Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, naar aanleiding van het toezicht op het zorgtraject voor de chirurgische patiënt in algemene ziekenhuizen, maakte de Vlaamse Zorginspectie een beleidsrapport op. Op basis van het nieuwe toezichtmodel wordt de praktijkomzetting van de actiepunten van de World Health Organisation (WHO) gestimuleerd en gecontroleerd. Deze actiepunten zijn cruciaal om zorggerelateerde risico’s maximaal terug te dringen. Het toepassen van een correcte handhygiëne, het sluitend identificeren van patiënten en een controlelijst hanteren om het aantal risico’s af te toetsen voor, tijdens en na een zorgactie zijn elementen waarvan het nut reeds bewezen is maar die in de praktijk niet altijd worden toegepast.
De Vlaamse Zorginspectie creëerde een nieuw toezichtmodel zodat ziekenhuizen zelf kunnen werken aan hun eigen verbeterpunten. De drie invalshoeken die men hanteerde tijdens onverwachte inspecties in algemene ziekenhuizen waren: hygiëne, veiligheid van zorg en communicatie.
Ik wil enkele opmerkelijke conclusies van deze inspecties aanhalen. Op het vlak van hygiëne wordt een correcte handhygiëne bij het verplegend personeel het best nageleefd. Artsen scoren hier volgens het rapport duidelijk minder op. Bovendien zijn er heel wat verbeterpunten bij het sterilisatieproces van chirurgisch materiaal. Bij een juiste toepassing kan men zeer veel risico’s wegwerken.
Bij het inspecteren van de tweede invalshoek ‘veiligheid van zorg’ werd vastgesteld dat het gebruik van de controlelijst ‘veilige heelkunde’ bijna overal is ingevoerd, maar dat die voor slechts 32 procent ook effectief wordt ingevuld. Positief was dan weer dat de postoperatieve parameters nauwgezet worden opgevolgd. Op vlak van pijnmeting kan het nog iets beter.
Tot slot lag bij de derde pijler van de inspectie, communicatie, de focus voornamelijk op contact tussen patiënt en zorgverstrekker en een duidelijke gegevensoverdracht tussen zorgverstrekkers onderling. De patiënt werd voor het eerst zelf gehoord bij de ziekenhuisinspecties, al viel enige subjectiviteit bij de ondervraging niet uit te sluiten. Toch kon men concluderen dat een klein deel van de patiënten slecht wordt geïnformeerd. Het knelpunt tussen zorgverleners onderling zit in de informatiestroming naar de huisarts.
23 ziekenhuizen gaven informatie over de inspectie op hun website, terwijl 7 ook effectief de resultaten bekendmaakten. Vanaf het tweede zorgtraject zal de overheid deze resultaten zelf openbaar maken. Het nieuwe toezichtmodel vormt samen met de ontwikkeling en publicatie van een set kwaliteitsindicatoren van de ziekenhuizen en met de accreditatie van de ziekenhuizen, een drieluik voor de stimulering van een duurzame kwaliteitsbevordering binnen de sector.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om de norm van hygiëne in ziekenhuizen – met name de toepassing van handhygiëne – zorgvuldig na te leven en te blijven behouden? Op welke wijze zal de overheid de uitwisseling van informatie over het hanteren van de controlelijst tussen de zorginstellingen stimuleren? Hoe kan op beleidsniveau een manier worden gezocht om chirurgische toestellen in klassen onder te verdelen met daaraan gekoppeld de frequentie en het opvolgsysteem van onderhoud? Hoe zult u de stimulering van extra nuttige communicatie voor de patiënt mee ondersteunen? Op welke termijn ziet u een tweede inspectieronde om deze aandachtspunten verder te evalueren en eventuele verbeterpunten waar te nemen? Welk systeem hebt u voor ogen om de dynamiek van dit eerste zorgtraject levendig te houden, zodat de eisen binnen dit zorgtraject onder de aandacht zullen blijven? Is er een mogelijkheid om de kritieke punten van het eerste zorgtraject mee te implementeren in het tweede zorgtraject, zeker wat betreft het internistisch zorgtraject, inclusief ziekenhuisapotheek en kritieke diensten? Enkele zaken hangen hier ook aan vast en zodoende kan de continuïteit van de controle nog beter worden bewaakt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, inzake deze problematiek worden momenteel verschillende acties ondernomen. Ik som ze op. Binnen het agentschap Zorg en Gezondheid bestaat er een werkgroep ziekenhuishygiëne. Deze werkgroep is onder meer betrokken bij het uitbouwen van een beleid, zowel in ziekenhuizen als in woonzorgcentra. De verschillende overheden engageerden zich in het Nationaal Plan Multidrug Resistente Organismen (MDRO) van september 2013 tot de oprichting van het Outbreak Support Team (OST). Sindsdien biedt de werkgroep ook ondersteuning aan instellingen bij de uitbraak van infectiehaarden met multiresistente kiemen. Momenteel bekijken we binnen Vlaanderen de concrete oprichting van een dergelijk Outbreak Support Team.
Het agentschap Zorg en Gezondheid heeft drie sensibiliseringscampagnes gevoerd om de noodzaak van een goede handhygiëne te onderstrepen. Dankzij een goede handhygiëne wordt de overdracht van ziektekiemen naar andere bewoners voorkomen. Deze campagnes hebben duidelijk impact, maar de naleving van een strikte handhygiëne in onze woonzorgcentra is nog niet optimaal en blijft dus onmiskenbaar een aandachtspunt.
Om een blijvend effect te verkrijgen op het vlak van correcte handhygiëne is een regelmatige herhaling van de campagne essentieel. Daarom zullen er ook in de toekomst nieuwe campagnes handhygiëne worden georganiseerd.
Verder is ook het draaiboek infectiebeleid voor de Vlaamse woonzorgcentra gesubsidieerd vanuit mijn beleidsdomein, gerealiseerd door de onderzoeksgroep Huisartsgeneeskunde van de KU Leuven. Het draaiboek is uitgewerkt op maat van alle Vlaamse voorzieningen. In 2011 is er een natraject opgestart waarbij in samenspraak met de woon- en zorgcentra de voorgestelde profylactische maatregelen voor MRSA en andere nosocomiale infecties op hun haalbaarheid zijn getoetst. Meer informatie over de Vlaamse campagne handhygiëne en het draaiboek vindt u op de website www.zorginfecties.be.
Vanuit de Zorginspectie is er tijdens inspectiebezoeken van ouderenvoorzieningen bijzondere aandacht voor de preventie van zorginfecties handhygiëne. Zo werd er in de voorbije twee jaar een thematische inspectie met betrekking tot handhygiëne uitgevoerd bij 171 woonzorgcentra. De resultaten hiervan zullen op termijn worden verwerkt in een rapport. Ook voor dit jaar worden nog een aantal dergelijke inspecties gepland.
Momenteel beschikken de rust- en verzorgingstehuizen (rvt’s) over een coördinerend en raadgevend arts (CRA). Vanuit de erkenningsnormering is een coördinerend en raadgevend arts immers enkel verplicht in een woonzorgcentrum met rvt-erkenning. Vandaag beschikt 86 procent van de woonzorgcentra over dergelijke erkenning. De CRA heeft een zeer belangrijke coördinerende rol in het zorginfectiebeleid. Het is de enige arts die een volledige kijk heeft op het woonzorgcentrum. De CRA en het verpleegkundig personeel van het woonzorgcentrum vormen samen een team en staan in voor de dagdagelijkse aspecten van het zorginfectiebeleid. Taken die hun worden toebedeeld, zijn de implementatie van en toezicht op de preventiemaatregelen, opleiding van personeel inzake infectiebeheersing, registratie/surveillance van zorginfecties, epidemiebeleid, antibioticumbeleid (formularium en richtlijnen), vaccinatiebeleid, ontwikkeling van initiatieven voor continue kwaliteitsbevordering en communicatie met andere zorgverleners en instellingen. Kortom, ze moeten een zorginfectiebeleid in de woonzorgcentra verder uitbouwen.
De ziekenhuizen zijn op de hoogte van het belang van een goed gebruik van de ‘safe surgery checklist’ in het operatiekwartier. Het correcte gebruik ervan kan inderdaad nog sterk worden verbeterd. De manier waarop de ziekenhuizen voor verbetering zorgen wordt vrij gelaten. Ziekenhuizen kunnen elkaar daarover raadplegen. Feit is dat het publiceren van de resultaten van de inspecties de grootste stimulans is om de eigen werking te verbeteren. Daarom zal ook de overheid dat actief doen bij de volgende inspectieronde. De verwachtingen die de overheid heeft omtrent het correct gebruik van de ‘safe surgery checklist’ staan beschreven in het eisenkader voor het operatiekwartier. Dat eisenkader staat op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid.
Vooreerst is het onderhoud en de opvolging van het technisch onderhoud van medische toestellen opgenomen in de technische fiches van de betreffende toestellen. De fabrikant dient deze informatie aan de gebruiker kenbaar te maken. Gelet op het belang ervan werd, na advies van de Vlaamse Vereniging Ziekenhuisinstrumentatietechnici, een meer concrete invulling ervan in het eisenkader voor de internistische patiënt opgenomen. Concreet wil dat zeggen dat beademingstoestellen, monitoren, defibrillatoren en ECG-toestellen ten minste jaarlijks moeten worden onderhouden. De infuuspompen moeten ten minste om de 24 maanden worden geïnspecteerd. Het toestel voor het bepalen van de bloedgaswaarden krijgt dagelijks een gebruikstest en wordt ten minste jaarlijks onderhouden. De richtlijnen van de fabrikant worden hiervoor gevolgd. De inspectie- en onderhoudsrapporten zijn opvraagbaar in het ziekenhuis en het resultaat van de inspectie of het onderhoud is bekend op de dienst. Tijdens de inspecties binnen het internistisch zorgtraject worden preventieve controle en onderhoud van deze toestellen nagegaan.
Het onderwerp ‘communicatie’ wordt op verschillende plaatsen opgenomen in het nieuwe eisenkader. De vaststelling dat slechte communicatie enerzijds aanleiding kan geven tot veel klachten en anderzijds de zorgcontinuïteit kan schaden, heeft geleid tot specifieke aandacht in de vorm van verschillende eisen. In het eisenkader met betrekking tot het chirurgische dagziekenhuis staat bijvoorbeeld uitdrukkelijk vermeld dat elke patiënt vóór opname via een folder op de hoogte wordt gebracht dat hij of zij 24 uur na de ingreep niet alleen mag zijn. In het eisenkader voor de internistische patiënt wordt nu ook een punt ingevoegd over het schriftelijke medicatieschema dat moet worden meegegeven bij ontslag uit het ziekenhuis. Dat werd ingevoegd om foutieve medicatie-inname te vermijden, een fout die ernstige gevolgen kan hebben. In het thema ‘zorgoverdracht’ staat volgende eis vermeld: “De dienst beschikt over een informatiebrochure voor familie en patiënten. Hierin dienen minimaal volgende elementen te worden opgenomen: bezoekuren en -voorwaarden, zorgverstrekkers, contactgegevens, werking van de dienst.” De informed consent, waarbij de patiënt eerst goed wordt ingelicht over de zorgplanning en dan zijn of haar goedkeuring geeft voor de behandeling, blijft ook een speciaal aandachtspunt. Tijdens de inspecties van het internistisch zorgtraject is communicatie, zowel met patiënten als tussen zorgverleners onderling, een van de hoofdthema’s. In het eerste zorgtraject hebben de inspecteurs ervaring opgedaan met patiëntbevragingen. Na feedback vanuit het Vlaams Patiëntenplatform werd de vraagstelling aan patiënten geoptimaliseerd.
Bij de keuze van onderwerpen voor de inspectieronde van het internistisch zorgtraject werden ook de inspectievaststellingen vanuit het chirurgisch zorgtraject van nabij bekeken om na te gaan of bepaalde aandachtspunten opnieuw moeten worden gecontroleerd. Zo blijft patiëntidentificatie ook in het tweede zorgtraject een belangrijk aspect. Bloedtransfusie wordt in het tweede traject hernomen, omdat uit het beleidsrapport bleek dat er op het vlak van het verpleegkundig toezicht tijdens de toediening nog ruimte voor verbetering is. Bovendien werd vastgesteld dat rond dit onderwerp veel verbeterprojecten zijn opgestart, zodat we het graag in the picture houden. Uit het beleidsrapport is gebleken dat er nog heel wat aandachtspunten zijn op het vlak van handhygiëne. Daarom wordt dat onderwerp in het tweede zorgtraject herhaald. Een Canadese expert inzake patiëntveiligheid en -betrokkenheid die ik heb ontmoet op een studiedag, zei dat in haar ziekenhuis werd verwacht dat de handhygiëneregels niet voor 80 of 90 procent, maar voor 100 procent worden gerespecteerd.
Bij het opstellen van het eisenkader voor de internistische patiënt werden inderdaad bepaalde eisen, die volgens ons verbonden zijn met een hoog risico, opnieuw opgenomen. Het betreft eisen die van toepassing zijn doorheen het ziekenhuis. Dossiervorming, pijnbeleid, ontslagbeleid, informed consent, handhygiëne, patiëntidentificatie en hoogrisicomedicatie worden bijvoorbeeld opnieuw gecontroleerd in de volgende inspectieronde. Zoals al aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, worden tijdens de inspecties van het internistisch zorgtraject linken gelegd met de inspectievaststellingen uit het chirurgisch zorgtraject. Bovendien nodigt het beleidsrapport, dat na de eerste inspectieronde werd opgemaakt, de ziekenhuizen uit om rond de aandachtspunten die werden vastgesteld, bijkomende acties te ondernemen.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord. Ik kan mijn reactie dan ook kort houden.
Ik stel vast dat er heel wat zaken zullen worden voortgezet. Het belangrijkste in dit hele verhaal is volgens mij toch wel de handhygiëne. In de sector, zowel in de woonzorgcentra als in de ziekenhuizen, merken we namelijk dat vooral de artsen die handhygiëne te weinig toepassen. Het gaat daarbij niet altijd om de artsen verbonden aan de zorginstelling, ook huisartsen die hun patiënten bezoeken, laten steken vallen. Misschien moeten we de campagne ook specifiek naar deze laatste groep richten.
Ik juich de publicatie van de kwaliteitsindicatoren uiteraard toe. Openheid en transparantie kunnen alleen maar de kwaliteit van het zorgtraject bevorderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.