Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Dat studeren in het buitenland een verrijkende ervaring is, weten we niet allemaal, maar we kunnen dat toch allemaal begrijpen: nieuwe culturen leren kennen, nieuwe ervaringen opdoen, jezelf ontwikkelen op allerhande manieren. Daarom dromen er nu heel wat studenten van om volgend jaar enkele weken, enkele maanden, een semester naar het buitenland te gaan, om de landgrenzen over te steken. Onze buurlanden zijn daar uiteraard altijd populaire bestemmingen bij omdat het dichtbij is, maar ook omdat we daar heel goede economische relaties mee hebben.
Het is jammer genoeg vanuit Vlaanderen – en elders natuurlijk ook – moeilijker geworden sinds de Brexit om het Verenigd Koninkrijk (VK) te bereiken als student. Toch zijn er nog altijd studenten die ervan dromen om het Kanaal over te steken en daar even te gaan studeren.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 415 van 3 maart 2023 over de Vlaamse studentenmobiliteit naar het Verenigd Koninkrijk, gaf u al aan dat de cijfers van uitgaande Vlaamse studenten een sterke daling vertoonden van 770 studenten voor corona, het academiejaar 2018-2019, naar slechts 436 studenten na corona, 2021-2022, ofwel een daling van ruim 44 procent. U gaf verder aan dat de studiemobiliteit daalde met 30 procent en de stagemobiliteit zelfs met meer dan 50 procent.
U hebt al een verhoging van het generieke beurzenprogramma voor derdelanders gedaan, een verhoging van, afgerond, 1,4 miljoen euro naar 2,3 miljoen euro. Dat is uiteraard een mooie stijging van het budget, maar dat is een budget dat natuurlijk niet enkel voor het Verenigd Koninkrijk geldt. We blijven toch – dat zeggen de cijfers – vaststellen dat het moeilijk is voor studenten om die overstap te maken. Daarom heb ik voor de mensen die nog dromen om volgend jaar richting VK te gaan enkele vragen.
Minister, op welke manier faciliteert u een betere samenwerking met het Verenigd Koninkrijk in het kader van de studentenmobiliteit?
Zult u op korte termijn nog concrete plannen uitrollen om de studentenmobiliteit tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk weer op peil te hebben?
U gaf in uw antwoord op de schriftelijke vraag ook aan dat u en ook de minister-president contacten hadden met uw Welshe collega’s over deze problematiek. Zijn uit die gesprekken specifieke knelpunten en oplossingen gekomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb u inderdaad al geantwoord dat er een afname is van het aantal Vlaamse studenten dat naar het Verenigd Koninkrijk gaat voor mobiliteitsprogramma’s. We zien trouwens wel een groot verschil. Die daling is voornamelijk zichtbaar bij hogeschoolstudenten, veel minder bij studenten van universiteiten. Ik denk dat de grote namen van de grote universiteiten in Engeland toch nog wel een sterke aantrekkingskracht blijven uitoefenen op de universiteitsstudenten.
Je ziet ook dat de afname zich voornamelijk concentreert in mobiliteitsprogramma’s die gerelateerd zijn aan stages of studiereizen, wat natuurlijk ook verband houdt met de complexe vereisten in functie van vakantie, de organisatie van een stage of paspoort- en visumvereisten, afhankelijk van de activiteit.
Ik heb dat probleem aangekaart bij de Federale Regering in het kader van het interfederaal overleg CoorMulti, waarbij we proberen om een soort platform te vormen voor de deelstaten en de Federale Regering met betrekking tot allerhande buitenlandse problematieken.
Vanuit Vlaanderen zijn er verschillende beurzenprogramma’s beschikbaar, waar inderdaad de derdelanders, waar het Verenigd Koninkrijk nu toe behoort, aan kunnen deelnemen. U hebt er inderdaad op gewezen dat we het programma generieke beurzen de afgelopen vijf jaar serieus opgetrokken hebben tot uiteindelijk 2,3 miljoen euro in het academiejaar 2023-2024. Dat is een inspanning. Zelf heb ik voordien ook contacten gehad met zowel mijn Welshe als mijn Schotse collega. Dat contact met de Welshe collega heeft ertoe geleid dat er een bezoek was van onze minister-president, nu in juni, waarbij hij namens de Vlaamse Regering een memorandum of understanding (MoU) met een actieplan ondertekend heeft, waar onder meer in staat dat Vlaanderen en Wales zullen nagaan hoe ze de uitwisseling van studenten, bijvoorbeeld via Taith- en Global Walesprogramma’s, verder kunnen faciliteren.
Al vrij snel, in uitvoering van die engagementen eind juni, heeft mijn administratie ook al samengezeten met de Welshe partners om te bekijken welke opportuniteiten er zijn, welke knelpunten, welke obstakels weggewerkt moeten worden met name rond samenwerking op het vlak van beroepsgerichte programma’s.
Het MoU met Wales was echter maar een eerste stap in het versterken van de samenwerking van Vlaanderen met de Britse deelstaten. Op 28 juni werd op vraag van Schotland een MoU ondertekend naar aanleiding van het bezoek aan Brussel van de Schotse minister-president Humza Yousaf. Ook daarvoor gaan we een actieplan uitwerken. Ook aan de samenwerking met Noord-Ierland wordt volgens dezelfde aanpak gewerkt, dus de ondertekening van een MoU met actieplan is voorzien voor het najaar van 2023, in de marge van het bezoek van de minister-president aan Belfast.
Ik denk dat zulke concrete, bilaterale initiatieven de negatieve impact van de Brexit op onderwijsuitwisseling en samenwerking tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk voor een aanzienlijk deel beperkt. Aan de andere kant, zeker in Schotland en Wales, is men vragende partij om dat, toch wel een beetje, isolement te doorbreken en werk te maken van een rechtstreekse samenwerking met Vlaanderen, zoals we ook doen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het Verenigd Koninkrijk zou voor iedereen, universiteit of hogeschool, aantrekkelijk moeten zijn, alleen al vanwege de taal en de opleidingskansen. Ik denk dat de bilaterale aanpak een goede manier van werken is, want anders laat je het verzuipen binnen de massa van de Europese Unie en moeten we nog even wachten.
U gaf aan dat er actieplannen ondertekend zijn met Wales en Schotland en ontwikkeld worden met Noord-Ierland. Ik begrijp nog niet volledig wat ik daar concreet van mag verwachten. Welke belemmeringen zouden er dan kunnen wegvallen? Ik denk zelf altijd – maar ik kan volledig verkeerd zijn, natuurlijk – aan die studiegelden. Als zij naar ons komen, betalen zij 1000 euro, als wij naar daar gaan, dan spreken we van enkele duizenden euro’s. Ik denk dat dat al een grote rem is, maar ik weet niet of het daarover gaat of over iets anders.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kom even kort tussen ter vervanging van collega Tavernier, die er niet kon zijn. Voor de N-VA is die studentenmobiliteit een belangrijk gegeven. Het maakt dat we Vlamingen in de wereld kunnen zijn, en dat zijn ambassadeurs die in de andere richting kunnen werken om contacten te leggen met buitenland.
We kennen allemaal de gevolgen van de Brexit. Wij kunnen niet veel doen aan het feit dat de Erasmus+ daar niet meer mogelijk is omdat ze geen lid zijn van de Europese Unie, maar we willen wel alle steun uitspreken voor het bilaterale traject dat u opzet om ervoor te zorgen dat Vlaamse studenten naar het Verenigd Koninkrijk en concreet Schotland en Wales kunnen gaan. Misschien is het goed om er in het kader van de Europese top nog eens op te wijzen dat er ook met Europa en het Verenigd Koninkrijk apart een bilateraal akkoord gesloten moet worden. Zoals collega Warnez zegt, zijn we allicht al enkele jaren verder voordat dat wordt afgesloten. Vanuit de N-VA-fractie is er alle steun om verder in te zetten op die bilaterale contacten.
Minister Weyts heeft het woord.
Er is de concrete vraag op welke vlakken die samenwerking zich dan situeert. Ik kan u lectuur geven van het MoU dat afgesloten is met Wales. Op het vlak van educatie staat daarin; “The participants will encourage flexible official contacts and exchange of good practices, knowhow and policy information on topical issues in the following areas within their competences: mobility, explore ways to build on existing frameworks for institutional cooperation between the two regions, explore ways to facilitate the exchange of students, staff, researchers at all educational levels between Wales and Flanders.” Dus dat zijn van die concrete voorbeelden. (Opmerkingen van Koen Daniëls en Loes Vandromme)
Er zijn zo vijf punten, maar ik ga geen volledige bloemlezing geven. (Lacht)
De heer Warnez heeft het woord.
We kunnen het parlementair jaar afsluiten met een slotwoord van de minister waarin hij meer Engels dan Nederlands heeft gesproken. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.