Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord.
Minister, in de tweede week van februari 2015 werd in verschillende pers- en televisieberichten melding gemaakt van het verhoogde tandbederf bij jonge kinderen. Omdat het soms over de aantasting van vrij grote hoeveelheden tanden gaat, blijkt zelfs een volledige narcose nodig. De wachtlijsten in het ziekenhuis zijn dan ook zeer lang.
Alhoewel de mondgezondheid er volgens professor Luc Martens op verbetert, blijven de cijfers voor tandbederf bij kleine kinderen stagneren. We zien zelfs een terugval, vooral bij allochtone kinderen. Het probleem van tandbederf bij de Vlaamse kinderen gaat veel verder dan dit en moet veel intenser worden aangepakt omdat ook peuters reeds veralgemeende cariës vertonen.
Het melkgebit is essentieel voor de opbouw van een gezond volwassen gebit en kan andere problemen voorkomen. Een gezond melkgebit is niet alleen belangrijk om tandbederf te voorkomen. De melktanden in combinatie met een gezonde voeding hebben eveneens een functie als ruimtehouder bij de wisseling tot het definitief gebit, waardoor orthodontie dikwijls kan worden beperkt. Een gezond melkgebit is ook belangrijk voor de spraak- en taalontwikkeling.
In de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2014-2019 staat mondzorg niet in de lijst van prioriteiten. Volgens de leidraad van de heer Lee Jong-wook, voormalig directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), en die nog steeds geldig is, is het duidelijk: “In een goede gezondheidszorg moeten preventie, acute zorg en chronische zorg naadloos aan elkaar worden gekoppeld en worden geïnterfereerd in alle geledingen die instaan voor de volksgezondheid.”
Cijfers tonen echter wel aan dat in Vlaanderen de curatieve gezondheidszorg nog steeds veel hoger is dan de preventieve. Op 12 januari 2015 was er een infosessie in het kader van de oproep naar partnerorganisaties inzake preventieve gezondheidszorg. Mondzorg kwam hier als laatste rubriek aan bod, maar met het kleinste budget. De opmerkingen die werden meegegeven, waren vrij onduidelijk.
Het preventief beleid toont duidelijk aan dat de maatregelen die momenteel worden genomen, niet voldoen. Het is nochtans door efficiënt preventief te werken, dat men de kosten van de zorg, nu maar vooral later kan drukken.
Minister, bent u van de overtuiging dat er een betere begeleiding moet zijn door Kind en Gezin van de ouders om te benadrukken dat verzorging van melktanden essentieel is? Hoe ziet u de verhouding tussen de preventieve en curatieve aanpak van deze problematiek? Zullen er maatregelen worden genomen om het verhoogde tandbederf tijdig aan te pakken bij jonge kinderen? Zo ja, welke zijn dit?
Een besparing binnen de uitgaven voor de mondzorg kan alleen worden bereikt door betere en meer preventieve campagnes bij de ouders van deze peuters en kleuters. Hoe staat u tegenover een mondzorgtraject, ingeschreven in het akkoord ziekenfonds-tandartsen 2016, voor de ouders, dat eventueel kan worden gekoppeld aan het vaccinatiebeleid?
Hieraan verbonden wil ik nog eens wijzen op het belang van mondzorgassistenten. Ze zouden een belangrijke rol kunnen spelen door hun specifieke opleiding, omdat zij onder supervisie van een tandarts een meerwaarde kunnen zijn in rvt’s, CLB’s, voorzieningen voor personen met een beperking, kinderopvanginitiatieven en dergelijke. Hoe ziet u hun positie binnen uw beleid?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In 2010 stelde Kind en Gezin aanbevelingen op voor de preventieve gezondheidszorg in de consultatiebureaus met betrekking tot mondhygiëne. Belangrijke elementen waren daarbij dat het poetsen geïntroduceerd moet worden vanaf de eerste melktand, dat het poetsen door de ouders een belangrijk element is omdat ze een voorbeeldfunctie hebben en dat de consumptie van frisdranken en fruitsappen beperkt moet worden omdat ze zuren bevatten die tanden aantasten. Er wordt ten slotte op gewezen dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan kinderen uit socio-economische zwakkere groepen, ook van allochtone afkomst en kinderen van ouders die zelf weinig zorg besteden aan mondhygiëne. Hoe werden deze aanbevelingen vertaald in de consultatiebureaus? Werd geëvalueerd wat de impact is van de specifieke aandacht voor mondhygiëne op tandbederf bij kinderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, Kind en Gezin richt zich inzake preventieve tandzorg reeds naar aanstaande en jonge ouders, maar ook naar kinderopvangvoorzieningen. Kind en Gezin zal dit ook in de toekomst blijven doen.
Prenataal wordt er gesensibiliseerd via Kind op Komst en de verschillende communicatiedragers zoals het zwangerschapsboekje, de nieuwsbrief Zwanger, de website, Kind in Beeld en dergelijke meer. Postnataal zijn er persoonlijke contacten onder de vorm van huisbezoeken en consulten waarbij preventieve mondzorg aan bod komt en communicatiedragers worden ingezet. Er is informatie voor ouders via de website, het ABC-boek en het kindboekje.
Het tandenpoetsen wordt aangeraden vanaf de doorbraak van de eerste tand. Het advies is om twee keer per dag met tandenaangepaste fluoridetandpasta te poetsen. Dit gebeurt best door de ouder tot de leeftijd van 7 jaar. Zelfs als het kind al zelf poetst, wordt napoetsen aangeraden. Ouders worden ook, los van enige problematiek, verwezen en/of toegeleid naar de tandarts op de leeftijd van 2 jaar voor regelmatige preventieve mondcontrole.
De informatie gaat niet enkel over de tandverzorging op zich, maar evengoed over preventie via voeding. Met name de afbouw van de zuigfles en de aandacht voor het risico van zoete dranken, komen aan bod.
Voor kwetsbare gezinnen werd specifiek materiaal ontwikkeld, zoals Kind in Beeld, waar met pictogrammen uitleg wordt gegeven. Via de inloopteams die werken met kansarme groepen, worden er thematische groepsbijeenkomsten gehouden waar verzorging en dus ook tandverzorging deel van uitmaakt.
Op beleidsniveau wordt er samengewerkt met de Vlaamse Vereniging van Tandartsen (VVT). Dat resulteerde onder meer in het project www.glimlachen.be. Er is ook concrete samenwerking met het project van de Stad Gent ‘Poets jij ook?’ door het verspreiden van educatief materiaal via de consultatiebureaus van Kind en Gezin. Tevens is er samenwerking met de universiteiten, onder meer bij het opstellen van de Standaard Mondgezondheidszorg binnen de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB). In het verleden was er ook projectmatige samenwerking met tandartsen, zoals onder meer in het project Tandje de Voorste.
Al deze initiatieven betekenen niet dat het doel bereikt is. Uit nationale en internationale studies blijkt dat het belangrijk is om blijvend te investeren in preventieve mondzorg, vooral bij risicogroepen. Het gaat dan vooral over personen, en vooral kinderen en jongeren, met een lage socio-economische status, zorgbehoevende ouderen en personen met een beperking. Dit is ook de reden waarom we in de oproep die we lanceerden inzake partnerorganisaties onder andere voor mondzorg, deze doelgroepen expliciet opgenomen hebben. Wij hopen dan ook dat de toekomstige partnerorganisatie Preventieve Mondzorg – al dan niet of deze organisatie zich alleen richt op mondzorg – voldoende expertise en ondersteuning in het mondzorgbeleid zal kunnen aanbrengen in het algemeen en ten minste met betrekking tot de volgende topics: het optimaliseren van gegevensuitwisseling tussen tandartsen, Kind en Gezin en CLB, het ontwikkelen van methodieken gericht op personen met een lagere socio-economische status met de nadruk op kinderen en jongeren, zorgbehoevende ouderen in de thuis- en residentiële zorg en personen met een beperking, het optimaliseren van de mondhygiëne, het beter toeleiden naar de mondzorg, het optimaliseren van de organisatie van getrapte zorg en toegankelijkheid van mondzorg, en het ontwikkelen van methodieken gericht op adolescenten bij wie de mondhygiëne en de zorg dreigen te verminderen.
Ook op het federale niveau wordt ingezet op de preventieve aanpak door de gratis preventieve consulten bij de tandartsen voor kinderen tussen 0 en 18 jaar.
Het koppelen van een mondzorgtraject aan het vaccinatiebeleid is niet onmiddellijk aan de orde. Het gaat om andere momenten in de ontwikkeling waarop we ingrijpen via preventieve acties omdat die op dat ogenblik het meeste effect ressorteren. Binnen de consulten van Kind en Gezin staat tandverzorging op het programma van 9 maanden wat het gemiddelde tijdstip is van doorbraak van de eerste tand, en op 24 maanden, wanneer de ouder wordt verwezen naar de tandarts voor een eerste preventief onderzoek.
Mondzorgassistenten zouden inderdaad een belangrijke rol kunnen spelen bij het verrichten van specifieke handelingen in verschillende sectoren. Dit blijft echter vooral een federale bevoegdheid. Zowel de RIZIV-financiering voor de preventieve en curatieve mondzorg als de regelgeving voor de zorgberoepen in het KB 78 is een federale bevoegdheid.
De vragen over die richtlijnen moet ik aan Kind en Gezin stellen. U kunt me die vraag het beste bezorgen zodat ik dit kan laten opzoeken.
Mevrouw Croo heeft het woord.
De gratis tandheelkunde waarbij het remgeld wordt betaald door het RIZIV heeft uitgewezen dat we onze doelgroep niet bereiken. Wij zien veel te weinig jongeren tussen 12 en 18 jaar en kinderen onder 6 jaar. Wij bevelen ouders aan om niet tot 7 jaar maar tot 12 jaar mee te poetsen. Dan breken ook nog eens de 14-jaars molaren door die heel diepe groeven hebben, heel snel kapot gaan en nog veel te veel worden getrokken.
Wij zijn voorstander van een preventiecampagne maar misschien moet dat mondzorgtraject worden gekoppeld aan iets anders uit de preventieve geneeskunde zodat de tanden beter worden gecontroleerd en de ouders veel vaker naar de tandarts zouden gaan met hun kinderen, wat nu niet gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.