Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over de invulling van het coördinerend ministerschap armoede
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 25 september 2014 presenteerde Decenniumdoelen 2017 de resultaten van de zevende meting van de Armoedebarometer. Uit deze meting blijkt dat de decenniumdoelen nog lang niet in zicht zijn. De doelstellingen uit het Pact 2020 voorzien in een daling van de armoede met 30 procent en een halvering van de kinderarmoede tegen 2020. Decenniumdoelen 2017 stelt zich vragen over de haalbaarheid van de decenniumdoelen en stelt dat er structurele maatregelen nodig zijn om het tij te keren. Ik wil niet in herhaling vallen want ik heb het gisteren ook al in de plenaire vergadering gezegd, maar ik zie deze niet in het Vlaams regeerakkoord. U hebt verwezen naar uw beleidsnota, waar er waarschijnlijk meer aandacht aan zal worden besteed.
Minister, ik wil me nu vooral toespitsen op de cijfers. Uit de cijfers blijkt dat het aantal Vlamingen met een inkomen onder de armoederisicodrempel toegenomen is tot 680.000 mensen, goed voor 10,9 procent. Bovendien blijkt uit de cijfers dat één kansengroep het bijzonder moeilijk heeft: het armoedepercentage van niet-EU-burgers bedraagt 35 procent, dat van EU-burgers ‘slechts’ 9 procent.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om de zogenaamde ‘gekleurde’ armoede aan te pakken? Stapt u af van de doelstelling, vooropgesteld in het ViA-plan (Vlaanderen in Actie) van de regering-Peeters, om armoede tegen 2020 met 30 procent te laten dalen? Zo ja, welke doelstelling stelt u dan voorop?
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sluit me graag aan en wil de minister vragen stellen over de procedure en twee vragen over de inhoud.
Minister, tijdens de Septemberverklaring hebt u geponeerd dat het thema armoede behoort tot de bevoegdheid van elke individuele minister, dat u voor zichzelf een rol zag als ‘coördinator armoedebestrijding’ en dat er verder zou worden gewerkt aan het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding.
Gisteren en de voorbije week hebben we al iets gehoord over het zogenaamde coördinatorschap armoedebestrijding, maar ik zou toch graag enige verduidelijking willen krijgen om een efficiënte samenwerking tussen de minister en het parlement te bewerkstelligen. Minister, hoe ziet u uw rol als ‘coördinator armoedebestrijding’? Ik hoop op een maximale invulling en geen minimale invulling, maar ik neem aan dat u dat ook zult vertellen.
Dan heb ik nog een procedurele vraag. Tot wie moeten wij ons wenden voor parlementaire initiatieven inzake integrale armoedebestrijding? Minister, tot u of tot de individueel bevoegde ministers en dus opgesplitst per bevoegdheidsdomein?
Dan heb ik nog inhoudelijke vragen. Wie zal er een globaal antwoord geven op de verzuchtingen van het Netwerk Tegen Armoede of op de verzetsdag tegen armoede van morgen? Minister, zult u dat doen of zullen wij en zij ons moeten wenden tot de individuele ministers?
Wie zal erover waken dat een ‘armoedetoets’ wordt uitgevoerd bij vooropgestelde maatregelen van deze Vlaamse Regering? Is deze armoedetoets uitgevoerd bij de opmaak van de maatregelen voor de begroting 2015? Zo ja, kan het resultaat kenbaar gemaakt worden? Zo neen, waarom niet? Wat is de stand van zaken van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik vind het in elk geval prettig, mijnheer De Loor, om vast te stellen dat vandaag de gemoederen wat minder opgejaagd zijn. Dit vind ik een prettige manier van samenwerken over meerderheid en oppositie heen rond concrete en beleidsgerichte vragen. Zo zien en horen we het graag.
Mijnheer Bertels, in alle eerlijkheid, ik vind uw vragen in zeker opzicht een beetje flauw. Het gaat wel heel erg over de procedure – u hebt het ook zelf gezegd – en u hebt ook een aantal inhoudelijke vragen gesteld. U zegt dat de minister ‘poneerde’ dat ze coördinerend bevoegd is: het is geen poneren, maar een vaststelling. Het was in het verleden zo en wat ons betreft, mag dat in de toekomst zo blijven. Ik vind het een beetje jammer. We kunnen er een semantische discussie van maken, maar daar wordt niemand beter van. Ik hoop dat het bij deze eerste keer blijft en dat we vrij snel tot de kern kunnen komen.
Beide vraagstellers – en daar wil ik eerlijk in zijn – raken natuurlijk een aantal zeer pertinente vragen aan, maar ik zit een beetje met hetzelfde gevoel van gisteren. Het zijn vragen die perfect thuishoren bij de bespreking van de beleidsnota die er snel zal aankomen en waar we op dat ogenblik ook ruim de tijd voor zullen hebben. In dat opzicht heb ik geen bijkomende vragen. Ik ben natuurlijk wel benieuwd naar het antwoord van de minister, maar ik kijk vooral uit naar de discussie bij de bespreking van de beleidsnota.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, u bent het toch die vragen beoordeelt op ontvankelijkheid en niet de heer De Bruyn?
Mijnheer Vandenbroucke, ik heb over alles een mening.
Het spreekrecht in het parlement is vrij en de ontvankelijkheidsbeoordeling is inderdaad niet veranderd sinds de laatste publicatie van het Reglement.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, we kunnen een nieuwe minister niet aanspreken over de cijfers van de voorbije jaren. We moeten daar intellectueel eerlijk in zijn.
Tijdens de voorbije legislatuur is er in de beleidsnota’s en -brieven ook rekening gehouden met de decenniumdoelen. Armoede is een zaak van iedereen en we moeten de stakeholders en het middenveld bij het beleid betrekken. Ik suggereer dan ook om het luik van de decenniumdoelen ook op te nemen in de beleidsnota.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, de eerste vraag uit uw schriftelijke neerslag hebt u laten vallen omdat die gisteren al is besproken. Ik herhaal dat de beleidsnota’s volop bediscussieerd worden binnen de Vlaamse Regering, en in die van mij zult u heel veel dingen terugvinden. Mijnheer Bertels, ik heb tijdens de plenaire zitting het verkeerde woord gebruikt. Ik heb gezegd: “Ik ben de zogezegde coördinator voor armoedebestrijding.” Maak daar voor mijn part ‘zogenaamde’ van. Ik vind dit eerlijk gezegd een flauwe vraag, maar u mag die stellen.
Wat houdt het coördinatorschap in? Net hetzelfde wat de voorbije jaren is gebeurd. Ik weet niet of u beseft wat mijn budget is als minister van Armoedebestrijding voor één jaar: 7,5 miljoen euro. Dat is exact hetzelfde bedrag als tijdens de voorbije legislatuur. We hebben daar niet aan gemorreld, maar met 7,5 miljoen kan er niet zo heel veel worden gedaan. Dit is een horizontale verantwoordelijkheid van de hele regering. Ik denk bijvoorbeeld aan de ministers van Onderwijs, Welzijn, Werk, Cultuur en Sport om de grondrechten van participatie te kunnen garanderen. Ook ik als minister van Wonen draag daar verantwoordelijkheid in. Er is dus een collegiale samenwerking nodig.
Er is ook gevraagd naar het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA). Zoals dat elke nieuwe legislatuur gebeurt, heeft de regering twaalf maanden de tijd om een VAPA uit te werken. Het zal grondig kunnen worden besproken en geldt voor vijf jaar. We zijn momenteel volop bezig met de beleidsnota’s. Als coördinerend minister van Armoedebestrijding zal ik erover waken dat er in de verschillende beleidsnota’s voldoende aandacht is voor het aspect armoede en armoedebestrijding. Er zal ook een armoedetoets worden ingevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van elke functioneel bevoegde minister om daarop toe te zien, zoals de minister van Onderwijs, Welzijn, Wonen en Werk. Die laatste moet bijvoorbeeld nagaan of er wel voldoende mogelijkheden zijn om mensen een inkomen te laten verwerven uit arbeid. Het VAPA komt er, maar na de beleidsnota. Daarin zullen al grote richtlijnen staan hoe het VAPA er zal uitzien.
We moeten over dergelijk belangrijk actieplan goed nadenken en niet holderdebolder met iets komen om het dan na drie maanden te moeten bijsturen. We hebben een jaar de tijd om het op te maken en het plan zal gelden voor vijf jaar. Ik zal er alles aan doen om dit in alle openheid met jullie te bespreken. Ik heb gisteren tijdens de plenaire zitting ook al gezegd dat ik absoluut bereid ben om aan alle beleidsnota’s meer dan in het verleden tijd en aandacht te spenderen. Ik ben zelfs bereid om dag en nacht en in het weekend als het moet daarover te debatteren. Dit geeft aan dat ik dit erg belangrijke onderwerpen vind, en niet alleen armoedebestrijding maar ook wonen waarin een specifiek luik zit om armoede te kunnen tegengaan.
Mijnheer De Loor, u vraagt hoe ik de gekleurde armoede wil aanpakken. Ik ben het met u eens – en de cijfers liegen er niet om – dat in die specifieke groep de armoede net nog iets hoger ligt, maar ik hou er eigenlijk niet van om gescheiden beleid te voeren. Ik voer een gecoördineerd armoedebeleid in samenspraak met mijn collega-ministers en alle doelstellingen gelden voor alle mensen. Ik raak nu even ook een andere bevoegdheid van mij aan, namelijk integratie en inburgering. We moeten nog meer inzetten op de kennis van de Nederlandse taal, zeker voor die doelgroep. Die kennis zorgt ervoor dat ze meer kansen hebben op de arbeidsmarkt en op het verwerven van een diploma. Dat zijn twee belangrijke dingen om niet in de armoede te belanden of uit de armoede te kunnen geraken.
Ik zal de doelstelling van het Pact 2020 om 30 procent minder armoede te hebben, niet loslaten. We blijven dat doel nastreven en het zal ook in de beleidsnota ter sprake komen. Het is een ambitieuze doelstelling die niet alleen deze Vlaamse Regering moet nastreven, maar ook moet gebeuren in samenspraak met de Federale Regering. Ik heb erg goede contacten met de bevoegde federale minister van Armoedebestrijding. We kunnen zeker de handen in elkaar slaan om die ambitie te realiseren.
Mijnheer Bertels, ik heb reeds vermeld dat het beperkte budget voor het coördinerend armoedebeleid slechts 7,5 miljoen euro bedraagt. Het lijkt me dan ook nuttig dat bepaalde netwerken of groepen die actief tegen armoede strijden, zoals het Netwerk tegen Armoede en de verenigingen waar armen het woord nemen, zich, afhankelijk van het onderwerp, eerst tot de functioneel bevoegde minister wenden.
Als het over de studiebeurzen gaat, lijkt het me logisch dat ze zich tot de minister van Onderwijs wenden. Als het over de terugdringing van de energiearmoede gaat, lijkt het me nuttig dat ze zich in eerste instantie tot de minister van Energie wenden. Als ze een vraag hebben over de tewerkstelling van mensen met een laag diploma en de doorstroming van studenten die het op school moeilijk hadden naar de arbeidsmarkt, lijkt het me nuttig dat ze die vraag in eerste instantie aan de minister bevoegd voor het werk stellen.
Ik zal natuurlijk met de andere leden van de Vlaamse Regering overleggen. Door mijn rol zullen ze mij ook contacteren. Ik zal erop toezien dat in elke beleidsnota voldoende aandacht aan armoedebestrijding wordt besteed. De armoedetoets is een bevoegdheid van elke functioneel bevoegde minister. U moet me op mijn woord geloven dat ik niet zal nalaten daar goed op toe te zien. Ik zal ervoor zorgen dat elke minister van de Vlaamse Regering zijn verantwoordelijkheid opneemt. Ik twijfel er niet aan dat elke vakminister zich absoluut van de noodzaak bewust is en dit met veel zin zal doen.
U hebt me eveneens gevraagd of de reguleringsimpactanalyse (RIA) op de begroting van toepassing is. Dit is niet het geval. Volgens een omzendbrief is de RIA enkel van toepassing op voorontwerpen van decreet en op ontwerpbesluiten van de Vlaamse Regering met een regulerend effect. Aangezien dit op de begroting niet van toepassing is, is die analyse ook niet uitgevoerd.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u in de eerste plaats voor uw antwoord. Ik ben tevreden met uw verklaring dat u de doelstelling van het Pact 2020, een reductie van de armoede met 30 procent tegen 2020, in uw beleidsnota zult aanhouden. Ik ben benieuwd naar de maatregelen die u zult vooropstellen. Er is duidelijk nog veel werk aan de winkel.
Wat de maatregelen betreft om de zogenaamde gekleurde armoede aan te pakken, blijf ik op mijn honger. Volgens een verslag van de studiedienst van beweging.net dragen vooral migranten de last van de stijgende armoede. Van de 11,2 procent kinderen die in 2013 in een kansarm gezin zijn geboren, heeft 60 procent een moeder uit een land buiten de EU.
U wilt geen gescheiden beleid voeren en ik beweer ook niet dat u dat zou moeten doen. Er is echter wel nood aan specifieke maatregelen om die problematiek aan te pakken. U hebt aangekondigd dat u zeer sterk de nadruk op de verwerving van de Nederlandse taal zult leggen. Ik hoop dat u in uw beleidsnota ook andere specifieke maatregelen voor de aanpak van de gekleurde armoede zult opnemen.
Tot slot vind ik dat de Vlaamse Regering een aantal kansen laat liggen. Een aantal nieuwe bevoegdheden, zoals de kinderbijslag en de woonbonus, zijn naar Vlaanderen overgeheveld. U laat daar kansen liggen. De academici en de medewerkers van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck zijn van mening dat radicaal op kostencompenserende maatregelen moet worden ingezet. Als we kijken naar wat er in het Vlaams regeerakkoord over, bijvoorbeeld, de kinderbijslag of de schooltoelagen staat, word ik ongerust.
Minister, ik wil afsluiten met wat ik gisteren tijdens de plenaire vergadering ook al hebt gezegd: eigenlijk zou het voor u en voor ons elke dag een werelddag van verzet tegen armoede moeten zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Sommige mensen vinden het misschien flauw, maar uw procedurele verduidelijkingen zijn belangrijk voor mij en voor veel mensen die in armoedeorganisaties actief zijn. Ik dank u voor uw verduidelijking.
We weten natuurlijk dat de RIA niet op de begroting zelf moet worden toegepast. Ik leid uit uw antwoord echter af dat de armoedetoets zal worden uitgevoerd op de individuele maatregelen die uit de begrotingsdocumenten voortvloeien. Zo heb ik uw antwoord geïnterpreteerd.
De termijn van twaalf maanden in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding is voor ons natuurlijk ook geen nieuwigheid. Ik heb begrepen dat we hierover een discussie zullen kunnen voeren. U zult in uw beleidsnota al een aantal punten aanhalen en bakens uitzetten. We zullen hier dan verder op ingaan.
Minister, zoals de heer De Loor al heeft vermeld, blijft de armoedebestrijding een gevecht van elke dag op alle terreinen. Ik heb begrepen dat u er mee over zult waken dat alle leden van de Vlaamse Regering dit elke dag op alle terreinen zullen trachten waar te maken.
Minister Homans heeft het woord.
Zoals ik al heb vermeld, zal de beleidsnota al een aantal goede maatregelen bevatten. Het gaat dan vooral om structurele maatregelen. Ik vind dit beter dan punctuele maatregelen of eenmalige acties om de armoede concreet te bestrijden. U mag van mij veel structurele maatregelen verwachten.
Met betrekking tot de gekleurde armoede wil ik nog een ander voorbeeld geven. Ik ontken de daarnet aangehaalde cijfers niet. Daarnet heb ik de kennis van het Nederlands als voorbeeld aangehaald. Het belang hiervan is ook niet ontkend.
Ik kan nog een ander concreet voorbeeld geven, maar dan kom ik op het terrein van een collega. Zo zien we bij gezinnen met een migratieachtergrond dat de kinderen niet vroeg genoeg naar school gaan. Wij hebben in het regeerakkoord in samenspraak met minister Crevits een aantal afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat die kinderen zo vroeg mogelijk naar school gaan zodat zij niet met een achterstand beginnen. Dat is een heel belangrijke maatregel. Wij moeten die ouders ook heel nauw betrekken bij de oudercontacten. Dat kan alleen in het belang van de kinderen zijn. Dit is een concreet voorbeeld dat niets met mijn eigen bevoegdheden te maken heeft, maar waarvoor we toch maatregelen hebben opgenomen in het regeerakkoord. Dit zal wellicht ook kunnen worden besproken in de beleidsnota Onderwijs.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, in het regeerakkoord staat ook dat u vooral zult inzetten op structurele maatregelen en dat u zult afstappen van projectmatige maatregelen. Laat mij toe te stellen dat het ene het andere niet in de weg moet staan. Ik ben ervan overtuigd dat men door projectmatig te werken, op een efficiënte wijze tot structurele maatregelen kan komen.
Tot slot vind ik dat deze Vlaamse Regering een aantal kansen heeft gemist door in te zetten op die kostencompenserende maatregelen zoals kinderbijslag, schooltoelagen, de vergoeding van de facturen voor water en elektriciteit. Dat staat haaks op wat er nodig is om armoede te bestrijden. Maar we hebben het daar ongetwijfeld nog over bij de bespreking van de beleidsnota.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.