Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over onwettige afwezigheden net voor of na een schoolvakantie
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, elk jaar zien we bij het einde van het schooljaar hetzelfde fenomeen: leerlingen die op reis vertrekken nog voor de laatste schooldag is gepasseerd. Dat aantal neemt blijkbaar toe. Zo wordt vastgesteld dat er in juni 2022 11.142 kinderen, of 2,4 procent van de Vlaamse leerlingen in het lager onderwijs, op reis vertrokken in de laatste week van het schooljaar. In het schooljaar 2018-2019 was dit percentage nog 1,9 procent. Ook dit schooljaar zien we dit fenomeen. Scholen omschrijven dat als een teken van weinig respect voor de leerkrachten. Minister, u hebt er ook al op gewezen dat het schooljaar duurt tot de laatste schooldag.
Nu, ik denk dat de eerlijkheid ons ook gebiedt te zeggen dat het een wat ambivalente situatie is. De laatste week van het schooljaar krijgen ouders immers te horen, soms ook in de lagere school, dat die week wordt gebruikt om de banken te poetsen, film te kijken of veel buiten te spelen op de speelplaats. Inhoudelijk komt er eigenlijk geen of heel weinig leerstof aan te pas. Collega’s, ik maak bewust een onderscheid tussen secundair onderwijs en lagere scholen, omdat we in secundair onderwijs veelal nog met deliberaties en met verschillende examenvormen zitten. Maar ook daar zien we dat de leerlingen in die laatste week thuis zijn en dat er op zich geen activiteiten meer gepland zijn, enkel nog het rapport ophalen.
In het kader van het lerarentekort en de huidige toenemende leerachterstand lijkt het ons wel cruciaal om de lestijd zo maximaal mogelijk te gebruiken. Begrijp me niet verkeerd, ik zeg hier niet dat er geen tijd mag zijn voor deliberatie of andere curriculaire activiteiten, die niet echt les zijn, maar andere zaken die ook bijdragen tot de ontwikkeling van kinderen – die nog altijd een meerwaarde hebben om te leren. Enerzijds is het onderscheid tussen schooltijd en vakantie er wel nog altijd. En het is ook belangrijk dat we ouders een reden geven om niet vroeger op vakantie te vertrekken, want als we zeggen dat die laatste week er alleen is om het rapport af te halen, geeft dat ons en de scholen weinig kracht om te zeggen dat die week toch nog zinvol is, hetzij pedagogisch, hetzij sociaal.
En dus, minister, heb ik toch de volgende vragen. Hoe staat u tegenover het feit dat de laatste week van het schooljaar gebruikt wordt om te spelen of op te ruimen en dat ouders dat dan gebruiken als argument om vroeger op reis te vertrekken? Waarbij de scholen dan weer zeggen dat ze de laatste week niets meer doen, want ze hebben niet meer alle ouders daar. Wat ze dan nog zouden geven of doen, heeft geen effect. Die twee zaken grijpen dus in op elkaar en versterken elkaar. Op welke manier kunnen we die twee fenomenen, die op elkaar ingrijpen, afremmen? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de schooltijd maximaal gebruikt wordt, zodat ouders minder geneigd zijn om reeds op vakantie te vertrekken? Kunt u, samen met de partners, misschien een inspiratiegids maken voor activiteiten in de laatste week? Ik stel vast dat Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS), maar ook andere, externe organisaties, worden aangewend in die laatste week om – bijvoorbeeld in het secundair, wanneer er deliberaties zijn – toch nog activiteiten te doen, sociale activiteiten, ruimere activiteiten, met leerlingen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag over de onwettige afwezigheid voor en na een schoolvakantie. Steeds meer leerlingen zijn in de weken net voor of na een schoolvakantie onwettig afwezig, zo berichtten de media een paar weken terug. Cijfers voor de laatste week van dit schooljaar zijn nog niet beschikbaar – misschien kunt u daar een tipje van de sluier oplichten, minister – maar scholen signaleren dat de stijgende trend zich voortzet. In de laatste week van het schooljaar 2018-2019 was gemiddeld 1,9 procent van de leerlingen in het lager onderwijs onwettig afwezig. Drie jaar later, in de laatste week van juni 2022, ging het al om 2,4 procent of 11.142 kinderen.
Volgens socioloog en spijbelexpert Gil Keppens is de groep leerlingen die net voor of na de schoolvakanties onwettig afwezig is, een heel heterogene groep, maar iedereen doet het grotendeels om dezelfde reden: de reistickets zijn goedkoper buiten de schoolvakanties. Ook zou de coronacrisis nog altijd een effect hebben, in die zin dat het aantal problematische spijbelaars sindsdien ook gestegen is.
Vandaar de volgende vragen, minister. Hoe kijkt u naar de stijgende trend van leerlingen die net voor of net na een schoolvakantie onwettig afwezig zijn? Gebeurde er al een analyse van de cijfers van de onwettige afwezigheden tijdens de weken voor en na elke schoolvakantie? Welke conclusies werden daaruit getrokken? Ging u eerder al in gesprek met de koepels van ouderverenigingen om deze problematiek aan te kaarten? Hoe zult u scholen ondersteunen om luxeverzuim te helpen tegengaan?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is duidelijk: elk kind dat is ingeschreven in een erkende Vlaamse school, wordt geacht aanwezig te zijn van de eerste tot en met de laatste dag van het schooljaar. Op reis gaan buiten de schoolvakanties kan op geen enkele manier worden beschouwd als een vorm van gewettigde afwezigheid. Elk geval van luxeverzuim is een vorm van spijbelen en elk geval van spijbelen is er een te veel. Zeker in tijden waarin we bekommerd zijn om de onderwijskwaliteit en om leerachterstand kunnen we ons dat niet permitteren.
Het kader rond de opvolging van problematische afwezigheden past binnen het beleid op leerlingenbegeleiding van elke school in Vlaanderen. Scholen zijn in eerste instantie verplicht om de exacte reden van de vastgestelde afwezigheid na te gaan en in communicatie te treden met de betrokken leerling en/of de ouders vanaf de eerste geregistreerde afwezigheid. Maar hoewel het registreren en opvolgen van afwezigheden in de eerste plaats een taak van de school is, moeten we er ook rekening mee houden dat evaluatieperiodes bijzonder veel tijd en energie vergen van scholen. Dat is gewoon de realiteit.
De lesdagen tussen het laatste examen en het begin van de vakantie worden in het secundair onderwijs als evaluatiedagen beschouwd, tenzij op die dagen onderwijsactiviteiten worden georganiseerd. Tijdens evaluatiedagen kunnen scholen kiezen voor een regeling waarbij de leerlingen enkel tijdens examens, proeven of evaluatiegesprekken op school aanwezig moeten zijn. Als de ouders niet akkoord gaan met de beperkte aanwezigheid van hun kind op school, dan is de school ertoe verplicht om in opvang te voorzien zoals op gewone lesdagen. Een zinvolle invulling van de opvang van leerlingen kan er natuurlijk ook toe bijdragen dat ouders daar maximaal gebruik van maken en dat ze die optie benutten. Ik denk dat scholen dat het beste kunnen aanmoedigen door ouders en leerlingen te betrekken bij de keuze van invulling van die opvang in die laatste week. Daarom is het schoolbestuur verplicht om vooraf over de invulling van de opvang te overleggen met de schoolraad. Het is misschien interessant om er in die periode ook voor te zorgen dat het een attractief aanbod betreft, met pedagogische meerwaarde, waardoor je het ook aantrekkelijker maakt voor iedereen om er gebruik van te maken en om te motiveren in functie van de activiteit in kwestie.
In het basisonderwijs kunnen scholen trouwens enkel op de laatste schooldag voor de zomervakantie de lessen een halve dag schorsen om bijvoorbeeld oudercontacten te kunnen inrichten. De regelgeving is dus duidelijk onderscheiden, maar ze biedt wel de nodige ruimte aan scholen om de onderwijstijd zoveel als mogelijk in te vullen met onderwijsactiviteiten, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Ik raad alle scholen dan ook ten zeerste aan om die onderwijstijd zo maximaal mogelijk te benutten, en om ouders dus ook niet de mogelijkheid of het argument te bieden om te kunnen zeggen: “We kunnen vroeger op vakantie vertrekken, want er wordt toch geen pedagogische meerwaarde meer aangeboden.” Dat moeten we vermijden.
Inderdaad, wij vinden het geen uiting van respect namens de ouders ten opzichte van de leerkrachten, maar we moeten ook zo maximaal mogelijk vermijden dat de kat bij de melk wordt gezet, en zorgen dat er geen aanleiding of excuses of drogredenen gecreëerd worden om voor zichzelf te kunnen verantwoorden waarom men het nuttige aan het aangename koppelt.
De ouderlijke verantwoordelijkheid is in dezen dus ook wel essentieel. Het gaat tenslotte over spijbelen, en over het naleven van afspraken. Ik denk dat je als ouder ook goed moet beseffen dat, wanneer je zelf de boodschap geeft aan je kind, aan de leerling, dat een beetje spijbelen best oké is, en dat een beetje de regels overtreden best oké is, je heel het nut van regels en afspraken in twijfel trekt. Die attitude geldt dan zowel voor de laatste vakantieweek als voor andere dagen, en dan ga je zelf ook de waarde van lestijd in twijfel trekken.
Ik vind het daarom ook belangrijk om te benadrukken dat de engagementsverklaring die wordt aangegaan bij het ondertekenen van het schoolreglement door de ouders, geen vrijblijvend gegeven is. Het ondertekenen van het schoolreglement bij de inschrijving van een leerling impliceert automatisch dat ouders zich akkoord verklaren met die afspraken en zich ook verbinden betreffende de naleving van die bepaling.
Ik vind meer dan ooit dat ouders verantwoordelijk moeten worden geacht voor het maximaliseren van de onderwijskansen, dus dat ze zelf nog iets meer doen boven op de inspanningen van de school. In dezen is het omgekeerde het geval, namelijk dat de inspanningen van de school straal genegeerd worden. We moeten bekijken hoe we een stap verder kunnen gaan dan louter die engagementsverklaring om ouders daartoe aan te zetten.
Ik heb daaromtrent al actief met ouderkoepelverenigingen samengezeten. In de vorige beheersovereenkomst, dus de eerste die ik heb kunnen sluiten in 2019 en die tot 2021 loopt, was er actief aandacht voor de preventie van spijbelen en schooluitval. In het kader van de nieuwe beheersovereenkomst, die van 2022 tot 2024 loopt, hebben de ouderkoepelverenigingen zich opnieuw geëngageerd om te werken rond spijbelen en schooluitval. Daarnaast is het hun taak om in dat kader te sensibiliseren en ouders rechtstreeks aan te spreken over het belang van voldoende of regelmatige aanwezigheid van hun kinderen en het voorkomen van spijbelgedrag via hun geijkte communicatiekanalen. Ik denk dat daar nog marge voor verbetering is, maar we moeten scholen ook diets maken dat zij er alle baat bij hebben om die laatste week meer gestalte te geven aan de invulling, zeker in samenspraak, via de schoolraad, met de leerlingen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord en duidelijke boodschap. Elke vorm van spijbelen is er een te veel. Dat is een verantwoordelijkheid van de ouders, en er is geen enkele verzachtende omstandigheid waardoor een beetje spijbelen oké zou zijn. Als ik denk aan het latere leven, kun je op je werk ook niet zeggen dat je vandaag niet komt werken omdat het wat minder gaat. Je kunt ook niet twee dagen onwettig afwezig zijn omdat je dan goedkopere tickets kunt kopen. Minister, dat signaal is absoluut belangrijk en duidelijk.
Maar het is ook belangrijk om aan de school het signaal te geven daar niet aan toe te geven en om in die laatste week niet de redenering te maken om niets te organiseren omdat er veel afwezigheden zijn. Er zijn scholen die zeggen dat ze de eerste week van september inhoudelijk niet veel doen, doordat een aantal leerlingen nog op vakantie zijn. Dat is natuurlijk de kat bij de melk zetten, en dat moeten we niet doen, net zoals u zegt.
Het is dus een signaal aan de scholen om de laatste week te gebruiken om nog zinvolle zaken te doen en met de schoolraad afspraken te maken. Ik vind het goed dat u de ouderkoepelvereniging betrekt bij preventie van spijbelen en schooluitval en dat zij daar ook hun verantwoordelijkheid nemen naar de ouders, en niet altijd extern attribueren. De ouders moeten ervoor zorgen dat het kind er is. Ik herinner me het debat over het inkorten van de schoolvakantie. Laat ons op zijn minst alle schooltijd die er is, maximaal gebruiken door er te zijn en elke dag een zinvolle invulling te geven. Als we dit signaal vanuit deze commissie kunnen geven, over meerderheid en oppositie heen, dan zal dat een niet onbelangrijk signaal naar volgend jaar toe zijn.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik kan eigenlijk aansluiten bij de reactie van collega Daniëls. Het is belangrijk om de onderwijstijd maximaal te benutten. Respect voor onderwijs vanuit de ouders is belangrijk, maar het is ook nodig dat men vanuit de school zelf een goed en degelijk aanbod heeft, ook in die laatste weken.
Ik denk dat er ook in het secundair nog kansen zijn, eventueel in samenwerking met lokale besturen. Er is zoveel vrijwilligerswerk te doen, dus ik denk dat men van alles kan bedenken dat een pedagogische meerwaarde heeft. Er zijn een aantal mooie voorbeelden die ik zeker in de kijker zou zetten.
Wat de engagementsverklaring betreft, denk ik dat het belangrijk is om te duiden dat als ouders een handtekening zetten, dat niet zomaar een vrijblijvende handtekening is, maar dat men daarmee een verbintenis aangaat met de school en dat dat ook betekent dat het kind aanwezig is op de momenten dat het aanwezig moet zijn. Het is goed dat er wordt samengewerkt met de ouderkoepelverenigingen. Ik hoor u zeggen dat er nog marge is voor verbetering. Kan dat concreter worden gemaakt? Wat bedoelt u daar exact mee en waar denkt u dan precies aan?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik herinner mij dat dat, toen we zelf nog op school zaten, ook vaak gebeurde. Ik zie dat vandaag nog altijd. Ik zie bijvoorbeeld in het lager onderwijs heel veel kinderen die in de voorlaatste weken en de week daarvoor allerlei herhalingstoetsen krijgen. Die krijgen daar ook een apart rapport van na het derde en vierde studiejaar. Dan hebben ze gedurende die tijd als jonge gastjes extra inspanningen moeten doen. Dan wil men het in die laatste weken wat rustiger en speelser aanpakken richting de vakantie, wat ik langs de ene kant begrijp.
Tegelijk zijn de meeste leerkrachten nog bezig, ofwel met het verbeteren, ofwel met ouderavonden te organiseren. Dat moet ook allemaal tijdens die laatste week. Dat gebeurt dan ’s morgens, ’s middags en ’s avonds, om iedereen binnen te krijgen. Je moet ook tegenwoordig rekenen dat als je twintig leerlingen in je klas hebt, de kans reëel is dat je dertig of meer ouders in je klas krijgt, om de eenvoudige reden dat er heel veel gescheiden koppels zijn.
Als je dan mensen hebt die inderdaad een dagje vroeger vertrekken, is dat dan compleet onbegrijpelijk? Ik moet u eerlijk zeggen: ik vind spijbelen ook verkeerd, maar ik zie dat minder als spijbelen dan het typische spijbelgedrag tijdens het jaar, waarbij er veel verloren gaat, omdat alles dan al gedaan is.
Ofwel moeten we naar een ander systeem, waarbij je inderdaad een extra invulling geeft aan de laatste dagen, maar normaal gezien valt alles na die examens wat stil. Dat is gewoon de realiteit. Ofwel moet je kijken in welke mate je die laatste dagen gebruikt om met zorgleerkrachten in te zetten op het extra bijspijkeren van wat er tijdens de herhalingstoets naar voor gekomen is, en op het voorbereiden op vakantietaken, om de leerlingen die achterlopen in een juiste richting te duwen en ze al een voorbereiding te geven om tijdens de zomer aan te werken.
Maar als het gewoon gaat over een dagje naar de zoo gaan, of een dagje dit of dat, dan moet ik u eerlijk zeggen dat ik het niet compleet onbegrijpelijk vind dat mensen zeggen dat ze twee dagen vroeger vertrekken, de helft van de prijs betalen en geen files hebben. Dat is niet compleet onlogisch. Tenzij we daar inderdaad met de verschillende inrichtende machten over van gedachten wisselen, vind ik dat niet zo’n absurd idee.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat ik bedoelde met verbeteringsmarge, ging niet over de samenwerking met de ouderkoepelvereniging, maar eigenlijk in concreto had ik het meer over het uitwisselen van goede praktijken, het kenbaar maken daarvan. Ik denk dat er wel mogelijkheden zijn, met enige zin voor creativiteit.
Er zijn heel veel scholen die dat ook effectief doen, die van die gelegenheid gebruikmaken om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de vijfde en zesdejaars geresponsabiliseerd worden, zodat zij ook eens mogen lesgeven aan de leerlingen uit een lager jaar, zodat je het mogelijk maakt dat de derdejaars uitleggen aan de tweedejaars waaraan ze zich mogen verwachten in het volgende schooljaar, waarop ze moeten letten, zodat ze voor zichzelf de denkoefening kunnen maken over wat voor hen de grootste verandering was in de overgang van het ene naar het andere jaar, zodat ze kunnen nadenken wat tips en tricks zijn die zij kunnen meegeven. Ik zeg maar wat.
Het is misschien ook een mogelijkheid om kennis te maken met het lokale verenigingsleven, sportclubs, en hun aanbod. Het is misschien ook een mogelijkheid in die week om aan de slag te gaan met sportkompassen, bijvoorbeeld in het basisonderwijs, of om te participeren aan een talentcenter, wat we nu hebben ontwikkeld in de tweede graad secundair onderwijs. Er zijn dus wel wat mogelijkheden.
Dat is maar een beperkte denkoefening, natuurlijk. Ik denk dat heel wat schoolexperten op dat vlak nog veel creatiever zijn. Maar we proberen dus vooral in die richting, om een positief aanbod te formuleren dat inderdaad niet klassiek schools is, dat boeiend is, en waarbij je misschien de leerlingen zelf enige verantwoordelijkheid kunt geven, en dan zeker in de derde graad secundair onderwijs.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. U eindigt met mijn derde vraag, of u samen met de partners kunt voorzien in een inspiratiegids voor activiteiten in die laatste week. Ik denk dat dat echt zinvol kan zijn, want ik zie op scholen zeer interessante zaken. Ik heb een school gezien die bijvoorbeeld een quiz had georganiseerd met leerlingen uit verschillende graden lager onderwijs, een quiz gebaseerd op de leerstof, maar ook met praktische oefeningen in voor de gasten van het zesde jaar die naar het technisch onderwijs gingen. Het was dus niet alleen denkwerk, maar ook zaken rond tekenen, muziek, lichamelijke opvoeding en techniek. Die quiz was eigenlijk een grote herhaling, zonder dat de leerlingen doorhadden dat het een grote herhaling was. Ik zie ook scholen die van alles rond sport doen, in elk geval zaken die de leerlingen niet willen missen als de ouders zeggen dat ze een dag vroeger gaan vertrekken. Dat zie ik in een aantal scholen en dat geeft ook het signaal aan ouders. Voor mij gaat dat rond bewustmaking over die laatste schooldagen, want wij doen hier ook de oproep dat ouders op oudercontacten en rapportafhalingen zijn. Ouders die zeggen dat ze er niet naartoe gaan omdat het enkel om dat rapport af te halen en voor dat oudercontact is, missen we dan opnieuw. Dat is ook heel frustrerend voor scholen en voor leerkrachten die er hun tijd in steken. Ik denk dat we daar op de twee zaken moeten inzetten, minister. We moeten voortgaan op de ingeslagen weg en het voorstel dat ik deed rond de inspiratiegids waarmaken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik ga er zeker mee akkoord om die good practices te bundelen. Ik kan al een voorbeeld meegeven. Bij ons hebben we bijvoorbeeld het deeltijds kunstonderwijs dat dan ook de deuren openzet of naar de scholen zelf toestapt om daar een kennismaking te realiseren. SportKompas kan inderdaad ook hetzelfde. Misschien is het een ideetje om onze onderwijsambassadeur aan het werk te zetten en al die good practices te bundelen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.