Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit onderzoek uitgevoerd door de Belgische Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (IDEWE) blijkt dat iets meer dan de helft van de werknemers, ongeveer 51 procent, in het land kampt met een te hoge body mass index (BMI), een index waaruit kan worden afgeleid of iemand kampt met overgewicht. Bovendien stelt het onderzoek ook dat de gemiddelde BMI in de laatste twintig jaar is blijven stijgen.
Gezond bewegen en evenwichtigere voeding op de werkplek is een van de prioritaire doelstellingen die werden opgenomen in het Vlaams actieplan voeding en beweging 2009-2015 van de Vlaamse Regering. De aanleiding voor het opnemen van deze doelstelling was de vaststelling dat maar weinig bedrijven investeren in gezonde voeding en bewegingsmogelijkheden en er in dezen nog een forse marge voor verbetering aanwezig was, te meer omdat indertijd uit het rapport-Annemans bleek dat een evenwichtig voedingsaanbod uitbouwen in bedrijven gecombineerd met promotie kostenefficiënt is.
Vervolgens werd bijna een half miljoen euro uitgetrokken voor het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) om, door het opzetten van tal van methodieken, projecten en opleidingsmomenten in samenwerking met de bedrijfswereld en koepelorganisaties, daar verandering in te brengen en te investeren in de gezondheid van hun werknemers. Uit deze samenwerking ontstonden initiatieven als nv gezond, het project Jobfit, Lijftijd en de algemene campagne ‘Vlaanderen stopt met roken’. Voorlopige, gedeeltelijke resultaten van deelname aan Jobfit duiden op een gunstige evolutie inzake gezondheidsbeleid binnen gemotiveerde bedrijven. Dit blijkt echter niet in lijn te liggen met de algemene bevindingen van IDEWE.
Minister, hoe evalueert u de globale resultaten van de geleverde inspanningen en opgezette initiatieven door het VIGeZ in het realiseren van de vooropgezette strategische doelstelling voor meer en gezond bewegen in combinatie met evenwichtigere voeding op de werkplek? Vindt u dat aan de hand van deze resultaten voldoende draagvlak en een aantoonbare bewustzijnsverandering omtrent een gezond voedingsbeleid is ontstaan bij bedrijven? Hoe rijmt u de resultaten met de bevindingen van het IDEWE-onderzoek?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik hoor van bedrijven die maaltijden bezorgen in scholen en bedrijven dat het budget waarbinnen zij die maaltijden moeten bereiden, weinig ruimte laat om te werken aan de samenstelling van die voeding. Minister, kunt u inschatten in welke mate dat beperkt budget een impact heeft op de mate waarin gezonde voeding haalbaar is op de werkvloer?
Ik wil nog wijzen naar de artikels die vandaag in De Standaard verschenen zijn over de frisdrankautomaten op school, waar ook wel een budgettaire kant aan zit voor de scholen. Minister, misschien kunt u wat meer licht laten schijnen op die zaak, waar uw collega van Onderwijs voor naar Volksgezondheid wijst.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie heeft de projectmiddelen geïnvesteerd in de ontwikkeling van methodieken als Jobfit en Jobfit KMO. Jobfit is een ondersteuningspakket voor het opzetten en verbeteren van een kwaliteitsvol voedings- en bewegingsbeleid op de werkplek. Jobfit KMO speelt in op de specifieke noden van kmo’s. Jobfit bereikte 56 bedrijven, verspreid over 79 vestigingen en met een bereik van 54.763 werknemers. Jobfit KMO bereikte 20 kmo’s.
Momenteel zijn enkel de evaluatiegegevens van Jobfit beschikbaar, deze van Jobfit KMO worden nog verwerkt door VIGeZ. Uit de effectevaluatie blijkt dat de methodiek werkt. Zo gaat de kwaliteit van het voedings- en bewegingsbeleid bij gebruik van het ondersteuningspakket significant vooruit.
Voor het thema ‘voeding’ waren het de componenten proces en voorlichting die verbeterden. Voor beweging waren het de componenten proces, voorlichting en aanbod die er bij de deelnemende bedrijven op vooruitgingen.
De componenten die niet significant vooruitgingen, zijn het voedingsaanbod en de infrastructuur voor beweging. Dat zijn componenten waarbij bedrijven in overleg moeten gaan met cateraars en leveranciers. Dat vraagt grotere financiële inspanningen van bedrijven dan bijvoorbeeld de investering in voorlichting.
We stellen vast dat er in heel wat bedrijven een draagvlak is om aan een gezond voedingsbeleid te werken. De mate waarin een draagvlak aanwezig is en de mate waarin effectief acties op alle domeinen worden genomen, hangt samen met de grootte van het bedrijf. In kleine organisaties zijn er immers minder middelen en personeel om daaraan te werken.
Het VIGeZ werkt momenteel verder aan de implementatie van de methodieken in Vlaanderen. Daarbij wordt zowel gewerkt aan het draagvlak bij de dienstverleners van bedrijven, zoals de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, als bij de bedrijven zelf. Dat laatste gebeurt onder andere via testimonials van bedrijven die Jobfit gebruiken, op websites en tijdens opleidingen.
Het VIGeZ werkt ook mee aan de uitwerking van een beleidsmodel ‘gezondheid en werk’, dat een kader tracht te creëren om het preventieve gezondheidsbeleid, dat weliswaar ruimer gaat dan enkel gezonde voeding en beweging, ingang te doen vinden in de Vlaamse bedrijven. Dat model wordt besproken met alle relevante stakeholders, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, alsook de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk binnen de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg, om zo via een bijkomende weg een groter draagvlak te creëren. Daarbij wordt ook een sectorale aanpak onderzocht.
De resultaten van het IDEWE-onderzoek hebben betrekking op één element van de gezondheidstoestand van werknemers, de BMI. Door methodieken als Jobfit kunnen bedrijven een kwaliteitsvol voedings- en bewegingsbeleid opzetten en verbeteren met drie componenten – voorlichting, voedings- en bewegingsaanbod, en voorschriften – die het voor werknemers gemakkelijker maken om de gezonde keuzes te maken. Door die gedragsverandering wordt ook hun gezondheidsstatus, en aldus de BMI, positief beïnvloed, door het verkrijgen of behouden van een gezond gewicht.
Gedragsverandering is echter een proces waarvan we weten dat de effecten, in het bijzonder op de gezondheidstoestand, pas op lange termijn meetbaar zijn. Op dit moment gebruikt bovendien slechts een klein aantal bedrijven deze methodieken. Het VIGeZ werkt aan een bredere bekendmaking via artikels, testimonials van bedrijven, ontsluiten van goede praktijken en het geven van opleidingen in samenwerking met andere opleidingsinstituten, met als doel het gebruik van deze methodieken sterk te vergroten. Bijkomend zal bekeken moeten worden of de methodieken verder geoptimaliseerd kunnen worden.
De werkplek heeft een invloed op de mate waarin volwassenen voldoende bewegen en evenwichtig eten, bijvoorbeeld via het aanbod in de bedrijfskantine. Daarnaast wordt gedrag echter ook beïnvloed door de media, door de rol van de ouders, door de vrije tijd. Daardoor is de werkplek slechts een van de kanalen waarlangs volwassenen aangezet en ondersteund dienen te worden om voldoende te bewegen en evenwichtiger te eten. De werkplek is een van de zes strategieën uit het Vlaams actieplan voeding en beweging, naast werken via de lokale gemeenschap, bij kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar op school, via zorgverstrekkers en via informatie en communicatie.
Wij moeten voor deze gezondheidsdoelstellingen een nieuw actieplan opmaken. Het is mijn aanvoelen dat de verschillende levensdomeinen – het gezin, werkplek, het onderwijs – daarin opnieuw uitdrukkelijk aan bod zullen komen. We proberen dat voor de werkplek te doen met de actoren die daar relevant voor zijn. Maar ook de cateraars zijn in zo’n actieplan belangrijke partners. Ik denk eerlijk gezegd dat gezond eten per definitie niet altijd duurder moet zijn. Uit de publicaties en de best practices die ik mocht bezoeken, blijkt alleszins dat men daar creatief mee kan omspringen. Maar dat zal natuurlijk verder met hen moeten worden opgenomen.
Hetzelfde geldt voor de scholen. In 2009 was mijn eerste daad als minister in dit Vlaams Parlement trouwens op deze stoel in deze zaal het actieplan ‘Voeding en beweging’ voorstellen aan het parlement. Dat was nog voorbereid door de voorgaande regering. Daarin ging het ook over de problematiek van de kantines, refters en drankautomaten in de scholen. Toen is er ook sensibilisering gebeurd en is er gezocht naar best practices. Dat thema zal op de volgende gezondheidsconferentie opnieuw aan bod komen, want je zult een beleid moeten voeren dat gericht is op alle levensdomeinen. Dat zal in het volgende actieplan niet anders zijn.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Er is nog veel werk aan de winkel, maar ik heb een heel mooie suggestie voor de werkgevers. Ik heb hem zelf altijd bij me: een stappenteller. Dat kost niet zoveel. Dat motiveert om stappen te zetten. Als je 10.000 stappen zet, heb je ongeveer 7 kilometer gewandeld. Het zou een heel goed initiatief zijn, mochten zij een stappenteller aan hun personeel geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.