voor u, minister-president, om aan te geven wat u, na bijna een jaar als minister-president, wenst aan te vangen met de internationalisering van onze Vlaamse kmo’s.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, toen ik de vraag van mevrouw Turan las, moest ik denken aan een piratenfilm. Daarin wordt wel eens geschoten met een ‘blunderbuss’. Dat is een geweer met een grote tuit. Er wordt met hagel geschoten. Het voordeel is dat je altijd raak schiet omdat je de kogels in alle richtingen schiet. Er zal er altijd wel eentje raak zijn.
Mevrouw Turan, het is u vergeven, want het is een ongemeen interessant en belangrijk onderwerp. Vlaanderen is een belangrijke exporteur. We moeten ons daar niet op verkijken. Het is logisch dat we een belangrijke exporteur zijn. Een klein land in het hart van Europa heeft al wel gemakkelijker hoge exportcijfers dan een perifeer gelegen groter land, waar meer economische relaties binnen het land gebeuren. We moeten ons niet te snel op de borst kloppen met ons hoge exportcijfer. Het is een kwestie van permanent alert te zijn, permanent op zoek te gaan naar nieuwe opportuniteiten, permanent de Vlaamse bedrijven en vooral kmo’s ertoe aan te zetten om de stap te zetten. Ik kan mij voorstellen dat er voor heel wat kmo’s nog psychologische drempels zijn. Ze zijn in het binnenland actief, en dan is naar het buitenland gaan een psychologische drempel. Er zijn ook praktische drempels. Je komt in contact met andere wetgeving, vaak een andere bedrijfscultuur, soms taalproblemen. Het is de taak van de Vlaamse overheid en van F.I.T. om de Vlaamse bedrijven daarbij zoveel mogelijk te ondersteunen.
Er zijn inderdaad potentiële groeimarkten in Subsaharaans Afrika. Dat is een mogelijkheid. Maar, minister-president, we moeten alert zijn voor wat er overal gebeurt.
Iedereen spreekt natuurlijk vanuit zijn eigen ervaring. Vorige week was ik in Moldavië, een republiek aan de oostgrens van de Europese Unie, waarmee een associatieverdrag wordt voorbereid, dat hier binnenkort zal worden besproken. Aan die oostgrens van de Europese Unie hebben we te maken met economieën die om historische redenen heel sterk op Rusland zijn georiënteerd. We hebben er zowel economisch als strategisch belang bij dat die handelsrelaties diversifiëren en dat de mensen daar ook met de rest van Europa en met Vlaanderen zoveel mogelijk economische banden ontwikkelen. De Vlaamse kmo’s kunnen daar relatief gemakkelijk actief zijn: op hetzelfde continent, op niet al te grote afstand en binnen het reglementair kader van de komende associatieovereenkomst. Daarom wil ik u vragen, minister-president, daar zeker voldoende aandacht voor te hebben.
Welke strategie wordt in dezen ontwikkeld? Wat is de verhouding tussen het beleid enerzijds en F.I.T. anderzijds? Doet F.I.T. de suggesties en doet het beleid aan ‘cherry picking’? Of tekent het beleid het kader uit dat nadien door F.I.T. praktisch wordt ingevuld? Ik neem aan dat daar sprake is van een zekere wisselwerking, maar graag vernam ik hoe de verschillende actoren een rol spelen bij de ontwikkeling van de strategie.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, ik verheug mij over de vraag van collega Turan, want ze illustreert eens te meer dat er rond grote stukken in het Vlaams regeerakkoord unanimiteit bestaat en dat daar een groot draagvlak voor is, waarvoor dank. De vragen reiken ver en zijn een aanzet tot een round-up met betrekking tot dit beleid. Op één enkel punt wil ik ingaan. Als u vindt dat dit ons te ver zou leiden vandaag, ben ik bereid om mijn vraag morgen in te dienen en kan daar later op teruggekomen worden.
De internationalisering van de Vlaamse kmo’s heeft natuurlijk raakpunten met het debat over het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Minister-president, in uw beleidsnota hebt u duidelijk onderstreept dat u daar belang aan hecht. Mevrouw Turan en de heer Van Overmeire verwijzen naar investeringen in subsaharaans Afrika, en in kwetsbare landen doet die problematiek zich nog scherper gevoelen, hoewel het natuurlijk in alle internationale betrekkingen relevant is en niet enkel in landen in wederopbouw.
Wordt het Vlaams beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen afgestemd op de vernieuwde strategie van de EU ter bevordering daarvan? Wordt het in het bijzonder ook toegespitst op kmo’s? Vaak is dit immers een zaak van grote bedrijven of multinationals die zich daarvoor een aparte staf kunnen permitteren en die in het kader van een breed beleid daar een paar accenten kunnen leggen. Is er in dit verband contact of samenwerking met andere deelstaten en eventueel ook met het nationaal contactpunt op het federale niveau? Kortom, hebt u een specifiek beleid om kmo’s bij deze doelstelling te betrekken?
Ik zie het al voor mij dat in onze film ‘Pirates of the North Sea’ verschillende acteurs meedoen, waaronder één met een papegaai en een houten been en een andere met een donderbus.
Minister-president, het is een boeiend debat en u kunt moeilijk alles tegelijk overlopen. Onze commissie gaat F.I.T. nog horen. Dan zullen we nog veel informatie vergaren en zullen vele vragen beantwoord worden. Alle vragen zijn natuurlijk relevant, al is dat van de antwoorden niet zeker. Persoonlijk vind ik de vraag van collega Van Overmeire zeer relevant, met name die naar de relatie tussen het beleid en F.I.T. Waar zit de synergie en waar zijn er mogelijk tegenstellingen, bijvoorbeeld wat is de interactie politiek versus markt? Daar kunt u misschien alvast een indicatie van geven, in afwachting van ons gesprek met F.I.T. na de slotanalyses.
Als klein land hebben we een groot buitenland, om het met een ‘lapalissade’ te formuleren. Dat is een waarheid als een koe, maar voor zover we kunnen inschatten, importeren we een groot stuk van onze toegevoegde waarde in onze eigen economie. We hangen daarvan af, en daarom is dat een essentieel debat, dat ook in deze commissie moet plaatsvinden. Ik denk wel dat we op een bepaald moment een link moeten leggen en samenwerken met de commissie Economie. Straks zullen we het trouwens nog hebben over andere onderwerpen, zoals de potentiële investeringsdossiers, met mevrouw Bynens, en ook in dat verband levert samenwerking met de commissie Economie voor ons een meerwaarde op.
Wat de opmerking over Sub-Saharaans Afrika of de CIS-landen betreft, wil ik enkel nog opmerken dat het eigenlijk over het vinden van een markt gaat. Waar is er voor onze kmo’s een markt? Dat is niet overal uniform. De vraag zal onvermijdelijk zijn in welke mate het beleid al dan niet in bepaalde sectoren sturend optreedt, al wordt dat dan door F.I.T. uitgevoerd. Je zou bijvoorbeeld kunnen opteren voor ecologische technologie, want we hebben kmo’s en grotere bedrijven die in die sector aan de wereldtop staan. Als we daar meer op inzetten dan elders, kunnen we daar een ‘unique selling proposition’ creëren op buitenlandse markten. Dan wordt de vraag van collega Van Overmeire zeer relevant: als dat een strategische optie zou zijn, hoe werken die twee dan op elkaar in? Het lijkt mij logisch dat de werking van F.I.T. niet beïnvloed wordt, maar dat de strategie en de objectieven wel bepaald worden door het beleid, want dat levert uiteindelijk de budgettaire middelen.
Minister-president, ik wil één praktische vraag stellen, die misschien vandaag niet helemaal aan bod kan komen, maar waarop we dan later kunnen terugkomen. In welke mate worden vanuit het beleid bij de bestaande investeringstools, zoals de Vlaamse Participatiemaatschappij (VPM), de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) enzovoort, impulsen gegeven voor internationalisering? In principe heeft de Vlaamse overheid daar leden in de raden van bestuur. Die raad van bestuur bepaalt de investeringsstrategie van het bedrijf. In welke mate sturen ze erop aan om internationalisering van kmo’s vorm te geven?
Misschien zal ik in een volgende schriftelijke vraag peilen naar de mate waarin al die participaties een internationale connotatie hebben. Uit ervaring weet ik bijvoorbeeld dat de Gewestelijke Investeringsmaatschappij Vlaanderen (GIMV) niet langer geïnteresseerd is in Azië, maar veeleer in de Verenigde Staten. Die strategiewijziging kwam er met de komst van de nieuwe voorzitter. Vindt de overheid, die de referentieaandeelhouder is van de GIMV, dit een goede strategie? In welke mate moeten we bestuurders in raden van bestuur al dan niet als onafhankelijke bestuurders beschouwen?
Voor alle duidelijkheid: met geen van beide is er iets mis. Er zijn bijvoorbeeld meerdere bedrijven of investeringsfondsen waar een kapitaalhouder een afgevaardigde heeft die daar als afhankelijke bestuurder zit en die een bepaalde lijn mee verdedigt van de aandeelhouder. In het geval van de GIMV gaat het toch over een aandeel van 26 procent. Dat geldt ook voor andere investeringsmaatschappijen. Nogmaals, ik hoef het antwoord niet noodzakelijk vandaag te krijgen, maar mijn vraag sluit aan bij wat hier eerder is gezegd.
Een laatste bedenking heeft betrekking op een aantal tools die bestaan op het federale niveau. Als voorbeeld neem ik de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering (BMI), een markante en interessante tool die ik in de praktijk goed ken. BMI verstrekt achtergestelde leningen, doet kleine kapitaaldeelnames, uitgerekend aan kmo’s binnen een uitdrukkelijke internationaliseringsstrategie. Vandaag hebben de deelgebieden daar geen impact op omdat noch Vlaanderen, noch Wallonië, noch Brussel kapitaal in dat relatief kleine fonds hebben. Misschien valt te overwegen of Vlaanderen een voorstel tot kapitaalsverhoging kan doen zodat het ook van daaruit mee de internationalisering van Vlaamse bedrijven zou kunnen sturen.
Al deze bedenkingen kunnen hopelijk bijdragen tot een voor onze commissie zeer belangrijk debat, nadat we ook F.I.T. hebben gehoord.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Turan, toen ik uw vraag zag, heb ik helemaal niet gevloekt, u dicht mij een reactie toe die bij mij niet zou opkomen in dit huis van de democratie. Ik kreeg tien vragen, maar ik zal toch proberen om er, als naar gewoonte, uitgebreid op te antwoorden. Bovendien zijn naar aanleiding van die vragen ook veel bijkomende beschouwingen gemaakt en krijgen we in de toekomst zowaar maatschappelijk verantwoorde piraterij. Voorzitter, u verwees naar La Palice, maar u had ook Luns kunnen citeren, die zichzelf buitenlandminister van een heel klein land, maar met het grootste buitenland noemde.
Mevrouw Turan, u stelde niet alleen veel vragen, maar u lijkt ook onstuimig als een gazelle, want u wil dat het heel snel zou gaan en u vraagt waar ik blijf met de internationaliseringsstrategie. Wat we voor ogen hebben, is met een bottom-upproces te werken. Het is de bedoeling om eind dit jaar alle partners samen te brengen voor een staten-generaal, na een voorbereiding die ik straks nog ga toelichten. Ik hoop dat alle partners zich dan achter een aantal doelstellingen kunnen scharen, dat er een charter kan worden ondertekend en dat er engagementen worden opgenomen om aan de realisatie van die doelstellingen bij te dragen. Als dat gebeurd is, zal F.I.T. in 2016 specifieke doelstellingen afspreken per actor of per partner.
Een aantal vragen van de voorzitter peilden naar de relatie tussen het beleid en F.I.T. F.I.T. is een extern verzelfstandigd agentschap (EVA), met een raad van bestuur. Daar moet u rekening mee houden in de afwikkeling van dit proces. De raad van bestuur is opnieuw samengesteld in de loop van de maand maart. We moeten de nieuwe raad van bestuur de tijd geven om de zaken uit te werken. Het is evident dat er een goede wisselwerking is, zij het dat het een EVA is, wat een goede formule is in dezen, gelet op de specifieke bedrijvigheid van het agentschap. Het regeerakkoord, mijn beleidsnota met een aparte doelstelling over ethisch en maatschappelijk verantwoord ondernemen, en de beheersovereenkomst zijn de elementen waarmee je niet het agentschap aanstuurt maar waarmee je afspraken maakt en waarvan je aanneemt dat die geïmplementeerd worden. Dat gebeurt ook in dezen.
Het programma Gazellesprong mikt op ondersteuning van bedrijven door groei en internationalisering. Dat is een instrument van het Agentschap Ondernemen (AO). Ik heb bij mijn aantreden vastgesteld dat er misschien een zekere overlapping is in instrumenten, zowel bij het AO als bij F.I.T. Ik ga daarover in dialoog met minister Muyters om te zien of we niet moeten gaan naar een zekere rationalisatie van instrumenten en eventueel ook van subsidielijnen. Gazellesprong is dus een zaak van AO, maar F.I.T. levert wel advies voor het aspect internationalisering. Dat wil zeggen: wanneer de Gazelle een internationaal groeipad plant en daar bepaalde stappen in een actieplan wil zetten, dan is F.I.T. heel graag bereid om daar expertise in te delen en raad te geven.
Wat betreft communicatie, ga ik niet voor een hele grote communicatiecampagne. Ik denk dat het, zeker in deze aangelegenheden, veel beter is dat je werkt op doelgroepen en dat je je zeer specifiek richt op degenen die daarvoor in aanmerking komen, met van onderuit doelgerichte communicatie via website, sociale media en niet het minst via de middenveldpartners Voka, UNIZO, Agoria, essenscia, bedrijfsgroeperingen en uiteraard ons eigen netwerk van F.I.T.-adviseurs in de provincies. In de media was de meest opvallende actie om toekomstige bedrijfsleiders ertoe aan te zetten om te internationaliseren, die van de Leeuw van de Export, met elk jaar een uitreiking. Een laatste had plaats op 17 september 2014. Dat is altijd gekoppeld aan een heel groot netwerkevent, met ongeveer vijfhonderd binnen- en buitenlandse ondernemingen. Ook dit jaar zal dit weer gebeuren, op woensdag 16 september in Leuven.
De medewerkers van F.I.T. zijn jaarlijks aanwezig op meer dan 250 events georganiseerd door allerlei bedrijfsgroeperingen. Het doelpubliek is bijna uitsluitend dat van de kmo’s. Daar wordt informatie verstrekt en wordt de dienstverlening uiteengezet. Daarnaast geven ze ook nog vijftien sessies over internationaliseren aan de Vlaamse hogescholen en universiteiten.
We hebben een exportplan in zeven stappen. Dat is een echt boek, dat u online vindt. Het wordt ook gebruikt in lessen over internationaliseren aan bedrijfsleiders en toekomstige bedrijfsleiders. In dit boek, ‘Het exportplan. Met Flanders Investment & Trade op weg. In zeven stappen naar uw exportplan’, wordt uiteengezet hoe ondernemingen die willen internationaliseren, dat moeten aanpakken en hoe ze daar een strategie voor kunnen ontwikkelen. Het is een leidraad bij internationaal ondernemen.
F.I.T. publiceert ook jaarlijks de EXPORT barometer met een peiling bij een grote groep bedrijven over hun exportprestaties, hun plannen en de hinderpalen en barrières die ze ondervinden. Ikzelf probeer, net als andere collega’s, in het buitenland morele en andere steun te geven bij bepaalde missies. Singapore heb ik als eerste meegenomen, maar ook beurzen zoals SIAL in Parijs en het World Mobile Congres onlangs in Barcelona, met tal van Vlaamse start-ups in de nieuwe economie. Ik ondervind tot mijn aangename verrassing dat het geapprecieerd wordt als een vorm van ondersteuning voor vaak heel jonge mensen die met amper wat kapitaal de sprong in het onbekende wagen, met heel veel risico. Dankzij onze werking kunnen ze op een beurs gaan staan waar het internationale gebeuren plaatsgrijpt. Dat zijn dingen die heel belangrijk zijn.
Ter uitvoering van het regeerakkoord wordt het hele financiële instrumentarium van F.I.T. geëvalueerd. Dat zal ons helpen om een toekomstvisie te ontwikkelen en de inzet van middelen te optimaliseren, zowel voor de economie in het algemeen als voor de Vlaamse kmo’s in het bijzonder. F.I.T. rondt op dit ogenblik de krachtlijnen en de algemene principes van die toekomstvisie af. Het is mijn ambitie om die toekomstvisie op het vlak van subsidies en financiering vanaf 2016 te kunnen implementeren en om te zetten in concrete regelgeving.
F.I.T. voert op dit ogenblik het actieplan uit inzake het maatschappelijk verantwoord (internationaal) ondernemen en werkt hiervoor samen met het International Training Center for Action Learning on Sustainability and Business Ethics. Dat plan omvat in een eerste fase een ruime interne training voor zowel het binnenlands als het buitenlands netwerk van F.I.T. Met die kennis kunnen die medewerkers op hun beurt Vlaamse bedrijven beter wegwijs maken. Later dit voorjaar volgt een extern seminarie over onder meer duurzame, ethische en faire managementpraktijken bij kmo’s.
Daarnaast worden de bedrijven via de website van F.I.T. gewezen op de potentiële valkuilen en de vigerende regelgeving inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen in een reeks van landen-exportbestemmingen. Ik wil opmerken dat de nieuwe corporate and trade website van F.I.T., die operationeel wordt in april 2015, uitgebreid zal verwijzen naar de regelgeving ook best practices zal aangeven. Er komt ook een Corporate & Social Responsibility Checker, die de bedrijven zal toelaten om online na te gaan wat de aandachtspunten zijn inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen in een bepaald land.
Ten slotte, collega de Bethune, zal F.I.T. een bijdrage leveren aan het in aanmaak zijnde Nationaal Actieplan Business and Human Rights. Een dergelijk nationaal actieplan komt er inderdaad op vraag van de Europese Unie, naar aanleiding van de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights. De Vlaamse bijdrage komt er via een coördinatie door het Departement internationaal Vlaanderen (DiV). Het beleidsdomein Werk en Sociale Economie zet ook heel sterk in op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarvoor verwijs ik naar mijn collega minister Muyters.
Eind 2013 werd een grootschalige klantentevredenheidsenquête georganiseerd door F.I.T. Ik wil beklemtonen dat we een hoge score van 96 procent tevredenheid haalden. Dat is vrij uitzonderlijk voor een overheidsinstelling. Degenen onder u die onze mensen van F.I.T. al hebben ontmoet, zowel in het binnenland als in het buitenland, zullen kunnen bevestigen dat het een zeer gedreven ploeg is, aangestuurd door een bijzonder gemotiveerd en gedreven management. F.I.T. meet permanent de tevredenheid van klanten die deelnamen aan acties zoals groepszakenreizen en beurzen en werkt aan een bredere bevraging van klanten aan wie F.I.T. diensten verleent.
De staten-generaal waar ik het over had in mijn antwoord op de eerste vraag, zal worden voorafgegaan door een dialoog met actoren uit het overheids- en middenveld. Ik denk hier bijvoorbeeld aan Voka, UNIZO, Agoria, essenscia, bedrijfsgroeperingen, havens en kenniscentra. De eerste gesprekken zijn gepland net na de paasvakantie. Nadien zullen er afspraken volgen per actor zodat het mogelijk wordt om tot een eventueel gespecifieerd beleid te komen, meer gericht op bepaalde doelgroepen. Dat is de manier waarop we de staten-generaal willen voorbereiden.
Al in 2005 waren twee adviseurs exportvaardigheden aangewezen binnen F.I.T. om de exportvaardigheid van de Vlaamse bedrijven te verhogen. Zij houden de vinger aan de pols van trends en kunnen correcte adviezen laten geven aan bedrijven die een EXPORTmeter laten afnemen. Die EXPORTmeter werd ontwikkeld door F.I.T. in samenwerking met de businessconsultantsgroep Möbius. Via een negentigtal vragen over een achttal domeinen worden de firma’s gescreend over actuele exportrijpheid. In het rapport dat hun wordt bezorgd, krijgen ze meteen een aantal suggesties en aanbevelingen. Er is een EXPORTmeter zowel voor productiebedrijven als voor dienstenbedrijven, waar we overigens inzake export nog veel kunnen winnen. In 2014 bijvoorbeeld werden 104 EXPORTmeters afgenomen.
Daarnaast werken de adviseurs ook samen met partners zoals UNIZO en Voka om hun kennis ter beschikking te stellen tijdens opleidingen die verstrekt worden door UNIZO, Voka en andere beroepsgroeperingen.
Een ander initiatief zijn de intensieve begeleidingstrajecten voor bedrijven die zich richten op een specifiek land. In het verleden werden dergelijke begeleidingstrajecten georganiseerd door F.I.T. en UNIZO Internationaal voor Hongkong, Singapore, China en de Verenigde Staten. In het voorjaar 2015 komt Japan aan bod. Onderdelen van dit begeleidingstraject zijn onder meer een kick-offseminarie, individuele begeleiding door de adviseurs Internationaal Ondernemen van F.I.T., een workshop met experten, een economische missie naar Japan en een nazorgsessie. Aan dit begeleidingstraject nemen een twintigtal bedrijven deel. In het najaar van 2015 volgt dan het Verenigd Koninkrijk. Voor de periode 2015-16 zullen drie dergelijke trajecten worden opgezet in samenwerking met Voka.
Het document over de Afrikastrategie wordt momenteel afgerond. Dat zal voor de zomer afgerond zijn. De resultaten van die strategie zult u uitgebreid kunnen lezen op de website van F.I.T.
Ik kom tot de pijler financiering van het internationaal ondernemen. FINMIX is een bekend project van AO, dat zich richt tot ondernemingen met innovatieve projecten, stevige groeiambities of overnameplannen en die bovendien openstaan voor risicokapitaal. F.I.T. en AO willen in het eerste semester 2016 rond zijn met het gespecialiseerde traject FINMIX Internationaal. FINMIX Internationaal wordt een trajectbegeleiding, geen subsidie. Het grote verschil tussen FINMIX en FINMIX Internationaal zijn de experten die zijn opgenomen in de panelsessies en de begeleidingsmogelijkheid vanuit F.I.T. en zijn instrumenten.
Voorzitter, uw vraag met betrekking tot de investeringsvehikels die we hebben en eventueel op federaal niveau hebben, is zeer interessant. Ik denk dat het nuttig is om daar te kijken naar synergieën. Ik zal in elk geval aan F.I.T. vragen om de analyses die we maken, de jaarlijkse barometer van de opkomende markten, te bezorgen aan AO en ook aan die vehikels, namelijk de LRM, de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), de VPM enzovoort. Ik ben daar niet voor bevoegd. Ik wil u dus vragen om die vraag te richten tot minister Muyters, die bevoegd is voor die overheidsbedrijven.
Minister, dank u voor dit uitvoerige antwoord, waar nog heel veel vlees aan hangt om mee verder te gaan.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik wil u hartelijk danken voor uw antwoord. Het was een zeer nuttige vraagstelling, vooral wanneer ik hoor dat wat betreft de Gazellesprong u met uw collega Muyters zult overleggen. Als mijn vraag van vandaag ertoe aanleiding geeft dat u de bespreking over de Gazellesprong versneld zult houden met collega Muyters, is dat zeer goed.
Het was al gepland.
Alle gekheid op een stokje. Collega Van Overmeire, waarmee kan de uitvoerigheid van de vraagstelling weer worden vergeleken?
Met een ‘blunderbuss’ of een donderbus. Altijd prijs.
Tien keer schieten en negen keer raken.
Misschien is de heer Van Overmeire de tiende en ontsnapt hij eraan.
De verschillende subvragen maken duidelijk dat het een allesomvattende vraag is, maar ook dat het heel belangrijk is dat we internationalisering van onze bedrijven heel breed aanpakken.
Dit jaar wilt u eindigen met een staten-generaal wat betreft internationalisering van de kmo’s. Dat vind ik uiteraard zeer positief. Na anderhalf jaar werken, komt er hopelijk een heel goed charter met engagementen. Ik volg collega de Bethune, die extra aandacht vraagt voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als u op dat moment toch klaarstaat met uw staten-generaal om een charter te ondertekenen, dan moeten we misschien het maatschappelijk verantwoord ondernemen daarin als een heel belangrijk aspect meenemen. Een land als het onze, een deelstaat als Vlaanderen, kan daarin alleen maar een internationale uitstraling en verantwoordelijkheid geven.
U hebt ook dikwijls verwezen naar F.I.T., wat ons vandaag, na de vraagstelling van de voorzitter, duidelijk maakt dat F.I.T. niet alleen een partner is die uitvoert maar ook een belangrijke partner in meedenken en het opstellen van doelstellingen. Daarom wint ons onderhoud met F.I.T. binnenkort des te meer aan belang.
Minister-president, u hebt aanpassingen aangekondigd van FINMIX International. U zei dat het niet alleen financiering is, maar ook trajectbegeleiding. Ik hoor daar nu voor het eerst van. Hoe staat het met FINMIX International? Kunnen we informatie krijgen over hoe u dat gaat aanpakken?
Trajectbegeleiding is ook heel belangrijk. Het is niet eenmalig of via begeleiding van F.I.T. Export. We moeten werken aan de exportvaardigheden. U hebt verwezen naar twee specialisten die daar sinds 2005 voor zijn aangesteld bij F.I.T. Dat moet u ook koppelen aan een nieuw instrument dat sinds de staatshervorming naar Vlaanderen is gekomen, namelijk de toegang tot het beroep en het organiseren van cursussen bedrijfsbeheer. U moet de vaardigheden van internationalisering al van bij het begin aan onze ondernemers meegeven. De toegang tot het beroep is een heel goede kapstok om er, samen met minister Muyters, een plan van aanpak aan op te hangen als we een structurele aanpak van de internationalisering van onze kmo’s willen. Dat is essentieel.
Minister-president, het past ook om deze commissie mee uit te nodigen voor uw staten-generaal in verband met internationalisering. De regering organiseert verschillende zaken die ook wij, volksvertegenwoordigers, interessant zouden vinden om de sfeer op te snuiven, zowel van de ondernemers, als van F.I.T., als van de andere stakeholders. Voorzitter, ik zou het enorm appreciëren als u dat mee zou opvolgen, zodat deze commissie nauw wordt betrokken, zelfs al is het passief, bij die staten-generaal.
We zullen hier ongetwijfeld op terugkomen. Alleen, mevrouw Turan, een passieve deelname is niet aan ons besteed. U kennende, zie ik u nergens passief aan deelnemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.