Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het regeerakkoord heeft zich geëngageerd tot het valoriseren en ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers als de hoeksteen van de samenleving. Studies tonen aan dat ouderenmishandeling in de thuiszorg en het overschrijden van de draagkracht van mantelzorgers wel eens samengaan. Zo screende Familiehulp 3000 ouderen aan de hand van een wetenschappelijke checklist. Het gaat in belangrijke mate om psychische mishandeling en is veelal een gevolg van ontspoorde zorg en van overbelasting van de mantelzorger.
De mishandeling gaat veeleer uit van dochters en schoondochters dan van partners of zonen, gewoonweg omdat het vooral de dochters en schoondochters zijn die de zorg op zich nemen en die taak moeten combineren met een eigen huishouding, een job en soms nog de zorg voor kleinkinderen. Indien we werk willen maken van de vermaatschappelijking van de zorg, dan moeten we wel degelijk waken over het welzijn van de mantelzorger. Mantelzorgers gaan zeer ver in hun engagement voor hun dement familielid, met vaak negatieve gevolgen voor hun fysieke en psychische gezondheid.
Minister, uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 46 hierover stemde me slechts deels tevreden. Hoewel er wel degelijk werk wordt gemaakt van het vergroten van de draagkracht, onder meer dankzij de ondersteuning door dementiekundige basiszorgverleners en psycho-educatieve workshops voor mantelzorgers, mis ik in uw antwoord de belangrijke rol van de huisarts als detector bij overbelaste mantelzorgers en het ontwikkelen van een instrument om de draagkracht van mantelzorgers te meten.
In uw antwoord stelt u dat het transitieplan zich niet wil beperken tot slechts één type mantelzorger per oudere, maar hoe kunnen de dementiekundige basiszorgverleners concreet contact opnemen met de tweede of derde mantelzorger van de oudere? Vaak is de mantelzorger van een oudere zelf een oudere, die op zijn beurt wordt ondersteund door andere mantelzorgers. Ik meen dat de huisarts op korte termijn daarin een belangrijke rol moet spelen, aangezien hij of zij eerstelijnsgezondheidswerker is en alle mantelzorgers over de vloer krijgt met hun psychosociale klachten.
Het inschakelen van de huisarts levert niet enkel een groter bereik. De huisarts is bovendien ook in veel gevallen beter ingelicht over de zorgsituatie van de desbetreffende mantelzorger, in tegenstelling tot de verzorgenden, verpleegkundigen en dergelijke, die slechts met de eerste mantelzorger in contact komen. Bovendien meen ik ook dat we op lange termijn moeten bekijken of er innovatieve maatregelen moeten worden genomen. We krijgen immers steeds te maken met een toenemende vergrijzing.
De ondersteuning van de mantelzorger met het educatieve pakket ‘Dementie en nu’ is vast en zeker een stap in de goede richting. Ik vraag me echter af of met dit pakket, in aanvulling van de e-learningmodules die momenteel worden opgestart, eventueel ook een online hulpverleningsplatform kan worden opgestart.
Mantelzorgers hebben vaak ook nood aan heel wat praktische tips voor hun problemen. Dergelijke hulpverlening via ICT-platforms kan ons niet alleen op individueel vlak veel kennis opleveren, maar kan ook worden gebruikt als detector en potentieel meetinstrument om overbelaste mantelzorgers op te sporen. Dit levert belangrijke informatie op voor alle partners in dit verhaal.
Minister, zult u in een meetinstrument voorzien in het transitieplan, zodat u het aantal overbelaste mantelzorgers in kaart kunt brengen en het beleid kunt bijsturen indien nodig? Zult u oog hebben voor de overbelaste mantelzorgers van de tweede of derde lijn die niet in contact komen met de dementiekundige basiszorgverleners? In de lijn daarvan, zult u de huisartsen als eerstelijnsgezondheidsmedewerkers een belangrijkere rol toedichten binnen het transitieplan? Daarmee zult u niet alleen meer mantelzorgers kunnen bereiken, maar ook na verloop van tijd een betere inschatting kunnen maken met betrekking tot de draagkracht. Hoe ziet u de toekomst van de mantelzorg op lange termijn?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, vanzelfsprekend onderschrijven wij dat mantelzorg ontzettend belangrijk is in de ondersteuning van mensen die zorg nodig hebben. Daar wordt dan ook heel terecht aandacht aan besteed in het regeerakkoord.
Minister, als ik het goed heb, wordt er dit najaar op initiatief van het agentschap Zorg en Gezondheid en het departement Welzijn een vrij grootschalige bevraging gedaan bij vierduizend mantelzorgers en zullen in de loop van 2015 daarvan conclusies beschikbaar zijn. Daar kijken we allemaal met veel belangstelling naar uit zodat we er de nodige gevolgen uit kunnen trekken.
Mevrouw Saeys doet een terechte oproep om alert te zijn en oog te hebben voor de overbelasting van mantelzorgers. Niet alleen de huisarts maar zeker ook de zorgverstrekkers die aan huis komen zoals thuisverpleegkundigen en gezinsverzorgers, zijn daarin een belangrijke schakel. Zij komen nog veel meer in contact met de zorgbehoevende en met de mantelzorger.
We pleiten voor flexibiliteit in de zorg omdat we van mening zijn dat dagverzorgingscentra nachtzorg of nachtopvang en kortverblijf heel belangrijke zaken zijn die mantelzorgers tijdelijk kunnen ontlasten en hun nadien meer kracht geven en de mogelijkheid om de mantelzorg weer op te nemen en langer vol te houden. Tot daar het residentiële luik.
Er is ook de professionele thuiszorg en de vrijwillige sector. Ik denk aan de ondersteuning van buurtzorgnetwerken die hier en daar al ingang vinden en toch ook mantelzorgers op vrijwillige basis kunnen ondersteunen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
We erkennen allemaal het belang en de relevantie van mantelzorg. Dat zal ook nodig zijn om het beleid waar te maken dat u vooropstelt. We moeten oog hebben voor de mantelzorgers, de omkadering en ondersteuning. Tegelijk vallen heel veel van die elementen buiten uw bevoegdheid. U kunt er inderdaad voor zorgen dat de zorgverleners en eerstelijnshulpverleners goed mee zijn maar dit legt een druk op de mensen. Er wordt steeds meer verwacht dat mensen tweeverdieners zijn, dat ze langer werken, en dat ze ook nog eens mantelzorg opnemen. Dat is een contradictie. De sandwichgeneratie van 50 à 60 jaar zorgt vaak voor de kleinkinderen en de ouders en moet langer gaan werken. Tegelijk staan de tijdskredieten en de landingsbanen onder druk. Dat maakt het moeilijk om de rol van mantelzorger op te nemen zonder er de negatieve en perverse gevolgen van te dragen.
Als minister van Welzijn kunt u daar weinig aan doen. U kunt signalen geven aan uw federale collega’s. U kunt hen wijzen op het grote belang van de tijdskredieten en de landingsbanen op het einde van de loopbaan. Bent u dat van plan? Of hebt u dat al gedaan?
De informele zorg moet veel meer erkend worden. Dat brengt me bij het statuut van de mantelzorger, opnieuw buiten uw bevoegdheden, al zou u wel stappen kunnen zetten. U zou een brief kunnen schrijven aan de Federale Regering om eindelijk werk te maken van een goed statuut van de mantelzorger en om ervoor te zorgen dat een deel van de informele zorg financieel wordt erkend. Dat kan door de arbeidstijden en de rechten die worden opgebouwd in minder tijd te doen, en door de mensen een hogere vergoeding te geven op het moment dat ze mantelzorg opnemen. Dat is goedkoper. Het zal duurder zijn voor de Federale Regering; als een kind niet naar de kinderopvang gaat maar bij de ouders blijft, is dat vaak goedkoper.
Ik wil de kosten en baten zien. Kinderopvang heeft ook voordelen natuurlijk, maar het is financieel interessant dat de mantelzorg wordt uitgebouwd. Als mensen voor hun ouders zorgen, is er nog geen thuiszorg nodig of is er nog geen nood aan een woonzorgcentrum. Het is interessant voor de overheid om dat te stimuleren. Nu staat er eigenlijk niets tegenover: een mantelzorger krijgt zelden de nodige premies en statuut. Dat is een gemiste kans. Op welke manier hebt u overleg met andere regeringen om daar werk van te maken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Zoals u al weet, is detectie en ondersteuning van overbelaste mantelzorgers een item waaraan ruim aandacht besteed wordt in het Transitieplan Dementie. In eerste instantie wordt deze taak opgenomen door de dementiekundige basiszorgverleners. De thuisverpleegkundigen, de verzorgenden, de zorgkundigen, de oppashulpen, de logistieke hulpen enzovoort zorgen voor een eerste basisondersteuning.
Daarnaast wordt in het transitieplan zwaar ingezet op psycho-educatie. Vanuit onder andere een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, én ondersteund door verschillende buitenlandse wetenschappelijke onderzoeken, wordt de methodiek van psycho-educatie naar voren geschoven als een uitermate efficiënt instrument met het oog op het verbeteren van de gemoedsgesteldheid en het verhogen van de levenskwaliteit van zowel de dementerende als zijn mantelzorger. Het transitieplan ambieert vooral een preventieve ondersteuning en versterking van de mantelzorger. Het maakt geen onderscheid naargelang het type mantelzorger.
Wat betreft het in kaart brengen van overbelaste mantelzorgers, wordt er in het transitieplan inderdaad niet expliciet verwezen naar het ontwikkelen van een meetinstrument. Echter, om een grondig inzicht te krijgen in de leefsituatie van de gemiddelde Vlaamse mantelzorger vandaag, organiseert het Kenniscentrum WVG, in samenwerking met het agentschap Zorg en Gezondheid, momenteel een grootschalige bevraging bij de mantelzorgers ‘Duurzame mantelzorg in Vlaanderen’. Duurzaamheid vormt in dit onderzoek het centrale concept. Twee aspecten krijgen hierbij bijzondere aandacht: de levenskwaliteit van de mantelzorger en het volhoud- en toekomstperspectief van de mantelzorger.
Hoe duurzaam is mantelzorg? Welke factoren dragen bij aan het duurzaam karakter van mantelzorg in Vlaanderen? Dat zijn de centrale vragen. Om hierop afdoende antwoorden te vinden, werd aan de hand van een conceptueel kader een vragenlijst ontwikkeld die op dit eigenste moment wordt afgenomen bij een random selectie van mantelzorgers die werden geregistreerd via de zorgverzekering. Naast ‘kwaliteit van leven’ en het volhoudperspectief, worden ook die kenmerken in kaart gebracht die ingrijpen op het duurzaam karakter van mantelzorg; bijvoorbeeld de zorgsituatie, de hulp die wordt geboden, de combinatie gezin/arbeid/zorg, de belasting van de mantelzorger, coping, formele en informele steun enzovoort. Het onderzoek maakt daarbij maximaal gebruik van eerder gevalideerde meetinstrumenten, wat interessante vergelijkingspunten biedt ten opzichte van andere onderzoeken.
Zoals vermeld liep en loopt de effectieve bevraging in november en december 2014. De eerste resultaten van de bevraging zelf worden verwacht in het najaar van 2015. Mogelijk kunnen resultaten en bevindingen uit dit onderzoek leiden tot bijsturing en/of verfijning van het Transitieplan Dementie in die elementen die betrekking hebben op de preventieve of curatieve ondersteuning van potentieel overbelaste mantelzorgers.
Bij de evaluatie van het Dementieplan Vlaanderen 2010-2014, die we plannen in het voorjaar van 2015, zullen we samen met de betrokkenen nagaan of de ontwikkeling van een meetinstrument een actie is die we kunnen ontwikkelen, in functie van het bereiken van de doelstellingen. Hierbij kunnen we ons, onder andere, laten inspireren door bestaande onderzoeken en methodieken. Zo werd in 2011, specifiek voor de personen met beperkingen, door het Vlaams Platform van Verwijzende Instanties voor personen met een handicap het initiatief genomen om een instrument te laten ontwikkelen waarmee de draagkracht en de draaglast van mantelzorgers van een persoon met een beperking in kaart kunnen worden gebracht. De bedoeling van het instrument, dat de naam PRISMA draagt, is drieledig: een beeld krijgen van de draagkracht en draaglast van een mantelzorger; zicht krijgen op de factoren die voor de mantelzorger van invloed zijn op zijn draagkracht en draaglast; een bijdrage leveren aan het verhelderen van de ondersteuning die deze mantelzorger nodig heeft.
Ondertussen werd ook door de Hogeschool Gent het instrument ‘Zicht op mantelzorg’ ontwikkeld. Dit instrument biedt een leidraad voor hulpverleners om in een verdiepend gesprek zicht te krijgen op de situatie en noden van mantelzorgers van ouderen met een chronische zorgnood. Via de afname heeft de hulpverlener een overzicht van de factoren die door de mantelzorger als belastend en ondersteunend worden ervaren, op verschillende domeinen. Tevens wordt met de mantelzorger besproken welke ondersteuning wenselijk is en hoe de hulpverlening beter kan aansluiten bij zijn/haar behoeften. Belangrijk hierbij is dat de eindbeslissing bij de mantelzorger blijft liggen. De papieren versie van het instrument werd in april 2014 ook voorgesteld. In opvolging ervan werd een digitaal instrument ontwikkeld dat binnenkort wordt uitgetest.
Uiteraard vervult de huisarts een belangrijke rol in de psychosociale ondersteuning van mantelzorgers, en meer specifiek in de detectie van psychische of fysieke klachten ten gevolge van overmatige stress of verminderde draagkracht als gevolg van stress. Momenteel lopen er verschillende initiatieven, die bovendien een brede scope hebben en zich niet beperken tot mantelzorg van dementerenden. Het is immers niet aangewezen om voor elke aparte problematiek in een specifieke aanpak te voorzien.
Een van de initiatieven op het vlak van stresshantering en het verhogen van de draagkracht zijn de zeven projecten betreffende de eerstelijnspsychologische functie, die lopen tot eind februari 2015. Die functie is laagdrempelig, vooral toegespitst op kortstondige behandelsessies en getrapte zorg door adequate doorverwijzing waar nodig en is ingebed in een bestaande eerstelijnsstructuur zoals een huisartsenpraktijk, sociaal huis, centrum algemeen welzijnswerk (CAW), samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) enzovoort. Een ander initiatief betreft de Fit In je Hoofd-website, een website gericht op het omgaan met stress.
Het transitieplan dementiekundige basiszorg in het natuurlijke thuismilieu biedt meer specifieke handvatten aan voor de dementieproblematiek en is gericht op een bredere groep van eerstelijnswerkers, zodat de detectie en opvang van psychosociale problemen versterkt kunnen worden. Dat betreft uiteraard ook de huisarts. De huisarts kan dus, al dan niet in samenwerking met andere betrokken zorgverleners, overbelaste mantelzorgers identificeren en opvolgen of naar gepaste hulp of ondersteuning doorverwijzen.
In het transitieplan is bovendien voorzien in afstemming en samenwerking tussen de SEL’s en de regionale overlegplatforms dementie. Daardoor worden de diverse partners die zich richten op die doelgroep, rond de tafel gebracht. Aangezien de huisartsenkringen vertegenwoordigd zijn in de SEL’s, wordt de rol van de huisartsen zeker mee opgenomen in het transitieplan. Een van de opdrachten van de samenwerking tussen de SEL’s en de overlegplatforms dementie betreft bijvoorbeeld de opmaak van een inventaris van deskundigheid in de regio. Door die inventaris zal de huisarts gericht kunnen doorverwijzen naar meer gespecialiseerde begeleiding waar nodig.
Het is een ambitieus plan, waarin ook een expliciete rol en verwachting ten aanzien van de huisarts is opgenomen. We proberen het geleidelijk aan op te bouwen. Natuurlijk gaat onze eerste prioriteit naar die stukken van het eerstelijnsverhaal in Welzijn, waar we zelf de financiering en de erkenningscriteria voor kunnen opmaken. Maar het is heel duidelijk dat die competentieverhoging uiteraard ook de huisarts betreft, en dat die daarin betrokken moet kunnen worden via die platforms.
Health is in all policies. Wat in andere beleidsdomeinen en sectoren gebeurt, in alle mogelijke onderdelen van het beleid, heeft allemaal een impact op gezondheid. We hebben dat al vaak samen geconstateerd. Dat is ook geen nieuwe vaststelling. U mag ervan uitgaan dat ik binnen mijn eigen partij het gesprek daarover voer. Als het op de tafel van het overleg met het federale niveau komt, voeren wij uiteraard ook het gesprek rond dat thema.
Een van de meest concrete dingen heeft betrekking op het statuut van de mantelzorgers. Daar is een federaal initiatief voor genomen. De vraag is nu in welke mate aan dat statuut bepaalde consequenties worden verbonden. Als het over socialezekerheidsrechten gaat, is dat opnieuw een federale aangelegenheid.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het transitieplan brengt inderdaad bepaalde verwachtingen met zich mee. Ik zal dit zeker opvolgen.
Wat betreft de toekomst van de mantelzorg op lange termijn, moeten we zeker kijken naar digitalisering en ander mogelijkheden. De mantelzorger zal er immers niet jonger op worden en zal zelf ook meer zorg vragen. Dat is dus een belangrijke zaak, die we in het oog moeten houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.