Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de problematiek is bekend. Het decreet Grond- en Pandenbeleid verbond een sociale last aan projecten van private bouwheren. Het arrest van het Grondwettelijk Hof vernietigde dat met terugwerkende kracht: de regeling met betrekking tot de sociale last wordt geacht nooit te hebben bestaan.
In het geval dat er reeds een vergunning met sociale last was, blijft die haar gelding behouden tot op het ogenblik dat zij wordt hervormd of ingetrokken. De intrekking van de beslissing inzake de sociale last kon binnen een termijn van zes maanden vanaf 10 februari 2014, de datum van publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad. Dat kon gebeuren door middel van een eenvoudig schrijven aan het bestuursorgaan dat de vergunning had verleend.
De reeds betaalde sociale bijdragen, zoals voorzien in het inmiddels vernietigde artikel 4.1.19 van het Grond- en Pandendecreet, kunnen in principe pas teruggevorderd worden nadat de nodige stappen zijn gezet om de sociale last weg te werken.
Over deze problematiek is het hier tijdens de vorige legislatuur al gegaan in de plenaire vergadering van 8 januari 2014 en de commissievergadering van 16 januari 2014. Voormalig minister van Wonen, mevrouw Van den Bossche, liet toen verstaan dat de sociale bijdragen, de reeds betaalde afkoopsommen, konden worden teruggevorderd. Samen met de toenmalige minister voor Ruimtelijke Ordening, de heer Muyters, zou een inventaris worden opgemaakt om duidelijkheid te scheppen bij alle beslissingen gebaseerd op onwettigheden uit het Grond- en Pandendecreet, ook inzake de schadeclaims.
Ook toen al konden ministers Van den Bossche en Muyters geen antwoord geven op de vraag naar terugvordering van sociale bijdragen bij het Vlaamse Gewest indien deze bijdragen, conform de bepalingen in het decreet, reeds werd ingezet voor een sociaal woonbeleid, aangezien de Vlaamse Regering hierover nog geen beslissing had genomen en ze in lopende zaken geen beslissing meer kon nemen.
Minister, ik heb een aantal concrete vragen. Kunt u aangeven hoeveel private bouwheren die de sociale last uitvoerden door middel van een storting van een sociale bijdrage, al een procedure tot terugvordering zijn gestart? Hoe verloopt de procedure indien de sociale bijdrage door de steden en gemeenten reeds werd ingezet ten bate van het gemeentelijk sociaal woonbeleid, zoals werd voorgeschreven in het reeds vermelde artikel 4.1.19? Indien terugvordering mogelijk is of zou zijn, welke procedure zal daartoe dan worden gevolgd? Is er een inventaris van wie recht heeft op een schadeclaim? Welke uitgaven kunnen in aanmerking worden genomen voor een terugvordering? Met andere woorden: welk deel zal ten laste vallen van het Vlaamse Gewest en welk deel ten laste van de steden en gemeenten zelf?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is een interessante vraag. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord.
Om de vraag wat concreter te maken voor de collega’s en ter attentie van de minister, wil ik het even hebben over mijn gemeente, Maldegem. We hebben natuurlijk het decreet correct toegepast. Zoals was bepaald, hebben we destijds sociale lasten opgelegd in verkavelingsvergunningen. Dat betekent dat wij bij grote verkavelingen van meer dan 10 loten of bij verkavelingen van meer dan 500 vierkante meter, aan de private verkavelaar een sociale last oplegden.
Er was een cascade uitgebouwd. De private ontwikkelaar kon kiezen hoe tewerk werd gegaan: in samenwerking met een sociale huisvestingsmaatschappij de sociale last vervullen of door als private ontwikkelaar zelf te bouwen. En dan was er natuurlijk de bewuste afkoopsom. De private ontwikkelaar kon 50.000 euro per lot sociale last storten in de gemeentelijke kas. Die 50.000 euro per lot moest natuurlijk worden aangewend voor het lokaal sociaal woonbeleid. Collega Partyka wees er al op.
In mijn gemeente is het zo gebeurd dat meerdere private verkavelaars netjes 50.000 euro per lot hebben gestort op de gemeentelijke rekening. Die middelen worden aangewend voor lokaal woonbeleid. De vraag is nu natuurlijk wat er gebeurt indien private ontwikkelaars zich geroepen voelen om dat bedrag terug te vorderen. De sociale last wordt immers geacht nooit te hebben bestaan. Natuurlijk zullen de private bouwheren dat bedrag terugvorderen. Op welke manier zal dat gebeuren? Wat adviseert u aan de lokale besturen? Hoe moeten ze hiermee omgaan? Moeten de lokale besturen stante pede een overschrijving doen? Of neemt Vlaanderen de verantwoordelijkheid hiervoor op zich en worden de bedragen vanuit Vlaanderen teruggestort aan de private bouwheren?
Dit is dus een heel concrete vraag in het belang van de lokale besturen die een sociale last hebben opgelegd, die correct hebben gehandeld volgens het decreet en die de private bouwheren 50.000 euro in de kas hebben laten storten. Wat als die bedragen nu worden teruggevorderd?
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me zeer kort bij deze vraag om uitleg aansluiten. Het arrest dateert van eind 2013. We zijn ondertussen meer dan een jaar verder. Uiteraard zijn er ondertussen verkiezingen geweest. Er is een nieuwe Vlaamse Regering gevormd en geïnstalleerd. De beleidsnota’s zijn besproken. Wat is op dit ogenblik echter de concrete stand van zaken? Gaan we in de richting van een hersteldecreet of wordt een ander denkspoor gevolgd?
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, ik wil hier niet alle individuele gevallen van steden en gemeenten aanhalen. Wij zijn inmiddels ervaringsdeskundigen die het hebben meegemaakt. In elk geval is elke euro die aan sociaal woonbeleid wordt besteed, geen verloren euro. Dat geld is nuttig besteed. Wat dat betreft, is het geen groot probleem.
Minister, ik wil de gelegenheid te baat nemen om te betreuren dat u niet zult proberen de sociale last opnieuw te herstellen. U wilt de door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepalingen niet herstellen. Dit is tijdens de bespreking van de beleidsnota reeds ter sprake gekomen. Met betrekking tot het wonen in eigen streek zult u wel een poging ondernemen om de bepalingen te herstellen. Met betrekking tot de sociale last zal dat niet gebeuren.
Het betreft hier een heel nuttig instrument om de sociale huisvesting binnen de steden en de gemeenten op een evenredige wijze te laten verlopen. Bovendien is dit niet onmogelijk. Het is niet verboden. Indien het op een evenredige manier kan gebeuren, kunnen die voorwaarden aan private actoren worden opgelegd.
Het probleem was dat dit niet bij de Europese Commissie werd aangemeld. Het lijkt me nuttig eens te onderzoeken in welke mate het, mits het nodige overleg met de Europese Commissie, mogelijk zou zijn de bepalingen in verband met de sociale last na een aanmelding te herstellen. Zeker als we de vastgelegde sociale objectieven tegen de vooropgestelde datum willen halen, lijkt het me ontzettend belangrijk dit instrument opnieuw in handen te krijgen.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst een voorafgaande opmerking maken. Ik vind het een goede zaak dat dit hier wordt besproken. Deze kwestie is al tijdens plenaire vergaderingen en in deze commissie aan bod gekomen. Ik vrees echter dat we meer claims kunnen krijgen indien we meer ruchtbaarheid aan de problematiek geven. Dat lijkt me niet altijd zeer positief.
Mevrouw Partyka, u hebt een aantal pertinente vragen gesteld. Ik begrijp dat de lokale besturen met betrekking tot een aantal zaken duidelijkheid willen krijgen. We kennen allemaal de arresten van het Grondwettelijk Hof. Ik zal de inhoud niet herhalen.
In de eerste plaats is me gevraagd hoeveel procedures momenteel lopende zijn. Bij enkele bestendige deputaties en bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen lopen momenteel administratieve beroepsprocedures tot hervorming van de beslissingen waarbij een vergunning met sociale last is afgeleverd. Volgens mij zullen de eerste uitspraken van de bestendige deputaties een hoge precedentwaarde hebben. Aangezien ze mogelijk een antwoord op een aantal nog resterende vragen en knelpunten zullen bieden, lijkt het me belangrijk geen overhaast werk te leveren en deze uitspraken af te wachten.
Daarnaast lopen nog twee gerechtelijke procedures tot terugvordering van de sociale bijdragen. De eerste procedure is bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel ingesteld tegen de gemeente Hoeilaart en tegen het Vlaamse Gewest. Deze zaak zal op 18 september 2015 worden gepleit. Dat is nog even. Op vraag van de vergunninghouder heeft de provincie Vlaams-Brabant beslist de sociale last te schrappen. De gemeente Hoeilaart heeft hiertegen echter beroep aangetekend bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De tweede procedure is bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen ingesteld tegen de gemeente Brasschaat. Hierop heeft de gemeente Brasschaat het Vlaamse Gewest gedagvaard in tussenkomst en vrijwaring. De vergunninghouder heeft geen initiatief genomen om de sociale last uit de vergunning te laten schrappen. Gelet op de conclusietermijnen zal deze zaak op 28 mei 2015 worden gepleit.
De volgende vraag is hoe we dit in de toekomst eventueel zullen regelen. Volgens mij is het belangrijk dat we de uitspraken in deze lopende zaken afwachten. Het is altijd mogelijk dat gerechtelijke uitspraken een zekere precedentwaarde hebben. Ze kunnen ons ook iets leren en bijbrengen. Het zou niet goed zijn nu overhaast allerlei beslissingen te nemen die ons misschien nog meer in de problemen zouden kunnen brengen.
Ik heb begrip voor de vragen van de lokale besturen. Wat gebeurt er als wordt beslist dat de sociale last toch moet worden terugbetaald? Volgens mij heeft toenmalig minister Van den Bossche in het verleden verklaard dat dit nooit op kosten van de betrokken gemeente of stad zou kunnen gebeuren. De Vlaamse overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen. De lokale besturen hebben braaf uitgevoerd wat de Vlaamse Regering heeft gevraagd. Het zou niet billijk zijn die steden en gemeenten nu voor de kosten te laten opdraaien.
Ik wil hieraan toevoegen dat het niet zo eenvoudig is een schadeclaim in te dienen. De betrokkene moet immers aantonen dat schade is geleden. Dat is niet zo eenvoudig. Mevrouw Taeldeman heeft daarnet een bedrag van 50.000 euro vermeld. We weten allemaal dat de kans bestaat dat dit bedrag gewoon in de bouw van de andere woningen in dezelfde verkaveling is doorgerekend. De betrokkenen moeten zeer goed kunnen aantonen dat ze wel degelijk schade hebben geleden. Dat is niet altijd evident.
Hoewel de concrete vraag niet is gesteld, wil ik hier nog aan toevoegen dat momenteel vijf claims lopende zijn. Ik herhaal dat het aantonen van de schade in die gevallen niet evident zal zijn.
Vervolgens is me gevraagd of een inventaris is opgesteld om te bepalen wie recht op een schadeclaim heeft. De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) heeft geen gegevens bijgehouden over de bijdragedossiers van gemeenten die van de inkomsten van de sociale last hebben genieten. Het Agentschap Wonen-Vlaanderen beschikt enkel over de gegevens van gemeenten die op vrijwillige basis informatie in de module voor het vergund sociaal woonaanbod hebben ingevoerd.
Het Departement Ruimte Vlaanderen valt eigenlijk onder de bevoegdheden van de minister van Omgeving. In het voorjaar van 2014 heeft toenmalig minister Van den Bossche dit departement de opdracht gegeven een inventaris van alle vergunningen met een sociale last op te stellen. Tot nu toe is die taak niet opgeleverd. Ik weet niet of een dergelijke inventaris zo eenvoudig is. Volgens mij is dit redelijk arbeidsintensief. Ik zal het Departement Ruimte Vlaanderen nog eens contacteren met de vraag te onderzoeken of een dergelijke inventaris alsnog kan worden opgesteld.
De heer Hendrickx heeft me gevraagd wat we zullen doen. Ik werk aan een nieuw besluit. Zoals ik daarnet al heb vermeld, lijkt het me echter belangrijk de eerste gerechtelijke uitspraken met betrekking tot een aantal concrete dossiers af te wachten om goed werk te kunnen leveren.
Mevrouw Hostekint, u betreurt dat we het wonen in eigen streek wel willen herstellen en de sociale last niet. De heer Vandenbroucke heeft dit punt tijdens de bespreking van de beleidsnota al ter sprake gebracht. Het probleem met de sociale last is niet enkel dat er geen aanmelding bij de Europese Commissie is geweest. Er zijn veel meer problemen met het principe van de sociale last. De staatssteun, bijvoorbeeld, is een behoorlijk probleem gebleken. Om die reden hebben we beslist dat het zeer moeilijk zal zijn dit te repareren.
Dat betekent niet dat ik mijn administratie niet nog een laatste keer de opdracht wil geven dit te onderzoeken. Het repareren van het wonen in eigen streek lijkt me echter net iets eenvoudiger. Het arrest van het Grondwettelijk Hof bevat immers minder gronden tot schorsing hiervan dan gronden tot schorsing van de sociale last.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, aansluitend op het antwoord van de minister zou ik graag een bijkomende vraag ter verduidelijking willen stellen. Een verkavelaar kon de sociale last bij de organisatie van een verkaveling niet realiseren omdat het om een residentiële verkaveling ging en het de sociale last kon afkopen.
Dat kon. Bij het schrappen van de sociale lasten is dit weggevallen. De verkavelaar vraagt het geld terug van het stadsbestuur. Moest dan eigenlijk het lokale bestuur of de verkavelaar een schadeclaim hebben ingediend? Ik wil gewoon nog eens een verduidelijking, want dit is toch niet onbelangrijk.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, ik heb begrip voor uw antwoord, maar het is natuurlijk niet afdoend, in de zin die u ook zelf hebt aangegeven. De betwistingen en juridische procedures die lopen, dat is één zaak, maar dat was eigenlijk ook niet de vraag. De vraag ging heel concreet over de sociale lasten die zijn uitgevoerd, die zijn afgekocht en die reeds opnieuw zijn geïnvesteerd. Daar is dus geen juridische vraag meer over. Dat zijn dingen die zijn gebeurd, inderdaad op vraag van de decreetgever, volledig conform de wetgeving. U zegt dat de Vlaamse overheid ter zake haar verantwoordelijkheid zal nemen. Dat is natuurlijk heel positief. Het lijkt me enigszins een illusie te denken dat er geen vragen zullen komen als men daar weinig ruchtbaarheid aan geeft. Die zullen er natuurlijk wel komen. Er zal immers worden teruggevorderd van de gemeentebesturen, die zich ook in penibele situaties bevinden. Die vraag zal er dus sowieso komen. Het lijkt me belangrijk om daar een antwoord op te hebben. Die vraag wat er concreet moet gebeuren, zal immers blijven komen. Het is niet door de boot af te houden dat de vragen er niet zullen komen.
De vraag naar inventarisatie is gesteld. Ik vind het dan ook vreemd dat dit niet is gebeurd. Daar zullen ongetwijfeld wel redenen voor zijn, maar ook wat dat betreft, lijkt de struisvogelpolitiek me geen goede politiek. Het lijkt me belangrijk dat de overheid de omvang van het probleem inschat, om ook daarop een adequaat antwoord te kunnen geven. Ik onthoud dat de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid zal nemen, maar ik stel wel voor dat dan ook snel duidelijk wordt op welke manier ze haar verantwoordelijkheid zal nemen.
Minister Homans heeft het woord.
Zoals mevrouw Coppé zegt, er zijn natuurlijk twee soorten. Men kan een dossier hebben waarin de sociale lasten zijn afgekocht. Dat is het geval geweest in het concrete dossier van de gemeente Brasschaat. Nu is het de vraag wat er gebeurt. Een andere mogelijkheid is dat de sociale lasten werden volbracht door de verkavelaar, de ontwikkelaar of wie dan ook, en dat die nu zegt dat hij dat eigenlijk niet had moeten doen. Dat is dus een ander geval. Dan kan je natuurlijk alleen maar een schadeclaim indienen als je kan aantonen dat je schade hebt geleden. Ik verwijs naar mijn voorbeeld van daarnet. Als u bijvoorbeeld uw kosten hebt doorgerekend in de andere woning, dan hebt u geen schade geleden. Dat zijn inderdaad twee verschillende dossiers. In het concrete voorbeeld van Brasschaat – en Brasschaat is niet de enige gemeente op dat vlak, voor alle duidelijkheid – heeft de gemeente gewoon 50.000 euro gekregen. Nu zegt men dat men dat geld niet had moeten geven, want dat men de rest van de verkaveling gewoon heeft gedaan zoals men dat had moeten doen.
Mevrouw Partyka, wat die inventaris betreft, betreur ik ook dat Ruimte Vlaanderen en de minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening daar niet in slaagt. Ik zal echter contact opnemen met haar. Ik meen wel dat er wat verzachtende omstandigheden zijn: het was het einde van een regeerperiode, er waren verkiezingen, de nieuwe regering moest worden opgestart en dergelijke meer. Ik vind het echter wel belangrijk dat we een overzicht kunnen krijgen. Ik kan u wel zeggen dat de claims ondertussen binnensijpelen, maar dat dit vooralsnog beperkt blijft.
Voor alle duidelijkheid, ik wil heel graag over dit onderwerp blijven debatteren. Het was dus geenszins mijn bedoeling om te zeggen dat u daar geen vragen meer over mag stellen. Ik wil alleen mensen die nog niet op de hoogte zijn van een eventueel recht op een claim, niet op gedachten brengen. (Gelach)
Mevrouw Partyka, ik wil u en ook andere lokale besturen geruststellen: in ieder geval zal, als er zal moeten worden betaald door een gemeente of een stad, de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid nemen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik herinner me dat op het einde van de vorige legislatuur toenmalig minister Van den Bossche in de plenaire vergadering of in de commissie heeft gezegd dat zij en haar kabinet een poging zouden doen om tot een dading te komen met private bouwheren, om op die manier procedures te vermijden.
Weet u of die poging inderdaad is gedaan? Zijn er gesprekken geweest om tot een dading te komen, en wat was dan de reactie van de private bouwsector? Als dat niet gelukt is, dan is de volgende stap natuurlijk de gerechtelijke procedure.
Dat is enigszins verschillend van dit debat. Dat waren projecten die al een vergunning hadden en die in uitvoering waren. Daarmee is er inderdaad een dading afgesloten, in de meeste gevallen.
Minister, wat u zegt, is waar: er zijn twee soorten. Mijn vraag ging eigenlijk over de meest duidelijke soort, de tweede, waarbij de gemeente heel duidelijk het geld heeft gekregen en dat al heeft geïnvesteerd. Ik meen dat ter zake geen verder juridisch werk nodig is. Ik vind uw antwoord heel duidelijk, in de zin dat u zegt dat de Vlaamse overheid ter zake haar verantwoordelijkheid zal nemen. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.