Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, de CEO van het Limburgse bedrijf Aristoco, is, als eerste Belg ooit, door Google uitgenodigd om deel te nemen aan hun opleidingskamp BlackBox Connect. De aanleiding was een app die door het bedrijf ontwikkeld was, genaamd Cubigo. Volgens Google behoort het tot de vijftien meest beloftevolle start-ups wereldwijd. Ik denk dat u dat als Limburger ongetwijfeld zult toejuichen. Dit voorbeeld is trouwens ook in de commissie Economie en Innovatie al herhaaldelijk aangehaald als een van de voorbeelden van hoe we in dit land aan de slag kunnen gaan met vernieuwende ideeën.
Cubigo is een pakket dat oudere en zorgbehoevende mensen helpt om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Dat gaat dan over de mogelijkheid tot afstandszorg met verpleegkundigen, het bestellen van maaltijden tot het regelen van doktersafspraken, maar evengoed het doorsturen van data van bloeddruk en andere eenvoudige handelingen.
Cubigo wordt aangeboden via zorginstellingen, maar ook gemeenten, assistentiewoningen, mutualiteiten, het Wit-Gele Kruis en dergelijke. Cubigo kreeg ook de steun van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). In ons land en Nederland maken zo’n 10.000 mensen gebruik van Cubigo.
De schaduwzijde van het voor de rest zeer positieve bericht was echter dat het bedrijf moeilijkheden ervaart met de implementatie, omdat er op dit moment barrières zouden bestaan voor digitale projecten en er voor zorg op afstand nog geen terugbetalingsmodellen bestaan.
Het moment is daar, zou ik zeggen. Men heeft nu die contacten met Google. Men zou in contact kunnen komen met potentiële investeerders. Het uitrollen en een ontvangende marktomgeving lijken daar bijzonder belangrijk te zijn.
Minister, bent u op de hoogte van het digitaal zorgplatform? Hebt u, naar aanleiding van de artikelen en de kritiek die in de krant verschenen zijn, contact gehad met het bedrijf? Hoe denkt u dat de Vlaamse Regering dit bedrijf verder kan ondersteunen in zijn verdere groei en ontwikkeling, en bij uitbreiding vergelijkbare projecten die ertoe kunnen leiden dat mensen langer kunnen thuisblijven? Hoe reageert u op de kritiek van de onderzoeker? Ziet u reglementaire beperkingen? Welke maatregelen of initiatieven zult u nemen om die weg te werken?
Voorzitter, minister, collega's, Cubigo is een breed platform, met verschillende toepassingen die voor veel doelen kunnen worden ingezet. Het is ook erg gebruiksvriendelijk. In onze resolutie over buurtgerichte zorg die aan het eind van vorige legislatuur is goedgekeurd, vraagt het Vlaams Parlement om buurtzorgnetwerken te stimuleren en eventueel vanuit Vlaanderen inspanningen te leveren om een digitaal platform rond buurtzorgnetwerken ter beschikking te stellen, een beetje naar analogie van de buurtinformatienetwerken.
In een deel van mijn gemeente zijn we van start gegaan met zo’n buurtzorgnetwerk, en we werken samen met Cubigo. Ik kan getuigen dat Cubigo erg gebruiksvriendelijk is, maar toch moeten mensen leren om ermee om te gaan. Zorgbehoevenden zijn immers niet altijd gewoon om met tools zoals smartphones te werken. Ik geloof wel in de toekomst van dat soort van toepassingen ter versteviging van de relaties tussen zorgverstrekkers en zorgbehoevenden, maar ook als ondersteuning van een buurtzorgnetwerk waarin mantelzorgers, vrijwilligers en anderen elkaar vinden. Ik heb dus een vraag: zult u nog bijkomende initiatieven nemen om dat specifieke luik van onze resolutie uit te voeren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, we hebben reeds kennisgemaakt met het bedrijf Aristoco en zijn digitaal platform Cubigo. Ik heb al aan verschillende sessies die het bedrijf heeft georganiseerd deelgenomen. Het bedrijf is gekend bij Flanders’ Care, het programma van de Vlaamse overheid dat innovatie en verantwoord ondernemerschap in de zorg stimuleert. Aristoco is een van de innovatieve ondernemingen in Vlaanderen die effectief werk maken van die innovatie. Het digitale platform Cubigo past in de doelstelling van de overheid om mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen.
Het bedrijf ontving ondersteuning via meerdere economische overheidsinstrumenten en subsidiekanalen. In 2009 ontving Aristoco steun van het IWT voor een kmo-innovatieproject en in 2013 won Cubigo de IWT Award voor het project met een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. De awards worden uitgereikt aan kmo’s die gedurende de laatste vijf jaar een IWT-bedrijfsproject succesvol hebben afgewerkt. Later werd het digitale platform Cubigo ook opgenomen in het project NOVICEPT, gesteund met middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en van het Agentschap Ondernemen.
Via deelname aan de Zorgproeftuinen van minister Muyters – vroeger werden die opgezet door toenmalig minister Lieten – krijgt het bedrijf de kans om de technologie verder te testen en uit te rollen in Vlaanderen. Is dat ook het geval in Zoersel? (Mevrouw Schryvers knikt ontkennend)
Op die manier krijgt de implementatie van dit platform alle kansen.
In Vlaanderen zijn er nog andere ondersteuningsmogelijkheden voor innovatieve bedrijven. Indien er nood is aan zaaikapitaal, kunnen ondernemers terecht bij Flanders’ Care Invest, een investeringsfonds dat beheerd wordt door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Met het investeringsfonds wenst PMV tegemoet te komen aan de kapitaalbehoefte in de sector. Het rollend fonds beschikt over 20 miljoen euro. Voorts verleent Flanders Investment and Trade (FIT) steun aan bedrijven die zich op de internationale markt willen positioneren. Zoals u kunt vaststellen, kunnen innovatieve bedrijven in Vlaanderen dus een beroep doen op diverse vormen van ondersteuning op maat. Cubigo heeft deze ondersteuningsmogelijkheden ten volle benut.
Met Flanders’ Care versterken we de noodzakelijke systeeminnovatie in de organisatie van de zorg en stimuleren we de uitrol en de vermarkting van Vlaamse sterktes inzake gezondheidstechnologie, als een speerpuntcluster van gepersonaliseerde geneeskunde- en zorgvormen. In het bijzonder is er aandacht voor ondersteunende technologieën, e-health en mobile-healthtoepassingen. We zorgen voor de coördinatie, in een sterk samenwerkingsverband met minister Muyters, die bevoegd is voor economie, wetenschap en innovatie.
Tot op heden is de terugbetaling van zorg op afstand een federale bevoegdheid. Ik neem aan dat u hierop doelt wanneer u over reglementaire beperkingen spreekt. Het is ook zo dat op Vlaams niveau omgevingen bestaan waarin Cubigo een meerwaarde kan vormen. Ik heb onlangs met de bedrijfsvoerders nog gepraat over de assistentiewoningen. Er is daarvoor niet in overheidsfinanciering voorzien, maar dat kan worden verrekend in de dagprijs. Er schuilen dus mogelijkheden in de werking van de thuisondersteunende diensten. Telemonitoring en communicatie en zorg op afstand zijn het terrein van de federale ziekteverzekering. Ik kan evenwel al zeggen dat wij inzake e-health en het gebruik van het Vitalink Platform dat voor het eerst in het akkoord over de Medicomut is vermeld, op de interministeriële conferentie volksgezondheid zullen overleggen, want investeren in elektronische gegevensdeling is een strategische keuze die Vlaanderen ondersteunt.
Ik heb twee bedenkingen. U verwijst terecht naar de steun die het bedrijf in het verleden kreeg van het IWT en Flanders’ Care Invest. Dat toont aan dat technologische innovatie ten behoeve van de zorgsector kan worden gerealiseerd. We weten uit discussies in andere commissies dat dit niet steeds het meest geliefde aspect van het innovatiebeleid is. Ik ben van oordeel dat in de vorige legislatuur op dat punt belangrijke vooruitgang is geboekt. Ik denk dat we ervoor moeten zorgen dat ook in tijden van grote budgettaire schaarste dit soort van zeer nuttige projecten overeind blijven.
U wijst ook terecht op de verantwoordelijkheid van het federale niveau, maar de interactie met het Vlaams beleid is natuurlijk wel erg groot. Zo moeten we er hoe dan ook voor zorgen dat de programmatie inzake de woonzorgcentra niet onder druk komt te staan. Het gaat mij niet om dit ene bedrijf of die ene toepassing: ik pleit ervoor dat alle fora waar kan worden samengewerkt om de druk op de programmatie te reduceren ook daadwerkelijk aan het werk worden gezet. Ik ga er dus van uit dat u dit op die interministeriële conferentie zult aankaarten, zodat er zo weinig mogelijk drempels worden opgeworpen. Dat is in het belang van alle gemeenschappen van dit land, en daar kan de federale overheid onmogelijk doof of blind voor blijven.
De heer Persyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, er zijn twee verhaallijnen die elkaar doorkruisen. De eerste verhaallijn is de financiering van innovatieve technologie in de thuiszorg, met als doel ouderen, personen met een beperking of zieken zo lang mogelijk thuis goed te verzorgen. Hiervoor lijkt steun via subsidies voor een tijdje nuttig. We hadden het er vorige week ook al over. The proof of the pudding is in the eating. De technologie moet dan worden geïmplementeerd, en de terugverdienmodellen moeten dan in rekening worden gebracht. Vorige week had u het nog over een Gents bedrijf of vzw dat opstarters begeleidt. Ik denk dat er daartoe voldoende kanalen bestaan.
De tweede verhaallijn betreft de omgang met toezicht en assistentie in het ruimer kader van de chronische zorg. Steeds meer mensen – dementerenden én mensen die nog over al hun mentale mogelijkheden beschikken – hebben minimale tot zware zorgondersteuning nodig – thuis of in het woonzorgcentrum. Vandaag werken we met een klassieke prestatiefinanciering. We moeten wellicht meer gaan naar trajectfinanciering en outcomefinanciering waarbij verschillende zorgverstrekkers intekenen op een traject.
Ik denk dat we vorige week een aanzet hebben gegeven wat dat betreft, en ik meen dat Vlaanderen inderdaad ook niet moet wachten tot men federaal die klus klaart. Ik denk dat we interactief moeten optreden ter zake, zeker omdat de ouderenzorg voor het grootste deel naar ons komt en we ook verantwoordelijk zijn voor het eerstelijnsbeleid, waarop die diverse zorgverstrekkers dan articuleren. Ik ken de initiatiefnemers persoonlijk goed. Ik heb de jongste jaren ook met hen samengewerkt. Inderdaad, het probleem waarmee zij nu zitten is: hoe vertalen we iets dat zeker een enorme meerwaarde heeft naar iets dat economisch levensvatbaar is? Er zijn tal van mogelijkheden die hier zelfs nog niet aan bod zijn gekomen. Zo zouden bijvoorbeeld leveranciers van diensten – denken we maar aan de catering – kunnen instappen met een soort van kleine commissie, een klein terugverdieneffect van de toepassing. Ik denk dus dat we daar heel creatief in moeten zijn. Mijn oproep betreft vooral die tweede verhaallijn: hoe gaan we naar een andere vorm van zorgfinanciering, zeker in het licht van het feit dat een aantal bevoegdheden steeds meer naar Vlaanderen komen? Dan bedoel ik de chronische zorg voor ouderen, voor mensen met een beperking, heel vaak in de thuissituatie, maar vaak ook in een gemengde situatie.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We hebben dat debat vorige week zeker voor een deel gehad. Het is inderdaad een zeer pertinent debat. Ik heb, denk ik, vorige week ook gezegd dat innovaties die in veel sectoren al tot het gemeengoed behoren, eigenlijk relatief traag doordringen in de organisatie van de zorg. Dat is geen specifiek Vlaams probleem. Dat is een breder probleem. Dat heeft veel te maken met een aantal specifieke situaties in de zorgsector. Om te beginnen zitten we met een zeer specifieke, historisch gegroeide regelgeving. Het gaat over de integriteit van mensen. Het gaat over privacy. Het gaat over terugbetalingssystemen. Het gaat over Europese regels, patenten en noem maar op. Professor Verdonck heeft daarover voor de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten een advies geschreven. Hij heeft daarvoor in Gent de vzw MedTech gemaakt. Hij stelt dat er een soort ‘death valley’ is: je hebt een ontwikkeling, een proefproject, dat is gevalideerd, maar dan moet het worden verwerkt, en dan ontstaat het diepe gat om daar te geraken. Dat zal ook blijken uit het programma van Flanders’ Care. Het is specifiek op dat moment dat we zullen moeten focussen. We zullen moeten bekijken wat we kunnen doen om die transitie naar een echte vermarkting mogelijk te maken.
Dit heeft te maken met de onbekendheid van de regelgeving. Het heeft ook te maken met het gebrek aan inzicht in de manier waarop stakeholders in de zorgsector beslissingen nemen. Vaak moet dat gebeuren in procedures van openbare aanbesteding. In ziekenhuizen betekent dat: adviezen vragen van de medische raad enzovoort. Dat zijn zaken die men vaak niet echt begrijpt.
Het heeft ook te maken met het feit dat een aantal van die zaken niet echt aanwezig zijn in het financieringssysteem, in het businessmodel, en daarmee kom ik tot dat tweede spoor. Multidisciplinariteit, telemonitoring, consulten op afstand: dat zijn zaken die in een aantal situaties weliswaar wel zijn gefinancierd, maar waarvoor er zeker nog geen sprake is van een grote doorbraak. De vraag is dus hoe de financiering van dien aard kan zijn dat diegenen die daar software en applicaties voor moeten ontwikkelen, ook bereid zijn om dat te doen, en ter zake een interessante business kunnen ontwikkelen.
U zegt dat er eens moet worden gekeken naar het financieringssysteem. Men is nogal prestatiegedreven als het gaat over de nomenclatuurredeneringen van het RIZIV. Als ik het goed begrijp, is het uw ambitie om op Vlaams niveau eens te bekijken hoe we ons kunnen organiseren. Het decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming lijkt me zeker een mogelijkheid wat dat laatste betreft. Het is heel duidelijk dat, als je via een volksverzekering een ondersteuningssysteem organiseert voor mensen met noden die een langdurige ondersteuning veronderstellen, de toets natuurlijk niet zozeer het genezingsperspectief is, maar wel de vraag wat die inzet van alle mogelijke ondersteuning oplevert qua levenskwaliteit.
De moeilijkheid zal natuurlijk het volgende zijn. Vlaanderen heeft een aantal bevoegdheden wat de eerste lijn betreft. Dat is belangrijk. We krijgen er ook Impulseo bij en een aantal zaken, dus er zijn zeker mogelijkheden. Dé financiering van dé zorgverstrekkers in de eerste lijn blijft echter een federale aangelegenheid. In dat licht lijkt het me niet echt realistisch om ter zake een echt beleid te voeren zonder dat dit gebeurt in goede samenspraak met de federale overheid, met de federale collega’s. We kunnen in dit soort materies uiteraard een aantal zaken zelf doen. We hebben daar nu kansen voor. We zullen daarover ook met de stakeholders het overleg opzetten. Er zijn dus mogelijkheden, maar we moeten dat wel doen in een realiteit van multilevel governance, waarbij op het andere niveau natuurlijk heel belangrijke aspecten moeten worden geregeld.
De laatste reden, die je ook internationaal in de literatuur ziet, waarom die innovaties moeizamer doordringen, heeft ook te maken met het feit dat die ICT-aspecten ook natuurlijk de manier van werken veranderen. Je kunt beschikken over bepaalde gegevens. De organisatiemodellen, de manier waarop een praktijk is georganiseerd, van de zelfstandigenpraktijken tot en met de complexe ziekenhuisorganisatie, veranderen natuurlijk door het innoveren en het introduceren van innovatieve mogelijkheden. We weten dat het voor sommigen in de sector niet zo evident is om daarop door te gaan.
Die drie redenen zie je dus overal terugkomen. Dat is met name natuurlijk ook het programma van Flanders’ Care: hoe kun je de zorgverstrekkers in relatie brengen met de kennisinstellingen en met de industrie, en hoe kun je dan de middelen van het IWT en zo daarin injecteren, om ervoor te zorgen dat wat wordt ontwikkeld, voldoende is getest in reële omstandigheden, zodat het ook door de zorgverstrekkers voldoende wordt geaccapareerd?
Wat Cubigo specifiek betreft, denk ik dat de setting van de assistentiewoningen wellicht de meest evidente setting is om dat uit te rollen. Zoals dat altijd gaat, is daarvoor een kritische massa nodig. Je hebt een aantal eersten nodig, en dan wil iedereen de tweede zijn. Dat is hier natuurlijk ook enigszins het geval. Ik ben er echter nogal gerust in. Blijkbaar kennen wij allemaal de betrokkene. We weten dan ook dat die dynamisch genoeg is om dat voor elkaar te krijgen. We wensen hem er natuurlijk alleszins veel succes mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.