Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, bij het opstellen van de topsporttakenlijst worden er vijf objectieve criteria gehanteerd, namelijk structuur en werking, resultaten seniors, resultaten jeugd, uitstraling binnenland en uitstraling buitenland. Dan heeft men een opdeling in categorieën gemaakt, en telkens wordt dit gekoppeld aan de subsidies die men geeft. Zo krijgt categorie 1 een subsidie van 350.000 euro, krijgt categorie 2 225.000 euro, krijgt categorie 3 120.000 euro en krijgt categorie 4 65.000 euro. Categorie 6 en 7 zijn aparte categorieën, voor G-sport en dergelijke. Dat geldt telkens voor vier jaar, bijvoorbeeld voor de periode 2009-2012.
Er zijn twee verenigingen die me hebben gecontacteerd, voor voetbal en basketbal, omdat ze allebei van categorie 1 naar categorie 2 zijn gezakt. Dat heeft het financiële gevolg dat ze van 350.000 naar 225.000 euro zijn gegaan, dus een verschil van 125.000 euro. Paardrijden en zeilen zijn dan weer naar categorie 1 gegaan.
Minister, die verenigingen hebben me gevraagd wat de motivering is geweest op basis van de objectieve criteria om basketbal en voetbal naar een lagere categorie te doen zakken. Wat is de motivering geweest om hockey, paardrijden en zeilen op te nemen in categorie 1?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, tijdens de vorige legislatuur hebben we de topsporttakkenlijst al uitvoerig besproken, maar ik heb er geen probleem mee om die hier opnieuw enigszins toe te lichten. Ik heb twee achtergronddocumenten bij. Ik stel voor dat we die uitdelen of bij het verslag voegen. Is dat al gebeurd? U hebt ze gekregen. Zeer goed.
Die indeling in de topsporttakkenlijst gebeurt aan de hand van de vier criteria die u hebt genoemd en die decretaal zijn vastgelegd, in het decreet met betrekking tot de sportfederaties van 2001. Voor de samenstelling van die topsporttakkenlijst voor 2013-2016 hebben we die vier criteria grondiger dan ooit voorheen getoetst. Ik herinner me het nog: dat was een enorme tabel met een heleboel achtergrond. Niet alles kan objectief, maar de bedoeling was om zo objectief mogelijk de voorbije olympiade, van 2009-2012, te beoordelen. Dat resulteerde in een kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van negentien subcriteria, die u terugvindt in bijlage 2. Op basis van de beoordeling aan de hand van die vier decretaal bepaalde criteria werd het voorstel van indeling in categorieën opgemaakt. De criteria topsportstructuur, werking en resultaten van internationale wedstrijden wogen daarbij het zwaarst.
Een belangrijk onderscheid werd gemaakt tussen olympische, paralympische en niet-olympische sportdisciplines. Voor de olympische sportdisciplines gold de volgende weging en indeling. Ze behoorden tot categorie 1 als ze minstens een voldoende haalden op drie van de vier criteria en minstens zwak tot voldoende qua resultaten. Wie dus geen zwak tot voldoende behaalde qua resultaten, kon niet in categorie 1 terechtkomen. Voor categorie 2 moest men minstens een voldoende hebben voor drie van de vier criteria en zwak scoren qua resultaten. Categorie 3 behelsde sporttakken die niet voldeden aan de criteria tot opname in de categorieën 1 en 2 en als zwak of beter werden beoordeeld qua topsportstructuur. De niet-olympische disciplines konden dan terecht in categorie 4. Dat zijn die sporten die op het programma staan van de Wereldspelen. Ze moesten dan ook nog minstens als voldoende tot goed worden geëvalueerd wat de resultaten van internationale wedstrijden betreft. De paralympische sportdisciplines werden opgenomen in een aparte categorie 5, de categorie van de G-topsport. De sporttakken die zowel qua resultaten als qua topsportstructuur als zeer zwak tot zwak werden beoordeeld, werden niet geselecteerd.
Ik kom tot de evaluatie. De gedetailleerde evaluatiefiche voor paardensport, zeilen, hockey, voetbal en basketbal geef ik u in bijlage 1. Dit advies werd gevolgd door zowel de stuurgroep Topsport als de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Liga Paardensport werd beoordeeld als minstens voldoende voor drie van de vier evaluatiecriteria, wat het criterium is om tot categorie 1 te behoren, en haalde meer dan het vereiste minimum qua resultaten. Hiermee voldeden ze dus aan de op voorhand vastgelegde criteria. De federatie werd wel aangespoord om hoogdringend de topsportstructuur uit te bouwen en te professionaliseren. Dat hebben we ook in Topsportactieplan III uitdrukkelijk naar voren gebracht: de structuur van de federatie is belangrijk om topsportresultaten te halen.
De Vlaamse Yachting Federatie werd beoordeeld als minstens voldoende voor drie van de vier evaluatiecriteria en voldeed ook qua resultaten.
De werking van de Koninklijke Belgische Hockey Bond werd vertaald naar de nieuwe Vlaamse Hockey Liga. U weet dat, om erbij te horen, men een Vlaamse federatie nodig heeft. Omdat die pas dan is gesticht, hebben we die uiteraard moeten beoordelen op de resultaten van de Koninklijke Belgische Hockey Bond. Die kregen minstens een voldoende voor elk van de vier evaluatiecriteria.
De Vlaamse Basketballiga werd beoordeeld als minstens voldoende voor drie van de vier criteria, maar als zeer zwak tot zwak qua resultaten. Dat is de reden waarom ze niet in categorie 1 zijn terechtgekomen. Zo komen ze dus in categorie 2 terecht. De federatie kreeg het advies werk te maken van een efficiënter beheer van de nationale heren- en damesploegen, en van een plus-18-werking, in goede samenspraak met andere partners, zoals de Koninklijke Belgische Basketbalbond en het management van de nationale heren- en damesploegen.
De Voetbalfederatie Vlaanderen werd beoordeeld als minstens voldoende voor drie van de vier criteria, maar als zeer zwak tot zwak qua resultaten. Opnieuw, dat is belangrijk. Het voetbal werd als zeer zwak tot zwak beoordeeld omdat de Voetbalfederatie Vlaanderen aangaf maar invloed te hebben tot aan de U21, dus niet op de olympische ploeg en niet op de professionals, op de eerste Belgische ploegen. Daar zitten ze niet bij. De resultaten van de U21 waren op dat moment zeer slecht. Op zijn minst volgens de jury waren ze zeer zwak tot zwak. Ik zal dus het juryverslag overnemen.
U hebt in uw vraag iets niet herhaald dat u schriftelijk wel naar voren had gebracht. Ik wil daar toch kort even op ingaan. U had me gevraagd waarom het wielrennen wel vrij veel geld heeft gekregen. Dat lijkt me vooral te wijten aan wat we doen met betrekking tot de Vlaamse wielerploegen van Topsport Vlaanderen, waar toch een heel pak geld heen gaat. Mocht u dat ervan aftrekken, dan beschikken zij over dezelfde middelen als de anderen. Topsport Vlaanderen zou dan naar verhouding in categorie 1 vallen. De voorbije jaren hebben we daar wel een rationalisatie gedaan: de twee mannenploegen zijn bij elkaar gevoegd en er is ook een betere afstemming gekomen op het topsportbeleid van de federatie. Eerlijk gezegd, als ik kijk naar de resultaten van het herenteam en de recente medailles van de dames op het Europees Kampioenschap piste, dan vind ik dat die manier van werken een voorbeeld is qua talentontwikkeling en output.
De heer Wynants heeft het woord.
Minister, ik heb bewust dat van het wielrennen niet willen aanhalen, want dan kan ik verder gaan. Lotto sponsort hen ook en dergelijke. Dat lijkt me niet aan de orde te zijn, want dat is federaal.
Ik krijg steeds dezelfde opmerking van de federaties. De VFV bijvoorbeeld kan zes medailles halen, drie bij de vrouwen en drie bij de mannen, en met zwemmen kan men er honderd halen.
Mijnheer Wynants, dit wordt mee in rekening gebracht bij de beoordeling van de resultaten. De waarde van een medaille in de ene sporttak is niet even hoog als de waarde van een medaille in de andere. Bij de jeugd is dat hetzelfde. Daar zijn veel meer medailles te halen omdat elke leeftijd een eigen categorie heeft. Dat wordt meegenomen in de beoordeling. Dat mag u zeker antwoorden in de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.