Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, zoals u allen weet, werden op 7 juni een aantal West-Vlaamse gemeenten getroffen door een hagelstorm, die ook heel wat schade heeft veroorzaakt aan landbouwbedrijven. Twee dagen later brachten toenmalig minister-president Peeters en minister Crevits, samen met de provinciegouverneur en de voorzitter van Boerenbond, een bezoek aan de streek. De minister-president maakte zich sterk dat de landbouwschade zo snel mogelijk zou worden vergoed en dat de procedures hiervoor zo snel mogelijk zouden worden opgestart. Hij wees op de overheveling van het Landbouwrampenfonds in het kader van de zesde staatshervorming. Dat is een bevoegdheid die dit huis nu heeft. Daardoor zou een snelle uitbetaling mogelijk worden.
Er bestaat echter onduidelijkheid over de vraag of hagelschade in aanmerking komt voor een vergoeding door het Landbouwrampenfonds. Gisteren nog las ik in een artikel op de website van het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) dat de beroepsvereniging Assuralia op basis van cijfers van eind september heeft berekend dat er in de landbouwsector sprake is van ongeveer tweeduizend dossiers, die goed zijn voor ongeveer 20 miljoen euro aan schade. Bij heel wat van die gevallen die geen dekking krijgen van de verzekering, hoopt men dus op een tegemoetkoming van dat Landbouwrampenfonds.
Dit probleem heeft tevens duidelijk gemaakt dat Vlaanderen dringend werk moet maken van een betaalbare noodweerverzekering. Nu het Landbouwrampenfonds is geregionaliseerd en het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) via de tweede pijler de mogelijkheid biedt om te investeren in dergelijke verzekeringen, lijkt de tijd rijp om uitvoering te geven aan het voorstel van resolutie van voormalig collega Callens, mevrouw Peeters en anderen dat tijdens de vorige legislatuur in dit parlement werd goedgekeurd.
Ik ben zelf ter plaatse geweest met de schattingscommissie. Dat Pinksternoodweer zou nog een staartje kunnen krijgen. Er zou sprake zijn van ecologische gevolgen: omdat heel wat planten door de storm werden vernield, is ook het vermogen om stikstof op te nemen beperkter. Dat geeft een bijkomend probleem, want hierdoor kunnen de stikstofwaarden te hoog uitvallen bij eventuele controles van de Mestbank, en dreigen de boeren te moeten opdraaien voor iets dat volledig buiten hun wil om is gebeurd.
Minister, werd de hagelstorm van begin juni inmiddels officieel erkend als ramp en zal hagelschade daarbij in aanmerking komen als grond voor het uitbetalen van een vergoeding? Zult u op korte termijn werk maken van het uitbouwen van een betaalbare noodweerverzekering? Werd daarover overleg gepleegd met privéverzekeraars? Zal er bij de controles rekening worden gehouden met een eventueel hoger stikstofgehalte?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik wil me hierbij aansluiten. De hagelschade in West-Vlaanderen was groot in dit specifieke geval. Men hoopt dat er snel vergoedingen zijn voor de landbouwers, onder meer via het Landbouwrampenfonds. Op 3 november lazen we in De Standaard dat de hagelbuien voor 171.000 schadedossiers hebben gezorgd, samen goed voor 500 miljoen euro schade. Specifiek voor de landbouwsector komt dat neer op 2000 dossiers en 20 miljoen euro schade. Dat is dus niet niets. Ik wil eraan toevoegen dat het belang van de risicoverzekering, en vooral de eerlijke risicoverzekering, zeker moet worden erkend. Een correcte prijs lijkt me een eerste voorwaarde opdat landbouwers hun inkomen kunnen vrijwaren, maar daarnaast moeten ze toch ook gewapend zijn tegen de vele risico’s die inherent zijn aan het beroep.
Die bescherming moet mijns inziens nog op punt worden gesteld. De betaalbare noodweerverzekering kan daartoe bijdragen. Naast het reactieve Landbouwrampenfonds is de ontwikkeling van zo’n preventieve verzekering zeker aan de orde.
Daarbij is het voor ons als overheid heel belangrijk om te stimuleren en te faciliteren, zodat er een constructief overleg komt tussen de verzekeringssector en de landbouwsector. Het is immers belangrijk dat beide partijen elkaar garanties geven, zodat zo’n verzekeringsproduct voordelen oplevert, zowel voor de landbouwers als voor de verzekeraars. Wij moeten dat overleg echt faciliteren, zodat er een win-winsituatie gecreëerd wordt, waardoor beide partijen het belang ervan inzien, de verzekeraars zeker zijn dat ze een afzetmarkt hebben voor zo’n product, en het ook voor de landbouwers aantrekkelijk is om daar gebruik van te maken.
We moeten hier ook zeggen dat we in budgettair moeilijke tijden niet van een overheid verwachten dat we opnieuw gaan nadenken over subsidiëring daarvoor. We moeten wel onze verantwoordelijkheid nemen als overheid om dat overleg op alle mogelijke manieren te steunen en te stimuleren. Wij moeten daar een voortrekkersrol in spelen. Dat faciliteren kan volgens mij op drie manieren.
Om de ontwikkeling van de risicoverzekering te faciliteren, is er nood aan data-uitwisseling tussen de overheid en het terrein. Ik denk bijvoorbeeld aan data over de schade in het verleden, over andere zaken die belangrijk zijn om aan kennisuitwisseling te doen, zodat én de verzekeringssector én de landbouwsector eerst goed kunnen meten en weten, om dan te komen tot mogelijke inschattingen van de risico’s, de premies enzovoort, zodat beide partijen goed weten waar ze mee bezig zijn en waar ze aan beginnen.
Voor de data-uitwisseling durven we in eerste instantie te kijken naar het departement Landbouw, dat heel veel data heeft.
Kunt u afronden, mevrouw Coudyser?
Het departement Landbouw beschikt over veel cijfergegevens, maar we stellen vast dat die statistieken heel vaak ofwel niet op elkaar afgestemd zijn, ofwel dat er nog altijd onvoldoende gegevens zijn. Misschien kunnen wij daar als overheid de voortrekker in zijn, zodat het departement Landbouw meer specifiek die data gaat verzamelen, en dan ook doorgeeft, uiteraard met het nodige respect voor de privacywetgeving. Als die data openbaar gemaakt worden, zijn ze ook bruikbaar voor het overleg.
Collega, als u zich aansluit bij een vraag, hebt u twee minuten spreektijd. U hebt al ruim vier minuten gebruikt. Kunt u afronden?
Het tweede punt waar wij als overheid op kunnen inspelen, is adequate regelgeving. Daarnaast moeten we ook zorgen voor de preventie op het terrein. We moeten onderstrepen dat een risicoverzekering niet ontwikkeld kan worden zonder rekening te houden met het Landbouwrampenfonds, zodat de risicoverzekering een aanvulling is op het Landbouwrampenfonds en ze elkaar niet gaan beconcurreren.
Collega’s, het thema risicobeheer is uitermate belangrijk. In de vorige legislatuur hebben we daar meerdere keren over gediscussieerd. Het kan interessant zijn om ook die verslagen eens na te kijken.
Gisteren is er een heel interessant artikel verschenen op de website van het VILT, met als titel ‘Risicobeheer op landbouwbedrijf is maatwerk’. Het is een artikel naar aanleiding van een doctoraatsstudie van Frankwin van Winsen, die werkt bij het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO).
Ik citeer uit het artikel: “Op basis van interviews, enquêtes, landbouwbedrijfsboekhoudingen en wetenschappelijke literatuur kwam van Winsen erachter dat landbouwers in Vlaanderen vooral wakker liggen van de langetermijnevoluties in de markt- en kostprijzen, veel meer dan bijvoorbeeld de prijsvolatiliteit, en zeker meer dan weersomstandigheden en ziektes die de oogsten kunnen aantasten.” Daarmee wil ik voor alle duidelijkheid niet zeggen dat het niet bijzonder belangrijk is dat de vergoeding voor stormschade er komt, maar het schetst de problematiek wel wat ruimer.
Verderop in het artikel lezen we: “Ten slotte merkt van Winsen nog op dat de studie van risico’s in de landbouwsector steeds belangrijker wordt: door de afbouw van marktbescherming is er de jongste jaren meer verantwoordelijkheid voor risicobeheer doorgeschoven van het beleidsniveau naar het niveau van de individuele landbouwer.”
Minister, ik heb enkel het artikeltje gelezen, en niet de studie. Ik veronderstel dat uw administratie die studie wel zal opvragen, die mogelijk interessant kan zijn voor en een invloed kan hebben op het verdere beleidswerk. Het zou interessant zijn, mochten we via de diensten van uw kabinet over die studie, of minstens de samenvatting ervan, kunnen beschikken. Dat is vast en zeker nuttig, want dit thema zal in de toekomst nog aan bod komen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Uiteraard zullen wij die informatie ter beschikking stellen, collega’s. Het is ook daarom dat onze wetenschappelijke onderzoeksinstelling ILVO kennis opbouwt, om daar nadien het beleid op af te stemmen. U zult trouwens ook zien dat in de beleidsnota heel uitdrukkelijk staat dat we verder zullen inzetten op preventie.
Mijnheer Vanderjeugd, u weet dat landbouw- en algemene rampen met de zesde staatshervorming naar Vlaanderen zijn gekomen. Dat geldt voor alle rampen na 30 juni 2014. Alles wat daarvoor is gebeurd, is een federale bevoegdheid. De hagelstorm of Pinksterstorm valt dus volledig onder de bevoegdheid van de federale minister van Binnenlandse Zaken.
Schade veroorzaakt door hagel wordt uitgesloten in de wet van 12 juli 1976. Op 22 oktober hebt u daar trouwens een schriftelijke vraag over gesteld. Binnenkort zal het antwoord daarop worden geformuleerd.
In het kader van het voorbereiden van de toekomst is in het PDPO III voorzien in de ondersteuning van landbouwers voor deelname aan een brede weersverzekering vanaf 1 januari 2017. Waarom niet vroeger? Dat heeft te maken met de Europese regelgeving.
De te betalen premie kan voor 50 procent worden gesubsidieerd indien wordt voldaan aan de vooropgestelde voorwaarden in het PDPO. Ondertussen herbekijken we in overleg met de belanghebbende partijen de werking van het huidige Landbouwrampenfonds en plannen we een goede afstemming. In het verleden is er over de opstart van een brede weersverzekering al vaak van gedachten gewisseld. Er was trouwens een taskforce risicobeheer met daarin vertegenwoordigers van landbouworganisaties, verzekeringssector, onderzoeksinstellingen en overheid. We zullen dit overleg voortzetten. We moeten dit ook verder bespreken en in uitvoering brengen.
Indien een hoog nitraatresidu te wijten is aan oogstmislukking door weersomstandigheden, dan wordt hier door de Mestbank rekening mee gehouden op basis van een proces-verbaal van vaststelling van de schade, opgesteld door een bevoegde schattingscommissie.
Mevrouw Coudyser, u vroeg naar data. Die hebben we niet. Die zitten bij de federale overheid en we kunnen ze u dan ook niet bezorgen. Preventie staat in de beleidsnota en zal uitvoerig worden besproken. Daarom doen we daar onderzoek naar. Ik suggereer aan het parlement om daarover van gedachten te wisselen met de mensen die dat onderzoek hebben gedaan. Dan kunnen we ook bekijken hoe we daar in het beleid mee omgaan. Een suggestie aan het parlement is eveneens om eens ter plaatse te gaan kijken, maar natuurlijk beslist u daar zelf over.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, die weersverzekering en het feit dat de kosten kunnen worden gedeeld, bieden me zeker hoop. Ik hoor u zeggen dat alles van voor 30 juni nog altijd een federale bevoegdheid is. De minister-president heeft gezegd: dat gaan we regelen. Minister, ik dring er sterk op aan dat u bij de nieuwe Federale Regering polst om die uitspraak in realiteit om te zetten.
Minister, ik heb in uw antwoord nog niet duidelijk gehoord hoe het nu zit met hagelschade. Er wordt veel gesproken over waterschade, maar ik hoor dat hagelschade er tussenuit zal vallen, dat dat niet zal worden vergoed. Als je ter plaatse bent geweest, zie je duidelijk dat de schade aangericht door hagel, heel groot is. Bepaalde oogsten zijn zelfs na een tweede schatting niet meer volledig hersteld. Ik vraag dus dat u aandringt bij uw federale collega’s dat ze alles wat voor 10 juni is gebeurd, opvolgen. Zal hagel wel of niet in aanmerking komen voor schadevergoeding?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Uiteraard zullen wij aandringen dat de federale overheid de afwikkeling van de schade die is geleden op Pinksteren, goed opvolgt. Hagelschade is uitgesloten en kan niet worden vergoed door het Rampenfonds. Het is wel de bedoeling dat dit kan worden opgevangen door de verzekering. We moeten die richting uit kijken, en in de toekomst gebeurt dat misschien het best op die manier. Daar moet men zich goed bewust van zijn.
Ik heb natuurlijk ook heel wat contacten gehad met mensen die zwaar getroffen waren door de Pinksterstorm. Men was nogal verrast door het feit dat die hagelschade daar niet onder viel. Sommigen hadden daar ook geen verzekering voor afgesloten. Dat zijn drama’s, en dat beseffen wij. Wij hopen dat men zich goed informeert en goed weet wat wel of niet is verzekerd en wat wel of niet onder het Rampenfonds valt.
Aangezien we die bevoegdheid nu hebben, moeten we misschien eens nagaan hoe we die informatie daarover meer en beter kunnen verspreiden. Via de kanalen die we hebben, moeten we mensen in de landbouwsector nog meer bewustmaken van wat daar wel en niet onder valt. Misschien moeten we eens nagaan hoe die communicatie nog beter kan, aangezien we dat nu toch zelf kunnen doen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik had inderdaad gehoord dat er een mogelijkheid was om zich te verzekeren tegen hagelschade. Het probleem is dat dat een erg dure aangelegenheid is, en dat de franchise ook heel hoog is. Dat was dus niet echt eerlijk met de verzekering die voorhanden was. Maar wat is de officiële verklaring waarom hagelschade niet in aanmerking komt? Ik hoor dat men dat wel kon verzekeren. Is dat omdat het verzekerbaar is? Is dat de uitleg?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het staat in de wet. Waarom is het daar gekomen? Wij vermoeden dat het inderdaad is omdat het verzekerbaar is. We zullen nog eens uitzoeken of dat de effectieve reden is. Misschien moeten we in de Handelingen van de Kamer kijken hoe de wet destijds tot stand is gekomen. We zullen dat eens uitzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.