Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Met de zesde staatshervorming werd de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor het beleid betreffende de zorgverstrekkingen in geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie en het beleid inzake ‘long term care revalidatie’. De inkanteling van de bevoegdheid rond de centra voor ambulante revalidatie zal deze legislatuur vorm moeten krijgen. Dat wordt ongetwijfeld een veelzijdige oefening, maar is, voor alle duidelijkheid, niet het voorwerp van mijn vraag om uitleg. Mijn vraag om uitleg aan u is een vraag over de korte termijn.
Op korte termijn worden deze centra, en vooral ook hun gebruikers, geconfronteerd met enkele heikele punten die voortvloeien uit de revalidatieovereenkomst die op 1 mei 2012 van kracht is geworden. Gezien de bevoegdheidsoverdracht vragen zij via hun overlegplatform aan de nieuwe bevoegde overheid, de onze, om hieraan op korte termijn tegemoet te komen. Dat is wel de inzet van mijn vraag om uitleg, gegeven dat het ook de krachtlijn van de minister is om in eerste instantie de continuïteit van de zorg te garanderen.
Het College van geneesheren-directeurs in het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) stond er destijds op dat de centra voor ambulante revalidatie zich meer zouden richten naar wat het college omschreef als ‘medische doelgroepen’. Hieronder verstond men mensen met niet-aangeboren hersenletsels, autisme, stotterproblemen, gehoorstoornissen, stemmingsstoornissen en ‘cerebral palsy’ of hersenverlamming.
Dientengevolge werden drie maatregelen ingeschreven in de thans geldende overeenkomst. Eerst moet er voor de zonet aangehaalde doelgroepen vanaf 1 januari 2015 een geneesheer-specialist van een bepaalde discipline in het team aanwezig zijn gedurende minstens vier uur per week, bijvoorbeeld een kinderpsychiater. Ten tweede moet er sinds dit jaar voor deze doelgroepen een kritische massa aan zittingen worden gerealiseerd. Ten derde moet deze doelgroep complexe ontwikkelingsstoornissen, waaronder complexe leerstoornissen, taalstoornissen en motorische coördinatiestoornissen, volgens een opgelegd schema worden afgebouwd tot 30 procent van de totale behandelde populatie in een centrum voor ambulante revalidatie.
De haalbaarheid van deze maatregelen werd en wordt in grote unanimiteit door de sector in vraag gesteld. In de preambule bij de overeenkomst werd deze kwestie overigens opgenomen, stellende dat “nog een aantal andere voorwaarden moeten worden vervuld om het opzet van de overeenkomst te doen slagen”.
De centra voor ambulante revalidatie wijzen er onder meer op dat er geen bijkomend budget is om de honorering van de artsen in die centra te verbeteren. Ook de centra voor ambulante revalidatie weten zich geconfronteerd met een tekort aan onder andere kinderpsychiaters en psychiaters, kinderneurologen en neuropediaters.
Het RIZIV heeft de personeelsequipes bevroren op de toestand van eind 1992. Op dat moment was er sinds 1987 een moratorium ingesteld op de uitbreiding van de sector en op de uitbreiding van de teams. Hierdoor kunnen de centra voor ambulante revalidatie niet voldoen aan de vooropgestelde voorwaarden.
Het College van geneesheren-directeurs weigerde om de maatregelen uit te stellen tot wanneer aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan. De 47 centra voor ambulante revalidatie hebben zelf door middel van een bevraging de verwachte effecten in 2015 van de maatregelen van 2012 in kaart gebracht. Zij komen tot de conclusie dat er over heel Vlaanderen meer dan 7000 revalidanten in behandeling zijn in een centrum voor ambulante revalidatie.
De uitwerking van de maatregelen heeft tot gevolg dat voor 850 revalidanten de behandeling zal moeten worden afgebouwd. 13 van de 47 Vlaamse centra voor ambulante revalidatie worden in hun voortbestaan bedreigd. De verplichte afbouw van de dienstverlening naar mensen met complexe ontwikkelingsstoornissen heeft ook nefaste gevolgen voor heel wat gebruikers en kandidaat-gebruikers.
Heel wat centra geven bovendien aan dat zij slechts nipt de vooropgestelde kritische massa aan zittingen bereiken.
Minister, hoe schat u de pijnpunten in die door het Overlegplatform Centra voor Ambulante Revalidatie werden aangemeld? Ik heb die pijnpunten daarnet opgesomd: de geneesheer-specialist, de kritische massa aan zittingen en het percentage inzake complexe ontwikkelingsstoornissen. Ziet u op korte termijn een mogelijkheid om tegemoet te komen aan de aangehaalde pijnpunten zodat de revalidatie van 850 mensen niet in het gedrang komt? Zo ja, wat kan desgevallend een oplossing zijn?
Mevrouw Croo heeft het woord.
Een vraaggestuurd aanbod en het verzekeren van de continuïteit van de dienstverlening als het gaat over de bevoegdheden die overkomen in het kader van de zesde staatshervorming, zijn echt wel kernbegrippen in het huidige Vlaamse regeerakkoord en uw beleidsnota, minister. Het spreekt dan ook voor zich dat wij als N-VA op korte termijn verwachten dat u de nodige stappen zult ondernemen om de revalidatie van die 850 mensen zeker niet in het gedrang te brengen.
Minister, kunt u ons een idee geven van de timing als het gaat om de blauwdruk van het nieuwe revalidatiebeleid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, misschien verstaan wij allemaal iets anders onder continuïteit. Continuïteit wil zeggen dat het beleid zoals het gevoerd is op het ene niveau, niet radicaal wordt omgezwaaid op het nieuw bevoegde niveau. Dat is continuïteit van het beleid. Als er daarover andere meningen bestaan, moeten we die misschien bespreken. Volgens mij is dat toch de manier waarop we het moeten begrijpen.
De resultaten van de bevraging waarnaar verwezen is en de aangehaalde pijnpunten werden reeds uitgebreid besproken met de sector, het RIZIV en het College van geneesheren-directeurs. De centra die niet voldoen aan de gevraagde vereisten, zullen volgens de bepalingen van de revalidatieovereenkomst met betrekking tot de Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR’s) vanaf 1 april 2015 voor bepaalde doelgroepen geen nieuwe patiënten meer in behandeling mogen nemen. Ze kunnen echter nog wel de bestaande patiënten blijven behandelen, de facto gedurende een looptijd van twee jaar behandeling. Er kan vanaf april 2015 wel een inlooptraject worden opgestart, zodat deze centra opnieuw patiënten van de desbetreffende doelgroepen kunnen revalideren.
Uit de eerste analyse blijkt dat de pijnpunten zich voornamelijk bevinden op het gebied van schaalgrootte, voornamelijk voor de groep 14 – hersenverlamming –, en in de aanwezigheid van kinderpsychiaters, voor groep 3 – autismespectrumstoornissen. Verder bestaat er een ongelijke regionale spreiding. Meer bepaald is er een zeer beperkt algemeen aanbod in Limburg, Vlaams-Brabant en voor sommige doelgroepen in de provincie Antwerpen. De geografische spreiding en de toegankelijkheid ten gevolge hiervan moeten eveneens in acht worden genomen bij verdere beslissingen.
Er is momenteel, in samenwerking met het RIZIV, een nieuwe bevraging in uitvoering bij de sector die ons de meest actuele stand van zaken van de sector moet opleveren. Op basis van de resultaten van deze analyse zal er een gericht stappenplan worden uitgewerkt. Ik ben gedurende de transitieperiode verplicht tot een continuïteitsbeleid, maar wil zeker aan de hand van de resultaten van deze bevraging verder het gesprek aangaan over mogelijke remediering van knelpunten op korte termijn en over de visie en het model dat er zal worden voorgesteld bij de uiteindelijke inkanteling in het Vlaamse beleid vanaf 1 januari 2018.
Er is ondertussen met het RIZIV afgesproken dat, conform de bepalingen van de conventie, de centra, ongeacht of men voldoet aan de voorwaarden voor een bepaalde doelgroep, nog tot 1 april 2015 nieuwe revalidatieprogramma’s kunnen opstarten. In het kader van een goede uitvoering van het continuïteitsbeleid conform het protocolakkoord lijkt een algehele schrapping van het hoofdstuk 3 van de conventie uit 2012, dat de criteria inzake de reconversie van de centra ambulante revalidatie vastlegt, nu niet wenselijk.
Zoals gezegd: als er moet worden bekeken wat er moet gebeuren met een aantal pijnpunten, moeten we dat aanpakken. Maar ik wil er geen misverstand over laten bestaan: dat moet via en met de tussenkomst van het RIZIV. Ik zal niet in de plaats van het RIZIV daarover de gesprekken voeren. De sector moet beseffen dat een aantal dingen zijn ingeschreven in de conventies van 2012. Het is, in het kader van het continuïteitsbeleid, niet de bedoeling om iets dat blijkbaar na heel veel discussie en overleg tot stand is gekomen, nu plots een heel andere wending te laten nemen. Dat is geen continuïteitsbeleid. We zullen ten gronde over de toekomst kunnen praten. Er zijn wellicht een aantal pijnpunten die belangrijk zijn voor de sector en die we op korte termijn effectief onder handen moeten nemen. Maar het is alleszins niet mijn intentie om de grondige oefening van 2012 helemaal opnieuw naar af te sturen. Dat is niet de bedoeling van continuïteit.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. U hebt aangegeven dat er samen met het RIZIV een nieuwe bevraging wordt uitgevoerd en dat u op basis daarvan een stappenplan zult opstellen. U wilt daarin ruimte laten voor verdere gesprekken voor een mogelijke remediëring van die pijnpunten. Wij stellen daarin onze hoop. Ik denk dat de sector gebaat is bij overleg zoals dat tot op heden het geval was en ook wel zal blijven.
We gaan ervan uit dat die pijnpunten in de mate van het mogelijke op korte termijn een oplossing zullen kennen zodat de continuïteit van het beleid het voortzetten van het beleid betekent, maar toch ook zeker alle behandelde patiënten en de mensen die nu in revalidatie zijn, hun behandeling kunnen voortzetten. In dat kader ben ik blij dat we vanaf 1 april de mogelijkheid creëren om nieuwe revalidatieovereenkomsten te hebben en dat de doorbehandeling gegarandeerd is voor twee jaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.