Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, veel jeugdwerkers zijn momenteel met andere dingen bezig, namelijk met de essentie van wat zij heel graag doen: activiteiten, zomerkampen en andere dingen organiseren voor kinderen en jongeren. Als we de jongeren die actief zijn in het jeugdwerk moeten typeren, denken we in de eerste plaats spontaan aan enthousiasme, creativiteit, sociale vaardigheden, verantwoordelijkheidszin, en vaak wat minder aan administratief secuur of boekhoudkundig vernuftig werken. Nochtans zien we steeds meer dat dergelijke competenties eigenlijk simpelweg verwacht worden van die jongeren of dat ze een evidentie moeten zijn om hun rol als jeugdwerker op een goede manier te kunnen invullen.
Ik geef een aantal voorbeelden om dat wat zichtbaarder te maken, ook voor de collega’s. Stel, je wilt je enkele weken van je zomervakantie engageren en uitleven als monitor op het lokale speelplein. Het is uiteraard supertof dat je dat wilt doen, maar gelieve dan eerst wel een uittreksel uit het stafregister af te leveren. In het merendeel van de gemeenten is dat een heel simpel werkje, via elektronische weg, tot je eraan begint. Je moet misschien een scroll-downmenu krijgen waarop je moet aanduiden welk uittreksel je juist wilt: model artikel 595, model 596.1 of model 596.2. Je moet inloggen met je e-ID of via itsme, maar dan moet de ondertekenfunctie op je e-ID-kaart geactiveerd zijn of moet je klant zijn bij een van de vier grootbanken. Lukt het niet elektronisch, dan kun je ook een afspraak maken aan het loket tijdens de beperkte openingsuren, die veelal samenvallen met je lesuren.
Maar er zijn ook andere dingen. Je wilt meer beslagen op het ijs komen als jeugdwerker en schrijft je in voor een vormingscursus. Dat is supertof en je leert er uiteraard heel veel van bij. Dat weten we hier allemaal, collega’s. Maar na afloop van je stage moet je dan wel dat kampboekje zien terug te vinden onder in je rugzak, als het die plensbui of het slotkampvuur heeft overleefd, en op zoek gaan naar de inloggegevens voor die site waar je je vormingsattest kunt downloaden.
Een derde voorbeeld: je bent bereid nog meer tijd in je jeugdbeweging te steken en je wordt hoofdleider. Je krijgt er dan meestal de dankbare en nobele taak bij om te zorgen voor de fiscale attesten voor de ouders die hun kinderen aan je toevertrouwen. Je gunt die mensen uiteraard hun fiscaal voordeel – dat is ook belangrijk voor veel gezinnen – ook al heb je op dat moment, als 18-, 19- of 20-jarige, zelf relatief weinig affiniteit met aftrekposten op je belastingformulier. Je mag dus beginnen met het verzamelen van rijksregisternummers, om die foutloos in te geven in de Belcotax-on-webapplicatie. Je mag ouders in bepaalde gevallen gaan uitleggen wat een rijksregisternummer is en waar ze dat kunnen vinden. Andere ouders mag je dan weer uitleggen waarom jij hun dergelijke privacygevoelige informatie durft te vragen.
Nog een laatste voorbeeld: je hebt de smaak te pakken en je ziet het nog groter. U ziet het, collega’s, we groeien op als jeugdwerker. Met je groep heb je bouwplannen of wil je een groot festival op poten zetten. Dat doe je veiligheidshalve het best onder een vzw-structuur. Maar begin dan maar aan die structuur. Begin de ellenlange checklist maar af te vinken. Zorg ervoor dat het UBO-register (Ultimate Beneficial Owners) perfect is ingevuld, identiek aan de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). En vergeet ook je aangifte voor de patrimoniumtaks niet op te sturen. Of beter, vergeet geen postzegels te gaan kopen om de aangifte op te sturen, want dat is de enige manier waarop het kan gebeuren.
Minister, uiteraard besef ik, als ik deze vraag aan u stel, dat het niet over exclusief Vlaamse hinderpalen gaat, maar u bent hier wel minister van Jeugd, met een groot hart voor het jeugdwerk, zoals wij allemaal hier. Ik spreek u dus aan als minister van de Vlaamse jeugdwerkers om dat soort hinderpalen voor de jeugdwerkers te helpen wegwerken en een meer jeugdwerksensitief beleid in andere domeinen mogelijk te maken, om op die manier de administratieve hinderpalen te beperken.
Erkent u dat de administratie die komt kijken bij een engagement in het jeugdwerk, vaak een hoge of te hoge graad van digitale geletterdheid en boekhoudkundig inzicht vergt?
Acht u het nuttig dat op nieuwe regelgeving een jeugdwerkershaalbaarheidstoets wordt toegepast?
Hoe kunt u de administratieve complexiteit verminderen? Welke initiatieven wilt u daartoe nemen binnen uw eigen regelgeving? En welke initiatieven wilt u daartoe nemen richting uw federale collega's en de lokale besturen?
Hoe kunnen jongeren die een engagement in het jeugdwerk opnemen, beter ondersteund worden bij dit soort administratieve taken? Hoe kan er in de procedures meer mildheid ingebouwd worden voor vergetelheden of slordigheden? Want ik weet niet hoe het bij u was, minister, maar ik weet nog hoe ik was toen ik 18, 19 jaar was. En misschien ligt het aan mij, maar dit was alleszins niet hetgeen waar mijn energie het meest naartoe ging, noch waar mijn vaardigheden het meest lagen.
Minister Dalle heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, dank u wel voor de vraag over iets wat belangrijk is in ons beleid, namelijk het vermijden en het verminderen van administratieve overlast, ook weleens regulitis genoemd. We zijn daar al een tijdje mee bezig en we proberen dat allemaal gezamenlijk te doen, en dat is inderdaad niet eenvoudig. We zijn ook afhankelijk van de wetgeving op andere niveaus.
Want hoewel experimenteren eigen is aan het jong zijn, is het echter ook belangrijk te benadrukken dat sommige vormen van regelgeving, alsook het delen van data voor kennisoverdracht, noodzakelijk en soms ook billijk zijn. Een aantal voorbeelden die u in uw vraag aanhaalt, zijn misschien niet perfect gekozen, ik zal ze toch even nuanceren.
Wie een attest als animator in het jeugdwerk wil behalen, moet over de nodige competenties beschikken. Dat spreekt voor zich, daar worden hier ook regelmatig vragen over gesteld, bijvoorbeeld over integriteit, toch een actueel thema. Het trajectboekje waarin de deelnemers aan geattesteerde kadervorming hun progressie tijdens het traject bijhouden, is eigenlijk wel een laagdrempelig instrument dat de administratie in overleg met de jeugdsector ter beschikking stelt van de deelnemers en de jeugdorganisaties. Eens het traject is beëindigd, wordt het resultaat digitaal verwerkt en bijgehouden in de online KAVO-tool (kadervorming). Dat is ook noodzakelijk, denk ik, dat dat op die manier kan gebeuren.
Wie een jeugdlokaal wil bouwen, moet zich natuurlijk houden aan de bouwvoorschriften en de bijbehorende procedures die ook gelden voor andere verenigingen, gezinnen en bedrijven. Ik besef dat de meeste jonge vrijwilligers in de eerste plaats kinderen en jongeren een plezante vrije tijd willen bieden. Dat is de kerntaak van het jeugdwerk. Maar ook taken zoals het oprichten van een vzw met ondersteuning van een koepelorganisatie, of het indienen van een bouwaanvraag in overleg met het lokaal bestuur, bieden jonge mensen een gelegenheid om het voortouw te nemen in hun jeugdorganisatie. Die leerervaring is een van de kenmerken waarvoor we ons jeugdwerk roemen. Dat kan ook wel toegevoegde waarde hebben, al moeten we natuurlijk de procedureregels zo eenvoudig mogelijk proberen te houden.
Tot slot het punt over het strafregister. U weet dat ik de Vlaamse Regering heb voorgesteld – en dat de regering daarin is gevolgd – om vrijwilligers in het jeugdwerk vrij te stellen van het systematisch afleveren van een uittreksel uit het strafregister, precies om de regulitis op dat vlak niet te verhogen.
Dan kom ik bij uw volgende vraag. Nieuwe regelgeving beoordelen op het vlak van administratieve complexiteit en plan- en rapporteringslast is altijd een goed idee. Ik stel wel vast dat we daar een aantal belangrijke stappen in zetten. Ik geef het nieuwe Jeugddecreet graag mee als voorbeeld, dat recent definitief is goedgekeurd door de Vlaamse Regering en dat vlak na de zomer ook naar deze commissie komt. Een van de uitgangspunten daarbij was om de plan- en rapporteringslast voor de verenigingen te vereenvoudigen. En natuurlijk is er ook het kind- en jongereneffectrapport (JoKER), het instrument waarmee de eventuele impact van regelgeving op jeugdwerk onder de aandacht wordt gebracht.
Dan kom ik bij uw volgende vraag. Met de derde prioriteit in het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), het engagement in de samenleving door vrijwillige inzet, wil ik de maatschappelijke inzet van kinderen en jongeren erkennen, waarderen en stimuleren. Daar hoort ook inzicht in de administratieve complexiteit bij, identificeren wat nodig is en wat verbeterd kan worden.
In het licht hiervan bracht Hogeschool VIVES de bestaande drempels en administratieve druk op lokaal niveau voor vrijwillig engagement bij jongeren in kaart. Ook was er aandacht voor wat er geleerd kan worden uit lokale praktijken die met deze problematiek van regulitis aan de slag zijn gegaan, om zo andere lokale overheden te inspireren. Afgelopen jaar werden de resultaten en aanbevelingen in samenwerking met onder meer De Ambrassade en Bataljong via nieuwsbrieven, studiemomenten en opleidingen verspreid. Op die manier bereiken we meteen de juiste doelgroepen, met name jeugdwerkers, jeugdambtenaren en lokale besturen.
Dit onderzoek was ook een van de inspiratiebronnen voor een projectoproep die ik zeer recent lanceerde rond informeel vrijwillig engagement. Deze projecten moeten kunnen plaatsvinden in een regelluwe zone. De projecten zullen worden begeleid, om zo inzicht te krijgen in wat zowel op lokaal als Vlaams niveau nodig is om tot duurzame beleidsondersteuning te komen.
En ik heb er al naar verwezen: ook bij de totstandkoming van het voorontwerp van het nieuwe Jeugddecreet hebben we daar heel veel aandacht aan besteed. Als u wilt, kan ik een aantal elementen aangeven waar we daar ook specifiek aandacht aan besteden.
De ondersteuning van het lokale jeugdwerk is natuurlijk een bevoegdheid van de lokale overheden. Zij kunnen – dat is zeker – heel wat betekenen voor jonge vrijwilligers. Het onderzoek rond regulitis biedt handvatten en aanbevelingen om de ondersteuning af te stemmen op het vrijwillig engagement van jongeren. De vraag is eigenlijk wat je van jonge vrijwilligers mag verwachten en hoe je optreedt als ze niet aan die verwachtingen voldoen?
Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat er in de procedures al een zekere mildheid is ingebouwd en dat de rol van de jeugdambtenaar en het vertrouwen tussen de jongere en de lokale overheid enorm belangrijk zijn.
De nabijheid van de jeugddienst of jeugdambtenaar is hierbij van cruciaal belang. Dat vertaalt zich in heel concrete zaken: weten welk gezicht, welke stem, welk telefoonnummer bij de naam hoort. Zowel de jongeren als de jeugdambtenaren geven aan dat ‘elkaar kennen’ het begin is van een goede samenwerking.
Door actief te ondersteunen bij het invullen van formulieren en te wijzen op deadlines, mee deuren te openen naar andere diensten en jongeren te betrekken bij de opmaak van regelgeving hebben jongeren het gevoel er niet alleen voor te staan.
Jeugdwerkorganisaties die een goede band hebben met hun lokale bestuur geven ook aan minder last te hebben van het gevoel van regulitis. Het geven van vertrouwen is daarbij belangrijk. Het is misschien niet in de mode in dit tijdsgewricht, maar vertrouwen geven aan jeugdorganisaties, aan vrijwilligers, aan verenigingen, kan enorm helpen. Afspraken die gemaakt worden tussen de jeugdambtenaar en de werking, ontstaan het best uit dialoog.
Voor de jeugdambtenaren zelf is het van belang een balans te vinden tussen het ‘overnemen van de administratieve last’ en ‘het ondersteunen en coachen’, versus het ‘loslaten’ van jongeren en hen zelf te laten zoeken. Dat is altijd een evenwichtsoefening.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord. Ik denk dat we qua intentie helemaal op dezelfde lijn zitten. U voelt ook aan dat er soms een administratieve last op jeugdwerkers ligt en bent bezig met die aan te pakken. Tegelijkertijd wijst u er terecht op dat dit ook deel uitmaakt van het groeiproces in het leven en dat het jeugdwerk een geschikte plaats kan bieden om daarmee aan de slag te gaan.
Ik wil toch een kleine vergelijking maken. Veertig jaar geleden moesten er voor jongeren die meegingen op kamp geen fiscale attesten geleverd worden om in te brengen voor de belastingen. Dat systeem bestond niet. De overheid heeft dat systeem twintig jaar geleden met redenen ingevoerd. Ik was toen jeugdwerker en moest als hoofdleider van de Chiro attesten invullen en die ondertekend aan ouders bezorgen. Nog twintig jaar later moeten jeugdwerkers allerlei gegevens, zoals rijksregisternummers, ingeven via het systeem van Belcotax-on-web. De administratieve last die erbij komt is proportioneel een heel stuk groter geworden, en allemaal terecht, allemaal met reden. Het aantal vrijwilligers is evenwel niet geëxplodeerd de voorbije veertig jaar, al blijft het wel groeien. De last voor die vrijwilligers is dus anders dan twintig of veertig jaar geleden. Jeugdwerkers moeten dus meer met dat soort dingen bezig zijn, vaak ten koste van eventuele andere engagementen. Voor sommigen is dat ook een reden om af te haken, maar dat hangt natuurlijk ook een beetje af van de persoonlijkheid.
Ik heb daarom nog twee aanvullende vragen. Ten eerste: op welke manier kunnen we daar nog meer in ondersteunen? U verwijst naar de koepels, die bijvoorbeeld al een werking hebben rond het oprichten van vzw’s. Diezelfde koepels zijn evenwel ook niet geëxplodeerd qua kaders de voorbije twintig jaar maar moeten natuurlijk wel dezelfde ondersteuning geven, met nog heel veel zaken erbij, met dezelfde personeelsploeg als vijf of tien jaar geleden. Er is misschien een beperkte stijging geweest op sommige plekken, op andere plekken een daling. Moeten de koepels daarin nog meer ondersteund worden?
Ten tweede merk ik dat heel wat zaken ook te maken hebben met onze federale collega’s aan de overzijde. Zaken als de vzw-wetgeving en fiscale attesten zijn allemaal federale materie. Die federale administratie is echter van nature nog minder doordrongen van de gevoeligheid rond jeugdwerk. Ziet u een opdracht voor de mensen van uw departement om aan de slag te gaan met hun collega’s aan de overzijde om over de totstandkoming van dat soort systemen proactief mee na te denken? Ik rond af, voorzitter. We weten dat er heel veel debatten zijn over de fiscale attesten binnen het jeugdwerk. Er is nu een verlenging van een jaar gegeven waardoor er deze zomer nog op dezelfde manier verder gewerkt kan worden. Als we dit niet snel opnemen, komen we volgend jaar in dezelfde problemen terecht. Bent u daarmee aan de slag? Zijn de mensen in het departement aan de slag om samen met het federale niveau te bekijken op welke manier ze het best kunnen functioneren inzake het jeugdwerk?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag, collega en dank u wel voor de antwoorden, minister. Ik denk dat niemand staat te roepen om meer regulitis. Ik denk dat het heel erg terecht is dat we er op alle mogelijke manieren voor zorgen dat administratieve zaken zo eenvoudig en toegankelijk mogelijk kunnen verlopen. Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat het niet de bedoeling kan zijn dat we alleen maar milder zijn voor de jeugdsector. Ik denk dat administratieve vereenvoudiging een nobel doel is in de hele brede context. Ik denk toch ook dat we een verschil moeten maken tussen vrijwilligers, over wie de collega het heeft, en professionals. Van professionals kun je nu eenmaal verwachten dat zij bepaalde zaken wel oppikken, dat zij een bepaalde planlast wel dragen. Van vrijwilligers kun je dat inderdaad veel minder verwachten. Daarin volg ik u dus ook, minister, zeker wat de verwijzing betreft naar steunpunten en landelijke koepels.
Minister, u hebt ook verwezen naar het geïntegreerd Jeugddecreet. Ik vraag mij af of daarin concrete handvatten zitten om die regulitis aan te pakken. Wordt dat voorzien of staat dat verder nog op de planning?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen. Om te beginnen met de eerste vraag van collega Vaneeckhout, spelen de koepels daar inderdaad een belangrijke rol in. Hun financiering is weliswaar versterkt, maar ik ben het wel met u eens dat daar geen leger aan nieuwe mensen is aangeworven. Wat wij vooral proberen te doen is om hen gericht in contact te brengen met de relevante administraties om er zo voor te zorgen dat zij die ondersteuning goed kunnen aanpakken.
Dan kom ik ook onmiddellijk bij uw tweede bijkomende vraag over de fiscale attesten. Ook daarover heeft mijn kabinet contact gehad met het kabinet van collega Van Peteghem en de financiële administratie, de FOD Financiën. Precies om ervoor te zorgen dat dat oude systeem nog even kon blijven bestaan. We blijven nog in overleg om te bekijken hoe dat het best kan worden aangepakt.
Als je recht hebt op een belastingvermindering is het natuurlijk zo dat dat ook op een goede manier geattesteerd moet worden, anders zouden misbruiken mogelijk zijn. Ik stel wel vast dat dat niet overal in de jeugdsector op dezelfde manier wordt gedaan. Dat is ook niet nodig.
Bij ons in de scouts is men daar niet zeer intens mee bezig, het gaat ook over heel kleine bedragen. Als de kinderen naar een iets duurder kampje gaan, zal dat wel gebeuren en veelal door professionals. Zoals collega Perdaens zei, is dat bij professionals iets minder een probleem.
Ik denk dat het vooral bij de diensten voor speelpleinwerking zeer veel werk vergt, omdat er ook heel veel verschillende vormen zijn. Bij elk kind is het ook anders daar. Dus dat vraagt wel wat extra werk. Dus als je dan werkt met een team dat hoofdzakelijk uit vrijwilligers bestaat, is dat een grote uitdaging. Dat klopt, maar je moet natuurlijk een goede manier vinden om die fiscale attestering correct te laten verlopen.
Collega Perdaens, in het nieuwe Jeugddecreet – en ik hoop dat we het begin oktober allicht in deze commissie in detail kunnen bespreken – zijn er toch een aantal elementen die gevolg geven aan de vraag voor minder regulitis. Dat is een centrale lijn in dat nieuwe ontwerp van decreet.
Ik geef misschien enkele voorbeelden. De stroomlijning van de verschillende werkings- en projectsubsidies zal in elk geval leiden tot een verdere ondersteuning van het jeugdwerk, met minder overlast. De administratieve lasten in het kader van de verantwoording van subsidies wordt zoveel mogelijk beperkt. Uiteraard moeten verenigingen waaraan een subsidie wordt toegekend, de besteding ervan verantwoorden. Dat spreekt voor zich, maar we proberen dat zo eenvoudig mogelijk te houden.
De administratie heeft in een overleg met de jeugdsector ook de verantwoording tegen het licht gehouden. Voor verenigingen die structurele werkingssubsidies ontvangen, wordt de jaarlijkse functionele rapportage beperkt tot twee werkingsverslagen tijdens de vijfjarige beleidsperiode. Dus dat is toch wel een stap vooruit. Ook voor bovenlokale verenigingen van vrijwilligers die projectsubsidies ontvangen voor een aanbod met kinderen en jongeren met een beperking, worden de aanvraag en verantwoording in belangrijke mate vereenvoudigd.
Dat zijn een aantal voorbeelden die ik al meegeef in het kader van deze vragen rond het beperken van de regulitis. Maar we kunnen waarschijnlijk in oktober verder ingaan op het ontwerp van decreet.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Heel kort, minister, dank u wel voor de aanvullende antwoorden. Ik denk dat we inderdaad de bezorgdheid delen. Ik zal de kwestie van de fiscale attesten ook verder mee opvolgen, mochten zich daar tegen volgend jaar nog een aantal dingen voordoen. Want in de sector blijft er wel grote bezorgdheid over wat er gaat gebeuren.
Algemeen denk ik echt dat we de gigantische opdracht hebben om de sensitiviteit rond onnodige administratieve overlast in te perken. Ik ben het eens dat dat vooral voor vrijwilligers geldt en minder voor professionelen, maar ook daar moeten we misschien nadenken over de slagzin die u zelf gebruikte.
Het is in dit tijdsgewricht soms wat vreemd, maar heb vertrouwen. Ik zeg niet dat het over fiscale attesten gaat, maar onnodig voor alles attesten vragen geeft u een gevoel van veiligheid, dat wil echter niet zeggen dat de samenleving er daarmee enorm op vooruitgaat. Dank u voor het antwoord en we volgen het verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.