Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Het is fijn om eens in de Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid te zijn.
Minister, allicht weet u het, maar ik heb een gelijkaardige vraag aan de minister van Dierenwelzijn gesteld. Ik ben namelijk een beetje bezorgd over de samenwerking tussen de minister van Dierenwelzijn en de minister van Landbouw in tijden dat dit toch wel redelijk cruciaal is.
De aanleiding is een reclamecampagne van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) op een commerciële zender. Die zijn er wel vaker en regelmatig en ze worden ook op hun website gedeeld. De hoofdrol in de clip is voor een schattig meisje in een roze prinsessenjurk, de boerendochter die de realiteit van het harde werk van de boer zichtbaar maakt. Tot zover wordt het harde werk heel realistisch in beeld gebracht: het harde werk na de uren nadat je voor de dieren hebt gezorgd, het vroege opstaan, de administratieve rompslomp, de zorgen als je naar bed gaat. Het beeld dat geschetst wordt van dat leven lijkt me realistisch, met al de gegevens die we hebben.
Alleen, het beeld dat geschetst wordt van het leven van de dieren wijkt dan wel weer zeer hard af van de realiteit op heel veel boerderijen. Het leven van de varkens is optimistisch afwijkend, laat ik het zo stellen, van de dagelijkse realiteit voor de overgrote meerderheid. Biggetjes die in de wei rondlopen geven een prachtig beeld maar we weten op basis van de cijfers die ik ter beschikking heb – en de minister van Dierenwelzijn heeft ze eigenlijk ook bevestigd – dat het gaat om cijfers na de komma. Het aantal slachthuizen daalt waardoor het transport naar het slachthuis gemiddeld langer duurt. Je hebt ook geen mobiel slachthuis vlak bij een boerderij zoals dat wel afgebeeld wordt. Daardoor stijgt de druk op de overblijvende slachttijden. Het heeft veel te maken met het commerciële aspect natuurlijk: hoe sneller je een dier kunt slachten, hoe goedkoper, enzovoort.
Het beeld dat geschetst wordt is toch wel opmerkelijk: biggetjes die in de wei rondlopen, die volop toegang hebben tot stro, die geslacht worden in een klein slachthuis. Ik zou graag hebben dat dit de realiteit wordt, maar dit is de absolute uitzondering. We weten met betrekking tot de intensieve veeteelt uit het laatste rapport van de dienst Dierenwelzijn van een aantal maanden geleden dat er een heleboel zaken zijn aangekaart om aan te pakken vanuit Dierenwelzijn en Landbouw.
Vandaar, minister, dat ik hier vandaag zit. We subsidiëren VLAM een stukje mee – uiteraard komt het grootste deel van de private partners, dat weet ik ook wel –, maar als minister die ook een stuk van dat budget besteedt, heb ik volgende vragen voor u.
Hoe evalueert u de inhoud van het laatste promotiemateriaal met betrekking tot de leefomstandigheden van varkens?
Hoeveel procent van de varkens heeft vandaag toegang tot buitenruimte in Vlaanderen? Ik heb deze vraag ook aan de minister voor Dierenwelzijn gesteld. Bestaan er, vanuit uw bevoegdheid, plannen om dit cijfer te verhogen? Is er daar een strategie? Binnen welke termijn? Met welke benchmarking? Als u zegt dat dergelijke strategie bestaat, dan zou ik heel graag weten met welk ambitieniveau, binnen welk kader en binnen welke tijdspanne? Ik denk dat we het beeld dat is geschetst in het filmpje allemaal nastreven.
Het meest recente advies van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn roept op tot stevige aanpassingen. Het roept op om anders en beter om te gaan met dieren in de veeteelt, ook vanuit de boeren zelf groeit die roep. We weten dat het gaat over de onverdoofde castratie die routineus is, de cijfers bewijzen dat. Het aantal varkens dat vroegtijdig sterft, is sowieso een uitdaging, ook in de natuur. Op welke manier zult u werken om de kloof tussen het reclamebeeld en de realiteit te verkleinen, en dus werk te maken van de problematieken die in de Raad voor Dierenwelzijn staan en specifiek gaan over de sector die onder uw bevoegdheid valt?
Hoeveel slachtfaciliteiten, minister, zijn er in Vlaanderen die effectief voldoen aan het beeld dat door VLAM in zijn filmpje wordt geprojecteerd? Hoeveel erkende slachtfaciliteiten bestaan er op de Vlaamse boerderijen? Hoeveel mobiele slachterijen? Hoeveel andere kleinschalige slachtfaciliteiten – zoals bij beenhouwers – bestaan er nog in Vlaanderen? Graag hierbij een onderscheid naar diersoorten: varkens, runderen, anderen. Ik heb hierover al eens een schriftelijke vraag gesteld aan de minister van Dierenwelzijn maar ik heb daar geen antwoord op gekregen, vandaar dat ik de gelegenheid nog eens te baat neem.
De minister van Dierenwelzijn heeft in de commissie laten weten dat hij voor de zomer naar de regeringstafel wil – ik heb gezien dat het al drie keer op de agenda van de regering stond de afgelopen weken, nu vrijdag opnieuw – met een voorstel van codex voor dierenwelzijn. Op welke manier werken jullie hierrond samen, meer specifiek rond de intensieve veehouderij?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, om te beginnen wil ik een heel algemene opmerking maken. U weet dat ik de landbouwsector uiteraard vrij goed ken en ook heel veel landbouwers zie en bezoek. Ik moet zeggen dat landbouwers die niet begaan zijn met dierenwelzijn een hele grote uitzondering zijn, gelukkig maar. Ik vind het belangrijk dat we dat onderstrepen.
VLAM toonde in de campagne twee varkenshouders en een slager. De rode draad doorheen de spot zijn alledaagse beelden van boer Seppe en zijn familie, uit het leven gegrepen. Met deze spot wil VLAM de kloof verkleinen tussen de consument en de landbouw door de mensen achter het product te tonen. Hun passie en het vakmanschap voor varkensvlees van bij ons staan centraal in de spot. Ik vind het belangrijk om deze passie in de kijker te zetten. Op deze manier willen we mensen die beslissen om varkensvlees te eten, ertoe aanzetten erop te letten dat dit varkensvlees van bij ons is en waar bijgevolg de kwaliteit, voedselveiligheid, het dierenwelzijn en de bijdrage aan onze lokale landbouwgemeenschap gegarandeerd zijn, onder andere via het Belpork-label.
Het klopt dat in deze campagne de varkenshouderij niet in haar volledigheid wordt voorgesteld, maar het beeld dat getoond wordt is wel degelijk waarheidsgetrouw, aangezien het praktijkbeelden zijn. We mogen daarbij ook niet vergeten dat deze vorm van huisvesting ook extra lasten en uitdagingen met zich meebrengt. Er zijn bijvoorbeeld hogere eisen naar dierengezondheid, risico’s op besmetting door andere dieren, de moeilijkheid om deze dieren te laten slachten wegens de kleine aantallen niet-uniforme dieren, de extra controles en noem maar op. Al deze elementen maken dat dit bedrijfsmodel onze volle ondersteuning verdient, maar dat dit zeker niet weggelegd is voor alle bedrijven.
Mijn administratie beschikt niet over de gevraagde cijfers. Het Departement Landbouw en Visserij beschikt alleen over data over de biologische productie. In 2021 bedroeg het aantal varkens onder biocontrole 13.285 varkens, dat vertegenwoordigt ongeveer 25 procent van het aantal varkens. Het is een laag aandeel, maar wel stijgend. We mogen niet vergeten dat er ook een aantal bedrijven uitloop toepassen, maar niet bio-gecertificeerd zijn.
Vanuit het beleid wordt bijvoorbeeld ingezet op de korte keten. Op die manier proberen we de landbouw dichter bij de consument te brengen – een van de grote uitdagingen in de relatie tussen de boer en de burger – en om een alternatief verdienmodel te stimuleren. Binnen het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is steun voorzien voor bedrijven die instappen in een label met verhoogd dierenwelzijn. Op dit ogenblik is dit enkel voor het label Beter Leven maar bij uitbreiding ook voor het Vlaams dierenwelzijnslabel na de lancering door de collega bevoegd voor Dierenwelzijn. Het klopt inderdaad dat die codex er binnenkort zal zijn.
Ik wil ik er toch op wijzen dat in de campagne geen slachthuis wordt getoond, maar een bestaande slagerij waar de geleverde delen van de geslachte dieren verder versneden worden tot op consumentenniveau. Daarvan zijn er nog heel wat in Vlaanderen.
Het voorstel voor een nieuwe codex voor dierenwelzijn wordt momenteel in de schoot van de regering besproken.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, u hebt wel een heel summier antwoord gegeven en een heel eufemistisch antwoord. Ik dank u in ieder geval. Uiteraard moet je in een reclamecampagne passie tonen maar het is wel problematisch als we weten dat op dit moment 0,7 procent van alle varkens in Vlaanderen toegang heeft tot buitenruimte. 0,7 procent, dat zijn cijfers na de komma.
Ik heb aan u gevraagd, minister, of u een plan hebt en met welke ambitie. U zegt dat het nastrevenswaardig is en dat u dat wilt doen. Hoe gaat u dat doen? Welke strategie, welk ambitieniveau, welke timing? U kunt zeggen dat het niet voor iedereen is, maar voor wie is het dan wel? Als het niet weggelegd is voor alle bedrijven, voor wie dan wel? Ik stel de vraag omdat ik vast lid ben van de commissie voor Dierenwelzijn. U kunt toch niet om het advies van de Dienst Dierenwelzijn heen, specifiek over de intensieve veehouderij?
Ik deel uw mening dat een boer echt begaan is met zijn dieren. Net daarom moet je dat advies vastnemen en er als bevoegde minister voor Landbouw werk van maken. Ondanks de geleverde inspanning en de toegenomen aandacht kan en moet dierenwelzijn in de intensieve landbouw beter. Heel vaak ontstaat er een debat over hoe we dierenwelzijn efficiënter kunnen aanpakken, maar daarover gaat het debat niet. Het advies van de dienst Dierenwelzijn gaat specifiek over de intensieve veeteelt. Dat wil niet zeggen dat er daarbuiten geen andere uitdagingen zijn – dat wil ik nog eens benadrukken zodat hier geen misverstand over bestaat – maar als 15 procent van de levendgeboren biggen de speenleeftijd van 28 dagen niet haalt, als 30 procent van de Vlaamse melkkoeien matig of ernstig mank loopt, als vier op de vijf vleeskippen voetzoolletsels hebben, als bijna alle varkens routinematig gecoupeerd worden hoewel dat via Europese regelgeving verboden is, als ondanks alle inspanningen slechts 0,7 procent van de varkens toegang heeft tot buitenruimte, dan gaat het niet over het feit dat het niet voor iedereen weggelegd is, minister. Dan gaat het over structurele vragen waar u als minister van Landbouw samen met de minister van Dierenwelzijn een antwoord op moet geven. Dus mijn vraag is heel expliciet: welke strategie is er om antwoorden te geven op die structurele zaken?
U verwijst naar het feit dat er een beenhouwer wordt getoond. Inderdaad, ik heb u expliciet gevraagd hoeveel slachtfaciliteiten er nog zijn bij beenhouwers. Ik krijg eigenlijk bij u hetzelfde antwoord als bij de minister van Dierenwelzijn: “Eigenlijk weten we het niet.” Dat is wel een probleem, want we zien dat de druk op die grote slachthuizen stijgt en we zien dat ook de problematiek van de lange transportafstanden, waar heel veel boeren problemen mee hebben, toeneemt. We hebben hier nog geen tien dagen geleden een landbouwconferentie met Groen georganiseerd waar de boeren zegden dat ze liever die kleine mobiele slachthuizen hebben, dichter bij hen. Zij zien hun dieren ook niet graag die afstanden afleggen en zoveel afzien. Dus de vraag is of er een plan bestaat om daar werk van te maken? Dat is ook de vraag rond economische rendabiliteit, en dat kan niet op de schouders van die boeren zelf terechtkomen natuurlijk. Dus: ja aan de korte keten maar korte keten betekent ook dat wat ik net zei. Kunt u daar misschien toch een beetje een inzicht in geven?
Ik ben het met u eens dat het niet weggelegd is voor alle bedrijven, maar op dit moment is het een zeer kleine fractie. En toch wordt dat beeld uitgestraald waardoor de burger het idee heeft dat dit de norm is. Dat is niet zo, dat is wel misleidend en daar zit wel een knelpunt.
Dus mijn expliciete vraag is een vraag naar die cijfers, omdat die er toch wel moeten kunnen zijn. Mijn frustratie als parlementslid is ook dat ik heel vaak cijfers opvraag en een antwoord krijg dat die er niet zijn, terwijl ik ze in een advies van de dienst Dierenwelzijn plots wel zie. Iemand moet toch weten hoeveel lokale slachtfaciliteiten er zijn, bij boerderijen, bij kleine landbouwbedrijven, bij beenhouwers. Tenzij er geen meer bestaan en het antwoord nul is, dat is dan ook duidelijk en dan moeten we streven naar iets anders, althans wat mij betreft en ook wat betreft een heel aantal boeren.
Ik weet dat u natuurlijk niet uit de biecht gaat praten over de codex tot hij afgeklopt is. We wachten al heel lang op het ‘Beter Leven’-label, we wachten al heel lang op het dierenwelzijnslabel. Ik verwacht van u in ieder geval dat u met de adviezen uit het laatste advies van de dienst voor Dierenwelzijn rond de intensieve veeteelt heel actief aan de slag gaat. Dat is in het belang van de landbouw zelf en ik vraag aan u toch nog eens – het spijt me, voorzitter, dat ik wat omstandig ben – om mij duidelijk aan te geven welk traject u daarvoor gaat afleggen en binnen welke timing, zodat het niet gewoon bij vage woorden blijft. Als u het met mij eens bent dat we het beeld dat geschetst wordt dichter bij de realiteit willen brengen, dan is er echt wel wat werk. Dat werk ligt bij u, dus daar wil ik eigenlijk wel een engagement horen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik moet eerlijk zijn, ik betwijfel of er nog beenhouwers zijn die slachten. Beenhouwers versnijden maar ik denk niet dat er nog veel beenhouwers zijn, mevrouw Almaci, die slachten. Trouwens, ik weet zelfs niet of het reglementair nog kan. Dat is één punt.
Ten tweede, wat het reclamebeeld betreft, geeft het inderdaad een zekere realiteit weer. Maar ik ken heel wat reclamebeelden die veel en veel verder afstaan van de realiteit dan het filmpje waarover u het hebt. Ik vind het jammer – u probeert dat mondeling wat anders te formuleren – maar als een buitenstaander uw vraag leest dan schetst u een totaalbeeld van een sector die door en door slecht is. Ik kan u verzekeren, ik zit al een tijdje in deze commissie Landbouw, ik heb waarschijnlijk meer landbouw- en varkensbedrijven bezocht dan u en ik zeg u dat varkensboeren de afgelopen jaren al heel, heel wat inspanningen gedaan hebben met betrekking tot dierenwelzijn. Trouwens, zij hebben er baat bij. Ze hebben baat bij dierenwelzijn. Want hoe meer dierenwelzijn, hoe beter de kwaliteit. Dat is ook een logisch gevolg ervan. Ik ga akkoord dat er cowboys tussen zitten, dat is in alle sectoren zo. Maar daar wordt dan wel gehandhaafd, collega Vandenhove, die worden aangepakt. Hier een beeld schetsen dat heel de sector slecht is, klopt niet.
We hebben het daarnet nog bij andere vragen gehad over de nieuwe stallen. Ik kan u varkensstallen tonen waar varkens wel degelijk goed gehuisvest zijn. Het is niet omdat ze niet buiten lopen dat ze slecht gehuisvest zijn. Ik weet dat er ook nog oudere stallen zijn die weg moeten, dat durf ik ook zeggen. Ik kan u meenemen naar bepaalde stallen waar de dieren perfect gehuisvest zijn.
Wat benchmarking inzake dierenwelzijn betreft, wil ik wel een benchmark doen met andere Europese landen over dierenwelzijn in de landbouwsector. Ik denk dat wij aan de top staan. Ik denk dat wij als Vlaanderen aan de top staan wat betreft dierenwelzijn in de landbouwsector. Vandaar vind ik het een beetje jammer dat hier opnieuw een aanval, tussen aanhalingstekens, wordt ingezet op een sector waarvan we daarnet gezegd hebben dat het een economische sector is en dat het alle kansen verdient.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Ik wil graag beginnen met te zeggen dat de sector al erg heeft ingezet op dierenwelzijn. Ik denk dat dat een realiteit is. Ik denk dat iedereen het daarover eens is dat we daarover akkoord zijn. Maar ik denk dat we ook moeten erkennen dat er nog bijkomende inspanningen nodig zijn. Ik denk aan de biggencastratie, ik denk aan het transport, ik denk aan de huisvesting. Ik heb daar ook een aantal vragen over gesteld. Er is inderdaad ook het advies van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn voor die intensieve veeteelt. Ik denk dat we dat advies effectief moeten vastpakken.
We hebben een hoorzitting gehouden samen met de commissie voor Dierenwelzijn over het transport, een hoorzitting tussen de commissies Landbouw en Dierenwelzijn. Daar werd door een aantal sprekers aangegeven dat heel wat landbouwers moeilijkheden hebben met het vinden van goede slachtfaciliteiten en dat dat echt wel een probleem is op het terrein. Ik hoor u graag zeggen, minister, dat we gaan inzetten op de korte keten, en dat is natuurlijk heel positief, maar dan komt dat verhaal van die slachtmogelijkheden en die mobiele slachtunits daarbij kijken. Dan is mijn vraag welke mogelijkheden u daar ziet, welke struikelblokken en opportuniteiten zijn er? Is het überhaupt haalbaar in de praktijk? Wat kunt u daar als minister betekenen?
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik wil daar graag nog even bij aansluiten. De collega's weten dat ik al vaak vragen heb gesteld, ook over die slachtfaciliteiten. Ik ben ook op het betrokken bedrijf indertijd op bezoek geweest. Ik heb daar moeten vaststellen dat het niet eenvoudig is om zo’n bedrijf draaiende te houden en om aan het ideaal vast te houden van hoe de landbouwer wil werken met varkens. Er is bijna geen ondersteuning maar er zijn wel veel juridische obstakels en moeilijkheden.
We hebben het ook al vaak gehad over de korte keten, wat collega Joosen ook aanhaalt. Ook Seppe moet met zijn vijf varkens heel ver rijden om die geslacht te krijgen. Ik denk dat dat echt een aandachtspunt blijft. Willen we die korte keten, willen we mensen die op die manier willen werken, willen we die mensen ondersteunen, dan moeten we ook echt op het terrein initiatief nemen en de facto ondersteunen met middelen. We moeten vooral ook faciliteiten uitbouwen die hen helpen om hun korteketenverhaal waar te maken. Dus sluit ik me helemaal aan bij de vraag van collega Joosen over wat u daaraan gaat doen.
Minister, mag ik misschien vragen of het de bedoeling is dat wij over de inhoud van reclameboodschappen bij u zitten, waarschijnlijk ook samen met de minister van Economie? Mijn vrouw had klachten over het feit dat ze op tv had gezien dat een bepaald wasproduct mijn hemd compleet wit zou wassen na mijn vuile tussenkomst, bij wijze van spreken.
Dat lag meer aan u, denk ik.
Dat was niet oké, dus ja, hoe is dat mogelijk? Ze geven aan dat het eigenlijk perfect wit zal zijn en dat was dus niet zo, dat was dus niet het geval. Evenzo met het product ça-va-seul. Dat staat al weken naast die zetel maar het gaat helemaal niet vanzelf. Ik bedoel maar, minister, is dat hier dat we daarvoor terechtkunnen? Graag niet. (Gelach. Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Minister Brouns heeft het woord.
Meestal antwoordt de voorzitter in mijn plaats maar het was een beetje naast de kwestie nu.
Collega's, in alle ernst denk ik dat wij wel degelijk het landbouwbeleid in die richting ondersteunen, bijvoorbeeld met de VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds). Ondernemerschap is natuurlijk iets wat vrij is en vrij moet blijven, maar zeggen dat we niet steunen is niet correct. Als we 40 tot 50 procent middelen geven, collega Steenwegen, in het kader van die verbeteringsprojecten, dan is dat natuurlijk niet min. 40 en 50 procent voor de jonge landbouwer in die verbreding, in die richting, is toch wel een positief signaal.
Ik denk dat niemand ontkent dat we voorloper zijn wat betreft dierenwelzijn. De stallen waar het niet oké is zijn de grote uitzonderingen, echt waar. Ik heb zeer veel varkenshouders bezocht en dat is echt een voorbeeld in de wereld. Collega's, onze stallen zijn state of the art. Dat zijn de meest performante stallen. Recent hebben we een varkenshouder bezocht waarbij de doodligging 0 procent is. De vloer gaat omhoog. Wij zijn daar zo innovatief. Uiteraard kan het altijd beter en moet het naar 0 procent, ik weet dat, maar we moeten toch ook eens durven trots en fier te zijn op de kwaliteit die wij hier in Vlaanderen op dat vlak al bieden. Wij zijn op dat vlak heel streng voor onszelf, dat mag en dat moet nog altijd beter, maar we moeten ook durven zeggen dat we eigenlijk een toonbeeld zijn, een toonbeeld op dat vlak in de wereld. Die buitenloop is een onderdeel van de verbetering van het dierenwelzijn, maar zeker niet het enige. Ik verwijs als voorbeeld naar die stalvloer.
Wat de slachtfaciliteiten betreft, is dat wat in het filmpje getoond wordt geen slachtfaciliteit, dat was een slagerij. Het is ook geen evidentie. Samen met collega Weyts kijken we bijvoorbeeld naar die mobiele units, die mobiele slachtfaciliteiten, maar dat is niet evident. Laten we daar eerlijk in zijn, dat is een hele uitdaging. Er is vandaag een proefproject dat we ondersteunen om te kijken in welke mate dat soelaas kan bieden. Ik moet ook eerlijk toegeven dat als je met die landbouwers spreekt, ze zeggen dat ze het niet zien zitten om dat permanent te filmen. Dat is ook geen evidentie, plus al de regels die daarbij komen kijken.
Het is ook daar weer dat evenwicht zoeken. Wij verwachten dat ze die slachtfaciliteiten gaan organiseren, Maar daar ligt dan zo een last op dat er heel veel zijn die die daarvoor passen. Dus dat zijn ook daar weer evenwichten. Het zijn dan de grote slachthuizen die wel alles kunnen doen op het vlak van dierenwelzijn, wat daarvoor nodig is. Dit alles maakt dat het geen evidentie is om die slachtfaciliteiten op kleine schaal te organiseren.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Voorzitter, uw bezorgdheid voor uw echtgenote en de was siert u, maar als u klachten hebt rond reclame, dan kunt u terecht bij de Vlaamse Regulator voor de Media. Zij treden op als commissievoorzitter voor de commissie Media.
Maar dit ging natuurlijk over VLAM, waar de Vlaamse overheid ook geld aan geeft. Dat heeft dus een heel duidelijke insteek: wij betalen mee aan VLAM. Als VLAM een beeld neerzet dat in de realiteit een cijfer na de komma is, dan denk je dat óf u als minister uw werk gaat doen om te zorgen dat die cijfers kloppen, óf dat VLAM iets realistischer beelden gebruikt in zijn communicatie, óf dat we stoppen met VLAM te steunen. Van drie dingen één. Dat is, denk ik, de evidentie zelve.
Ik begin mij wel een beetje te ergeren dat elke keer als je legitieme vragen stelt, in dit geval op basis van een toch wel snoeihard advies van de dienst voor Dierenwelzijn, plots mijn engagement richting de landbouw in vraag wordt gesteld. Ik wil me daar zeer expliciet tegen afzetten. Dit helpt de landbouw niet, dit helpt de landbouw niet. Evenmin door te zeggen dat we een voorbeeld zijn, enzovoort. Neem dat advies, dat is maar een paar pagina’s lang. Het routinematig couperen van varkensstaarten, wat Europees verboden is, staat daar gewoon zwart op wit in. Dan verwacht ik dat u aan de slag gaat om met die boeren te praten en te bekijken hoe we hier een einde aan kunnen maken. Welk traject gaan we lopen? Ik heb daarnet een aantal voorbeelden gegeven. Het heeft geen zin om dan te gaan downsizen.
Collega Sintobin, spreek gerust eens met uw collega die bekommerd is voor dierenwelzijn, mevrouw Sterckx, want zij staat op de barricades voor dierenwelzijn, ook in de intensieve veehouderij. U hoeft niet met mij het debat aan te gaan, u mag dat gerust in uw eigen fractie doen, zij leest die adviezen ook. Het is zeer aan te raden, ook voor uzelf. Als u dat niet doet, komt u in een steeds grotere polarisering terecht. Ik zit hier omdat ik die polarisering wil vermijden. Dus ik pik het ook niet dat die polarisering vanuit een aantal collega's wordt gebruikt als een soort goedkoop, populistisch argument om ten gronde niet te antwoorden op de vragen. Dat is er gebeurd, er is ten gronde niet geantwoord op de vragen.
Ik wil u even voorlezen wat er op de website van het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) staat naar aanleiding van dat advies. Ik had gehoopt dat u dat gelezen had, en ik had gehoopt dat u daar zelf naar zou verwijzen. Daar wordt verwezen naar ‘one welfare’, “een concept waarbij dierenwelzijn afhangt van en samenhangt met het welzijn van de mens en een duurzame leefomgeving en deze beide ook beïnvloedt. De Raad voor Dierenwelzijn is er zich van bewust dat deze problematiek een gedeelde verantwoordelijkheid kent, waarbij niet alleen de keten van de veehouderij – veehouders, veevoederfirma’s vermeerderingsbedrijven – maar ook de overheid, de slachthuizen, de retailers en de consument zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen.” Dat advies wordt afgesloten met een vraag naar een integraal stimulerend beleid.
Ik ben hier vandaag gekomen met een vraag naar een integraal stimulerend beleid. Ik moet vaststellen dat dat er niet is en dat ik ook geen duidelijk traject daarnaartoe heb gekregen. Ik vind dat ongelooflijk spijtig, want wij kunnen geld blijven geven aan VLAM, we kunnen geld blijven geven aan de Raad voor Dierenwelzijn voor adviezen en we kunnen vast blijven stellen dat het haaks op elkaar staat. Of u kunt samenwerken met uw collega van Dierenwelzijn en iets doen aan de vastgestelde mistoestanden in plaats van in een polariserend debat te belanden met iedereen die kritische vragen stelt, want dat is in het nadeel van de boer en van de dieren. We moeten het pad verlaten om elke keer die oppositie te zoeken.
Ik sluit af, minister, met de vraag om werk te maken van dat traject van ‘one welfare’ dat op de website van VILT vermeld wordt en in het advies van de Raad voor Dierenwelzijn staat. Neem die cijfers ter harte. Als we geloven in Vlaanderen als state of the art – dat is stilaan het stopwoordje van deze regering, uw collega Demir heeft het ook gebruikt in het kader van het Vlaams Culinair Centrum –, maak dan ook werk van het uitvoeren van de adviezen zoals ze opgeschreven staan, in plaats van elke keer met algemene antwoorden te komen. Ik verwacht een traject, en ik niet alleen, ik denk ook heel veel landbouwers.
De vraag om uitleg is afgehandeld. Iets zegt mij dat dit nog wordt vervolgd.