Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, recent waren er berichten dat het Vlaams Centrum voor Adoptie beslist heeft om geen nieuwe aanmeldingen meer te aanvaarden voor binnenlandse adopties via een adoptiedienst omdat de wachtlijst gewoon veel te lang is geworden, zeker in verhouding tot het aantal adopties dat jaarlijks kan plaatsvinden.
De wachtlijst telt momenteel bijna 500 kandidaat-adoptieouders. Er werd gesteld dat zij hun plaats zouden behouden en dus na verloop van tijd aan de voorbereidingsprocedure zouden mogen beginnen. Meer dan 60 kandidaat-adoptieouders hebben die voorbereiding momenteel al doorlopen. Zij staan op een wachtlijst bij een adoptiedienst en wachten op een kindvoorstel. De voorbije jaren waren er telkens maar 20 tot 30 kinderen per jaar die via binnenlandse adoptie konden worden geplaatst. Dat maakt natuurlijk dat de wachttijd zeer sterk oploopt. Vorig jaar waren er 23, in 2013 waren er 26. Dat is natuurlijk de reden van de aanmeldingsstop. Mensen moet geen valse hoop worden gegeven dat ze op relatief korte termijn een kind toegewezen zouden krijgen.
Dat het aantal kinderen dat jaarlijks geplaatst moet worden voor binnenlandse adoptie eerder laag ligt, is op zich niet zo erg en mag ons niet verontrusten. Het duidt er immers op dat maar weinig aanstaande moeders besluiten tot afstand van een kind. We zoeken nog altijd een gezin voor een kind waar dat nodig is, en niet een kind voor een gezin.
Mensen die, meestal ingevolge een langdurige kinderwens, zich inschrijven in een adoptieprocedure, moeten dan ook vaak een lange procedure doorlopen. Wij vinden het van enorm groot belang dat geen valse verwachtingen worden gecreëerd. Dat was ook een van de motivaties voor het instroombeheer dat in 2012 werd ingevoerd in het decreet Interlandelijke Adoptie.
In het bericht van Kind en Gezin met betrekking tot de stopzetting van de aanmeldingsstop voor binnenlandse adoptie, staat te lezen dat de wachtenden zullen worden geïnformeerd over hun mogelijkheden in de toekomst. Dit zal gebeuren via informatiesessies in kleine groepen over heel Vlaanderen met ondersteuning van de binnenlandse adoptiediensten, de buitenlandse adoptiediensten en de pleegzorgdiensten.
Een optie voor de kandidaat-adoptieouders die nu op de wachtlijst staan voor binnenlandse adoptie is ook hen te engageren voor interlandelijke adoptie. Ook daar dalen echter de cijfers. De vraag naar kandidaat-adoptieouders vanuit de herkomstlanden blijft dalen, dat bleek uit het antwoord op een eerdere schriftelijke vraag en uit het antwoord op een zeer recente vraag van mij over de cijfers 2014. Het aantal interlandelijke adopties bedroeg vorig jaar maar 61 en in 2012 nog 122. Dat is een halvering. Daar zet die dalende trend zich dus ook zeer sterk door. Op zich is dat niet slecht, want dat bewijst dat mede ingevolge de bepalingen van het Haags Verdrag vaker oplossingen worden gezocht en gelukkig ook gevonden in het land van herkomst.
De vraag of kandidaat-adoptieouders bereid zijn de zorg op te nemen voor een pleegkind, wordt in dat verband ook wel eens gesteld. We lazen in de mededeling van het Vlaams Centrum voor Adoptie dat er inlichtingen zouden worden gegeven over pleegzorg. Vanuit de wetenschap dat heel wat kinderen gebaat zouden zijn indien ze konden worden opgevangen in een warm pleeggezin, is dit inderdaad een optie die moet worden bekeken, want de vraag naar pleegouders blijft inderdaad groot. Dat mag ons nochtans niet blind maken voor de elementaire verschillen tussen adoptie en pleegzorg. Pleegzorg is in principe tijdelijk en in afwachting van een terugkeer naar het natuurlijke gezin. Dat betekent dat er in het geval van pleegzorg meestal ook contacten moeten worden onderhouden met de natuurlijke ouders.
Mocht er inderdaad een afstemming worden gevonden en mochten kandidaat-adoptanten gewonnen worden voor pleegzorg, dan is dat inderdaad een mogelijkheid. Maar de kans op slagen is voor mij toch niet zo vanzelfsprekend. De betrokkenen moeten daar zeer specifiek over geïnformeerd en in begeleid worden. Er bestaat natuurlijk een perspectief binnen de pleegzorg die langdurig is, maar ook dan heeft pleegzorg toch nog een ander karakter dan adoptie, namelijk dat er, waar mogelijk, altijd wordt voorbereid op een terugkeer. Dat wil zeggen dat de pleegouders meestal ook afscheid zullen moeten nemen van het pleegkind.
Minister, kunt u een beeld schetsen van de evolutie van het aantal aanmeldingen van kandidaat-adoptieouders voor binnenlandse adoptie de voorbije drie jaar? De aanmeldingsstop kwam er wel heel plots en achteraf bekeken, als je de cijfers ziet, toch ook wel laat. Hoe kwam dit? Hoe lang zal de aanmeldingsstop voor binnenlandse adoptie duren? Hoe verloopt de verdeling van de aanmeldingen over de verschillende adoptiediensten? Welke mogelijkheden ziet u in een samenwerking met pleegzorg? Welke mogelijkheden ziet u in een uitwijking naar interlandelijke adoptie? Ik had de vraag ingediend voor ik de cijfers kreeg vorige week. Als ik dan zie welke wachtlijsten er zijn voor interlandelijke adoptie en het aantal toewijzingen vorig jaar, dan denk ik dat we moeten gaan naar een afstemming van de procedures, maar dat we kandidaat-adoptieouders ook daar geen valse verwachtingen moeten laten hebben.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik kan, niet tot mijn vreugde, alleen maar vaststellen dat mijn interventie van 7 oktober van vorig jaar, profetisch is gebleken want toen heb ik de minister gevraagd of het correct was dat Kind en Gezin binnenkort zou bekendmaken dat de adoptiewachtlijsten voor binnenlandse adopties zouden worden afgesloten. Toen heb ik een aantal vragen gesteld die ik nu graag zou herhalen omdat ze jammer genoeg nu ook van toepassing zijn.
Ik heb toen gevraagd, als dat zou gebeuren, hoe lang een dergelijk moratorium dan zou duren, en vooral, wat de criteria zijn om te beslissen om tot een dergelijke afsluiting over te gaan. Wanneer zal het Vlaams Centrum voor Adoptie beslissen om de lijst eventueel opnieuw open te stellen?
Het is heel belangrijk dat we kandidaat-adoptanten geen valse hoop geven en we hun duidelijke communicatie voorschotelen. Wanneer en op basis van welke criteria zal de overheid beslissen om de lijst opnieuw open te stellen?
Ik had het de vorige keer ook over het hypothetische geval dat de lijst zou worden afgesloten, maar daar was toen blijkbaar nog geen sprake van. Ik ben het wel eens met mevrouw Schryvers, die zegt dat het heel plots gebeurd is. En misschien is het ook wel te laat gebeurd. Ik heb toen ook gezegd dat heel veel mensen zich in dat geval zouden oriënteren naar een interlandelijke adoptie. Zullen we geen enorme toevloed zien van kandidaat-adoptanten die zich nu interlandelijk gaan registreren? Gaan we daar niet exact hetzelfde probleem creëren?
Wat met de voorrang van mensen die al een kindje geadopteerd hebben, en die vandaag een tweede of derde adoptie zouden willen laten plaatsvinden? Ik zie collega Van den Brandt lachen, maar het is niet alleen uit persoonlijke interesse dat ik die vraag stel.
Uiteraard is er ook nog de vraag om de kandidaat-adoptanten op z’n minst te informeren over het bestaan van pleegzorg, uiteraard met alle respect voor de zeer verschillende opvangvormen en hulpverleningsvormen die beide trajecten zijn. We komen tot de vaststelling dat heel wat mensen die kandidaat-adoptant zijn, vandaag niet vertrouwd zijn met pleegzorg. Al is het maar één gezin dat een extra pleegplaatsing overweegt nadat ze voldoende zijn geïnformeerd over de verschillen met adoptie, dan nog hebben we het verschil gemaakt in het leven van één kind. Daar willen wij dan ook opnieuw op aandringen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Het verschil tussen het aantal adopteerbare kinderen en het aantal kandidaat-adoptieouders is inderdaad enorm groot. Het is heel belangrijk om de kandidaat-adoptanten een realistisch beeld te geven van de omvang van de wachtlijsten en hun kansen om binnen een redelijke termijn een kind te kunnen adopteren.
Kandidaat-adoptieouders hebben vaak al een voorgeschiedenis – ik denk dan aan vruchtbaarheidsbehandelingen, in-vitrofertilisatie (IVF) en dergelijke meer. Als we hun hoop realistisch willen houden, is het belangrijk hen met de juiste cijfers te informeren. Ik sluit me dan ook aan bij de vorige sprekers.
De lange wachtlijsten doen ook de vraag rijzen naar de actualisering van die wachtlijsten. Ik kan me immers heel goed voorstellen dat wie bijvoorbeeld al vijf jaar op de wachtlijst staat, zich in gewijzigde omstandigheden kan bevinden, die een adoptie misschien minder zinvol maken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan leeftijd of relationele wijzigingen. Of omgekeerd kan het bijvoorbeeld dat zij niet meer geschikt zouden worden bevonden bij een nieuwe aanvraag.
Wordt de vraag aldus geactualiseerd? Wordt met de kandidaat-adoptieouders op regelmatige basis bekeken wat hun plaats is op de wachtlijst en of het zinvol is om er nog op te blijven staan?
Wat betreft pleegzorg, sluit ik me aan bij de opmerking dat die verschillende insteek niet lichtzinnig mag worden benaderd. Pleegzorg is immers an sich van tijdelijke aard, met een terugkeer naar de natuurlijke ouder als einddoel, ook al weten we dat die terugkeer vaak niet gerealiseerd wordt. Ook de kinderen die in de pleegzorg terechtkomen, hebben vaak een verschillende achtergrond dan kinderen die afgestaan worden. We moeten er echter voor openstaan. Wij zijn er dan ook voorstander van om de kandidaat-adoptanten op de wachtlijsten beter te informeren betreffende de mogelijkheid van pleegzorg. Minister, wat is uw visie op de aanpak van een toeleiding naar pleegzorg?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de evolutie van het aantal aanmeldingen voor een binnenlandse adoptie via een adoptiedienst is als volgt: in 2012 betrof het 158 aanmeldingen, in 2013 210, in 2014 waren er 172. Het aantal kandidaten dat zich elk jaar aanmeldt voor een binnenlandse adoptie, overtreft vele malen het aantal kinderen dat elk jaar geplaatst wordt via bemiddeling van de binnenlandse adoptiediensten. Dat is al vele jaren het geval, waardoor de wachtlijst geleidelijk aan is toegenomen tot haar huidige omvang.
In 2012 werden de kinderen geplaatst bij kandidaat-adoptieouders die zich voornamelijk in 2008 aanmeldden. De kinderen die in 2013 geplaatst werden, kwamen terecht in gezinnen die zich in 2008 en 2009 aanmeldden. In 2014 stellen we vast dat de kinderen geplaatst werden bij adoptieouders met een aanmeldingsdatum in 2009. Voor 2015 staan er nog kandidaten uit 2009 te wachten.
De geleidelijke aangroei van kandidaat-adoptieouders zorgt dus voor een exponentiële groei van de wachttijd. Eind 2014 hebben we moeten vaststellen dat de wachtlijst zodanig is aangegroeid, dat het nog weinig zinvol is om meer mensen toe te laten. De diensten voor binnenlandse adoptie informeren de kandidaten over de wachtlijsten en de stand van zaken. De aanmeldingsstop is nu ingevoerd voor minimaal één jaar. We zullen dat jaarlijks evalueren. Daarbij zal rekening gehouden worden met verschillende parameters, waaronder het aantal kandidaten op de wachtlijst, het aantal geplaatste kinderen, de geschatte wachttijd enzovoort.
Daarnaast zal ook rekening gehouden worden met de impact van mogelijke wijzigingen van de (binnenlandse) adoptieregelgeving. Indien gekozen wordt voor één enkel traject voor binnenlandse en interlandelijke adoptie, zal bekeken moeten worden op welke wijze de wachtlijsten voor beide trajecten het best in elkaar geschoven kunnen worden. Er dient dan ook werk gemaakt te worden van een gemeenschappelijk instroombeheer.
Het klopt dat het informeren van kandidaat-adoptieouders over de mogelijkheden van pleegzorg een delicaat gegeven is en aldus met de nodige voorzichtigheid dient te gebeuren. Pleegzorg en adoptie zijn inderdaad zaken die juridisch en praktisch wezenlijk van elkaar verschillen. Het is dan ook belangrijk om de kandidaat-adoptanten daarover voldoende en concreet te informeren. Ik ben er evenwel van overtuigd dat er voldoende raakvlakken zijn om pleegzorg als een mogelijk en zinvol alternatief aan kandidaat-adoptieouders voor te stellen. Wat kandidaat-adoptieouders met kandidaat-pleegouders gemeen hebben of moeten hebben, is een sterke motivatie en het engagement om de zorg voor een kind van iemand anders op te nemen binnen het eigen gezin, ook al is dit niet evident.
Pleegzorg mag hierbij niet worden voorgesteld als een evenwaardig alternatief maar een mogelijkheid die in overweging kan worden genomen. Op 3 februari werd hierover overlegd met de diensten voor pleegzorg. Op dit moment worden concrete afspraken gemaakt over de bijdrage van de pleegzorgdiensten aan de infosessies, alsook over de informatie die op dat moment het best kan worden gegeven.
Het klopt dat in het algemeen de vraag naar kandidaat-adoptieouders in het kader van interlandelijke adoptie vanuit de herkomstlanden daalt. Ik heb daarover concrete informatie gegeven bij de bespreking van de beleidsnota. Er werden recent echter een aantal nieuwe kanalen ingeschakeld, zowel in de proeffase als definitief. De buitenlandse adoptiediensten zoeken voor hen nog kandidaten. Het gaat om Burkina Faso, Guinee, Haïti en Uganda. Daarnaast blijven heel wat landen op zoek naar kandidaten die graag een kindje met een specifieke ondersteuningsbehoefte willen adopteren. Het gaat dan vooral om kinderen ouder dan 6 jaar, siblings, kinderen met een vooraf gekend medisch probleem of kinderen met een belastende achtergrond.
Minister, ik dank u voor het antwoord. De cijfers van het aantal aanmeldingen en het aantal mogelijke adopties leren ons dat de aanmeldingsstop echt terecht is. Zo niet creëren we valse verwachtingen. Ik neem aan dat we binnen afzienbare tijd de binnenlandse adopties kunnen bespreken. Als wordt gekozen voor een afstemming van de procedures op elkaar zullen we moeten beslissen hoe we de wachtlijsten voor binnenlandse en interlandelijke adoptie in elkaar kunnen schuiven. In elk geval is een duidelijk instroombeheer noodzakelijk.
Bij de bespreking van de beleidsnota en in een antwoord op een schriftelijke vraag van mij zei u welke nieuwe kanalen worden onderzocht. Maar ook daarmee rekening houdend mogen we de mensen geen valse hoop geven. Er zijn immers de proeffase en de proefdossiers, en voort is het ook zo dat er niet plotsklaps veel kindjes vanuit de herkomstlanden kunnen worden geadopteerd.
Ik ben tevreden over het feit dat inmiddels is overlegd met de pleegzorgdiensten. Zij moeten mensen wijzen op de elementaire verschillen tussen pleegzorg en adoptie, maar ook op de raakvlakken. Ik ben benieuwd naar het resultaat. Zullen kandidaat-adoptieouders die zich realiseren dat een adoptie nog jaren kan duren en eventueel niet mogelijk zal zijn eventueel gebruikmaken van de mogelijkheden van pleegzorg om te voldoen aan hun wil om in hun gezin een kind van anderen op te vangen?
Ik heb twee concrete vragen. De eerste gaat over het feit dat de wachtlijst voor binnenlandse adoptie is afgesloten, wat zou kunnen betekenen dat nogal wat mensen met adoptieplannen zich gaan richten op interlandelijke adoptie. Zou het kunnen dat ook de wachtlijst voor interlandelijke adoptie wordt afgesloten? Wanneer en hoe zou u daarover kunnen beslissen? Welke criteria zou u daarbij hanteren?
Mijn tweede vraag is een onbeantwoorde vraag: wat met de voorrang van mensen die een tweede of derde adoptiekindje willen adopteren en die met hun vraag op de binnenlandse adoptielijst staan? Blijft die vraag geldig?
In het decreet is het wachtbeheer voor interlandelijke adopties geregeld. Er worden elk jaar maar een beperkt aantal aanvragen toegelaten. Uw tweede vraag laat ik onderzoeken, maar ik ga ervan uit dat de prioriteitsregels op zich niet worden gewijzigd. Het is de bedoeling om de mensen correct te informeren over de haalbaarheid van hun verwachtingen, maar de regels op zich worden niet veranderd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.