Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Laeremans heeft het woord.
In aanloop naar het nieuwe schooljaar kondigde u aan dat u het Nederlands als exclusieve taal op school wil doen handhaven. Zowel in de klaslokalen als op de speelplaats kan enkel Nederlands gepraat worden.
In theorie is de taalwetgeving inzake onderwijs duidelijk. Faciliteiten- en immersiescholen buiten beschouwing gelaten, zegt de wet houdende taalregeling in het onderwijs van 1963 dat de onderwijstaal in het Nederlandse taalgebied het Nederlands is. Ook de bestuurstaal is in het homogeen Nederlandse taalgebied het Nederlands.
Ondanks deze duidelijke wetgevende bepalingen is de omgangstaal van leerlingen op lesvrije momenten de facto een grijs gebied en hangt het erg af van school tot school. In sommige scholen staat expliciet in het schoolreglement dat er ook op lesvrije momenten op school en bij buitenschoolse activiteiten Nederlands gesproken dient te worden, maar er zijn ook heel wat scholen die deze bepaling niet kennen of zelfs hebben geschrapt, omdat er de laatste decennia heel wat, van thuis uit, anderstalige kinderen zijn bij gekomen in hun leerlingenpopulatie.
Dat laatste is natuurlijk niet bevorderlijk voor de integratie van deze kinderen. Daarom wilde u dan ook alle scholen aanzetten om in hun schoolreglement te laten opnemen dat er Nederlands gesproken moet worden. Er is maar één taal in het Vlaamse onderwijs, en dat is het Nederlands.
We vinden dit een goede intentie, minister, maar de vraag is hoe u dit effectief in de praktijk wil brengen. Er klonken in de media, in reactie op dit voorstel, al heel wat kritische bedenkingen van de hoofden van de grootste scholenkoepels, maar – nog belangrijker – ook vanuit de gelederen van uw coalitiepartners. Zo stelde cd&v bij monde van collega Vandromme bijvoorbeeld dat uw voorstel niks zou uithalen als er niet genoeg leraren zijn om onze kleuters stappen te laten zetten in de rijke wereld van het Nederlands. Zij meent dat de focus op het Nederlands geen bliksemafleider mag worden voor het echte probleem. Voormalig Open Vld-collega Els Ampe fulmineerde tegen dit voorstel en stelde een dergelijke maatregel niet te willen goedkeuren. De andere Open Vld-collega’s – ze zijn hier jammer genoeg niet aanwezig – zullen die maatregel ook niet zo’n warm hart toedragen.
Minister, hoe moeten we dit voorstel inschatten? Wat is de waarde ervan? Is dit een mening die effectief gedragen wordt door de voltallige Vlaamse Regering of is dit een persoonlijk ballonnetje van u?
In het eerste geval: is er op dit moment een beleidsvoorbereidend traject gestart om dit voorstel waar te maken?
Hoe wilt u dit voorstel effectief in de praktijk brengen? Gaat u een onderling afsprakenkader maken met de grootste onderwijskoepels opdat de bij hen aangesloten scholen dit in hun reglement zouden opnemen? Dit lijkt ons weinig waarschijnlijk, gelet op de genoemde tegenkanting vanuit de koepels. Ook valt het niet uit te sluiten dat bepaalde scholen zich daar niks van zullen aantrekken. Niet alleen autonome scholen die niet tot een koepel behoren, maar zelfs scholen binnen een koepel kunnen stellen dat koepels geen inrichtende macht zijn en hun dat niet kunnen opleggen.
Of – en dat lijkt ons het meest logische – zult u dit per decreet opleggen? Artikel 37 van het decreet Casisonderwijs en artikel 112 van de Codex Secundair Onderwijs sommen op wat er volgens de Vlaamse overheid minimaal in een schoolreglement moet staan. Daar zou men inderdaad de bepaling van het exclusief gebruik van het Nederlands op school aan kunnen toevoegen. Zult u uw coalitiepartners kunnen overtuigen van de noodzaak om hieromtrent een decreetwijziging te maken, of hoe gaat u dat aanpakken?
Minister Weyts heeft het woord.
Nederlands en de klemtoon daarop is echt een speerpunt van mijn beleid. Voor mij is het Nederlands de taal van gelijke kansen. Als je niet genoeg Nederlands kent, dan heb je geen gelijke kansen. Hoe meertaliger onze Vlaamse samenleving, hoe eentaliger ons onderwijs zou moeten zijn. Dat is de kern van mijn boodschap.
Je moet duidelijk communiceren naar ouders, naar leerlingen, naar kinderen. Zij hebben nood aan structuur en duidelijke boodschappen. Dan gaat het niet op om enerzijds te zeggen dat Nederlands wel belangrijk is, maar dat de thuistalen ook belangrijk zijn en dat die ook een rol te spelen hebben in ons onderwijs. Neen, we moeten één duidelijke boodschap communiceren, en zeggen dat er binnen de schoolmuren ruimte is voor één taal, en dat is het Nederlands. Dat is de taal die verbindt. Dat heeft niks te maken met een oordeel over welke taal er thuis gesproken wordt, geenszins. Dat heeft wel te maken met de taal die op de klasvloer en, wat mij betreft, ook op de speelplaats moet worden gesproken, ook al besef ik dat dat niet eenvoudig is. Het is geen kwestie van verbieden, of van gendarmerie te sturen en te gaan straffen. Het is wel in eerste instantie essentieel dat we met z’n allen die duidelijke boodschap brengen, en dat we stoppen met de verwarring en de pollutie van allerhande boodschappen.
Ik snap dat sommige academici en politici daar een of andere karikatuur van willen maken. Of ze belanden in het straatje waar ze zeggen dat ze het Nederlands ook belangrijk vinden, maar dat we ook oog moeten hebben voor … Neen, stop daarmee. Verschaf de duidelijkheid. Punt. Hoeveel PIRLS-studies (Progress in International Reading Literacy Study) en PISA-studies (Programme for International Student Assessment) hebben we nog nodig? Hoeveel tegenvallende resultaten hebben we nog nodig? Hoe meertaliger onze samenleving, hoe eentaliger ons onderwijs dus zou moeten zijn. Daarom heb ik ook een actieplan voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dat is een van de elementen daarvan.
Een ander element was om de scholen, zowel in het secundair als in het basisonderwijs, meer middelen en instrumenten aan te reiken. Daarbij trekken we 20 miljoen euro uit waar zij vrijelijk over kunnen beschikken, zolang het maar in functie van taalintegratie en taalversterking van hun populatie wordt gespendeerd. Want die leerlingenpopulaties verschillen, de noden en wensen van scholen verschillen. Daarom hebben zij daar absolute vrijheid in. Dat is een van die elementen van dat actieplan, waar ik ook nog verder in wil gaan, en waar ik ook nog concrete praxis aan zou willen verbinden, bijvoorbeeld richting de ouders.
Dat is een duidelijke boodschap – los van de taal die wordt gesproken binnen het onderwijs – naar de ouders om ervoor te zorgen dat hun kind na halfvier, buiten de schoolpoort, ook in contact komt met het Nederlands. Dat is net in functie van de gelijke kansen. Ik ga hun niet dicteren welke taal zij thuis moeten spreken. We moeten dat er toch echt in rammen en drammen. We moeten ouders duidelijk maken dat ze ervoor moeten zorgen dat hun kind ook na halfvier in contact komt met Nederlandstalige media, of met het Nederlandstalige verenigingsleven als ze het goed voor hebben met de toekomstkansen van hun kind. En dat hebben we toch allemaal?
We moeten ouders ook duidelijk maken dat het misschien toch ook zinvol is dat ze zelf Nederlands leren. En als ze het niet voor zichzelf willen doen, dat ze het dan wel doen voor de toekomstkansen voor hun kind, zodoende dat ze kunnen communiceren met de school, ze het curriculum van hun kinderen kunnen opvolgen, ze kunnen zien wat hun kinderen wel en niet leren, ze begrijpen wat er in de agenda staat, en weten welke activiteiten er gepland worden. Dat is de eenvoudige boodschap. In een ander land zou dat de evidentie zelve zijn, bij ons kan dat nog altijd rekenen op een stormpje van kritiek en van allerhande verdachtmakingen.
Dat was mijn boodschap, en ik ga die ratio nog steeds in zoveel mogelijk concrete acties een vertaalslag proberen te geven, zoals we ook gedaan hebben bij het uittrekken van die extra 20 miljoen euro voor de scholen. (Applaus van Koen Daniëls)
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Uiteraard zijn we het eens met uw analyse. Wij vinden dat u daaraan terecht iets wilt doen. Maar u hebt niet echt geantwoord op mijn vragen. U hebt gezegd een actieplan voor te zullen leggen aan de Vlaamse Regering, dat men moet gaan uitvoeren. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, u hebt dat voorgelegd aan de Vlaamse Regering. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Voilà, dat is dus besproken, neem ik aan, maar het is geen decreetswijziging. De vraag is of het nooit de bedoeling geweest is om decretaal mee te gaan opsommen wat er in het schoolreglement moet staan. Dat is al een verschil. Als u zegt dat jullie het bij een actieplan houden, en de ouders gaan stimuleren om zelf Nederlands te gebruiken na de schooluren, en eventueel zelf Nederlands te leren … ik vind dat allemaal nog een beetje vrijblijvend. Als het aan mij zou liggen, zou je minstens binnen het jaar Nederlands leren als je je kind inschrijft in het Nederlandstalig onderwijs. Blijkbaar is dat nog niet mogelijk. Ik denk dat het op termijn wel zou moeten kunnen, zeker omdat u zegt dat het altijd maar diverser wordt.
Wat die verplichting op de speelplaats betreft, hebt u zelf al gezegd dat ze er niet is om ‘champetter’ te gaan spelen. Ik spreek uit eigen ervaring: op de school waar ik zat, waren er nogal wat anderstaligen. Daar was het ook verplicht om op de speelplaats en in de gangen Nederlands te spreken, maar in de praktijk was dat helaas vaak het Frans. Als je de verplichtingen die er toen in die school waren loslaat, betekent dat de facto dat leerlingen aan een leerkracht die op de speelplaats rondloopt en iets vraagt, kunnen zeggen dat het taalgebruik vrij is en dat ze tegen die leerkracht Frans zullen spreken. Als je die beslissing consequent doortrekt, zou het daarop kunnen neerkomen. Bovendien is er dan ook uitsluiting van kinderen die geen Frans spreken. In bepaalde scholen in de Vlaamse Rand zit je met tot 90 procent Franstaligen. Als die Vlaamse kinderen dan willen meespelen, zal hun misschien verteld worden dat ze geen Frans spreken en maar in een hoekje moeten gaan staan. Dat soort uitsluitingen, daarvan ben ik echt gedegouteerd, zal ik maar zeggen. En inderdaad, je kunt dat niet draconisch handhaven. Met een of twee leerkrachten op een speelplaats met tweehonderd man kun je niet overal gaan luisteren of iemand een woord Frans heeft gebruikt en dus straf krijgt. Dat kan ook niet de bedoeling zijn. Maar men moet het volgens ons wel degelijk in de reglementen opnemen. Met een actieplan weet ik niet of we daartoe zullen komen. Ik vind ook dat het in het belang van de leerlingen is, zeker van de Franstaligen, dat ze genoeg kansen krijgen om Nederlands te spreken, ook buiten de klas. Ik heb vastgesteld dat leerlingen die zich daar niets van aantrokken, na een volledig schooljaar bij mij in de klas Nederlands gekregen te hebben, nog steeds spraken van ‘wij zoelen’ en ‘iek zal’ en dat soort zaken, gewoon omdat ze continu Frans spreken. Ik kan me voorstellen dat de situatie in Antwerpen een beetje anders is, maar ik zou toch nog iets doortastender willen zijn.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Onze fractie vindt het natuurlijk fantastisch, minister, dat u een speerpunt maakt van de versterking van het Nederlands in uw beleid. Het is natuurlijk niet nieuw. De voorbije vier jaar hebt u er al heel sterk op ingezet, en nu schakelt u nog een versnelling hoger. U had het onder meer over het schooljaar van het Nederlands. Het feit dat u zoveel mogelijk scholen wilt aansporen, motiveren, om in hun schoolreglement op te nemen dat er maar één voertaal is en dat dat het Nederlands is, in ons Vlaams onderwijs, in de klas en op de speelplaats, dat is een positieve zaak en is ook nodig. Het is nodig in het belang van de kinderen, voor hun kansen, hun toekomst in onze samenleving en op de arbeidsmarkt.
De cijfers liegen niet. PIRLS-onderzoekers (Progress in International Reading Literacy Study) zijn het hier in juni nog komen zeggen: nergens is het aandeel van kinderen dat thuis enkel of vaak Nederlands spreekt, zo klein als in Vlaanderen. We hebben het hier over 67 procent. Ik denk dat je met een dergelijke maatregel, het opnemen van het Nederlands als enige voertaal in de klas en op de speelplaats, de kinderen helpt om uit hun comfortzone te treden. Je ziet vaak dat kinderen bij een groepje schoolmaatjes gaan staan die dezelfde thuistaal hebben. Door hen te triggeren dat niet te doen, door daarover te waken, haal je hen uit hun comfortzone, leer je hun op een informele manier een andere taal te spreken dan thuis.
De minister heeft het al vaker gezegd: een taal leer je niet alleen in de klas. En dat schoolreglement is een van de vele maatregelen die de minister gecommuniceerd heeft. We hebben het natuurlijk over een breder pakket aan maatregelen, het actieplan genoemd, het schooljaar van het Nederlands genoemd. Zo voorziet de minister onder andere extra middelen voor lagere en secundaire scholen waar meer dan de helft van de leerlingen een andere thuistaal heeft. Hij voorziet middelen voor nieuwe flexteams die scholen moeten ondersteunen in hun taalbeleid en het verbeteren van die verplichte taalscreening in de derde kleuterklas.
Ook wilt u, naast de nieuwe minimumdoelen voor het lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs, voor het eerst werk maken van minimumdoelen voor het kleuteronderwijs. De bedoeling is om minstens de helft van de lestijd voor te behouden voor Nederlands en wiskunde.
Jammer genoeg is de tijd te beperkt om op elke maatregel dieper in te gaan, maar ik vroeg me af, minister, of u toch een korte stand van zaken kon geven over het actieplan. Welke maatregelen zijn in invoering en welke zitten in de pijplijn?
Tot slot kondigt u ook aan dat de KOALA-test vanaf dit schooljaar digitaal wordt en dat u middelen vrijmaakt om de test adaptief te maken. Betekent dat dat een papieren afname niet langer mogelijk is of is er een combinatie van de twee mogelijk? Op welke manier zult u die taalscreening ook differentiëren? Alvast dank voor uw antwoorden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Laeremans, als u mij citeert in een vraag, dan zou ik graag hebben dat u dat correct doet. Want u vergeet natuurlijk wel een stukje van het citaat, en bovendien moet ook de context geschetst worden waarin het citaat werd gegeven. Het ging vooral over het feit dat voor ons, voor cd&v, de focus op het Nederlands evident is, maar dat het geen bliksemafleider mag zijn van het probleem dat toen net ook in de pers aanwezig was, en dat is het lerarentekort. Eigenlijk zegt u dat zelf ook: we moeten alle kansen geven aan leerlingen om het Nederlands te leren. Wat ons betreft, kan dat alleen maar als er ook effectief leerkrachten zijn die een taalrijke omgeving creëren voor die leerlingen.
Ik hoor hier toch een aantal zaken, collega’s, waar ik wat vragen bij heb. Wat voor ons wel belangrijk is: Nederlands is op school inderdaad de voertaal. Ik zou niet zover gaan dat een school zou gaan zeggen met welk kind een kind mag spelen en met welk kind niet, collega Tavernier. Maar wat ons betreft, moeten we toch ook bewaken dat het leerrecht niet geschonden kan worden. Het kan nooit – en in het verleden is dat ook altijd gezegd, ook toen mevrouw Crevits nog minister was – dat er bijvoorbeeld sancties genomen worden ten aanzien van kinderen die op de speelplaats of op school geen Nederlands spreken, waarbij zij van school gestuurd worden. Ik denk dat dat ook duidelijk moet worden gemaakt. Het is belangrijk dat wij op een positieve manier proberen om het Nederlands op de speelplaats of in de gang of in de klas of gelijk waar in de kijker te zetten, en om te waarschuwen dat dat niet kan in een sanctionerende maatregel. Ik denk dat dat ook wettelijk of decretaal niet kan.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, mijnheer Laeremans: ik heb een actieplan voorgelegd aan de Vlaamse Regeling met maatregelen, standpunten en doelstellingen in vervat. Wat zit daar onder andere in? Dat zeg ik even vanbuiten, namelijk die 20 miljoen euro extra middelen, ervoor zorgen dat de KOALA-test inderdaad digitaal beschikbaar is, maar die blijft natuurlijk ook op papier af te nemen. Die digitale afname is ook kosteloos ter beschikking, omdat we zien dat de markt op dat vlak niet aan onze vraag voldeed. Er was wel een digitale versie, maar die was heel duur, dus dat proberen we praktisch aan te pakken. Maar er is dus ook die oproep richting de scholen om wat betreft de onderwijstaal een eenduidige boodschap te communiceren aan leerlingen en ouders en dat ook op te nemen in het schoolreglement. Ten vierde is er ook de beslissing om bij de minimumdoelen in het basisonderwijs de focus en de klemtoon te leggen op Nederlands en op wiskunde, en ook om in de derde kleuterklas al te werken met minimumdoelen in plaats van ontwikkelingsdoelen, minimumdoelen Nederlands. Dat zijn allemaal opstapjes. Ik ga nog een concretere praxis geven aan die ratio die ik geschetst heb, maar ik denk dat dat al een stap in de zeer goede richting is.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, collega's.
Eerst en vooral, mevrouw Vandromme: het leerrecht schenden door kinderen van school te sturen omdat ze een andere taal spreken, ik denk dat er niemand is die dat vraagt. Maar het lijkt me toch logisch dat wanneer leerlingen op een speelplaats tegen leerkrachten of zelfs andere leerlingen pertinent weigeren om Nederlands te spreken – het kan gebeuren dat ze een leerkracht beginnen uit te schelden in het Frans – leerkrachten wel mogen sanctioneren. Dat komt dan niet omdat ze een andere taal spreken, maar door de manier waarop en de onbeleefdheid. Dat is geen verregaande maatregel zoals leerlingen van school sturen, maar je kunt ze tenminste terechtwijzen en desnoods, als het echt grof wordt, sancties geven zoals bijvoorbeeld straf schrijven. Dat kan eraan gekoppeld worden. Maar het zijn dingen die je niet direct doet, mevrouw Vandromme. Ik heb leerlingen die ik in de gang Frans hoorde praten, er altijd op gewezen dat ze Nederlands moesten spreken, zonder te sanctioneren. Overal in de gang hingen bij ons nog grote borden die erop wezen dat men Nederlands moest spreken. Het lijkt me dus evident dat dat gevraagd wordt.
Minister, u zegt een oproep te zullen richten tot scholen om Nederlands te laten spreken op de speelplaats, en dat te laten opnemen in het reglement. Dat vind ik allemaal heel goed, en wij ondersteunen dat, maar wij hadden gehoopt dat dat ook decretaal verankerd zou kunnen worden. Als Vlaams Belang waren wij bereid om daarvoor desnoods een wisselmeerderheid te bieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.