Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, uit een enquête van VRT Nieuws en AVS Oost-Vlaamse Televisie blijkt dat leerkrachten uit het onderwijs negatief staan tegenover het M-decreet. Dat decreet bepaalt dat meer kinderen die vandaag in het buitengewoon onderwijs zitten, moeten doorstromen naar het gewoon onderwijs.
Negenhonderd leerkrachten uit het gewoon onderwijs werden ondervraagd. De resultaten waren dat 56 procent het inclusief onderwijs positief vindt voor de maatschappij, maar dat 82 procent het praktisch niet haalbaar vindt. De leerkrachten willen ondersteuning, aangepaste klasgrootte, extra assistentie in de klas, extra opleiding en samenwerking met experts buitengewoon onderwijs.
Tijdens de recente bespreking van het jaarverslag van de Vlaamse Kinderrechtencommissaris, hebben we kennis genomen van de stelling dat het uitblijven van een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) voor jongeren ook een impact kan hebben op de onderwijskansen van jongeren, meer bepaald wat betreft het recht op inclusief onderwijs. Heel wat ouders willen wel kiezen voor inclusief onderwijs, maar het ontbreken van een PAB maakt dat praktisch onmogelijk en onhaalbaar.
Minister, hebt u zicht op de mate waarin het ontbreken van voldoende PAB’s voor kinderen inclusief onderwijs onmogelijk dan wel veel moeilijker maakt? Hebt u zicht op het aantal kinderen dat een PAB aanvraagt met het oog op inclusief onderwijs en hoeveel van die aanvragers dat PAB niet verkrijgt? Ten slotte: zijn er contacten tussen Onderwijs en Welzijn om na te gaan hoe voor kinderen met nood aan persoonlijke assistentie maximaal inclusief onderwijs kan worden gerealiseerd?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb een vraag die hierbij aansluit. Zoals we weten, is het PAB een aflopend verhaal en zal het in de toekomst overgaan in de Persoonsvolgende Financiering (PVF) .
Minister, hoe zullen de kinderen met een beperking die les volgen in het gewoon onderwijs, in de praktijk kunnen worden ondersteund via het decreet Persoonsvolgende Financiering – want dat is volgens ons meer de toekomst?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ten eerste wil ik toch even nuanceren: niet alle kinderen met een beperking hebben nood aan een PAB en bovendien – maar dat is waarschijnlijk ook niet de ondertoon van uw vraag – vallen de kansen op inclusie niet altijd samen met het hebben van een PAB-assistent.
Er is een groep van kinderen met beperkingen die dankzij redelijke aanpassingen het regulier inclusief onderwijs succesvol kunnen doorlopen. Die leerlingen hebben daardoor niet alleen kansen om zich te ontplooien binnen het onderwijs, maar bieden ook hun medeleerlingen en leerkrachten kansen om te leren omgaan met de diversiteit in onze samenleving.
Vanuit vragen die we krijgen van ouders weet ik inderdaad dat voor een aantal kinderen met een handicap die inclusief onderwijs willen volgen, de ondersteuning van een persoonlijke assistent nodig is. Het betreft onder andere sommige kinderen met een normale intelligentie, maar met een motorische of sensorische handicap.
Het ontbreken van een PAB kan voor een aantal kinderen mogelijk betekenen dat inclusief onderwijs niet mogelijk is. Concrete cijfers hierover heeft het VAPH niet ter beschikking. Er zijn ook geen cijfers beschikbaar betreffende de kinderen die geen PAB verkrijgen na indiening van een PAB-aanvraag met het oog op inclusief onderwijs.
Er zijn met Onderwijs contacten over hoe inclusief onderwijs maximaal kan worden gerealiseerd voor alle minderjarigen met een handicap. Daarbij worden verschillende aspecten behandeld, zoals de inzet van doventolken en het gebruik van hulpmiddelen, maar ook het creëren van een cultuur op school die openstaat voor diversiteit en die hulp aan medeleerlingen evident vindt.
Het M-decreet bepaalt bovendien dat van een school redelijke aanpassingen mogen worden verwacht opdat inclusie voor kinderen met een handicap reëel wordt. Het Kinderrechtencommissariaat pleit voor een duidelijk referentiekader over wat ‘redelijk’ is en voor rechtszekerheid voor een leerling met bijzondere noden op lange termijn, dit wil zeggen overstijgend aan de jaarlijks anders samengestelde klassenraad.
Tot slot vraagt het Kinderrechtencommissariaat om middelen en pedagogische knowhow voor het realiseren van inclusie. Daarom zullen we voor de verdere uitrol van het decreet Persoonsvolgende Ondersteuning, en dit in combinatie met de operationalisering van het M-decreet, verder in overleg gaan met de collega bevoegd voor het onderwijs.
U merkt terecht op dat er wel degelijk een relatie is tussen het decreet, de ondersteuningsplannen die moeten worden opgemaakt en de verwachtingen vanuit het onderwijs.
Uit de ontstaansgeschiedenis van het M-decreet weet u dat het geen eenvoudige oefening is om de ambitie van inclusief onderwijs ook waar te maken. Vanuit het standpunt van het VAPH en de missie vanuit Welzijn, namelijk het organiseren van de handicapspecifieke ondersteuning, is het feit dat men in alle sectoren redelijke inspanningen moet doen om inclusie mogelijk te maken natuurlijk wel een belangrijk uitgangspunt.
We hebben met de collega bevoegd voor het onderwijs afgesproken dat we gaan bekijken hoe we de verhouding van de realisatie van het M-decreet en de manier waarop in de ondersteuningsplannen en de uitrol van het PVF-decreet daarop moet worden ingespeeld, zullen aanpakken.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te vernemen dat er inderdaad heel goed wordt nagedacht en dat er rekening wordt gehouden met de vragen waarmee de leerkrachten in het gewoon onderwijs zitten in het kader van de uitvoering van dat M-decreet.
Minister, u hebt mij wel wat in verwarring gebracht. Eerst zei u dat het VAPH geen cijfers heeft van hoeveel kinderen een financiering nodig zouden hebben. Dat kan ik nog begrijpen. Maar verder zei u dat er wel cijfers zijn... (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Evenmin? Dat vind ik dus raar. Dat begrijp ik niet goed. Er moeten toch cijfers zijn over het aantal aanvragen? Die moeten toch ergens geregistreerd zijn? Er moeten toch cijfers zijn over het aantal aanvragen van minderjarigen en het aantal afgewezen aanvragen? Of zie ik iets over het hoofd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat is niet zo eigenaardig. Uiteraard weet het VAPH hoeveel minderjarigen er een PAB hebben aangevraagd. Maar de link of een PAB is aangevraagd omdat men daardoor inclusief onderwijs zou kunnen volgen, kunnen we niet leggen. We hebben dus ook geen inzicht in de beslissingen over aanvragen die werden geweigerd ondanks het feit dat die aanvragen werden gemaakt in het kader van het onderwijs. Wij kunnen die link niet leggen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
De registratie binnen het VAPH gebeurt dus louter op cijfers, maar heeft geen inhoudelijke grond. Zou het dan geen goed beleidsinstrument zijn om daar op een of andere manier een registratie van te doen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De laatste opmerking is belangrijk. In het wijzigende paradigma zal de vraag niet zijn of het een vraag naar een PAB is. Er zal een ondersteuningsplan worden opgesteld, waaruit de ondersteuningsnood wordt afgeleid. Dan zal men inderdaad moeten weten wat er, wat we in het M-decreet “redelijk” noemen, is aan inspanningen vanuit het onderwijs. Men zal dan bekijken welk stuk er in het handicapspecifieke deel moet worden begroot. Dat is de manier waarop het zal verlopen.
Vroeger, vóór 2009, was er een historische situatie ontstaan: als je een vraag had over ondersteuning in natura, ging je de regie in. Men kon zelfs rechtstreeks naar een voorziening gaan. De aanpak was dus niet gestroomlijnd. Bovendien was er nog een andere lijst met een andere inschaling, voor een PAB. Dat werd centraal opgevolgd, door het VAPH. Het eerste wat ik in het werkingsjaar 2009-2010 heb gedaan, was ervoor zorgen dat het besluitvormingsproces voor het verkrijgen van een PAB dezelfde is als die voor het verkrijgen van zorg in natura.
Bij een PAB-aanvraag wordt nagegaan of de ondersteuningsnood beantwoordt aan de criteria die voor het verkrijgen van de zorgvormen zijn afgesproken. Er bestaan commissies en zij beoordelen de inschalingen die te velde gebeuren. We kunnen evenwel niet zien of u dat gevraagd hebt omdat dat u zou toelaten om aan het regulier onderwijs deel te nemen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
We wijken even van de regels af; als liberalen doen we dat graag. De registratie gebeurde niet, en dat was een gemiste kans. Voor de uitvoering van het decreet Persoonsvolgende Financiering is het erg belangrijk dat de indicatoren er wel zijn. Het is nodig dat we voor de uitvoering over beleidsinstrumenten beschikken, zodat kan worden geregistreerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.