Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, uit recente gegevens van de Federale Overheidsdienst Economie blijkt dat de bewoonbare oppervlakte van nieuwbouwwoningen waarvoor tussen januari en oktober 2014 een bouwvergunning werd aangevraagd, gemiddeld 96 vierkante meter bedroeg. Dit blijkt een dalende trend te zijn – 5 vierkante meter minder dan in 2013 en 10 vierkante meter minder dan in 2012 –, wat op zich goed nieuws is.
De dalende trend in bewoonbare oppervlakte is echter niet voldoende om greep te krijgen op het feit dat in Vlaanderen per dag tot ongeveer 6 hectare open ruimte aangesneden wordt. Met 32 procent van de oppervlakte bebouwd zijn we het dichtst bebouwde land van heel Europa, terwijl 20 tot 25 procent verantwoord zou zijn. Met kwalijke gevolgen voor verdere verrommeling, versnippering en verharding. Dat weet u wel, minister, u hebt het meermaals aangehaald in uw beleidsnota.
Minister, op 11 december stelde ik u een schriftelijke vraag over de vrijwaring van woonuitbreidingsgebieden die niet geschikt zijn voor woonontwikkeling. U antwoordde dat u samen met uw administratie een aantal voorstellen zou uitwerken en op korte termijn een aanpak aan de Vlaamse Regering zou voorleggen.
Minister, wat is de stand van zaken van de vrijwaring van woonuitbreidingsgebieden die niet geschikt zijn voor woonontwikkeling? Mijn tweede vraag gaat over woonuitbreidingsgebieden tout court. Ingenieur-architect Leo Van Broeck werkte in opdracht van het Departement Ruimte Vlaanderen een expertenadvies uit waarin hij pleit voor een verbod op het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Alleen aan de rand van bestaande dorpskernen kunnen we ons nog woonuitbreidingsgebieden permitteren, zegt Leo Van Broeck. Al de rest zouden we moeten teruggeven aan de natuur.
Hij staat als planner niet alleen met die visie. Er zijn nog mensen die zijn mening delen. Ik denk aan Peter Vermeulen, ons welbekend, ook Jef Van den Broeck, Filip Canfyn van de Vlaamse Woonraad en Kobe Boussauw, docent ruimtelijke planning aan de VUB. Sommige van die mensen klagen dit al jaren aan en ze worden redelijk pessimistisch. Ten slotte een citaat van Kobe Boussauw in een artikel: “Percelen die ooit in de jaren 70 als bouwgrond zijn ingekleurd, zullen dat gewoon blijven tot het einde der tijden, ook als het gaat om afgelegen gronden in een streek zonder werk, een wijk zonder school of een gebied dat van tijd tot tijd onder water komt te staan.”
Minister, wat is uw visie over het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden?
De heer Vandaele heeft het woord.
Ook wij zijn benieuwd naar de maatregelen die in het regeerakkoord zijn aangekondigd. Het gaat enerzijds over maatregelen om woonuitbreidingsgebieden – zijn het signaalgebieden of waterzieke gebieden? – uit te sluiten van bebouwing en anderzijds om na te gaan of andere woonuitbreidingsgebieden versneld moeten worden aangesneden. Theoretisch is er voldoende woongebied, zonder dat we dat woonuitbreidingsgebied nodig hebben. Men spreekt over 40.000 hectare, dat zijn meer dan 300.000 bouwpercelen. Dat is de behoefte die men in de komende tijd voorziet. We spreken dan nog niet over mogelijkheden om bestaande woningen van slechte kwaliteit te renoveren en een nieuwe toekomst te geven. Minister, we zijn dus benieuwd naar de stappen die ondertussen zijn gezet.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ook ik ben benieuwd naar uw antwoord, minister, Alleen wil ik enige nuance aanbrengen in de vragen van mevrouw Pira. Men zou daaruit kunnen concluderen dat alle woonuitbreidingsgebieden ofwel heel verafgelegen gebieden zijn ofwel op een plaats liggen waar ze totaal niet mogen worden ontwikkeld. Het tegenovergestelde is waar. Uiteraard moet er een screening gebeuren van woonuitbreidingsgebieden, maar hier een verhaal ophangen alsof we die het best allemaal zouden schrappen …
Vlaanderen staat voor een heel belangrijke periode. Tussen nu en 2030 moeten er in Vlaanderen 300.000 woningen bij komen. Mevrouw Pira, ik ben het met u eens, als we die willen realiseren, zullen we moeten inzetten op het versterken van de steden en zullen we erin moeten slagen onze steden nog aangenamer te maken om in te wonen. Maar ik huiver van het betoog waarbij men zegt dat als we willen inzetten op de steden, dat automatisch betekent dat we het platteland laten uitdoven. Die woonuitbreidingsgebieden zijn reserves waarmee men op termijn een aantal dorpen kan laten overleven. Die woonuitbreidingsgebieden kunnen niet meer worden aangesneden op de manier waarop het in het verleden gebeurde. Lees: zo veel mogelijk grote, residentiële kavels.
Vandaag is de uitdaging om met die woonuitbreidingsgebieden op een heel zorgvuldige manier om te gaan, zodat we de ruimte zo zorgvuldig mogelijk gebruiken. In uw vraag, mevrouw Pira, lees ik: laat de woonuitbreidingsgebieden verdwijnen. Wel, ik zeg u dat dat ook betekent dat een groot aantal landelijke gebieden op termijn nul groeikansen hebben en daardoor ten dode zijn opgeschreven. Als uw toekomstvisie over Vlaanderen is: laat de steden voortgroeien en laat het platteland langzaam uitdoven of voorbehouden voor mensen die het zich financieel kunnen veroorloven, dan deel ik die mening geenszins.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ook mij stoort de vraagstelling, zeker als ik hoor dat wordt gevraagd naar een verbod tout court van het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Daaraan wordt meteen ook gekoppeld: en dan al die woonuitbreidingsgebieden aan de natuur teruggeven. Dat vind ik allemaal heel straf gezegd.
Bovendien hebben alle lokale besturen hun structuurplannen opgemaakt. Ze hebben opgegeven welke woonuitbreidingsgebieden ze bij voorrang al dan niet willen aansnijden. Dat er vandaag een aantal woonuitbreidingsgebieden zijn die het best niet worden aangesneden, dat weet iedereen, zeker als het gaat over overstromingsgebieden enzovoort. Zonder meer een pleidooi houden om geen enkel woonuitbreidingsgebied aan te snijden, is hetzelfde als pleiten voor economische stilstand en achteruitgang. Daar ben ik alleszins absoluut tegen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Iedereen in deze commissie deelt de bezorgdheid voor de beperkte open ruimte in Vlaanderen. Dat staat ook in het regeerakkoord en de beleidsnota: we moeten zorg dragen voor de schaarse open ruimte. En we moeten streven naar een ruimtelijk rendement, dus moeten we op een weldoordachte manier omgaan met het verdere ruimtebeslag.
In het regeerakkoord staat over woonuitbreidingsgebieden een dubbel spoor. In de eerste plaats moeten we zorgen dat meer kavels die in woonzone liggen, op de markt komen. Aan de andere kant moeten we het aanbod verhogen door het verantwoord – dat verantwoord is belangrijk – aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Het gaat over de woonuitbreidingsgebieden die goed gelegen zijn. Daarnaast gaan we woonuitbreidingsgebieden die niet goed gelegen zijn, bijvoorbeeld in overstromingsgebied, en waar dus niet kan worden gebouwd, schrappen. Die kunnen dus niet meer worden bebouwd. Dat is het dubbele spoor dat we op dit moment aan het uitwerken zijn. Een aantal voorstellen worden op dit moment uitgewerkt. We zullen dat heel binnenkort bespreken op de ministerraad. Het zal ook worden uitgewerkt in het groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Er is al heel veel nagedacht over de woonuitbreidingsgebieden. Ook de lokale besturen hebben daar een visie op, maar er wordt ook rekening gehouden met de woonbehoefte. In de verschillende structuur- en uitvoeringsplannen wordt daar op een goede, doordachte manier mee omgegaan. Ik ben het ook niet eens met de toon dat alles kan en dat het overal vol ligt met woonuitbreidingsgebied dat zomaar kan worden aangesneden. We moeten voorzichtig zijn met die uitspraken.
Als je een toetsingskader maakt, zul je een aantal goede, objectieve criteria moeten hebben op basis waarvan je die gronden moet afwegen en beoordelen. Het blijft ook nog altijd heel belangrijk de lokale besturen daarin mee te hebben, en ook hun visie in het kader van de subsidiariteit daarin mee te nemen. Uiteraard zullen daar ook de instrumenten zijn die we kennen van het Landinrichtingsdecreet en van het Grond- en Pandendecreet. Het klopt niet dat elk stukje woonuitbreidingsgebied te allen tijde zal moeten worden behouden. Dat is zeker niet zo. We hebben instrumenten om daarmee om te gaan.
Dan nog over de uitspraken van architect Leo Van Broeck. In opdracht van het departement formuleerde Leo Van Broeck van Bogdan & Van Broeck architects een expertenadvies. Dat gaat over sensibilisering in de bouwcultuur, die in het ruimtelijk beleid zou kiezen om het ruimtelijk rendement te verhogen. Uiteraard wordt dat ook meegenomen. Het zal in het kader van de processen die we voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen doorlopen, mee aan bod komen. Het zal meespelen in de afweging die we maken voor de woonuitbreidingsgebieden.
Ik loop daar concreet nog niet op vooruit. Ik zal het eerst voorleggen aan de Vlaamse Regering, en op basis daarvan zullen we dat aan het parlement voorleggen. Het zal een soort objectief toetsingscriterium zijn, maar we zullen ook rekening houden met de visies van de lokale besturen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens en mevrouw Peeters, jullie hebben waarschijnlijk niet goed geluisterd naar de manier waarop ik de vraag stelde. Ik heb Leo Van Broeck geciteerd. Hij pleit dus voor een verbod op het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Alleen aan de rand van bestaande dorpskernen kunnen we ons nog woonuitbreidingsgebieden permitteren. Zo heb ik het geformuleerd. Als jullie een beeld willen ophangen van de pure stilstand, dan is dat bij dezen ontkracht. Dat is de aanvulling die jullie nodig hadden om niet de uitspraken te doen die jullie hebben gedaan.
Minister, u zegt dat u niet op de feiten zult vooruitlopen. We kunnen enkel maar uitkijken naar wat u gaat voorleggen aan de Vlaamse Regering. Wat doen we met de bouwpercelen die verafgelegen zijn, niet goed gelegen zijn voor openbaar vervoer, werkgelegenheid enzovoort?
Hoe kunnen we de steden opnieuw verdichten en de kavels terug aan de natuur geven? In dat verband wordt er vaak gesproken over de verhandelbare bouwrechten: een instrument dat u ook in uw beleidsnota naar voren hebt geschoven.
Minister, u zult een aantal voorstellen doen inzake woonuitbreidingsgebieden. Zullen die ook een passus bevatten over de verhandelbare bouwrechten?
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, tenzij ik u slecht heb begrepen, leek u te betwijfelen of er wel slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden zijn. Die zijn er inderdaad en we moeten die durven onder de loep te nemen en eventueel minstens bevriezen of zelfs in een aantal gevallen ook schrappen.
Wat mij betreft, zijn die woonuitbreidingsgebieden reserves die we moeten koesteren en die we voor de verdere toekomst moeten durven reserveren. We moeten die niet holderdebolder en versneld willen aansnijden. Ik denk ook niet dat dit uw bedoeling is, minister, of die van de regering.
Wat we natuurlijk wel kunnen doen, is de bestaande woonzones verder proberen te activeren. We weten dat er in Vlaanderen heel wat echte woonzones liggen, dus geen uitbreidingsgebieden, die niet worden aangesneden, en daar moeten we nog verder op inzetten.
Mijnheer Ceyssens, ik ben het wel met u eens dat we de dorpskernen niet moeten laten doodbloeden maar ik denk dat dit niet de bedoeling is. Destijds is er wel gekozen voor kernversterking in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ik denk dat er ook op het platteland, zelfs zonder het aansnijden van extra woonuitbreidingsgebieden, nog wel mogelijkheden zijn, ook voor inbreiding, renovatie enzovoort, zodat we het platteland niet moeten laten doodbloeden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik denk niet dat er twee dezelfde woonuitbreidingsgebieden te vinden zijn in Vlaanderen. De lokale besturen zijn de perfecte regisseurs om een belangrijke rol te spelen in de oefening die vandaag wordt gemaakt. In die zin ben ik verheugd over het antwoord van de minister.
Mevrouw Pira, ik ging gewoon verder op de tweede vraag zoals u die had gesteld: architect Leo Van Broeck werkte in opdracht van het Departement Ruimte Vlaanderen een expertenadvies uit waarin hij pleit voor een verbod op het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Mijn klamme handjes zijn intussen opgedroogd door uw nuancering ter zake. Daarmee ben ik ook gerustgesteld.
Mevrouw Peeters heef het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en omdat u aangeeft dat alles in duidelijk overleg met de lokale besturen zal gebeuren.
Mevrouw Pira, ik had eveneens ‘een verbod’ tout court gehoord – dat hebt u letterlijk gezegd – alsook uw vraag om zonder meer die woonuitbreidingsgebieden terug te geven aan Natuur. Vandaar mijn reactie daarop.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wat de opmerking over de verhandelbare bouwrechten betreft, heb ik onlangs, tijdens een studiedag daarover, meegedeeld dat ik daar rekening mee zou houden in die verschillende instrumenten.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, zoals ik daarnet al zei, kijken wij uit naar uw voorstellen die u aan de Vlaamse Regering zult voorleggen. Ik kan alleen maar hopen dat die een kentering teweegbrengen in de toestand op het terrein. Uw beleidsnota leest zeer mooi, heel groen zelfs, maar wanneer we kijken naar de realiteit – 6 hectare per dag gaat verloren aan open ruimte –, dan kunnen wij enkel besluiten dat de instrumenten geen greep hebben op de realiteit. Ik hoop ten zeerste dat u in de voorstellen die u zult voorleggen aan de Vlaamse Regering, die instrumenten kunt presenteren die wel een greep zullen hebben op de huidige realiteit in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.