Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, er was tijdens de vorige legislatuur veel te doen met betrekking tot de oprichting van het Plattelandsfonds, dat er met enige vertraging dan toch is gekomen. Het hoofddoel van het Plattelandsfonds bestaat erin vijftig plattelandsgemeenten enige financiële ademruimte te geven om projecten uit te voeren die binnen een of meerdere decretaal bepaalde plattelandsontwikkelingsdoelstellingen passen.
Het gaat onder meer om het leveren van inspanningen tot de vrijwaring en de ontwikkeling van de open ruimte, om bijzondere aandacht voor de kwetsbare gebieden en meer bepaald de natuurgebieden, om het onderhouden, herstellen of aanleggen van een functioneel wegennet op het platteland en dergelijke.
De begunstigde gemeenten moesten bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) projectaanvragen indienen. In 2013 zijn 102 van de 118 ingediende projecten aanvaard. In 2014 zijn 96 projectaanvragen goedgekeurd. Uit het antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Vandaele blijkt dat 54,7 procent van de aangewende middelen aan het onderhoud, het herstel of de aanleg van het wegennet is besteed. Verder is 19,2 procent aan de leefbaarheid van de dorpen en 12,1 procent aan toerisme en recreatie besteed.
Op de website van het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) heeft de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een reactie geplaatst op de stelling van de heer Vandaele dat er te veel geld wordt besteed aan het onderhoud van de wegen. De VVSG is het hier blijkbaar niet mee eens.
We weten natuurlijk dat het Plattelandsfonds een bredere focus heeft dan de landbouw. Het is echter toch opmerkelijk dat we moeten vaststellen dat de doelstellingen waarvoor de minste projecten zijn ingediend, betrekking hebben op de kwetsbare gebieden, meer bepaald 1,6 procent, en op de versterking en verbreding van de landbouw, meer bepaald 1,5 procent. De ondersteuning van de rurale ondernemers bengelt met amper 1 procent van in totaal 8 miljoen euro aan bestede middelen helemaal onderaan.
Uitgerekend in een periode waarin de landbouw voor belangrijke uitdagingen op het vlak van milieu staat, met op kop het dossier van de instandhoudingsdoelstellingen, zou het aangewezen kunnen zijn dat de plattelandsgemeenten deze doelstellingen bijzondere aandacht schenken. Daarnaast voorziet het Vlaams regeerakkoord in een integratie van het Plattelandsfonds in het Gemeentefonds.
Minister, hoe schat u de projectaanvragen en de uitbetaalde trekkingsrechten door het Plattelandsfonds in? Ik denk dan aan de oververtegenwoordiging van de wegen en aan de zeer geringe besteding aan projecten ten gunste van de landbouw en de landbouwers.
Bent u van oordeel dat het aandeel van de verschillende plattelandsdoelstellingen in de toekomst evenwichtiger over de door het Plattelandsfonds ondersteunde projecten moet worden verdeeld?
Zult u de begunstigde plattelandsgemeenten sensibiliseren om meer aandacht te schenken aan de versterking en de verbreding van de landbouw, de kwetsbare gebieden en de ondersteuning van rurale ondernemers?
Kunt u een stand van zaken geven in verband met de in het Vlaams regeerakkoord vooropgestelde integratie van het Plattelandsfonds in het Gemeentefonds?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Vanderjeugd, ik heb heel veel sympathie voor u, maar ditmaal ben ik het zeer grondig met u oneens. Ik wil dan ook nog eens verwijzen naar de filosofie achter het Plattelandsfonds.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we een oplossing voor de fiscaal zeer arme gemeentebesturen gezocht. Het gaat om gemeenten waarvan de eigen inwoners weinig fiscale draagkracht opleveren en die in verhouding zeer weinig bebouwde oppervlakte hebben. Er is in die gemeenten in verhouding veel gebied dat veel kost en niets oplevert. De rode draad is dan ook nog eens dat het gemeenten zijn die slechts een zeer kleine toelage van het Gemeentefonds ontvangen.
We hebben toen fundamenteel gekozen voor een fonds dat voor die gemeenten zo weinig mogelijk bijkomende planlasten zou genereren. Dat was een belangrijk element tijdens de debatten. We hebben duidelijk gesteld dat de gemeenten die in kaart werden gebracht, allemaal plattelandsgemeenten met een zeer kleine administratie en staf waren. Als we die gemeenten zouden vragen projectaanvragen uit te schrijven, zouden ze uit de boot vallen.
We hebben dat in verband met projectoproepen al vaak gemerkt. Er is een soort mattheuseffect. De gemeenten met een ruime staf slagen er het eerst in projectaanvragen te schrijven of in cofinanciering te voorzien. Die gemeenten halen dan ook als eersten de projecten binnen.
We hebben er duidelijk voor gekozen in weinig planlasten te voorzien. Een van de parameters die hierbij een rol speelt, is de vaststelling dat gemeenten met weinig en vaak zeer verspreide bebouwing veel moeten investeren in wegeniswerken, onder meer om de landbouwbedrijven te ontsluiten en om wegen naar de akkers en de weilanden aan te leggen. Dat zijn veel kilometers in verhouding tot het aantal inwoners. De gemeenten in deze categorie hebben op dit vlak een veel grotere opdracht dan de steden of de grotere gemeenten. Bovendien lijden die wegen ook nog eens onder het landbouwverkeer.
Er is ruimte gelaten voor andere initiatieven. Het lijkt me fout te veronderstellen dat de gemeenten die voor wegeniswerken hebben gekozen enkel wegeniswerken uitvoeren. Volgens mij nemen die gemeenten ook andere initiatieven. Ik ben daar zelfs bijna zeker van.
Het is met betrekking tot een dossier over wegeniswerken gemakkelijker om bewijslast aan de VLM over te maken en het project te verantwoorden. Uiteindelijk moet voor die werken sowieso een bestek worden opgemaakt. Dat is allemaal vrij eenvoudig aantoonbaar.
Ik vind dat we de gemeenten zeker en vast niet moeten dwingen nog eens andere dossiers te zoeken en andere projectaanvragen te schrijven. Velen onder hen zullen daar niet in slagen.
Minister, ik roep u op om de autonomie van de gemeenten in dit verband te respecteren. Er is een duidelijk kader geschetst. De filosofie en de geest van het Plattelandsfonds zijn duidelijk.
En ik zou dan nu inderdaad geen andere initiatieven nemen en daardoor de geest van de beslissing van destijds een stuk vergeten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het is natuurlijk een hele eer voor mij dat collega Vanderjeugd zich baseert op een schriftelijke vraag van mij, of eigenlijk meer op het antwoord van de minister. Bedankt daarvoor, collega.
Collega Ceyssens schetste al een beetje de achtergrond. Het Plattelandsfonds was eigenlijk bedoeld om het onevenwicht te dichten tussen de taken die bepaalde gemeenten moeten uitvoeren en de financiële middelen waarover ze maar beschikken, om te helpen voor uitdagingen die sommige gemeenten niet gefinancierd krijgen.
Wat ons betreft, is het Plattelandsfonds in elk geval een prima initiatief, hoewel we ons herinneren dat de adviesraden daar destijds vragen bij hadden, bijvoorbeeld over doelstellingen die te vaag geformuleerd waren, onvoldoende sturend waren voor de gemeenten. Daarom werd in 2013 bij de goedkeuring van het decreet in de memorie meteen opgenomen dat de doelstellingen wel degelijk kunnen worden bijgestuurd of ingepast in een ruimere aanpak van de bestuurskrachtenproblematiek.
Uit het uitvoerige antwoord dat ik van de minister kreeg, blijkt inderdaad dat zowel in 2013 als in 2014 slechts 7 procent van de middelen naar natuur en landbouw ging, terwijl meer dan de helft van het budget naar de aanleg of verbetering ging van pleinen en wegen, namelijk 55 procent. Ook in mijn provincie, West-Vlaanderen, hebben 23 van de 32 ingediende projecten te maken met wegenwerken, slechts 1 project gaat over landbouw en 1 project over het vrijwaren van open ruimten, allebei in Poperinge. Geen enkel project was gericht op de natuur.
Uiteraard mogen infrastructuurwerken betoelaagd worden, dat zei collega Ceyssens ook, en het staat ook in de lijst van de mogelijkheden. Zelf zou ik echter verwacht hebben dat er meer dingen gesteund zouden worden die de troeven van het platteland ondersteunen: open ruimten vrijwaren, landbouw dichter bij de consument brengen, kleinschalige initiatieven op dat gebied, zachte recreatie, verbreding. Die vind ik eigenlijk niet terug. Vandaar wat mij betreft, collega Ceyssens, is het misschien toch nuttig om de doelstellingen van het decreet te bekijken en te verfijnen. Er is ook sprake van ze eventueel in te kantelen in het Gemeentefonds, maar dan moeten we proberen daarover heldere afspraken te maken.
De heer Durnez heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ik was zondagmorgen enigszins verrast toen u gebruikmaakte van dit element om de gemeenten terecht te wijzen over de aanwending van dit fonds. Collega Vanderjeugd is meegestapt in de andere zijde van een benadering, maar collega Vanderjeugd is een jong veulen dat hier zijn terrein nog kiest. Ik heb dus minder problemen dat u daarbij aansluit.
Collega Vandaele, ik wil nog even teruggaan in de geschiedenis, zonder ze exhaustief te behandelen. Dit element zit te paard op twee beleidsdomeinen: binnenlands bestuur, verdeling van middelen, algemene middelen, en plattelandsbeleid. Er werd niet gekozen om een fonds op te richten met negen sectorale luiken; er is een fonds opgericht om de plattelandsgemeenten te ondersteunen, en er werd heel uitdrukkelijk gesteld dat daarbij een marginale toetsing zou worden uitgevoerd. Omdat dit via de VLM liep en het projectmatig moest worden verantwoord, is er een reeks gemaakt van negen luiken, waarvan er hier enkele genoemd werden en waarbinnen de gemeenten een keuze konden maken. Het decreet was zeer duidelijk: één van de negen. Het is dan uiteraard evident dat de gemeenten kiezen om zo weinig mogelijk planlasten te moeten ondergaan en, indien ze kunnen, één groot dossier in te dienen met de bijhorende bewijsvoering. Andere gemeenten hebben ervoor gekozen twee of drie dossiers in te dienen, met een gemiddelde van twee. Dat betekent dat elke gemeente zeven dimensies niet heeft aangesneden. Dat hoefde ook niet, want het was de bedoeling algemene doelstellingen te geven op een hoog niveau. Ik verwijs naar een parallel met het Stedenfonds, waar net op dezelfde wijze doelstellingen van een hoog niveau kunnen worden gekozen, die trouwens gelijkluidend zijn. Hoe merkwaardig het ook is, stonden leefbaarheid, duurzaamheid, kwaliteit van bestuur in het platteland niet bij die negen doelstellingen.
In de landelijke gemeenten blijkt duidelijk dat er belangrijke uitgaven zijn voor wegen, en dat daar dus, met gezond boerenverstand, gekozen werd om projecten in te dienen voor die grote dossiers. Elke gemeente was daarin echter vrij. Collega Rombouts heeft me daarnet gezegd dat Hoogstraten een paar andere keuzes gemaakt heeft. Elke gemeente kon dus kiezen naar eigen godsvrucht en vermogen, om het zo te stellen.
Collega Vandaele wees erop dat in de advisering destijds sommigen de Vlaamse neiging hadden om ook voor een betoelaging van minder dan 20 euro per inwoner sterk sturend op te treden. De decreetgever heeft uitdrukkelijk gekozen om dat niet te doen, maar marginaal te toetsen. Daar wou ik nog even op wijzen. De inkanteling in het Gemeentefonds volgt trouwens dezelfde redenering, namelijk dat niet naar doelstellingen wordt geoormerkt.
Ik wil aanvullen met de opmerking en de suggestie die ik ook op andere fora reeds verschillende keren gemaakt heb over de financiering van die landelijke gemeenten. Het geeft aan dat het noodzakelijk is de criteria van het Gemeentefonds opnieuw te bekijken. Dat stond in een vorig regeerakkoord, maar niet in het huidige. Ik denk dat het opnieuw onder de aandacht kan worden gebracht.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wat hier gevraagd wordt, staat haaks op wat in het regeerakkoord werd afgesproken, namelijk dat we de gemeentelijke autonomie respecteren, dat we de middelen die we aan de gemeenten geven, minder zullen oormerken. We hebben dat trouwens in tal van sectoren afgeschaft, bijvoorbeeld in Cultuur. Ik zou het een heel onlogische redenering vinden om dat nu alleen voor het Plattelandsfonds wel te doen.
Het klopt dat er een beweging is afgesproken in het regeerakkoord, en dat dit wordt meegenomen in het Gemeentefonds. Die oefening is bezig, collega Homans heeft daarvoor de eerste voorstellen op tafel gelegd en die worden thans besproken. We gaan daarbij uit van de filosofie van het regeerakkoord en het respect voor de gemeentelijke autonomie.
Het verwondert ons niet dat de meeste plattelandsgemeenten inzetten op wegen. Uit een onderzoek naar de grootste noden van de plattelandsgemeenten bleek immers dat ze veel grote knelpunten hebben op het vlak van wegen in de kleinere deelgemeenten. Dat is dus iets waaraan effectief aandacht wordt besteed.
Ik heb ook de indruk dat sommigen het Plattelandsfonds en de projecten voor plattelandsbeleid door elkaar halen, maar die hebben een totaal andere finaliteit. Dat betekent niet dat we de gemeenten die nood hebben aan inspiratie, aan hun lot overlaten. We hebben in 2014 zelf een inspiratiedag georganiseerd met heel concrete voorbeelden van projecten die gemeenten kunnen indienen en wat ze kunnen doen met de middelen uit het Plattelandsfonds. Zo is bijvoorbeeld ook ingezet op het aanpakken van plattelandsarmoede.
We zullen uiteraard, samen met bevoegd minister Homans, nagaan hoe we dat Plattelandsfonds kunnen beheren. Het blijft toch wel iets waarop onze plattelandsgemeenten veel beroep doen en dat nodig is om die gemeenten verder te ondersteunen. Belangrijk is dat we de planlast niet verscherpen en dat we geloven in de gemeentelijke autonomie.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Collega Durnez, de vraag van het jonge veulen was een vorige vraag, maar mijn jonge leeftijd heeft hier niet echt mee te maken. Onze partij heeft daarover in de vorige legislatuur een conceptnota ingediend. Het belangrijkste daarin was dat we die filosofie op zich wel oké vonden, maar we waren wat meer terughoudend ten opzichte van de concrete modaliteiten. Ik denk dat de vraag misschien verkeerd geïnterpreteerd wordt. Wij vragen niet om in te gaan tegen het regeerakkoord en de gemeenten weer bij de hand te nemen. Onze gemeente investeert zelf meer dan een miljoen euro in het onderhoud van landbouwwegen, en dat komt ook zeker ten goede aan de landbouw op zich. Er zijn echter nog heel wat projecten, bijvoorbeeld inzake erosie, die zeer zeker positief zouden kunnen zijn.
Het was vooral niet echt duidelijk over welk soort wegen het ging. Ging het over landbouwwegen of over wegen in dorpskernen? Dat is toch wel een serieus verschil als het gaat over de vraag welk soort wegen daarmee worden gefinancierd.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel duidelijke antwoord. Ik stel vast dat de heer Vanderjeugd toch wel een beetje terugkrabbelt. Daar ben ik ook niet rouwig om. Ik wil me echter heel duidelijk aansluiten bij de stelling van de heer Durnez. We zijn hier aan het spreken over extra inkomsten voor plattelandsgemeenten van minder dan 20 euro per inwoner. Ik nodig u uit om eens te kijken naar de bedragen die in het Stedenfonds zitten en te bekijken welk bedrag de steden er per jaar per inwoner bij krijgen alleen al door de aanpassing, door de stijging van het Gemeentefonds. Dan hebben wij het hier vandaag over kruimels. Dan gaat men nu even aan gemeentebesturen die – laten we eerlijk zijn – het moeten doen met een gemeentesecretaris, een ingenieur en een stedenbouwkundig ambtenaar, zeggen dat ze het anders moeten gaan doen, dat ze projecten moeten indienen, dat ze zich moeten oriënteren op andere projecten. Als ik die vraag hier hoor, dan stel ik vast dat er op sommige plaatsen weinig affiniteit is met onze plattelandsgemeenten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wist niet dat de heer Durnez zo snel van zijn stoel valt op zondagochtend. Ik ken hem al jaren. Ik dacht dat hij vaster in het zadel zat. Tenzij hij natuurlijk op zaterdagavond op buitensporige wijze de bloemetjes heeft buitengezet, maar dat zijn we niet van hem gewoon. (Gelach)
Mijnheer Durnez, ik heb natuurlijk niet gezegd dat de gemeenten alle negen doelstellingen moeten invullen. Dat weet ik ook wel. Men mag inderdaad kiezen, en dat is ook maar goed, maar er zijn er wel negen opgesomd. Het enige dat ik heb willen zeggen – en tot mijn verbazing wordt dat zelfs nieuws – is dat het opvalt dat de gemeenten in hoofdzaak kiezen voor de harde materie, voor de wegen, en minder voor andere dingen, die misschien creatiever zijn. Het kan wel dat die misschien ook wat meer werk vergen.
Collega Rombouts is er niet meer, maar het verschil tussen Hoogstraten en Meeuwen-Gruitrode is heel opvallend. Mijnheer Ceyssens, bij u zijn dat louter wegeniswerken voor 250.000 euro, terwijl men in Hoogstraten voor hetzelfde bedrag tal van creatieve bestemmingen vindt. Het enige dat ik heb willen zeggen, is dat het me een beetje verbaast dat het inderdaad in die richting gaat. Zeg ik daarmee dat dat niet mag? Neen. Mijnheer Ceyssens, zeg ik dat de kleinere gemeenten dat bedrag niet mogen hebben? Dat zeg ik zeker niet, want ik kom ook van het platteland. Ik wil zeker uw pleidooi ondersteunen: als er een Stedenfonds is en als men speciale inspanningen doet voor de grote steden, dan mag men ook wel eens inspanningen doen voor de kleine gemeenten, die die financiële draagkracht niet altijd hebben. Daarmee zijn we het allemaal eens, denk ik. Ik vond het echter toch interessant om vast te stellen welke stromen er lopen in dat Plattelandsfonds.
De heer Ceyssens zit te schuiven op zijn stoel, en om te vermijden dat hij eraf valt, geef ik hem nog even kort het woord.
Daar mijn gemeente is genoemd, denk ik dat ik mag interveniëren.
Mijnheer Vandaele, voor alle duidelijkheid, mijn gemeente is geen kleine gemeente. Mijn gemeente is 9126 hectare groot. Dat betekent dat er een gemeentelijk wegennet van 360 kilometer is dat moet worden onderhouden, terwijl dat voor een gemiddelde Vlaamse gemeente 100 kilometer is. Dat moet worden betaald door 13.000 inwoners. Daarmee hebt u dan meteen de verklaring voor het feit dat er inderdaad wegenisprojecten worden ingediend voor het Plattelandsfonds.
Ik zou er een aantal omzetten in trage wegen, collega.
De heer Durnez heeft het woord.
Ik wil nog eens herhalen dat er in het decreet zelf geen enkele hiërarchie was bepaald en dat er ook geen sectorale bepalingen in staan. In het Stedenfonds is dat allemaal niet van tel. Daar kan men langs de kassa passeren met een uitgeschreven plan, maar niet projectmatig. Ik volg de heer Ceyssens wat dat betreft. Het gaat natuurlijk over volumes van uitgaven bij een gemeente. Als je dan moet kiezen tussen zes dossiers indienen in Brussel en één dossier indienen in Brussel … De collega’s weten wat dat betekent, een dossier indienen in Brussel. Dan heeft dat geen enkele band met de andere uitgaven van de gemeente. Ik geef een voorbeeld van die negen dat hier bijna niet is genoemd, behalve door de minister, namelijk dat van de kwetsbare groepen. Ter zake zijn er uiteraard ook uitgaven door de landelijke gemeenten, en niet de minste, gezien de samenstelling.
In die zin pleit ik er dus mee voor om dit op dit moment in stand te houden. Minister, ik wens u zeker toe dat u in de komende tijd kunt garanderen dat dit mooi intact in het Gemeentefonds terechtkomt, en dat het plattelandsbeleid in de brede betekenis ook de ondersteuning en de inspiratie kan worden geboden en bij momenten – hoe moeilijk dat ook is, het is vandaag een beetje vloeken in de kerk – ook in de middelen kan worden voorzien voor de plattelandsgemeenten. Men moet ook in overweging nemen dat de afstand tussen het stedelijke – of wat men in Vlaanderen ‘stedelijk’ noemt, want dat valt allemaal te nuanceren – en het platteland in heel wat sectoren en met betrekking tot heel wat thema’s jaarlijks steeds kleiner wordt. De aanpak is dus vrij gelijklopend aan het worden op heel wat terreinen. Ik verwijs naar de verdere discussie die finaal en ten gronde zal moeten worden gevoerd in de commissie Binnenlands Bestuur over het Gemeentefonds zelf. In de vorige legislatuur mochten we daar ideeën over spuien, maar was er geen ruimte om dit aan te pakken. Ik hoop dat dit ooit wel eens kan gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.