Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de extra werkinlevingstrajecten en de inschakeling van sportclubs in het stelsel
Vraag om uitleg over de oproep WIJ! (WerkInleving voor Jongeren)
Verslag
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) inzake projecten Werkinleving voor Jongeren (WIJ!) is gericht op ongekwalificeerde jongeren van 18 tot 25 jaar in Vlaanderen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Het eerste deel van het project voorziet in een sterke oriëntering van de jongere, waarbij gebruik wordt gemaakt van een actieplan. Dit vormt de basis voor het tweede deel van het project waarin de jongere verder begeleid wordt. Deze begeleiding op maat leidt ertoe dat de jongere uitstroomt naar duurzaam werk of beter technisch/praktisch gekwalificeerd is om de arbeidsmarkt te kunnen betreden, en dit dankzij de opstart van een kwalificerende opleiding.
Tijdens de infosessie ESF 2014-2020, eind januari 2015 georganiseerd door het departement, werd het nieuwe ESF-programma kenbaar gemaakt, waaronder ook de oproep inzake WIJ!-projecten. Deze oproep, waarop alle organisaties met rechtspersoonlijkheid kunnen intekenen, wordt opengesteld van 1 februari 2015 tot en met 31 maart 2015. Voor de volgende 3 jaar wordt voorzien in een totaal van 6200 begeleidingen met een budget van 18 miljoen euro. De kosten worden voor 40 procent gefinancierd vanuit het ESF en voor 60 procent vanuit het Vlaamse cofinancieringsfonds.
We hebben begrepen dat heel Vlaanderen vanaf heden wordt betrokken. Het oude systeem bleef beperkt tot de dertien centrumsteden. In het nieuwe systeem zou ook ‘sport’ worden opgenomen in de begeleiding, en zullen ook promotoren zelf jongeren naar trajecten kunnen toeleiden.
Minister, naar aanleiding van de ESF-oproep inzake WIJ!-projecten heb ik volgende vragen. Het nieuwe systeem wordt uitgebreid naar heel Vlaanderen. Graag had ik dan ook van u vernomen waarom niet enkel de groot- en centrumsteden worden opgenomen zoals dit in het verleden het geval was, maar om in de uitbreiding voor heel Vlaanderen te voorzien.
U hebt aangekondigd dat u ook sport wenst op te nemen in deze projecten. Hoe ziet u die integratie?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, via de media liet u weten dat Vlaanderen en Europa de komende 3 jaar 18 miljoen euro zullen vrijmaken om het aantal WIJ!-trajecten voor jongeren zonder diploma gevoelig uit te breiden tot ongeveer 6200. Het actieterrein wordt uitgebreid tot heel Vlaanderen en beperkt zich dus niet langer tot de centrumsteden. Ik heb hierover al een schriftelijke vraag gesteld in december 2014. Daaruit bleek dat 2981 van de 3710 voorziene WIJ!-trajecten waren ingevuld, niet allemaal dus.
Reeds in oktober vorig jaar maakte u de ambitie kenbaar om jongeren met een foute werkattitude in te schakelen in een sportclub. Als onderdeel van de WIJ!-trajecten zouden jongeren zo worden klaargemaakt voor de arbeidsmarkt. U verantwoordde dit door te stellen dat sporten winnen en verliezen is, samen eenzelfde doel najagen, op tijd zijn, scoren en anderen laten scoren, motiveren, kritiek geven, kritiek krijgen, doorzettingsvermogen, kameraadschap en verantwoordelijkheid nemen. Dat zijn allemaal competenties, zo stelde u, die ook op de werkvloer heel goed van pas komen. Ik kan dat trouwens beamen.
Uit het antwoord op mijn vraag om uitleg van 8 januari bleek dat de concretisering van het project nog niet rond was. Er werd toen een kortlopend onderzoek over laaggeschoolden, werk en sport van professor Marc Theeboom en Zeno Nols van de VUB opgeleverd. Uit de conclusies bleek onder meer dat ‘de kortgeschoolde’ niet bestaat, dat er zowel generieke als professionele competenties in aanmerking komen om te verbeteren, dat er diverse settings mogelijk zijn om jongeren in sportclubverband in te schakelen en dat sport met betrekking tot werkgelegenheid het beste wordt uitgebouwd in samenwerking met andere sectoren zoals Welzijn, Werk, en Onderwijs.
Vandaag is het aangekondigde project al een stuk concreter geworden en kan het ingepast worden in de nieuwe WIJ!-trajecten die de volgende drie jaar worden gepland. Bij de aankondiging wees u op de noodzaak van een evaluatie van de instapstages. Deze federaal ontwikkelde maatregel werd ingepast in de drietrapsraket ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, maar die kende, wellicht wegens van een aantal stringente bepalingen met betrekking tot de toetreding tot de maatregel, geen groot succes in Vlaanderen. Vandaar dat u openlijk vraagtekens plaatste bij de zinvolheid van de maatregel.
Worden er specifieke criteria vastgelegd om het aantal WIJ!’s te verdelen over de verschillende Vlaamse steden en gemeenten en te spreiden in de tijd? Zo ja, welke? Blijft het aantal toegewezen WIJ!’s aan centrumsteden ook voor de toekomst behouden of wordt dit aantal aangepast? Hoeveel respons hebt u gekregen op uw brief naar de verschillende sportclubs en federaties? Welke rol zien zij zichzelf spelen in het stelsel? Zal er bij het inschakelen van sportclubs gebruik worden gemaakt van wetenschappelijk onderzoek dat aantoont welke sporten welke competenties ontwikkelen bij de jongeren? Gaat het dan vooral om het aanscherpen van bestaande competenties of het aanleren van nieuwe vaardigheden? Wordt een plan ontwikkeld dat bepaalde sporten aan bepaalde doelgroepen gaat koppelen, zoals teamsporten voor mensen die moeten werken aan hun vaardigheden om in een groep te kunnen functioneren of precisiesporten voor mensen die problemen hebben met concentratie? Zullen het alleen de VDAB-consulenten zijn die een inschatting maken van de jongeren en hen dan een bepaalde sportclub adviseren voor een WIJ!-traject of worden er nog andere actoren betrokken bij het bepalen van de match tussen jongere en sportclub? Zult u op korte termijn werk maken van uw aankondiging om de instapstages te evalueren op hun zinvolheid? Tegen wanneer komt hierover duidelijkheid en hebt u reeds een alternatief achter de hand?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Ik heb nog twee aanvullende vragen. In 2012 was er een oproep van 11 miljoen euro voor 3200 trajecten met maximumbedragen van 4000 euro per traject. De oproep 2014 voorziet in 18 miljoen euro voor 6200 trajecten, met slechts een maximumbedrag van 2600 euro per traject. Wat is de stand van zaken van de vorige oproep uit 2012? In januari zouden er 2981 van de 3710 ingevuld zijn. Wellicht hebt u een zicht op het afronden van de oproep en de evaluatie van de resultaten. Ik heb nog een vraag over de aanpassing van de subsidiëring. Hoe denkt u dezelfde of betere resultaten te behalen met minder geld per traject? Mikt u op dezelfde promotoren om WIJ!-trajecten aan te dienen als in de vorige oproep?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, u vraagt naar de stand van zaken van de vorige oproep uit 2012. Op 31 december 2014 waren 3136 trajecten van de 3200 opgestart. De trajecten kunnen nog tot en met 28 februari 2015 opstarten. Van deze 3136 trajecten waren er 911 afgesloten. Alle trajecten moeten in principe afgesloten zijn op 31 december 2015.
Een tweede luik vragen betreft minder geld per traject en dezelfde promotoren. In de nieuwe WIJ! worden de trajecten gefinancierd op basis van de gemaakte kosten, net zoals bij de huidige. Voor de technische uitleg verwijs ik naar de fiches op de website van het ESF-Agentschap. De verlaging van de maximumkosten per traject heeft te maken met de evaluaties die er gemaakt zijn en de nood om de financiering te stroomlijnen voor alle oproepen waarbij kwetsbare doelgroepen begeleid worden. De oproep staat open voor alle geïnteresseerde organisaties. Het mogen dezelfde zijn, maar ook nieuwe zijn welkom.
Mijnheer Hofkens, u vraagt naar de reden waarom ik niet enkel naar de groot- en centrumsteden mik. Jeugdwerkloosheid komt voornamelijk voor in centrum- en grootsteden, maar daar niet alleen. Ik bekijk het vanuit de nood van de jongeren. Daarom vond ik het beter om de oproep uit te breiden over de hele groep ongekwalificeerde jongeren om een structurele aanpak te kunnen doen. Ik vind het moeilijk om te zeggen dat iemand de pech heeft niet in een centrumstad te wonen. Ik vind dit een juiste uitbreiding.
Mevrouw Talpe vroeg of er niet op de verkeerde plaatsen zal worden ingezet. De oproep richt zich op het Vlaamse Gewest, dat zal worden ingedeeld in percelen. Hier wordt gekozen voor RESOC-gebieden, om een goede schaalgrootte te hebben per project. Per gebied wordt een aantal vooropgesteld. Die aantallen gebeuren op basis van de jeugdwerkloosheid. Op die manier hebben we een mooie link gemaakt. De verdeelsleutel kunt u terugvinden in de oproepfiche. Ik zal dat hier niet per RESOC naar voren brengen. De jeugdwerkloosheid is globaal gezien het grootst in de centrumsteden. De aantallen van de RESOC’s in die gebieden zal dan ook hoger zijn. Daarom wordt wel gevraagd om de projecten in de eerste plaats uit te voeren vanuit de centrumsteden.
Er zijn heel veel vragen gesteld over de specifieke rol voor sport. De oproep verloopt als volgt. Via de ESF-oproep hebben intekenende promotoren – zij die jongeren naar werk zullen begeleiden – de mogelijkheid om in een sportproject te stappen en als piloot te fungeren. Dit kan betekenen dat actoren uit de sportsector door geïnteresseerde promotoren tijdens deze intekenperiode al gepolst kunnen worden om deel uit te maken van een partnerschap. Dat is de filosofie.
Dan kom ik meteen bij de betrokkenheid van sportactoren naast VDAB-consulenten. We zullen ervoor zorgen dat ze mee betrokken worden bij de match tussen jongere en sportclub. De projectvoorstellen die zullen worden ingediend, worden zoals alle projectvoorstellen beoordeeld door ESF. Voor de projecten met een sportcomponent wordt het domein Sport nauw betrokken. De matching van individuele jongeren met projecten die sportcomponenten bevatten, gebeurt tijdens de oriënteringsfase, nadat de jongere is toegeleid naar een WIJ!-traject door VDAB. Bij de oriëntering beslist de jongere samen met de begeleider, en mogelijk sportactoren, wat de concrete kenmerken van het traject zullen zijn, met inbegrip van sport. De vraag is eerst of het nodig en belangrijk is dat er een sportcomponent is en of de jongere er iets van kan bijleren.
De sportcomponent is slechts een onderdeel van het ganse oriënterings- en begeleidingstraject. Het gaat hier niet om directe tewerkstelling in de sportclub of in de sportfederatie. Het kan, maar dan gaat het om een stage zoals bij een ander bedrijf. Het gaat wel om een competentie- en attitudeversterking in een lokale sportsetting. Het is te vergelijken met een opleiding waarin iemand wordt getraind in een of andere attitude of competentie. Dat is de bedoeling van de sportcomponent.
Mevrouw Talpe, u vroeg naar de respons. Ik heb heel veel bemoedigende telefoontjes gekregen van sportclubs en federaties die interesse hebben. Ik kan nog niets zeggen, want de indieningsdatum loopt tot 31 maart 2015. Dan zal duidelijk zijn wie de stap mee zet.
Verder vraagt u naar wetenschappelijk onderzoek. Er is zo’n onderzoek dat aantoont welke sporten welke competenties ontwikkelen bij de jongeren. Het inschakelen van de sportclubs gebeurt op basis van de individuele nood van de jongeren, zoals in het onderzoek wordt aangetoond. Er zal eerst een oriëntering uitgevoerd worden. Hiervoor kan wetenschappelijk onderzoek als achtergrond gebruikt worden. We gaan altijd uit van het belang van de jongere. Het is een traject voor de jongere en niet voor de sportclub.
U vraagt ook, mevrouw Talpe, of de inzet van de jongeren zal gebeuren in functie van het aanscherpen van bestaande competenties of eerder in functie van het aanleren van nieuwe vaardigheden. Beide kunnen aan bod komen. Dit is zonder twijfel maatwerk.
Een verder aspect van de sporttrajecten betreft de vraag of een plan wordt ontwikkeld dat bepaalde sporten aan bepaalde doelgroepen zal koppelen. De keuze van de sport zal afhankelijk zijn van de nood van de jongeren. In een eerste fase van de begeleiding wordt gekeken naar de competenties van de betrokken jongeren en de belemmeringen die de jongeren heeft om de arbeidsmarkt te betreden. In die fase wordt gekeken of een sporttraject daarin zou kunnen helpen en zo ja, welke sport de beste is. Dan moet er interesse zijn van de club en de jongere om het als een onderdeel op te nemen.
U vraagt ten slotte of ik de instapstages zal evalueren. Ik ben dat inderdaad van plan. Maar sta me toe om nu te focussen op de WIJ!-trajecten en IBO, wat een volwaardig geheel vormt.
Ik ben blij dat u voor het luik sport het accent op ondersteuning legt zonder dat het een doel op zich is. Competentieversterkend werken is erg belangrijk. Het is cruciaal dat dit tot resultaten leidt en dat er een evaluatie komt van wat het oplevert. Het is een sprong in het duister. De bedoeling is om een betere situatie te creëren voor de jongere om de competenties te versterken.
Ik sta er heel positief tegenover dat u uitbreidt naar heel Vlaanderen. Jeugdwerkloosheid heb je overal.
De verdeling volgens RESOC lijkt me een goede verdeling, maar dat zullen we opvolgen en eventueel kijken of er moet worden bijgestuurd.
In uw antwoord zei u dat de kostdekking van de trajecten is aangepast na een evaluatie. Is die beschikbaar?
Ik weet niet of er een evaluatie is gebeurd of dat het op basis was van ervaringen. Ik zal dat navragen. Bij ESF worden er kosten gemaakt. Op basis daarvan wordt men betaald. Vanuit die ervaring kan duidelijk worden dat de kostprijs lager ligt dan was begroot. Als het om een evaluatie gaat, zijn er meer elementen dan puur de eenvoudige deling van de uitbetaalde kost ten opzichte van een plaats. Ik zal het navragen en aan de secretaris bezorgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.