Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het is een onderwerp waar ik het al vaker met de minister over heb gehad, en waar ik mij ook wel echt zorgen over maak. Ik heb namelijk het gevoel dat steeds meer ouders een beroep doen op betaalde bijlessen in ons onderwijs. Dat wordt nu ook bevestigd door de voorlopige resultaten van de bevraging van professor De Witte. Die bevraging geeft aan dat vier op de tien van de leerlingen in de tweede en derde graad van het aso en tso ooit betaalde bijles heeft gevolgd.
Het is nogal moeilijk om in te schatten of er een stijging is van dat aantal leerlingen, omdat er heel weinig onderzoek naar is gebeurd. Maar ook iemand als Pedro De Bruyckere, de grote baas bij Leerpunt, en een expert op het vlak van onderwijs, geeft aan dat hij zelf denkt dat er meer gebruikgemaakt wordt van bijles tegen betaling. Hij zei daar onlangs zelf over dat het lerarentekort daar een nieuwe voedingsbodem voor creëert. Dat is natuurlijk geen rocketscience: bij gebrek aan leerkrachten voor de klas willen ouders de achterstand die ze aanvoelen of opmerken bij hun kinderen, zo snel mogelijk laten wegwerken. De stap naar private, betaalde bijlessen is zeer snel gezet, als je het kunt betalen, natuurlijk. Maar ook groepsbijlessen, in de vorm van huiswerkklassen, zijn mogelijk. Ik hoor in Brussel dat dat bijzonder populair is.
Dat ouders zelf initiatief nemen om de tekorten bij te werken, is natuurlijk begrijpelijk. Maar wat ons betreft is dat niet echt wenselijk. Want op die manier creëer je steeds meer een onderwijs op twee snelheden: enerzijds de leerlingen wier ouders dat kunnen betalen, want goedkoop is het allerminst, en anderzijds is er al de rest. We gaan dus naar een situatie waarbij het feit of je een A-attest krijgt, of je een vakantietaak zult krijgen, of je klaar bent voor je vervolgopleiding, zal afhangen van de portemonnee van je ouders. Het idee dat wie je ouders zijn en wat ze verdienen, bepalend is voor je onderwijstraject, is iets is waar ik mij altijd met hand en tand tegen zal blijven verzetten. U weet dat. Dat is fundamenteel de basis van mijn politiek engagement. Ik kan er echt niet mee leven dat de ongelijkheid in ons onderwijs steeds groter wordt. Zoals ik zei, maak ik mij heel grote zorgen over die tendens.
Daarnaast stel ik ook vast dat scholen, door het lerarentekort, zich nu zelf ook genoodzaakt zien om zich te wenden tot die bijlesbureaus met de vraag of zij dan geen leerkrachten ter beschikking hebben die ook in de school zouden komen werken. Met die nieuwe maatregel kunnen leraren via die dienstverleningsovereenkomst worden ingezet. Zo worden deuren geopend om voortaan via die weg het ambt van leraar uit te oefenen op school, maar dan wel met andere loons- en arbeidsvoorwaarden.
Ik wil het debat hier nog eens voeren om het probleem hoog op de politieke agenda te houden.
Hoe kijkt u zelf naar het feit – wat nu ook uit de cijfers van professor De Witte blijkt – dat vier op de tien leerlingen al eens bijles heeft gevolgd? We zijn daarmee al bijna aan de helft van alle leerlingen.
Wat is volgens u de impact van die toename van bijlessen op gelijke onderwijskansen?
Is er volgens u een risico dat bijlesbureaus worden ingeschakeld om het lerarentekort aan te pakken?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is soms een beetje blind varen wat de data daaromtrent betreft. We hebben inderdaad professor De Witte, die een peiling heeft georganiseerd waarbij hij zelf zegt dat we een slag om de arm moeten houden met betrekking tot de representativiteit daarvan. Het is wel iets indicatiever. Op grond van die bevraging stelde hij vast dat 16 procent van de leerlingen van de tweede en derde graad uit het secundair onderwijs op de een of andere manier zich wel eens bediend zou hebben van bijlessen. Is dat veel of weinig? Het is moeilijk om dat te duiden, en om terug te blikken of dat meer is dan vroeger. Het aanvoelen bij diverse ervaringsexperten is dat het meer is.
De vraag is wat daar de aanleiding toe kan zijn. Ik geef er u ook wel enkele mee: Een deel van de bevraagden gaf ook aan dat die bijles vooral in functie van de voorbereiding op het hoger onderwijs was, bijvoorbeeld ter voorbereiding op het toelatingsexamen voor Geneeskunde, hoewel we kosteloos examens en een voorbereidingspakket aanbieden via de website. Dat is al iets helemaal anders dan het te hebben over een zekere leerachterstand.
Daarenboven kan ik mij ook niet van de indruk ontdoen dat steeds meer ouders taken uitbesteden. Ik bedoel daarmee dat men anders zelf zou zorgen voor het bijspijkeren van leerlingen. Als het over de tweede en derde graad van het secundair onderwijs gaat, kan ik wel beseffen dat dat niet altijd zo eenvoudig is. Je moet zelf maar eens die cursussen ter hand nemen. Ouders die zich dat kunnen veroorloven, gaan dan vervolgens ook oordelen om het liever over te laten aan een leerkracht in de vorm van bijlessen, in plaats van die kennis zelf bij te spijkeren. Dat is allemaal een beetje speculatie, maar dat lijken mij mogelijke verklaringen.
Ik ga u niet kond doen van wat we allemaal al hebben ondernomen op het vlak van de versterking van de onderwijskwaliteit en het tegengaan van de leerachterstand. Wat ik in dezen wel nog wil benadrukken, is dat we zeker en vast ook voor de extra handen buiten de klas in deze regeerperiode veel extra’s hebben voorzien. Ik denk dan in eerste instantie aan de zomerscholen, waar we het aanbod trouwens opnieuw gevoelig verhoogd hebben, plus 40 procent ongeveer. We hebben een capaciteit van 16.000 plaatsen gecreëerd, waarvoor dank aan diverse scholen, lokale besturen, verenigingen allerhande, die daarvoor hun verantwoordelijkheid hebben genomen, en die zich ook net richten tot de meest kwetsbare leerlingen. Dat is dus heel gefocust. Uit eerder onderzoek bleek dat we er ook goed in slagen om net die doelgroep te bereiken. We hebben daarvoor samen met minister Somers 10 miljoen euro op jaarbasis voorzien en structureel verankerd. Dat is een heel goede zaak, denk ik, om ervoor te zorgen dat we ook buiten de schooluren een extra aanbod kunnen voorzien.
Ten tweede is er het gebruik van betere praktijken in de klas, via het Leerpunt. Daarbij hebben we voor het Leerpunt ook nog eens voorzien in 6,5 miljoen euro aanvullende werkingsmiddelen, om ook nog eens te focussen op effectieve didactiek, brede basiszorg en datageletterdheid.
Dan is er nog uw vraag en bekommernis omtrent het gebruik van de dienstverleningsovereenkomst, wat gisteren is goedgekeurd. Ik zou niet inzien waarom een bijlesbedrijf daar gebruik van zou maken, want dat is natuurlijk een duurdere optie voor het bedrijf in kwestie. De dienstverleningsovereenkomsten zijn voorzien in gevallen waarbij een bedrijf in het kader van bijvoorbeeld een reorganisatie werknemers niet wil laten afvloeien, maar er uiteindelijk voor zorgt dat de betrokkenen die een bekwaamheidsbewijs hebben, tewerkgesteld worden in het onderwijs, met behoud van de loonvoorwaarden die ze hadden bij het betrokken bedrijf. Dat is in de realiteit dus altijd meer dan de wedde die de betrokken werknemer zou krijgen vanuit het onderwijs. Het bedrijf in kwestie krijgt dan vanuit Onderwijs enkel de wedde uitbetaald die ook de gewone onderwijsleerkracht zou krijgen. Dat zou betekenen dat het bijlesbedrijf er uiteindelijk geld aan moet toesteken, dus dat lijkt mij absoluut geen oplossing te zijn.
Ik zie u fronsen, mevrouw Goeman, maar wij gaan vanuit Onderwijs nooit méér betalen aan de betrokken werknemer of leerkracht, ook niet in het kader van een dienstverleningsovereenkomst, dan wanneer die op de geëigende wijze zou worden aangeworven in ons onderwijs. Wij betalen die niet méér. Dat is net hetzelfde. De meerkost berust gewoon bij het bedrijf in kwestie, dat gebruikmaakt van de dienstverleningsovereenkomst. Dat is dus niet de bedoeling, maar dat zal ook niet de realiteit zijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden. Het klopt natuurlijk – en dat vind ik een spijtige zaak – dat we op dit moment eigenlijk heel weinig harde cijfers hebben over hoe groot het probleem is. Ik zie zelf her en der bijlesbedrijfjes als paddenstoelen uit de grond schieten. Dat is voor mij natuurlijk een indicatie dat daar een publiek voor is en dat daar een verdienmodel achter zit. Het probleem is alleen dat het publiek inderdaad selectief is. Niet alle ouders kunnen 750 euro op tafel leggen voor een bijlessenpakket Frans, om maar een voorbeeld te geven.
U zegt het zelf altijd: meten is weten. Ik denk dus dat het in eerste instantie goed is dat we een beter zicht krijgen op het probleem. Valt het niet te overwegen om binnen dat onuitspreekbare onderzoeksprogramma eens te kijken of er, uiteraard in samenspraak met bijvoorbeeld iemand als professor De Witte, geen breder onderzoek kan worden gevoerd naar deze praktijk?
Dan hoor ik uw opmerkingen over ouderlijke verantwoordelijkheid. U weet dat wij vinden dat ouders in de mate van het mogelijke hun kinderen natuurlijk altijd moeten steunen in hun leertraject. Tegelijkertijd vinden wij, socialisten, dat de school net bij uitstek de plaats is waar je thuismilieu zou moeten kunnen worden uitgeschakeld. Ook als je ouders niet de capaciteiten hebben om je te helpen met je huiswerk en om bij te leren, is het de school die daar de rol van emancipatiemachine overneemt. Ik vind in ieder geval dat we niet van ouders kunnen verwachten dat zij gaan compenseren voor een structureel lerarentekort. Want zoals ook professor De Bruyckere aangeeft, is het geen toeval dat het aantal ouders dat op zoek gaat naar bijles, boomt op het moment dat het lerarentekort groter is dan ooit. Ouders merken gewoon dat er structurele leerachterstand is, omdat er soms weken of maanden geen leerkracht voor de klas staat. En dus proberen zij hun kinderen op eigen initiatief te laten bijspijkeren.
Tot daar mijn analyse. Laten we het ook over oplossingen hebben. Het moet heel duidelijk zijn dat wij sowieso vinden dat leerachterstand in eerste instantie op school, in de klas, moet worden bijgespijkerd en dat dat lerarentekort dus de grote werf is en blijft. Die discussie gaan we vandaag niet opnieuw voeren. Ik heb u ook altijd gezegd dat die zomerscholen wat mij betreft op zich een goed initiatief zijn, op voorwaarde dat u er ook in slaagt om dat lerarentekort beter aan te pakken.
Een initiatief waarover we het veel minder hebben, is Leerbuddy Vlaanderen. Ik vind dat ook een heel interessante piste om aan leerachterstand te werken zonder ervoor te moeten betalen, waartoe iedereen dus toegang heeft. Ik profiteer van deze gelegenheid om nog eens te vragen hoe het daarmee staat. Wat zijn hiervoor de plannen?
In dat model worden scholen ondersteund om hun buddywerking uit te werken, zoals Mohamed Ridouani dat bijvoorbeeld gedaan heeft in Leuven. Daarbij worden leerlingen die het thuis niet breed hebben, gematcht met een student, een gepensioneerde leerkracht of een andere expert die hen helpt met de vakken waarmee ze worstelen. Dat vind ik een heel sociaal en verdedigbaar model als alternatief voor die toch wel commercieel geïnspireerde bijlesindustrie die we nu een hoge vlucht zien nemen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de eerste stap is volgens mij degelijk onderwijs op school tijdens de schooluren. Dat is de basis. Ik denk dat we daar met deze regering op inzetten.
Ik stel ook vast dat het bijlesaanbod er is en dat ouders daarop ingaan. Sta me toe te zeggen dat ik niet inzie hoe een verbod op bijlesonderwijs zou kunnen worden georganiseerd, laat staan gecontroleerd. Daar heb ik echt geen idee van, als er al partijen zouden zijn die daarop willen aansturen. Collega’s, als ouders daarin willen investeren, dan zal dat zo zijn. En als het niet bij ons kan, dan steken ze wel de grens over of wordt het online gedaan via Teams. Ik denk dat het ijdele hoop is om te denken dat we dat ooit kunnen verbieden.
Waar ik wel op hoop, is dat het onderwijs tijdens de schooluren wel kwalitatief is. Enkele van mijn oud-collega’s hebben ondertussen zo’n bijlesbedrijf. Als ik hun vraag wat ze daar eigenlijk geven, is het antwoord: “We geven les.” Ze geven gewoon les. Wat ze op school volgens het leerplan niet meer mogen, dat geven ze in de bijles. Het blijkt dat kinderen daarbij gebaat zijn. Die kinderen gaan niet zelf van alles ontdekken of spelenderwijs leren, maar krijgen gewoon les. Het is niet zo dat ze geen formules of definities meer moeten kennen, ze krijgen gewoon les. Ze krijgen ook dril: altijd opnieuw dezelfde oefeningen tot ze het kunnen. Dat gebeurt in die bijles.
Bij dezen wil ik dus aangeven, ook aan allerlei pedagogische instanties die allerlei nieuwlichterij en andere methoden loslaten op leerkrachten, die leerkrachten dan moeten uitvoeren onder het motto van vrijheid, dat dit niet werkt.
Ik stel vast dat dit ook uitbreiding neemt bij logopedisten. Eergisteren nog zei een logopediste me dat ze eigenlijk gewoon onderwijst in technisch lezen omdat dat op school niet meer gegeven wordt, niet omdat er een leesprobleem is. Collega’s, eigenlijk zou dat moeten gebeuren in de les op school en niet in de bijles. Maar sommige zaken gebeuren niet meer op school omdat sommige pedagogische methoden daar niet meer op aansturen.
Collega’s, tot spijt van wie het benijdt: over pedagogische methoden hebben wij in dit gebouw en in onze functie niets te zeggen. Dus wil ik een oproep doen, een appel aan scholen en leerkrachten: geef les en geef goed les, zodat het lesgeven niet verdwijnt naar buiten de scholen omdat in scholen methoden worden gebruikt die te weinig effect hebben.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, soms wordt er op school geen les gegeven omdat er nu eenmaal geen leerkracht is. Ik denk dat dat ook wel een realiteit is. Dan is het gemakkelijk om kinderen in de studie te zetten en te verwachten dat ze dat allemaal zelf leren. Dan is het normaal dat sommige ouders ervoor kiezen om de beste kansen voor hun kinderen te willen realiseren.
Alleen is het jammer dat niet iedereen dat kan betalen. Daarom blijven wij er ook altijd voor pleiten om de fundamentele opdracht van elke school te vrijwaren, om ervoor te zorgen dat elk kind maximaal de onderwijsdoelen haalt.
Ik heb twee concrete vragen. De eerste vraag is ook naar het onderzoek dat misschien nog te weinig is gefocust op deze problematiek. Ten tweede, in alle andere vragen over bijlessen heb ik ook altijd de link gelegd met Leerbuddy Vlaanderen en ik had al genoteerd om hierover tussen te komen. Dus ik ben ook benieuwd naar de stand van zaken daarvan.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat meer zicht op de materie betreft, hadden we ook eens overwogen om het een en het ander effectief in te passen in het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO). Toen vernamen we dat ook van de studie en steekproef van professor De Witte, maar daaromtrent gaan we kijken of daar ondertussen nog meer werk verricht is.
Ik geef u ook ter overweging mee wat de Commissie Beter Onderwijs ter zake had meegegeven. Ik citeer: “Onderzoek wijst uit dat schaduwonderwijs minder te maken heeft met de ondersteuning van leerlingen die echt hulp nodig hebben en die op school niet vinden, dan wel met het behoud van een competitief voordeel van reeds succesvolle leerlingen uit de begoede middenklasse.” Dat is dus wel een andere invalshoek.
Ook daarnaar verwijzend en gewag makend van een verbod: we gaan toch niet verbieden dat kinderen meer willen leren, of dat ouders willen dat kinderen meer kunnen leren, of dat ouders willen dat kinderen beter worden voorbereid op hoger onderwijs bijvoorbeeld, maar evengoed op een nieuwe studierichting die ze inslaan. Het signaal dat we bijna gaan verbieden om extra te leren, zou ik nu absoluut niet willen geven.
Wat de vragen betreft rond Leerbuddy Vlaanderen en de tutoring: Leerbuddy Vlaanderen had twee voltijdsequivalenten om de goede praktijken en bestaande samenwerkingsverbanden verder te verspreiden, waarbij u er ook een hebt vernoemd, waarbij er inderdaad, zoals ook in Leuven, een goed project werd opgesteld.
Ik had ook altijd vooropgesteld dat ik niet vind dat we daar onderwijsmiddelen tegenaan moeten gooien, maar dat we er wel voor kunnen zorgen dat de goede praktijken aan lokale besturen worden aangediend, zodoende dat ze daar snel kunnen instappen en snel gebruik van kunnen maken.
Wat we wel doen op vlak van tutoring – heel specifiek richting de lerarenopleiding maken we zo’n 200.000 euro vrij – is dat we het mogelijk maken dat er zo vanuit de lerarenopleiding ook leraren in opleiding verantwoordelijkheid gaan dragen in het kader van de tutoring, en dat ze heel gericht zorgen voor begeleiding waar nodig. Dat versterkt natuurlijk ook de betrokken leerkrachten zelf. Het maakt dat ze beter voorbereid zijn op de realiteit van de klas, en ook beter kunnen omgaan met diversiteit en nog een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van diegenen die het juist extra nodig hebben.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, ik heb hier niemand horen spreken over een verbod op bijlessen. Voor mij is het heel simpel: onderwijs is de kansmachine. Elk kind verdient een eerlijke kans om iets van zijn leven te maken, om zijn talenten te ontwikkelen, en dat mag niks te maken hebben met wie je ouders zijn en wat ze verdienen. Ik kijk gewoon naar evoluties op het terrein en ik zie dat steeds meer kinderen een beroep doen op bijles. Ik weet wat die bijlessen kosten. Het is niet zo heel moeilijk om tot de conclusie te komen dat de ongelijkheid alleen maar groter aan het worden is, want je ouders moeten kunnen betalen om bijles te volgen. En dat het aantal bijlessen toeneemt, zoals professor De Bruyckere aangeeft, zou toch wel iets te maken kunnen hebben met het feit dat er gewoon een lerarentekort is en dat ouders vaststellen dat hun kinderen gewoon niet altijd de lessen krijgen die ze zouden moeten krijgen.
Bon, ik ben blij dat u tenminste wilt overwegen om extra onderzoek te laten voeren, ook naar wat inderdaad de beweegredenen van ouders zouden zijn. Of het is om bij te spijkeren of om comparatief voordeel te behouden, dat interesseert me eigenlijk niet. Ik wil gewoon weten wat de situatie vandaag is.
Twee, als het gaat over oplossingen hoor ik hier weer spreken over de verantwoordelijkheid van de ouders en de verantwoordelijkheid van de koepels. Die is er uiteraard wel, maar er is uiteraard ook zoiets als de verantwoordelijkheid van het beleid, als de verantwoordelijkheid van deze regering om het lerarentekort aan te pakken. Want we zijn het eens: uiteraard moet de leerachterstand in de eerste plaats op school, tijdens de uren, in de klas aangepakt worden, maar dan moet je natuurlijk een leerkracht hebben om het te doen. Ze zijn er vandaag gewoon niet.
Mijn vraag is vooral dat we als overheid het initiatief nemen om zelf te zorgen voor een betaalbaar alternatief voor een commerciële bijlesindustrie die steeds groter wordt. Minister, dan vind ik uw antwoorden als het gaat over Leerbuddy Vlaanderen veel te vrijblijvend. U hebt het daar over good practices die verspreid kunnen worden, lerarenopleidingen die kunnen instappen, terwijl we, voor mij, moeten gaan naar een model waarbij je fundamenteel durft na te denken over hoe je als overheid een brede schoolwerking in elke gemeente ontwikkelt waarin zo’n buddywerking ook een structureel onderdeel is van je buitenschools aanbod, met een regierol voor elk lokaal bestuur.
Het lijkt me ondertussen ook duidelijk dat daar deze legislatuur niet veel meer gaat bewegen. Ik vind dat gewoon heel jammer voor al die leerlingen die vandaag die bijlessen niet kunnen betalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.