Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de aanpassing van de investeringsverplichting voor mediabedrijven in de audiovisuele sector
Verslag
Collega’s, ik wil nog even in herinnering brengen wat het reglement zegt over vragen om uitleg. Voor hun uiteenzetting krijgen de vraagstellers vijf minuten. Dames, ik heb jullie voorbereiding gezien en ofwel zullen jullie heel snel moeten spreken, ofwel zullen jullie zich toch moeten beperken tot de essentie. Dan volgt het antwoord van de minister en krijgen jullie opnieuw het woord voor twee minuten. Aanvullende sprekers krijgen elk ook twee minuten. Daarna komt de minister opnieuw aan het woord en volgt nog de slotrepliek van de indieners van de vraag om uitleg.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag is zo uitgebreid omdat ze oorspronkelijk werd ingediend als interpellatie maar werd omgezet in een vraag om uitleg.
Op de ministerraad van 14 juli 2023, vorige week dus, stond het voorontwerp van decreet over de investeringsverplichting audiovisuele werken en het voorontwerp van besluit over de stimuleringsregeling voor audiovisuele producties op de agenda. Beide ontwerpen werden goedgekeurd, na overleg van de minister met de sector.
Beide betreffen een actualisatie van de bestaande investeringsverplichting voor particuliere omroeporganisaties en hebben nogal wat voeten in de aarde gehad. Minister, in antwoord op mijn actuele vraag van 13 juli gaf u immers toe dat u eigenlijk nog geen zicht hebt op hoeveel extra middelen de beoogde toevoeging zal genereren. Er is ook veel onduidelijkheid over de welwillendheid van de telecomspelers om mee te werken, aangezien het hier ook gaat over bedrijven die grote multinationals zijn.
Bovendien bestaat er ook grote ongerustheid in de sector en bij de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) over de impact van de openstelling van 40 procent van de investeringsverplichting naar ‘afhankelijke productiehuizen’ gecombineerd met de mogelijkheid voor investeerders om voor 24 procent binnen hun eigen structuur te investeren. Dit gaat ten nadele van de onafhankelijke productiehuizen, voor wie de stimuleringsregeling essentieel is. Afhankelijke productiehuizen kunnen immers makkelijker kijken naar hun moederbedrijf, bijvoorbeeld Telenet, voor interne financiering. De sector vreest natuurlijk een broekzak-vestzakoperatie. Ook in de pers werd al herhaaldelijk geopperd dat dit de realiteit zal zijn.
Bovendien stelt de sector in een brief van 14 juli dat deze openstelling naar afhankelijke productiehuizen er vooral voor gaat zorgen dat er meer eenheidsworst gecreëerd zal worden, omdat de normale werking van de markt wordt omgekeerd. Traditioneel werkt die aanbodgestuurd, maar nu dreigt het te gebeuren dat de zenders eerst bij hun eigen productiehuizen zullen bestellen.
Minister, eerder beloofde u dat de extra bijdrage van de videoplatformen het budget zou verdubbelen. De SARC stelde hierover een advies op, maar eerder dan daarop in te gaan, wil ik komen tot mijn vele vragen aan u.
Kunt u het parlement concrete cijfers meedelen over hoeveel de toevoeging van de videoplatformen en de verhoging van de bijdragen in het algemeen zullen genereren?
Vanwaar komt uw premisse dat deze regeling van de videoplatformen sowieso extra geld zal opleveren, zeker als we zien dat deze bedrijven niet op Vlaamse bodem zijn gelokaliseerd?
Op welke manier zult u garanderen dat deze bedrijven hun investeringen wel degelijk zullen doen in Vlaamse audiovisuele producties, bedoeld voor de Vlaamse markt? Welke methodiek zult u gebruiken? Op welke manier kunt en zult u sanctioneren wanneer dit niet gebeurt?
Hoe zult u garanderen dat eventuele opbrengsten niet worden uitgekeerd aan internationale aandeelhouders, maar in Vlaanderen blijven?
Kunt u op dit moment garanderen dat het budget voor de audiovisuele producties door de uitbreiding van de stimuleringsregeling verdubbeld zal worden, zoals u altijd hebt aangegeven in antwoorden op parlementaire vragen?
Begrijpt u de ongerustheid van de onafhankelijke producenten dat, wanneer het budget wordt opengesteld naar afhankelijke productiehuizen die door hun ruimere internationale inbedding financieel draagkrachtiger zijn, dit ten koste zal gaan van de onafhankelijke en kleinschaligere producties?
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de nieuwe regeling, die het investeerders mogelijk maakt om hun eigen producties te financieren, geen broekzak-vestzakoperatie wordt?
Hoe gaat u in deze nieuwe regeling de onafhankelijke producenten blijvend versterken?
Zoals u weet, hebben we een voorstel van resolutie ingediend om de investeringsverplichting uit te breiden naar de internetproviders. Zult u dit steunen?
Hoe zult u erop toezien dat alle omroepen middelen uit de investeringsplicht kunnen halen via samenwerking met onafhankelijke producenten? Ik denk in het bijzonder aan de omroep die het meeste investeert in fictie, namelijk VRT.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik ben mij als collega-voorzitter zeer bewust van de timing. Nu, eerst en vooral had dit gewoon op een plenaire vergadering moeten komen; dit was een interpellatie. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat wij hier als parlement genoegen nemen met deze commissie als plek waar cruciale debatten worden gevoerd, terwijl het nochtans was voorzien dat er nog een plenaire vergadering was. Ik wil dat principieel hier zeggen, dat ik het een schande vind wat hier gebeurt, en waar wij ons blijkbaar allemaal, vanuit de meerderheid, zomaar bij neerleggen. Dat is ongezien. Wat we zelf doen, verprutsen we beter. We hebben de meerderheid in dit Vlaams Parlement, dus de democratie is niet meer van tel, want we kunnen toch niet vallen. Ik vind dat ongelooflijk. Ik vind het eigenlijk ook ongelooflijk dat hier een cd&v-minister zit die hier rustig vragen komt beantwoorden, terwijl zijn partij samen met de N-VA op dit moment in de zoveelste diepste crisis ooit zit.
Maar ik ben hier om mijn vraag te stellen, want dat is het meeste wat mij hier gegund wordt, voor een meerderheid die haar voeten veegt aan de democratie. Het is een vraag die origineel een interpellatie was, en die gaat over de aanpassing van de investeringsverplichting voor mediabedrijven in de audiovisuele sector. We hebben het erover gehad in de plenaire vergadering, minister. Ik heb ook gezien wat er in de krant is verschenen, want dat is blijkbaar de manier waarop er wordt gecommuniceerd tegenwoordig.
Mijn vragen zijn heel eenvoudig. Wat zijn de aanpassingen die er zijn gebeurd, en die blijkbaar in de krant aangekondigd zijn nadat u de sector hebt ontvangen, na hun open brief, waar we de vorige keer in de plenaire vergadering gewag van hebben gemaakt?
U hebt toen gezegd dat u de nodige stakeholders opnieuw zou ontvangen. U hebt dat gedaan. Kunt u ons uitleggen wat de uitkomst is van dit overleg? Wat zijn de aanpassingen die zijn gebeurd?
U hebt in de plenaire vergadering van 12 juli ook gezegd dat het moeilijk is om nog een zicht te krijgen op de bijdrage van videoplatformen zoals Meta, YouTube of Google. Welke acties gaat u ondernemen om dit in kaart te brengen, met welke timing?
U hebt ook aangegeven dat u bij Europa hebt afgetoetst of de verplichting tot bijdrage van internationale videoplatformen juridisch stand zou houden. U zei dat dit het geval is. We zouden graag inzage krijgen in dat antwoord van Europa. En u hebt zich ook sterk gemaakt dat er op termijn meer middelen zullen gaan, proportioneel – dat woordje is belangrijk – naar de onafhankelijke productiehuizen in plaats van minder. Ik hoor graag uw onderbouwde cijfermatige argumentatie daarover.
U hebt dus de verschillende stakeholders ontvangen. Zij hebben herhaaldelijk aangegeven dat deze wijziging zal leiden tot meer concentratie, meer zelfbediening en proportioneel minder middelen naar die onafhankelijke spelers. Kunt u nader toelichten hoe het komt dat zij een andere interpretatie hebben dan u, en hoe het komt dat zij een andere interpretatie hebben dan u? Hoe bent u van plan hun ongerustheid ten gronde weg te nemen, om te zorgen dat ze zich niet verplicht zullen voelen om zich in de toekomst bij een grote groep te voegen, om te kunnen blijven overleven?
Bent u bereid dit voorstel terug te trekken en te herbekijken? Ik heb gelezen dat er een aanpassing zou zijn gebeurd; graag meer toelichting. Bedankt.
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de vragen. Ik wil misschien eerst voorafgaandelijk even antwoorden op de kritiek van mevrouw Almaci. Diegenen die mij kennen, die met mij werken in de verschillende commissies waar ik aanwezig ben, en ook in de plenaire vergadering, weten dat ik altijd ter beschikking ben van het parlement voor vragen. Hier gaat het over een dossier dat een voorontwerp van decreet is dat na de zomer ook in alle detail als ontwerp van decreet zal worden besproken in de commissie Media, met alle mogelijkheden voor vragen en amendementen. Dat zal dan te gepasten tijde in detail worden besproken.
Bovendien hebben we hier al verschillende vragen om uitleg over gehad en besproken in de commissie Media. Afgelopen woensdag heb ik in de plenaire vergadering over hetzelfde thema antwoorden gegeven. Misschien waren die antwoorden niet wat u wilde horen, maar ik heb wel antwoorden gegeven. Donderdag, nadat zij een dag eerder een open brief hadden gestuurd naar de krant – dus al de dag nadien – heb ik hen effectief ook ontvangen, op mijn kabinet en digitaal. Het gaat over de Vlaamse Onafhankelijke Film & Televisie Producenten (VOFTP), de Unie van Regisseurs en de Scenaristengilde. Ik heb hen heel lang beluisterd en te woord gestaan, en tijdens het gesprek werden verschillende punten besproken. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid die gecreëerd wordt voor investeerders om in producties van de eigen afhankelijke producenten te investeren, de evaluatie van de nieuwe regeling, en dergelijke meer.
Tijdens dit overleg heb ik aangegeven dat ik hun bezorgdheid begrijp, maar dat ik ervan overtuigd ben dat deze hervorming zal zorgen voor een sterke toename van de middelen voor audiovisuele producties, die ook aan de onafhankelijke producenten ten goede zal komen.
Ik heb hen nadien ook ingelicht over wat we hebben beslist op vrijdag. Op vrijdag hebben we effectief dat voorontwerp van decreet goedgekeurd, maar omdat ik begrip heb voor de onzekerheid die met de hervorming gepaard gaat, werd aan de bepaling met betrekking tot de decretaal verankerde evaluatie na drie jaar een passage toegevoegd die een jaarlijkse monitoring van de impact van de nieuwe stimuleringsregeling voorziet. Het is voor mij essentieel dat er permanent wordt bekeken wat de concrete financiële impact is van de nieuwe stimuleringsregeling op de sector. Het is onder meer de doelstelling van die stimuleringsregeling om meer middelen te kunnen mobiliseren voor lokale producties.
U weet dat producties het vandaag niet gemakkelijk hebben door een stijging van de kosten en een beperkte beschikbaarheid van middelen, zowel vanuit de overheid als vanuit de private omroepen. Om dat te kunnen aanscherpen, zijn er drie instrumenten voorhanden. Er is de federale taxshelter, die wij vanuit Vlaanderen ondersteunen en begeleiden. Er is de ondersteuning van onafhankelijke producenten via het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), waarin wij de afgelopen jaren extra hebben geïnvesteerd. Ten slotte is er deze aangepaste stimuleringsregeling, die ook moet zorgen voor extra middelen.
We gaan een substantiële verhoging van de middelen realiseren, zowel voor afhankelijke als onafhankelijke producties. Mocht blijken dat deze doelstelling niet gerealiseerd wordt, heb ik mij geëngageerd om de regeling bij te sturen. Dat staat ook zwart op wit in de tekst die vrijdag werd goedgekeurd. In het bijzonder zal in dat geval de 60/40-verhouding en de verhouding binnen die 40 procent worden gewijzigd ten voordele van onafhankelijke producenten. Dat hebben we inderdaad donderdag besproken. Dat het vervolgens eerst aan de sector en daarna ook aan het publiek wordt gecommuniceerd, lijkt mij evident. Ik ben hier ter beschikking om op alle vragen te antwoorden. De kritiek over mijn houding ten aanzien van het parlement pik ik dan ook niet.
Ik vind het jammer dat jullie in jullie vragen lijken te suggereren dat alleen onafhankelijke producenten garant staan voor kwaliteitsvolle programma’s. Ik vind dat zulke uitspraken weinig respect tonen voor de andere spelers in onze mediasector.
De kwaliteit van onze sector wordt net gegarandeerd door een samenspel van afhankelijke en onafhankelijke producenten, van sterke regisseurs, scenaristen, acteurs, cast en crew. Dat draagt allemaal bij aan de kwaliteit.
Je kunt bezwaarlijk stellen dat productiehuizen als Woestijnvis of Caviar geen kwaliteitsvolle en vernieuwende content produceren. Daarnaast staan onafhankelijke producenten niet noodzakelijk garant voor kwaliteitsvolle content. Het hangt heel sterk af van het bedrijf en van de manier waarop ze zich organiseren. Ik denk dat u ook wel programma’s van onafhankelijke producenten kent die niet echt kwaliteitsvol zijn. Dat hangt er werkelijk van af. Hetzelfde geldt voor producties van afhankelijke producenten.
Ik vind het jammer om de hele discussie vandaag te reduceren tot het onderscheid tussen onafhankelijke en afhankelijke producenten. Wat we nodig hebben in de Vlaamse productiesector, zijn sterke afhankelijke en onafhankelijke bedrijven, klein en groot, met verschillende invalshoeken en een verschillende artistieke en culturele benadering. Dat is belangrijk. We hebben ook sterke omroepen nodig, sterke dienstenverleners en lokale en internationale streamers die investeren in lokale content.
De stimuleringsregeling is niet in het leven geroepen om één groep te bevoordelen. Het doel is drieledig: ten eerste, het verzekeren van een duurzaam, kwalitatief en lokaal aanbod in Vlaanderen; ten tweede, van de Vlaamse mediasector een sterke economische sector maken, en ten derde, de leefbaarheid van de Vlaamse audiovisuele sector bestendigen.
Ik kom dan op de verschillende vragen die ik gebundeld heb. De eerste gaat over de broekzak-vestzakoperatie waarnaar onder meer mevrouw Segers verwijst. Ik zal nogmaals uitleggen dat investeerders deze regeling niet kunnen misbruiken om louter eigen producties te financieren.
De nieuwe regeling stelt dat minimaal 60 procent van de investering verplicht moet gaan naar producties van onafhankelijke producenten. Ik weet van verschillende bedrijven en organisaties dat ze zeker 60 procent doen, misschien zelfs 100 procent. Het is dus een absoluut minimum. De overige 40 procent kan gaan naar afhankelijke productiehuizen, en van die 40 procent mag slechts 60 procent – dus 24 procent van het totale investeringsbedrag – worden geïnvesteerd in producties van afhankelijke productiehuizen die afhankelijk zijn van de investeerder in kwestie zelf. Dus nee, investeerders zullen niet al hun investeringen in producties van hun eigen productiehuizen investeren.
Ik ben ook van mening dat deze mogelijkheid geen incentive zal zijn voor investeerders om te participeren in productiehuizen. Als dat wel het geval zou zijn, dan is er volgens mij geen sprake van ondernemen met een visie.
Ik ben ook van mening dat deze regeling er niet voor zal zorgen dat onafhankelijke producenten zich moeten aansluiten bij grotere mediagroepen om te kunnen overleven. De mediasector wordt vandaag gekenmerkt door een consolidatietrend die helemaal losstaat van de huidige stimuleringsregeling en de nieuwe stimuleringsregeling. Consolidaties mogen ook niet steeds als iets negatiefs beschouwd worden. De rijkdom van ons medialandschap ligt in grote groepen, gecombineerd met kleinere bedrijven.
Er is ook de vraag gesteld hoe we kunnen garanderen dat die middelen niet naar buitenlandse aandeelhouders gaan. Het gaat evident over middelen die moeten worden geïnvesteerd in lokale producties, die dus ook hier worden geïnvesteerd. Tenzij u zou zeggen dat de investeringen van de Vlaamse overheid en het VAF in ‘Het verhaal van Vlaanderen’ naar Frankrijk gaan, want De Mensen is een Franse groep. Of tenzij u zegt dat de investeringen in ‘Thuis’ naar de Verenigde Staten gaan, want het is Warner Bros. die de holding Eyeworks organiseert. Het is er een heel duidelijke illustratie van dat die middelen in Vlaanderen worden geïnvesteerd voor Vlaamse producties. Ze vloeien dus niet weg naar buitenlandse aandeelhouders.
Dan was er een vraag naar internationale consolidaties. Mevrouw Segers, u vraagt mij of ik de ongerustheid van de onafhankelijke producenten begrijp dat, wanneer het budget wordt opengesteld naar afhankelijke productiehuizen, die door hun ruimere internationale inbedding financieel draagkrachtiger zijn, dit ten koste zal gaan van de onafhankelijke en kleinschaligere producties.
Om heel eerlijk te zijn, begrijp ik deze vraag niet. Als u deze vraag zo stelt, lijkt u namelijk te vergeten dat ook productiehuizen die volgens het VOFTP wel onafhankelijk zijn, ook een internationale inbedding hebben en bijgevolg financieel draadkrachtiger zijn. Ik geef maar enkele voorbeelden van producenten met internationale inbedding die lid zijn van het VOFTP en volgens de huidige investeringsverplichting onafhankelijk zijn. Ik denk aan Eyeworks, dat 100 procent eigendom is van het Amerikaanse Warner Bros. De Mensen is voor 60 procent in handen van de Franse groep Newen van TF1. Banijay Belgium behoort tot de Banijay Group. Fremantle België is onderdeel van Fremantle. Het zijn allemaal onafhankelijke producenten, lid van het VOFTP, die vandaag genieten van de investeringsverplichting. Het zijn buitenlands geconsolideerde bedrijven die onafhankelijk zijn. Ik denk dat we buitenlands en binnenlands geconsolideerde bedrijven op een gelijkaardige manier moeten behandelen en een level playing field moeten realiseren.
Als inbedding – nationaal of internationaal – het criterium moet zijn om te bepalen of een producent middelen uit de stimuleringsregeling kan gebruiken, dan zullen voornoemde productiehuizen zich hier ook niet meer op kunnen beroepen. Moet ik uw vraag begrijpen als een oproep om de regelgeving aan te passen, zodat ook deze spelers niet langer als een onafhankelijke producent beschouwd kunnen worden? Dat is een vraag voor u om te beantwoorden.
Wat de bijdrage betreft: de jaarlijkse totaalsom van de bijdragen van de nieuwe stimuleringsregeling is moeilijk te bepalen, en dit om heel wat redenen. Op basis van onderzoek zijn niet alle cijfers voorhanden. De aanbieders van videoplatformdiensten zoals Meta, TikTok, YouTube, communiceren bijvoorbeeld niet over hun omzet in een bepaald land. Ook particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden, communiceren niet over het aantal abonnees, gebruikers en omzet.
De dienstenverdelers – denk aan Telenet, Proximus, Orange – moeten in het kader van de huidige stimuleringsregeling hun abonnees doorgeven aan de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM), en particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden, moeten hun omzet overmaken aan de VRM. De VRM beschikt echter niet over de mogelijkheid om deze gegevens te delen, zoals de Sectorraad Media in het verleden heeft willen suggereren. Dit betreft immers bedrijfsgevoelige informatie die vertrouwelijk behandeld moet worden. Daarnaast is het moeilijk om de evoluties in de audiovisuele sector te voorspellen en de impact daarvan op het aantal abonnees van de dienstenverdelers en de omzet van aanbieders van videoplatformdiensten en particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden. Ik wens ook te benadrukken dat ik als minister van Media niet de bevoegdheid heb om aan deze spelers deze cijfers op te vragen of erover te communiceren.
Mevrouw Segers, u vraagt of ik kan garanderen dat de bijdrage zal verdubbelen. Het is moeilijk om garanties te verlenen. Ik heb in de plenaire vergadering toegelicht dat ik uitga van een verdubbeling, en eigenlijk zelfs een stuk meer. Hoe komt dat? We doen drie zaken. Ten eerste verhogen we de bijdrage voor dienstverleners van 1,3 euro naar 3 euro per abonnee, niet geïndexeerd. Ten tweede zorgen we voor een verdubbeling van de bijdrage van de grote streamers, van 2 naar 4 procent. Ten derde – en dat is het onvoorspelbare aspect – gaan we dit uitbreiden, als eerste land ter wereld, naar video sharing platforms (VSP’s), de YouTubes en Meta’s van deze wereld. We gaan hun vragen om bij te dragen. Ik ken hun omzet niet, maar ik denk dat zij een grote omzet draaien in Vlaanderen en ga ervan uit dat dat een grote opbrengst kan hebben. Garanties over de exacte opbrengst voor de sector kan ik vandaag niet geven, maar het zal zeker een zeer substantiële toename zijn.
Wat die video sharing platforms betreft, begrijp ik dat er veel bezorgdheid is over de vraag of ik dit wel zal kunnen realiseren. Zoals ik al zei, collega’s, zijn wij waarschijnlijk het eerste land ter wereld dat zal vragen dat dergelijke platforms bijdragen aan lokale, Vlaamse producties. Het is een initiatief waar ik fier op ben en waarop ik wil doorzetten. Ik begrijp dat hierover heel grote ongerustheid is in Silicon Valley, en mogelijk ook in China. Het is niet zonder reden dat zelfs de ambassadeur van de VS enkele weken geleden een eenvoudige minister van Media wilde zien. Alle toplui van Meta, YouTube en Google willen mij zien, omdat ze niet akkoord gaan met wat wij hier doen, met het principe dat iedereen die profiteert van Vlaamse content, daar ook aan moet bijdragen. Wij willen dat echter wel realiseren, en gaan dat ook doen.
Het feit dat deze spelers niet, zoals mevrouw Segers het stelt, op Vlaamse bodem zijn gelokaliseerd, is daarbij volstrekt irrelevant. Ten eerste moeten particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden en die niet gevestigd zijn in Vlaanderen, zoals Netflix, een bijdrage betalen. Het is dus geen nieuwigheid dat we buitenlandse vennootschappen op die manier laten bijdragen. Ten tweede heeft de Europese Commissie in haar opmerkingen in het kader van de TRIS-procedure (Technical Regulations Information System) uitdrukkelijk bevestigd dat de AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) lidstaten niet belet om aanbieders van videoplatformen te verplichten financiële bijdragen te leveren voor de promotie van Europese werken.
Bedrijven als YouTube en Meta hebben mij aangeschreven omdat ze vonden dat ik dit niet mocht doen, maar in het TRIS-advies van de Europese Commissie wordt onze visie alvast bevestigd. De Commissie stelt dat deze aanbieders niet binnen de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van de AVMD-richtlijn vallen, waardoor de uitdrukkelijke toestemming van die bepaling aan de lidstaten om dergelijke verplichtingen voor aanbieders van mediadiensten uit te breiden tot grensoverschrijdende aanbieders, niet betekent dat de lidstaten aanbieders van videoplatformen niet kunnen verplichten ook een bijdrage te leveren.
De opmerkingen van de Europese Commissie zijn, collega Almaci, toegankelijk via de website over de TRIS-procedure. De opmerkingen werden ook als bijlage gevoegd bij de agendering, waardoor deze ook beschikbaar zijn via beslissingen van de Vlaamse Regering.
De toepassing van de stimuleringsregeling op aanbieders van videoplatformdiensten zal, net zoals dat geldt voor de dienstenverdelers en voor de aanbieders van niet-lineaire televisiediensten, worden gehandhaafd door de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). Met toepassing van het voorgestelde artikel 188/2 van het Mediadecreet geldt voor elk van de investeerders, en dus ook voor de aanbieders van videoplatformdiensten, dat zij, wanneer zij niet meewerken aan de stimuleringsregeling en bijvoorbeeld geen keuze maken wat betreft de vorm van deelname aan de productie van audiovisuele werken, geacht worden gekozen te hebben voor een deelname aan de productie van audiovisuele werken door middel van een jaarlijkse forfaitaire bijdrage van 7 miljoen euro aan het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). De VRM zal gebruikmaken van de geijkte procedures om deze bijdrage te innen. Daarenboven voorziet het ontworpen artikel 228/7bis van het Mediadecreet in een bijkomende sanctie die de VRM kan opleggen bij de niet-naleving van de stimuleringsregeling door de aanbieders van videoplatformdiensten, namelijk het bevel om de activiteiten als videoplatformdiensten te schorsen of stop te zetten. We halen ze met andere woorden uit het Vlaamse grondgebied als ze niet betalen. Zo zal het gaan als ons ontwerp van decreet wordt goedgekeurd.
Dan is er de vraag naar de uitbreiding van de internet service providers (ISP’s). De vraag om internetdienstenaanbieders te laten bijdragen, wordt ingegeven door de cord cutting trend. Die trend wordt in het nieuwe voorstel ondervangen. Er is bewust gekozen om de klemtoon op streamingplatformen te leggen. Uit de Digimeter van 2022 kan een gestage toename van het aantal cord cutters worden geïdentificeerd, met actueel 10 procent van de Vlamingen die hun traditioneel televisieabonnement hebben opgezegd. Zogenaamde cord cutters consumeren meer via streamingplatformen, en het zijn die platformen die meer zullen bijdragen. De bijdrage van de particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden, dus de streamers, wordt verdubbeld.
Bovendien worden bepaalde uitsluitingsdrempels geschrapt, wat ook belangrijk is. In de huidige regeling voor stimulering van de audiovisuele sector moet elke speler slechts één keer bijdragen. Van dit principe wordt in de voorliggende regeling afgestapt. Dienstenverdelers en particuliere omroeporganisaties die ook niet-lineaire televisiediensten aanbieden, moeten voortaan bijdragen op basis van de rol die zij vervullen in het medialandschap. Hierdoor zullen bijvoorbeeld Telenet en Proximus toch moeten bijdragen als particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden. Dat is vandaag niet het geval.
Ik zal dan ook, mevrouw Segers, geen steun uitspreken voor uw voorstel van resolutie. Er ligt trouwens binnenkort een ontwerp van decreet voor. Ik denk dat het logisch is om op basis van decretale teksten te werken, eerder dan pamflettaire resoluties, zoals in het geval van hetgeen u voorlegt. Wat u voorstelt, is niet evenwichtig. U stelt een bijdrageplicht van 10 procent voor en u stelt geen mogelijkheid voorop te om een deel van de vergoedingen die betaald worden voor de verwerving van uitzendrechten mee in rekening te brengen. Daarnaast is er de verplichting om alle middelen te investeren in producties van onafhankelijke producenten. Als u dat alles samenneemt, krijgt u een zeer onevenwichtig voorstel dat niet positief is voor onze Vlaamse mediasector en dat niet op de manier die wij wensen, zal zorgen voor meer investeringen in lokale content.
Het laatste inhoudelijke punt is de spreidingsplicht. De nieuwe stimuleringsregeling zal een spreidingsverplichting bevatten. Artikel 6 van het voorontwerp van BVR, dat ook is goedgekeurd, bevat deze spreidingsverplichting. De rechtstreekse financiële bijdrage van een dienstenverdeler die verbonden is met minstens één televisieomroeporganisatie in de zin van artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), wordt over een periode van drie jaar besteed aan productieprojecten die aangeboden worden door minstens drie verschillende televisieomroeporganisaties die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen en die niet allemaal verbonden televisieomroeporganisaties zijn. Daar zit inderdaad een duidelijke verspreidingsverplichting in, die ook kan bijdragen aan diversificatie. Dat sluit ook aan bij de aanbeveling van de VRM en het Mediaconcentratierapport 2022 om een beperkend mechanisme in te bouwen voor investeringen van dienstenverleners ten voordele van omroepen binnen de eigen mediagroep.
Ik heb de afgelopen jaren zeer intensief overlegd met alle stakeholders. Een van de conclusies die ik daaruit heb kunnen trekken, is dat er veel tegenstrijdige belangen zijn in het dossier. We hebben de dienstenverleners, we hebben de omroepen, we hebben de onafhankelijke en afhankelijke producenten, en we hebben ook de streamers. Zij hebben allemaal een relevante rol te spelen in ons medialandschap. Zij moeten allemaal op een sterke manier kunnen investeren in lokale content. Het is bijzonder belangrijk dat wat er gebeurt, al die bedrijven en organisaties samenbrengt op een manier die zorgt voor meer producties in onafhankelijke en afhankelijke productiebedrijven.
Ik heb er altijd op aangedrongen om een gedragen voorstel te krijgen vanuit de sector. Het moment dat er een gedragen voorstel is, zou ik dat onmiddellijk aanvaarden en meenemen. Dat is niet het geval. Tot twee keer toe hebben wij geen unaniem advies gekregen van de SARC. Maar ik blijf natuurlijk luisteren naar de sector. We blijven in overleg.
Deze zomer wordt het dossier voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Ik heb mij donderdag ten aanzien van de sector geëngageerd dat, wanneer het advies van de Raad van State er is, en wij zekerheid hebben over de juridische validiteit van hetgeen wij voorstellen, in het bijzonder ten aanzien van de ‘video sharing platforms’, wij op dat moment ook zullen terugkoppelen om te kijken of we de regeling moeten aanpassen of niet. Zoals gezegd, blijven we monitoren zodat er sowieso een substantiële bijdrage is van de middelen, zowel voor de afhankelijke als voor de onafhankelijke producenten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, er werden veel vragen gesteld, u hebt een zeer uitgebreid antwoord gegeven. Ik heb veel genoteerd, maar als ik maar twee minuten krijg om hier mijn bijkomende vragen te stellen, dan is dit natuurlijk niet ernstig. We hadden echt een interpellatie moeten kunnen houden, en onze … (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik zal het heel kort zeggen, op twee minuten. Minister, mocht die open brief van de VOFTP niet verschenen zijn in De Tijd, dan hadden we dit debat niet in de plenaire vergadering gehouden. Er zou dan gewoon geen overleg geweest zijn met de sector, en dan had u zonder overleg iets doorgeduwd. Ja, er is wel overleg geweest, maar niet voldoende. U hebt niet voldoende geluisterd. U hebt ook uw huiswerk op voorhand onvoldoende gedaan. U hebt niet berekend wat de impact zal zijn. U hebt niet berekend of u al overeenkomsten had met YouTube en Google, Apple, Facebook en Amazon (GAFA), of u ze mee kunt krijgen, en wat dat u zou opbrengen. Wat zal die verschuiving van onafhankelijke naar afhankelijke producenten concreet betekenen? U hebt dat niet op voorhand berekend. Natuurlijk hebt u heel die sector in angst en onzekerheid gestort. Het is maar dankzij die open brief, en dankzij het debat in de plenaire vergadering, dat u eindelijk in overleg bent gegaan. Nu houdt u hun een wortel voor. U zegt dat jullie dat jaarlijks gaan monitoren, maar volgend jaar is het kalf al verdronken. Dan is ons decreet namelijk al goedgekeurd, en dan is het kalf al verdronken. Wat u nu de sector voorhoudt, is absoluut geen oplossing.
U zegt dat u mijn pamflettaire resolutie niet steunt. Ik vind dat nu wel echt grof. U zegt dat u luistert naar de sector, maar ik denk dat ik ook zeer hard luister naar de sector. Ik ben daar niet over één nacht ijs gegaan. Die resolutie is zeer grondig voorbereid. Ik heb trouwens begrepen dat er in uw eerste voorstel ook stond dat de ISP’s meegenomen moesten worden. U kunt mij tegenspreken als dat niet waar is. Waarom is dat daaruit verdwenen?
Die ‘cord cutting’ is een realiteit. Als je vandaag kijkt naar Mobile Vikings, dan maken die bijvoorbeeld reclame om het kabelabonnement op te zeggen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, ik heb al twee vragen gesteld. Het laatste punt dat ik wil maken, gaat over het verschil tussen afhankelijke en onafhankelijke producenten. Ja, er zijn productiehuizen die internationaal ingebed zijn, maar het punt is natuurlijk dat zij vandaag niet werken voor Streamz of Telenet. Zij moeten, net als de onafhankelijken, ook hun producties gaan pitchen. Nu draait u die logica om. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik heb twee vragen: waar haalt u uw cijfers vandaan? Welke cijfers hebt u? Eigenlijk hebt u gezegd dat u er geen hebt.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dit is een mooie illustratie dat dit in een halfrond thuishoort. Dat is er eigenlijk niet, minister. Dus ik blijf bij wat ik daarnet zei. (Opmerkingen van Kathleen Krekels)
Als u wilt tussenkomen, maakt u een opmerking en stelt u een vraag. Voorzitter, mevrouw Krekels wil blijkbaar iets zeggen. Dan moet ze haar hand opsteken en de vraag stellen.
In ieder geval hoorde dit in een plenaire vergadering thuis. Dat dit niet zo was, zegt veel over de meerderheid en de minister. Die was voorzien.
Ik blijf bij mijn vragen, minister. Ten eerste hebt u mij gezegd dat er overleg is geweest. Ik heb u gevraagd wat er uit dat overleg is gekomen. U hebt mij gewoon gezegd dat u de dag erna een aanpassing hebt gedaan van de jaarlijkse evaluatie. Was dat op vraag van de sector? Ik heb nog een heel specifieke vraag voor u. Wat heeft de sector aan u gevraagd in dat overleg? Is dat beperkt gebleven tot een jaarlijkse evaluatie, ja of nee?
Met betrekking tot mijn vraag over dat er proportioneel meer middelen naar onafhankelijke producenten zouden gaan, hebt u daarnet geantwoord dat er meer middelen komen. Het klopt wat mevrouw Segers zegt: u hebt geen berekeningen, u hebt geen prognose. Wat u wel hebt gedaan is iets nieuws: voor het eerst wordt namelijk de deur opengezet voor afhankelijke producenten.
Daarom stelde ik mijn vraag naar proportionaliteit. Kunt u vandaag in deze commissie zwart op wit zeggen dat er proportioneel nog altijd meer middelen zullen gaan naar de onafhankelijke producenten ten opzichte van de afhankelijke producenten? Ik wil dat graag genoteerd zien in het verslag van het antwoord. Kunt u vandaag garanderen dat er proportioneel meer middelen zullen blijven gaan naar de onafhankelijke producenten ten opzichte van de afhankelijke producenten, in vergelijking met de situatie zoals ze vandaag is?
Het antwoord kan alleen maar ‘neen’ zijn, want vandaag gaat die voor 100 procent naar de onafhankelijke producenten. Nu staat de deur open naar 40 procent voor de afhankelijke producenten. Dat is natuurlijk de crux van het verhaal. U hebt iets nieuws gedaan door de deur open te zetten naar een scheeftrekking van het huidige ecosysteem. Dus mijn vraag naar proportionaliteit is nogal cruciaal.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het voorontwerp van decreet dat vandaag niet ter bespreking voorligt, zal wel heel belangrijk zijn voor onze productiesector, die wij allemaal een warm hart toedragen. Uit de uitleg die onze minister al heeft gegeven, onthoud ik vooral dat er meer geld zal gaan naar onze Vlaamse productiesector, dat ‘video sharing platforms’ voor het eerst in de wereld ook zullen worden gevat door de regeling.
Maar ik wil hier gewoon herhalen, zoals vorige week in de plenaire vergadering reeds werd gezegd, dat wij – vanuit de cd&v-fractie alleszins – het debat zullen voeren na het advies van de Raad van State, nadat de regering het voorontwerp definitief heeft goedgekeurd. Uiteraard zullen we ook dan weer in gesprek gaan met de sector via hoorzittingen. Ik heb geen vragen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een klein puntje van orde. Ik vind het toch wel straf dat onder anderen mevrouw Almaci, maar ook mevrouw Segers, zich hier boos maken dat er geen uitvoerig debat kan worden gevoerd.
Zover ik het heb begrepen, is dit een voorontwerp van decreet dat nog niet is geagendeerd, en dus nog steeds naar het parlement zal komen, waarbij we daar uitvoerig, met ruime spreektijden over van gedachten zullen kunnen wisselen.
Ik breng de collega’s ook graag in herinnering dat dit onderwerp en deze thematiek ook al onderwerp is geweest van een actuele vraag in de plenaire vergadering. Dus ik begrijp het niet goed. U hebt de vraag laten doorgaan, terwijl in de vorige versie van het regelement het bespreken of bevragen van in de regering goedgekeurde decreten die nog niet naar het parlement zijn gekomen, niet toegelaten werd. (Opmerkingen van Meyrem Almaci)
Mevrouw Almaci, u hebt zich net boos gemaakt op een collega die u onderbrak. Gelieve u dan consequent op te stellen.
Voorzitter, mijn punt is dat ik het niet aanvaard dat de oppositie op dit punt doet alsof zij niet ten volle de ruimte heeft om deze thematiek – zowel in de commissie als in de plenaire – te bespreken. Minister, verder kijk ik uit naar de bespreking van dit decreet in de commissie.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik wil me heel graag bij collega Schiltz aansluiten. Het is heel duidelijk dat een interpellatie om formele gronden is afgewezen, want als er een voorontwerp van decreet is, is de discussie daar te voeren en niet via interpellatie. Dit is een manier van werken die in het parlement al jaren van toepassing is. Het is nogal ondemocratisch om dat plots te gaan wijzigen omdat twee collega’s dat zouden vragen. Voor de rest is een democratie in mijn perceptie nog altijd iets waarbij de meerderheid beslist.
Daarnaast zijn wij als partij over de inhoud van het decreet zelf zeer blij. We denken dat we effectief bijna naar een verdubbeling van middelen gaan, en je dan ook zeker bent dat die onafhankelijken meer zullen krijgen dan de 100 procent die er vandaag naartoe gaat. Dat de rest niet vergeten wordt, is voor ook een goede zaak omdat er zo’n verwevenheid is in de sector. Als er een verdubbeling komt, zal dat sowieso de Vlaamse productiesector ten goede komen.
Wij zijn ook tevreden, en dat is nog niet aan bod gekomen, dat de film uitdrukkelijk aan bod kan komen. Wat puur qua werkgelegenheid van de productieploeg het verschil zou zijn tussen een serie en een film, dat zien wij toch niet.
De grote onbekende is die videoplatformdienst. Voor ons is het zeker goed dat er een monitoring komt. Misschien kan die jaarlijkse monitoring ook dat wel meenemen, zodat we er zicht op hebben van wat er niet alleen over de verdeling tussen onafhankelijk en afhankelijk, maar ook naar die videoplatformdiensten aan bod zal komen. Er is ook die evolutie van de ‘cord cutting’ waar u het over had.
Wij zijn in ieder geval zeer tevreden met de voorstellen die voorliggen, en kijken ook uit naar de discussie die nog ten gronde gevoerd kan worden als het voorontwerp in het parlement komt.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de bijkomende opmerkingen en vragen.
Als eerste ga ik in op de vraag van collega Almaci naar de middelen, en de stijging. Zoals gezegd zal natuurlijk de proportionele verhouding tussen afhankelijke en onafhankelijke producenten afhangen van de mate van stijging. Ik maak me sterk dat we met een zeer substantiële stijging zullen zitten, die zowel de afhankelijke als onafhankelijke producenten zeker ten goede zal komen. Je kunt inderdaad laten acteren dat de onafhankelijke producenten er ook substantieel op zullen vooruitgaan. Dat is een deel van de monitoring en de opvolging die we zullen doen.
En inderdaad, collega Almaci, dit was een van de vragen die mij gesteld zijn door de sector in een informeel en vertrouwelijk gesprek. Daarvan hebben wij ook geen proces-verbaal (pv) opgemaakt. Daarin waren verschillende vragen. Een van de opmerkingen die zij maakten, was of er effectief voldoende toename zou zijn van de middelen, die ertoe zou leiden dat niet alleen de afhankelijke producenten, maar ook de onafhankelijke producenten erop vooruitgaan. Dat is een van hun zorgen. Dat is ook de reden waarom we hebben gezegd te willen evalueren, en dat jaarlijks te willen doen, en dat we de verhouding 60/40 desgevallend ook zullen aanpassen.
Maar de eenvoudige rekensom, als je bijvoorbeeld kijkt naar een bedrijf als Telenet … Zij zullen zeker het dubbele moeten betalen van vandaag. Als zij vandaag 100 investeren in onafhankelijke producenten, en zij zouden gaan naar een verdubbeling – het zal waarschijnlijk meer zijn –, dan gaat er minimaal 120 van die 200 naar onafhankelijke producenten en is er dus een toename van de onafhankelijke producenten, alleen al op dat punt.
Daarnaast zit je nog met de streamers en de VSP’s. Dat maakt dat ik me sterk maak dat als dit ontwerp juridisch standhoudt, en daarvoor gaan we alles doen, we eigenlijk heel substantieel kunnen vooruitgaan.
De kritiek op de cijfers, collega Segers, vind ik eerlijk gezegd nogal vreemd. U beweert dat ik dit niet becijferd heb. Dat klopt natuurlijk niet. Wij hebben alle cijfers die we hebben, waarvan een deel vertrouwelijke, bedrijfsgevoelige informatie, samengenomen. Op basis daarvan hebben we de analyse gemaakt. Er zijn effectief zaken die wij vandaag niet kennen. U spreekt over overeenkomsten die ik had moeten maken met Google, Apple, Facebook en Amazon (GAFA) en YouTube. Dat is natuurlijk absurd. Ik denk niet dat zij snel overeenkomsten met mij zouden sluiten. Zij zijn er vandaag alles voor aan het doen om ervoor te zorgen dat mijn regeling niet kan doorgaan. Wij gaan er alles aan doen om ze wel te laten doorgaan. Hen overeenkomsten laten sluiten is een beetje vreemd. Zij zijn niet verplicht om hun Vlaamse omzet aan mij mee te delen. Zij zullen dat pas doen wanneer zij daartoe gedwongen zullen worden. Wij zullen ervoor zorgen dat zij dat zullen moeten meedelen aan de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM), en mee moeten betalen.
Er wordt hier vaak gesproken over ‘de’ sector. Collega Segers doet dat bijvoorbeeld. Zij zegt dat haar resolutie gesteund zou worden door ‘de’ sector. Ik durf absoluut te betwijfelen dat dat het geval is. Een deel van de sector is niet ‘de’ sector. De onafhankelijke producenten zijn een bijzonder belangrijke en waardevolle actor, maar zij zijn niet de enigen. We hebben ook de dienstverleners. Ik ben benieuwd of die akkoord gaan met uw resolutie. Wij hebben ook de omroepen. Ik ben benieuwd of zij akkoord gaan met uw resolutie. We hebben ook de streamers. Ik ben benieuwd of zij akkoord gaan. In die zin denk ik dat het vooral zaak is om een evenwichtig ontwerp voor te leggen.
Ik stel voor dat we op basis van het ontwerp van decreet dat hier na de zomer wordt ingediend, de discussie in detail verder aangaan in het belang van lokale Vlaamse producties.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega’s, stikstof is belangrijk, maar dit voorontwerp dat hier passeert bij de regering, is dat natuurlijk ook. Dat was part of the deal, part van de koehandel, maar het is ook belangrijk voor een gehele sector. (Opmerkingen van Karin Brouwers)
Wat wij hebben ingediend, was een interpellatie op basis van een open brief en grote bezorgdheid vanuit de sector. Minister, u bevestigt hier nog even dat u dat voorstel op voorhand niet helemaal hebt kunnen doorberekenen, bijvoorbeeld het deel waarbij u de actoren, de GAFA’s, zult verplichten, of ze dit wel gaan doen. Gaat u ze kunnen verplichten, op basis van welk bedrag? Dat zijn allemaal zaken die compleet onduidelijk zijn, en u geeft het hier toe. Minister, ik denk echt, au fond, dat u beter niets doet dan dat u hiermee doorzet. (Opmerkingen van Karin Brouwers)
Als u niet bereid bent de verzuchtingen van de sector mee te nemen. Ik kan niet geloven dat u de geschiedenis wilt ingaan als de minister die verantwoordelijk is voor de implosie van onze sterke audiovisuele sector. Het volstaat om te kijken naar wat er in Amerika gebeurt. De stakingen daar gaan ook over de macht van de streamers, over hyperconcentratie en synergieën. Minister, ik hoop echt en oprecht dat u tussen dit en september, wanneer u naar het parlement komt met een decreet, echt gaat overleggen met de sector en tegemoetkomt aan hun – terechte – bezorgdheden, opdat we hier ook geen stakingen gaan krijgen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Eerst en vooral is het ontroerend hoe een aantal collega’s die later binnenkwamen, zich plots bezorgd zagen om de democratie in de week dat ze het parlement niet durven bijeen te roepen rond het stikstofakkoord. Dat is illustratief voor het probleem, natuurlijk. Het is niet omdat een legislatuurregering niet kan vallen, dat u uw voeten mag vegen aan de democratie. Dat is één. Deze vraag was dan daar terechtgekomen. Dat is gewoon een feit.
Twee, minister, het heeft een handigheidje van u gevergd, maar eigenlijk geeft u toe dat er proportioneel minder middelen zullen gaan naar de onafhankelijke spelers. U hebt gezegd dat ze in absolute cijfers omhoog zullen gaan, maar van de 100 procent die vroeger naar de onafhankelijken gingen, zal er nu een 60/40-procentverdeling komen. Ze mógen nog wel 100 procent aan de onafhankelijken geven. Een Telenet, dat natuurlijk afhankelijke bedrijven heeft, gaat ervoor kiezen om in plaats van 40 procent in zijn eigen dochterbedrijfje te investeren, nog altijd 100 procent aan de onafhankelijken te geven. Wie maakt u wat wijs? Dit is de vestzak-broekzakoperatie, dit is de zelfbediening die u, uzelf, u persoonlijk hebt gekozen om te installeren in dit decreet. Dat is wat u doet: u installeert een mogelijkheid van zelfbediening. En als er onenigheid was binnen de SARC, minister, dan is dat toch niet toevallig omdat één telecomspeler – die hier een enorm voordeel bij heeft – heeft gezegd dat zij het niet eens is met de rest van de sector, die vraagt om dat niet te doen. Dat is de harde realiteit en dus hebt u geluisterd naar die sterke telecomspelers, ten koste van die onafhankelijke sector die morgen gaat moeten nadenken of ze in een dergelijke concurrentiële omgeving nog wel op zichzelf wil blijven bestaan, dan wel een toevlucht gaat zoeken tot grote groepen. Dat, minister, is wat u hebt beslist.
U hebt nog tijd om dat aan te passen. Mijn oproep aan u is om dat ook te doen, want anders zult u inderdaad de architect zijn van de verschraling van die sector. Dat zou ongelooflijk jammer zijn voor de creativiteit hier in Vlaanderen, waarmee we zo sterk zijn geworden, internationaal, en ons sterke merk. Ik weet dat er nog andere vragen waren vanuit de sector aan u op het kabinet, minister. Ze hebben al die jaren ook met ons gepraat. Zij vroegen u om het terug te trekken en beter te doen. En die vraag blijft liggen.
Ongetwijfeld stof voor een nieuwe vraag om uitleg, mevrouw Almaci.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.