Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de voorbije legislatuur is er heel veel te doen geweest over de problematiek van de internaten voor buitengewoon onderwijs en de opvangcentra in het gemeenschapsonderwijs (GO!). In die instellingen werden kinderen en jongeren opgevangen die, door een handicap of een problematische situatie thuis, niet naar huis kunnen. Veel van die kinderen en jongeren verbleven zo elke dag, ook alle weekends en vaak zelfs vakantieperiodes inbegrepen, in een van die noodinternaten.
We hebben daarover in oktober 2012 een actualiteitsdebat gevoerd. Toen is er ook een actualiteitsmotie goedgekeurd. Ik herinner me dat we toen in november 2012 met de commissie Onderwijs en de commissie Welzijn een gemeenschappelijke commissievergadering hebben gehouden waarop we die problematiek uitvoerig hebben besproken. In de motie tot besluit van het actualiteitsdebat werden een aantal zaken gevraagd aan de Vlaamse Regering. Zo vroegen we onder meer dat er werk zou worden gemaakt van de overheveling van de medisch-pedagogische instituten van het gemeenschapsonderwijs naar het beleidsdomein Welzijn, en dat aan die instituten een duidelijke positie zou worden gegeven binnen het welzijnslandschap. In het Onderwijsdecreet XXIV zijn een aantal amendementen opgenomen in uitvoering van die motie. Die amendementen hadden betrekking op het stopzetten van de voormalige werking van de opvangcentra, om in plaats daarvan verblijf en begeleiding tijdens schoolvrije dagen mogelijk te maken binnen de infrastructuur van het gemeenschapsonderwijs, maar onder bevoegdheid van het domein Welzijn. Het kwaliteitstoezicht zou een gezamenlijke bevoegdheid van de onderwijsinspectie en van Zorginspectie worden.
Ik denk dat we ons slechts na die besprekingen allemaal hebben gerealiseerd wat voor een grote ommekeer heel die overheveling met zich meebracht, en welke aanpassingen daar allemaal voor nodig waren. Tijdens schoolvrije dagen zou in minimaal acht instituten van het gemeenschapsonderwijs verblijf en begeleiding worden georganiseerd binnen modules conform het decreet betreffende de integrale jeugdhulp. Het is daarbij de bedoeling tot een context te komen waarbinnen kinderen met eenzelfde profiel op eenzelfde manier worden benaderd en dezelfde rechten hebben.
De capaciteit voor jongeren die tijdens de schoolvrije dagen gebruikmaken van verblijf en begeleiding binnen instellingen van het gemeenschapsonderwijs, wordt beperkt tot 265. Dat is een reductie met 74 erkende opvangplaatsen, te verantwoorden door het feit dat er ook binnen de pleegzorg naar opvangmogelijkheden zou worden gezocht. Om gedurende de komende jaren te komen tot een traject waarbij de betrokken internaten kunnen evolueren tot volwaardige welzijnsvoorzieningen, sluiten de minister van Welzijn en de minister van Onderwijs per internaat een beheersovereenkomst af. Indien nodig moet de welzijnsregelgeving worden aangepast, zodat de voorzieningen van het gemeenschapsonderwijs in hun eigenheid kunnen worden gerespecteerd.
Amendement 142 bepaalde dat de Vlaamse Regering voor de periode van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2015, dus voor dit schooljaar, een convenant afsluit met de Raad van het GO! om de internaten voor te bereiden op de start van de nieuwe regeling met betrekking tot verblijf en begeleiding van hun internen tijdens de schoolvrije dagen. Die start is gepland voor 1 september 2015, dus volgend schooljaar. Daarvoor wordt 350.000 euro aan werkingsmiddelen ter beschikking gesteld.
Met het oog op de transitie van verblijf en begeleiding tijdens schoolvrije dagen naar het beleidsdomein Welzijn wordt voor de personeelsleden in de opvangcentra een benoemingsstop afgekondigd. De opvangcentra zullen anders worden gespreid over Vlaanderen, wat gevolgen heeft voor de inzet en spreiding van personeel. Ik herinner me dat er ook heel wat te doen was over de verplaatsingen die kinderen en jongeren telkens weer moesten maken. Een herplaatsingscommissie moet zich buigen over de herplaatsing van de personeelsleden die instaan voor verblijf en begeleiding tijdens de schoolvrije dagen en die vastbenoemd zijn, tot de proeftijd toegelaten zijn of tijdelijk aangesteld zijn in een vacante betrekking.
Minister, welke instituten en internaten heeft de Vlaamse Regering aangeduid om voor internen verblijf en begeleiding aan te bieden tijdens die schoolvrije dagen? In welke mate werden de nodige modules al uitgewerkt binnen Welzijn? Ik weet dat men toen heeft vooropgesteld dat men ook zou proberen te zoeken naar pleegzorgcontext voor zo veel mogelijk van die kinderen. Is die al gevonden? Zo ja, voor hoeveel kinderen? Welke regelgeving moet volgens u nog worden aangepast in het kader van het duidelijk positioneren van deze instellingen in het welzijnslandschap? Welke concrete maatregelen worden er nog genomen om de start van de nieuwe regeling tegen 1 september 2015 te kunnen waarborgen? Is er al een oplossing voor die personeelsleden uitgewerkt?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dit een bijzonder interessante vraag en wil me graag aansluiten. Minister, ik ben vooral benieuwd naar die modules. Heeft het gemeenschapsonderwijs daar nu ook zelf op ingeschreven? U had dat ongeveer twee jaar geleden als mogelijkheid opengelaten, in uw antwoord op een vraag van mijn collega, mevrouw Stevens.
Er zouden een tachtigtal plaatsen worden geschrapt omdat er extra voorzieningen in de pleegzorg zouden zijn. Het interesseert me om te weten of die transitie is gelukt. Uiteraard ben ik ook benieuwd naar de nulmeting die toen is gebeurd, naar de inspectieverslagen die toen zijn gemaakt. Is er een recent inspectieverslag beschikbaar over de GO!-internaten, zodat wij ook de evolutie van de infrastructuur en de begeleiding kunnen opvolgen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, recent, met name op 21 november jongstleden, heeft de Vlaamse Regering het besluit betreffende verblijf en begeleiding tijdens schoolvrije dagen in de internaten van het gemeenschapsonderwijs definitief goedgekeurd. In dat besluit worden de acht internaten ad nominatim in de regelgeving vastgelegd. Het gaat over MPI Neder-Over-Heembeek, MPI Sint-Niklaas, AIBOGO Gavere, MPI Kortrijk, MPI Oostende, MPI Lommel, MPI Koksijde en MPI ’s-Gravenwezel. We willen daar wel uitdrukkelijk aan toevoegen dat de keuze voor de spreiding over meerdere internaten een heel bewuste keuze is. Daardoor willen we namelijk het busvervoer en het wisselen van verblijf voor de kinderen, zoals afgesproken, tot een minimum beperken.
Daarnaast stellen we vast dat met de definitieve goedkeuring van dit uitvoeringsbesluit voor het eerst in dit dossier een gezamenlijk initiatief wordt gefinaliseerd en over de legislatuursgrens heen getild, en dat dit niet, zoals in het verleden, ergens onderweg strandde op de goede bedoelingen.
Ik wil eerst iets zeggen over de term ‘transitie’ in de huidige context van de noodinternaten. De term transitie betekent niet dat ze inzake exploitatie van Onderwijs naar Welzijn overgeheveld worden, maar wel dat de inhoudelijke en kwalitatieve krijtlijnen, de verwachtingen en de aansturing gebeuren op de wijze die binnen Welzijn gebruikelijk is, voor de kinderen en jongeren die er volcontinue, namelijk ononderbroken zeven dagen op zeven, verblijven. Hiertoe zullen we de instrumenten die binnen Welzijn en de integrale jeugdhulp courant zijn ook toepassen op de betrokken internaten, zoals de rechtspositie van de minderjarige, het kwaliteitskader en de werking van de Zorginspectie.
Een van die instrumenten is verder inderdaad ook de modulering. De omschrijving van de typemodules in de integrale jeugdhulp, in casu de typemodules verblijf van Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, kunnen zonder probleem overgenomen worden door de internaten en de basis vormen voor een geactualiseerde werking. Dergelijke elementen zijn zeer expliciet opgenomen in het recent goedgekeurde besluit, met name het van toepassing maken van het decreet inzake de rechtspositie van minderjarigen in het kader van de integrale jeugdhulp en het zich permanent openstellen aan het toezicht van gemengde inspectieteams.
Uit de opvolging, die reeds de vorige legislatuur werd ingezet, blijkt dat op dit moment ongeveer 80 procent van het personeel van de vroegere zogenaamde noodinternaten, deelnam aan de vormingstrajecten die zijn opgezet door de Vertrouwenscentra Kindermishandeling, middels een bijkomende investering van 150.000 euro. Thema’s zoals omgaan met zeer complexe situaties, handicapspecifieke kennis, informatiedeling, agressie, grensoverschrijdend gedrag enzovoort werden omgezet in vormingsessies. Uit de terugkoppeling binnen de gemengde stuurgroep blijkt dit aanbod zowel voor het personeel als voor de verantwoordelijken een meerwaarde in de ondersteuning van de centra. We zijn ervan overtuigd dat we dit doorheen 2015 moeten continueren.
Voor wat de screening van de internaatsverblijvers betreft, zitten we zoals ook bepaald in het uitvoeringsbesluit van 21 november 2014, momenteel in de voorbereidende fase: de eerste inventaris van de jongeren die in aanmerking kunnen komen, is gemaakt. Momenteel wordt deze eerste inventaris door de ondersteuningscentra jeugdzorg en de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp verfijnd en wordt in de diepte geanalyseerd welke perspectieven voor deze kinderen mogelijk zijn, onder meer in de richting van ondersteunende pleegzorg, contextbegeleiding en hulpverlening voor (jong)volwassenen. Deze oefening gebeurt momenteel door het gemeenschapsonderwijs en de verantwoordelijken van Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Daarnaast bereiden we een projectovereenkomst voor met twee diensten voor pleegzorg die samen met de internaten en de andere betrokken actoren kunnen onderzoeken welk pleegzorgaanbod – van ondersteunend tot perspectiefbiedend – er mogelijks als alternatief voor het internaat ingezet kan worden. Met de projectmiddelen willen we de diensten ondersteunen in het accelereren van hun zoektocht naar geschikte pleeggezinnen voor deze kinderen. Daarnaast voorziet het uitvoeringsbesluit in bijkomende middelen, namelijk 350.000 euro op het welzijnsbudget, voor een convenant met het gemeenschapsonderwijs, waardoor de nodige ruimte wordt vrijgemaakt, die onder andere kan worden ingezet voor een verdere intensieve screening.
Ik verwijs nog eens naar het besluit van 21 november 2014, het besluit betreffende verblijf en begeleiding tijdens de schoolvrije dagen in de internaten van het gemeenschapsonderwijs dat tot stand kwam na intensief overleg tussen Onderwijs en Welzijn. Dit besluit, en we mogen dit niet onderschatten, betekent een gezamenlijke doorbraak in dit dossier. Het zorgt voor een betere spreiding en introduceert tegelijkertijd een gezamenlijke aanpak naar kwaliteitstoezicht en aansluiting binnen de brede jeugdhulp in Vlaanderen. Het besluit betekent dat zowel het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen van toepassing wordt op deze instellingen.
Voor de uitvoering van dat laatste decreet biedt alvast het kwaliteitsbesluit van jongerenwelzijn een goede basis om de kwaliteit van organisaties te monitoren en te optimaliseren, op basis van voortdurende zelfevaluatie en met betrokkenheid van de interne en externe partners. Vooral dit laatste is cruciaal voor de consolidatie van hun positie binnen het welzijns- en jeugdhulplandschap.
We hebben in de voorbije jaren werk gemaakt van het inschrijven in de verschillende sectorale welzijnsregelgevingen van bepalingen, procedures en verwachtingen inzake het voorkomen van en omgaan met situaties van grensoverschrijdend gedrag. Het spreekt voor zich dat we deze verwachting ook heel duidelijk ten aanzien van de internaten formuleren.
Er is een werkgroep die de implementatie van de nieuwe regeling inhoudelijk van nabij opvolgt. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het gemeenschapsonderwijs, de betrokken scholengroepen, de Vlaamse ministers van Welzijn en van Onderwijs, het departement Onderwijs en Vorming, het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, het Agentschap Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Daarnaast voorzien we op de welzijnskredieten, zoals reeds vermeld, in een subsidie van 350.000 euro voor deze internaten. Met deze middelen willen we de internaten ondersteunen bij hun evolutie naar de nieuwe regeling, waarbij de betrokken internaten ook zullen instaan voor het verblijf en de begeleiding van hun internen op de schoolvrije dagen. Deze internaten zullen dan verder Internaten met Permanente Openstelling (IPO) worden genoemd.
De vraag over de personeelsleden is natuurlijk in eerste instantie bedoeld voor minister Crevits. Voor alle duidelijkheid, als minister van Welzijn heb ik natuurlijk geen beslissingen te nemen inzake het personeel van de betrokken instellingen. Maar opnieuw: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2014 is hier zeer duidelijk over. Doordat het verblijf en de begeleiding van de betrokken jongeren niet op vier maar op minimaal acht plaatsen zal gebeuren, gaat deze reorganisatie gepaard met de herplaatsing van het personeel. In de vier bestaande centra zal immers de omkadering dalen, in de nieuwe centra komen nieuwe vacante betrekkingen.
Samen met de minister van Onderwijs hebben we het engagement aangegaan dat de tewerkstelling van de huidige personeelsleden verzekerd blijft. Om naast de vastbenoemde personeelsleden ook de tijdelijken in een vacante betrekking hun tewerkstelling te kunnen garanderen is de herplaatsingscommissie in het leven geroepen. De herplaatsingscommissie zal maximaal twaalf leden tellen en wordt paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van het gemeenschapsonderwijs en de representatieve vakorganisaties. De minister van Onderwijs zal de voorzitter en de secretaris aanduiden. De minister van Onderwijs zal eerstdaags de voorzitter aanwijzen zodat de herplaatsingscommissie verder kan worden samengesteld en die begin 2015 haar werkzaamheden kan starten.
Het besluit vormt nu de basis waarop het systeem geoperationaliseerd kan worden. Dat is niet zo uitzonderlijk, maar het is toch de eerste keer. Het is kunnen gebeuren na de aanpassingen in het Onderwijsdecreet. Ik hoop dat hiermee een belangrijke doorbraak is gerealiseerd in de relaties Welzijn/Onderwijs, meer bepaald met betrekking tot de internaten en de daar verblijvende jongeren. Eigenlijk hoop ik dat dit het begin kan zijn van een nog breder overleg, want we hebben natuurlijk nogal wat raakvlakken tussen de twee domeinen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat is inderdaad heel belangrijk, minister. U weet dat de link tussen Welzijn en Onderwijs mij heel na aan het hart ligt. Het is een moeilijk dossier. Dat was bij het actualiteitsdebat meteen al duidelijk. Het is al vaker in de aandacht geweest. Ik ben absoluut tevreden dat er nu echt werk van gemaakt is. Er zijn al heel wat besluiten voor nodig geweest.
Als uitgangspunt is het belang van het kind en de jongere vooropgesteld. Ik hoop dat die doorbraak er daardoor gekomen is. We waren allemaal van mening dat internaatsjongeren in het weekend nog eens ergens anders naartoe moeten, in een schoolse context, en daarvoor uren in de bus moeten zitten. Dit is een grote doorbraak. We kunnen alleen maar hopen dat ze nog navolging kent, zowel naar rechtspositieregeling als naar kwaliteitsnormen.
Wat de screening betreft, zegt u dat er een eerste inventaris is gemaakt en dat er een protocol wordt opgemaakt met twee pleegzorgdiensten. Momenteel bevinden we ons dus nog niet in de situatie dat er ook effectief kinderen naar de ondersteunende pleegzorg kunnen. Ik hoop dat dat in de toekomst wel het geval kan zijn, als in 2015 een en ander helemaal operationeel moet worden. We zullen dat vanzelfsprekend verder opvolgen.
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil nog even terugkomen op mijn vraag. Ik begrijp dat de modules nu, op basis van het besluit, kunnen worden uitgeschreven. Het GO! kan daar dan ook effectief op inschrijven. De pleegzorgplaatsen zijn effectief nog niet ingevuld.
Ik herhaal nog eens mijn vraag of er recentere inspectieverslagen zijn, zodat we die evolutie zouden kunnen opvolgen.
Een aantal jaar geleden ging het over 1400 kinderen en 220 kinderen die op permanente basis in een internaatstructuur verbleven of verblijven. Is er daar een evolutie in de aantallen?
Uiteraard zijn wij tevreden dat er eindelijk een doorbraak is in dit dossier. Alleen vind ik het jammer en onbegrijpelijk dat het zo lang heeft geduurd om tot een oplossing te komen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, als ik u goed begrepen heb, zijn er nog geen mensen toevertrouwd aan de pleegzorg. Een grote bezorgdheid in de commissie Onderwijs, bij de bespreking van Onderwijsdecreet XXIV, was de vermindering van het aantal plaatsen binnen de internaten van het GO!. De collega’s die toen in de commissie Onderwijs zaten, waren ongerust omdat er signalen waren dat er in de pleegzorg tout court al plaats te kort was. Er is toen gezegd dat die plaatsen gegarandeerd zouden worden. Er zouden ook financiële inspanningen gebeuren.
Er zijn er nu nog geen toegewezen aan de pleegzorg, maar leert de eerste screening ons dat het voor volgend schooljaar met die 265 plaatsen die er in de internaten zullen zijn, zal lukken of niet?
Onderwijsdecreet XXIV heeft heel veel amendementen gekend om een aantal dingen te regelen, maar in Onderwijsdecreet XX zitten ook nog wel een aantal middelen. Ik hoef niemand ervan te overtuigen dat we het hier hebben over zwakke vogels in onze maatschappij, die toevertrouwd zijn aan de gemeenschap en onze gemeenschapsinstellingen, en dat die werkingsmiddelen net die bijzondere groep ten goede zouden moeten komen.
De Vlaamse Regering heeft in Onderwijsdecreet XX het engagement opgenomen om in die werkingsmiddelen te voorzien. Volgens de informatie die ik heb, zijn die nog niet toegekend aan het GO!. Je kunt het GO! moeilijk de verantwoordelijkheid geven en niet alle middelen die hun wettelijk toekomen. Qua kader zitten we op de goede weg, maar we zullen dit thema heel zorgzaam moeten opvolgen, zowel hier als in de commissie Onderwijs, vanuit de noden van de kinderen die aan onze diensten zijn toevertrouwd.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: wij gaan geen nieuwe modules maken. Dat zijn bestaande modules. Het besluit laat toe om beheersovereenkomsten af te sluiten. We zullen in die beheersovereenkomst overeenkomen welke modules zij zullen moeten invullen met wat beschikbaar is.
Ik begrijp dat er nog wel een verslag is, maar de regels van Onderwijs zeggen dat dat in Onderwijs moet worden vrijgegeven. Dat is dus niet iets dat zich bij ons bevindt. Misschien is het wel opportuun om eens een nieuwe meting te doen, als we nu aan de uitrol beginnen. Maar dat moeten we eens bespreken met de collega’s van Onderwijs en die stuurgroep.
Er zijn nu natuurlijk wel nog wat kinderen in de pleegzorg, maar we gaan nu systematisch kijken wat en hoe.
We hebben maar mogelijkheden in functie van het aantal kandidaat-pleegouders. We hebben nu een geweldige campagne gehad, waaraan sommigen onder u trouwens een belangrijke bijdrage geleverd hebben, waarvoor dank. We zullen zien wat dat zal geven qua capaciteit.
Een aantal van die situaties gaan overigens over pleegzorg in het weekend, een ondersteunende vorm van pleegzorg. Daar doet dat probleem zich niet in dezelfde orde voor.
Wat de middelen van Onderwijs betreft: als we het goed begrepen hebben, gaat het over een bedrag dat collega Smet destijds eenmalig beschikbaar had voor infrastructuur, maar dat moeten we even navragen bij Onderwijs.
Er worden soms eenmalige zaken ingeschreven, maar ik denk dat het hier echt wel werkingsmiddelen waren om die bijzondere rol die het GO! heeft opgenomen, ook te kunnen uitvoeren, zodat men geen eigen werkingsmiddelen, die gegenereerd worden door andere doelstellingen, daarvoor moet gebruiken.
Ik heb er de Handelingen van onze besprekingen van OD XXIV nog eens op nagelezen. Uw toenmalige collega Smet heeft toen namens de Vlaamse Regering het engagement opgenomen dat geen enkel kind geen plaats zou vinden. Dat staat er zwart op wit.
U kunt gerust over het verleden spreken, maar ik herhaal dat in tijden van besparingen 350.000 euro op het Welzijnsbudget nemen om de omkadering te verbeteren en de ondersteuning daarvoor te organiseren, plus een eenmalige injectie via de vertrouwenscentra om opleidingen te organiseren en dergelijke meer, een serieuze inspanning is om ervoor te zorgen dat we daar een goed model hebben.
Het heeft een decreet en een besluit gevraagd om het te kunnen regelen, maar het is dan toch een feit geworden. Dat vind ik op zich al een belangrijke stap vooruit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.