Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het overleg met de erkenningscommissie voor tandartsen over 'neptandartsen' uit Roemeniƫ
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Volgens cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) waren er nog nooit zoveel buitenlandse artsen actief in ons land. Vroeger ging het om vier op honderd dokters, maar recent is het cijfer recent gestegen tot veertien op honderd dokters die in het buitenland werden opgeleid. Er zijn onder andere 1558 artsen uit Roemenië. Steeds vaker zien we ook dat er Oost- en Zuid-Europese en ook Afrikaanse dokters actief zijn in België. Er zijn in ons land meer dan tienduizend buitenlandse artsen.
Deze trend brengt ook negatieve gevolgen met zich mee. Het is problematisch dat deze artsen vaak het Nederlands niet of onvoldoende machtig zijn. Als er één ding is waar we het allemaal over eens kunnen zijn, denk ik, dan is het dat een duidelijke en vlotte communicatie essentieel is om goede kwaliteitsvolle zorgverlening te garanderen. Een gebrek aan taalvaardigheid ondermijnt de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt en brengt uiteraard ook grote veiligheidsrisico’s met zich mee.
Domus Medica pleit er in deze context dan ook voor dat artsen verplicht zouden worden tot het afleggen van een taaltest, zoals ook gebeurt bij buitenlandse studenten die in België een opleiding geneeskunde willen starten. Bovendien vragen zij ook dat er meer Europese regulering zou komen om de kwaliteit van de zorg te waarborgen. De opleidingen moeten overal kwaliteitsvol zijn. Zij worden daarin ook gesteund door het grootste artsensyndicaat van het land, de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS), die de vraag om taaltesten af te nemen steunt. Bijkomend moeten er volgens hen ook initiatieven genomen worden om meer zicht te krijgen op deze artsen zelf en of zij überhaupt nog aan de slag zijn.
Uw collega, federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke, kondigde reeds aan te werken aan nieuwe regels die zullen moeten garanderen dat zorgverleners de taal van de patiënt spreken.
Minister, ik heb hierover een viertal vragen voor u.
Hoe kijkt u naar het feit dat het aantal artsen gelimiteerd is, maar dat er vanuit het buitenland wel steeds artsen, ervaren of onervaren, binnenstromen in ons land?
Is er momenteel zicht op de omvang van het aantal buitenlandse artsen binnen de eerstelijnszorg in Vlaanderen? Zo ja, graag enige duiding. Zo nee, welke initiatieven zult u nemen om dit in kaart te brengen?
Welke visie hebt u over de taaltest die ingevoerd zou moeten worden? Hebt u hierover reeds contact gehad met uw federale collega?
Ten slotte: welke concrete initiatieven zult u ondernemen, desnoods in overleg met uw collega-ministers, om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de zorg ook in deze gevallen steeds gegarandeerd kan worden?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, mijn vraag sluit daarbij aan, maar gaat over de tandartsen.
De Vlaamse tandartsenvereniging trok aan de alarmbel in verband met frauduleuze praktijken van Roemeense tandartsen. Ten eerste zouden zij hun diploma kopen, en dus niet degelijk opgeleid zijn. Dat is een eerste fraude. Ten tweede is er ook de taalproblematiek, en ten derde zouden zij, naast het onwettig uitoefenen van het beroep, ook frauduleus aanrekenen voor tandzorg, door meer aan te rekenen dan wat het gemiddeld zou mogen zijn.
Met een dergelijke problematiek moeten we die alarmbel wel duidelijk horen, en we moeten dit het best ook aanpakken.
Daarom heb ik een aantal gelijkaardige vragen, maar dan over tandartsen.
Welke resultaten hebt u geboekt bij het overleg met de erkenningscommissie? Wanneer heeft dit plaatsgevonden? Hoe zal men er in de toekomst verder mee aan de slag gaan?
Minister, hebt u voldoende handvatten binnen uw bevoegdheden om de kwaliteit van de zorg, uitgevoerd door deze zogenaamde tandartsen met een buitenlandse diploma, op te volgen? Wat kan de erkenningscommissie al dan niet doen?
Wordt u op de hoogte gesteld door de federale overheid van de afloop van de lopende onderzoeken?
Ik heb nog een bijkomende vraag over de laatste stand van zaken in verband met de mondhygiënisten. Ik heb u daarover in juni dit jaar bevraagd, naar aanleiding van het actieplan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. U antwoordde dat deze doelgroep sterk wordt ingezet in de wijkgezondheidscentra. Er zouden ook concrete acties komen rond het jaarlijkse preventieve tandartsbezoek, wachttijd, kostprijs en de afstemming tussen de Vlaamse en federale initiatieven daaromtrent. Mijn vraag is of we daar al enige beweging in zien. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vragen, collega’s.
Ik zal eerst ingaan op de problematiek die gesignaleerd werd door de Vlaamse tandartsenbond. Er werd meteen contact gelegd met de secretaris en de voorzitter van de erkenningscommissie. Zij gaven aan dat er geen formeel standpunt is vanuit de Vlaamse erkenningscommissie over de gesignaleerde problematiek. Het onderwerp kan naar aanleiding van eerdere media-aandacht al kort ter sprake gekomen zijn binnen de erkenningscommissie, maar toen was de conclusie dat er op dat moment binnen de Vlaamse Gemeenschap geen probleemdossiers waren van tandartsen met een buitenlands diploma. De erkenningscommissie komt op 21 september 2023 opnieuw samen en zal gevraagd worden zich formeel uit te spreken over de signalen die in de media gegeven werden.
Wat betreft de beschikbare handvatten binnen mijn bevoegdheden kan ik zeggen dat kandidaten met een tandartsendiploma, behaald in een land van de Europese Economische Ruimte (EER), momenteel eerst een automatische erkenning krijgen van hun basisdiploma tandheelkunde door het Departement Zorg. Dat gebeurt op basis van de Europese richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005, die betrekking heeft op beroepskwalificaties. In dit kader hebben zich nog geen problemen voorgedaan inzake echtheid of conformiteit.
Na de erkenning van het basisdiploma volgt de erkenning van de beroepstitel. In dit geval is dat de beroepstitel van algemeen tandarts. In ons land kun je na de basisopleiding kiezen voor een specialisatie algemeen tandarts, orthodontie of parodontologie. De automatische erkenning van het basisdiploma tandarts geeft iemand nog geen toegang tot de beroepstitel algemeen tandarts. Die beroepstitel staat immers niet opgenomen in de bijlagen van de Europese richtlijn. Dat betekent dat alle erkenningsaanvragen voor de beroepstitel van algemeen tandarts voor advies worden voorgelegd aan de bevoegde erkenningscommissie. De commissie bekijkt het dossier inhoudelijk.
Op basis van het advies levert het Departement Zorg een erkenning af, of weigert de erkenning, of legt compenserende maatregelen op. Er zijn dus in theorie voldoende handvatten om de competenties van de aanvrager te toetsen.
Het Departement Zorg heeft mij ook gemeld dat het bij erkenningsaanvragen op basis van een Roemeens diploma nog nooit is afgeweken van het advies van de erkenningscommissie. Daar is toch iets vreemds …
De Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg is bevoegd als er meldingen gedaan worden over de uitoefening van een gezondheidszorgberoep. Zij kan controle uitoefenen op de fysieke en psychische geschiktheid van de gezondheidszorgbeoefenaars. Wij proberen goed met die commissie samen te werken en informatie uit te wisselen.
Zoals ik al zei, werd het onderwerp van de Roemeense tandartsendiploma’s door Vlaanderen geagendeerd op de interkabinettenwerkgroep (IKW) Zorgberoepen van 14 september 2023. Dat was de eerste IKW Zorgberoepen na het reces. Er is in antwoord op die agendering bilateraal contact gezocht vanuit kabinet-Vandenbroucke over het thema en er zal op 22 september 2023 een interfederale coördinatievergadering over het issue plaatsvinden.
Wat de inzet van de mondhygiënisten in de wijkgezondheidscentra betreft: het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) heeft ons gemeld dat er in de IKW Preventie in de begroting voor 2023 een budget van 1 miljoen euro voorzien is voor de integratie van de mondhygiënisten in de eerstelijnszorg. Een belangrijke focus zal liggen op het bereiken van bevolkingsgroepen die het grootste risico lopen. Dat is een doelstelling waar ik me volledig kan achter scharen. Wij hebben het project ‘Ieders Mond Gezond’, en we willen daar ook op die manier op inzetten. Voor de concretisering van het federaal project is er een werkgroep opgericht.
Tot daar, voor wat uw twee luiken betreft, collega Sleurs.
Dan kom ik tot de vragen van collega De Reuse over de buitenlandse artsen. Zoals u weet, gelden er binnen Europa regels van vrij verkeer die we als lid van de Europese Unie moeten respecteren. Er zijn bijvoorbeeld ook Belgische artsen die na een basisopleiding hier besluiten zich elders in de Europese Unie te vestigen. Ik heb er zo enkele ontmoet in Denemarken. Iedere lidstaat maakt daar eigen keuzes in.
Internationale artsen kunnen in België niet zomaar een gezondheidszorgberoep uitoefenen, zij moeten toelating verkrijgen om hun beroep hier te mogen uitoefenen via een visumaanvraag. Daarnaast moeten ze ook een erkenningsaanvraag indienen waarin hun theoretische en praktische opleiding wordt beoordeeld. Afhankelijk van de situatie gelden er verschillende procedures. In 2021 en 2022 werd meer dan 60 procent van de erkenningen die door het Departement Zorg afgeleverd werden aan internationale arts-specialisten, toegekend aan arts-specialisten uit Nederland.
Wat betreft het aantal buitenlandse artsen actief binnen de eerstelijnszorg in Vlaanderen, verwijs ik u naar het rapport van de federale planningscommissie dat eind augustus is verschenen, zoals u misschien al gezien hebt. Hieruit blijkt onder meer dat van de beroepsactieve huisartsen actief in de gezondheidszorg in Vlaanderen 97 procent de Belgische nationaliteit had en een Belgisch diploma. Deze cijfers dateren wel van 31 december 2021, collega, maar dat is het meest recente rapport dat we hebben. De overige 3 procent bestaat voornamelijk uit huisartsen met een andere nationaliteit die in België hun diploma gehaald hebben. Ze zijn hier dus gebleven na hun studies. Daarnaast zijn er zowel huisartsen met de Belgische nationaliteit als niet-Belgen die hun diploma in het buitenland gehaald hebben.
Kennis van een van de drie landstalen is een absolute vereiste voor de uitoefening van het beroep. Zoals u weet, is dat een federale materie die alleen kan worden getoetst in het kader van de aflevering en het behoud van een visum. Het lijkt me essentieel dat je als arts zorgt dat je de taal leert van de regio waar je je vestigt. Ook indien de patiënt zelf een andere taal spreekt, ben je als zorgverlener immers een schakel in een breder geheel: je moet kunnen communiceren met andere zorgverleners en voldoende mee zijn met de evoluties in het lokale gezondheidslandschap. Ik kijk heel erg uit naar een uitgewerkt voorstel voor een taaltest en zal vragen dat dit voorstel besproken kan worden op de interkabinettenwerkgroep Zorgberoepen.
De kwaliteit van de uitoefening van de gezondheidszorg is een federale bevoegdheid. We kunnen zelf ook wel initiatieven nemen, zoals het waarborgen van de instroom van kwalitatief hoogstaande en competente zorgprofessionals door specifieke gezondheidszorgbeoefenaars te erkennen. Dit gebeurt aan de hand van onze erkenningsprocedures. We hebben de Vlaamse Planningscommissie opgericht, die ook quota vastlegt. Tevens moedigen we aan om te kiezen voor knelpuntspecialisaties voor gespecialiseerde zorggebieden.
Dat is dus de laatste stand van zaken. Er is dus wel wat bezorgdheid inzake de kennis van de taal en over het feit dat we die neptandartsen niet terugvinden. Hopelijk komt daarover eind deze maand meer nieuws.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Zoals u zegt, zijn er zowel artsen die van hieruit in het buitenland gaan werken als artsen die de omgekeerde beweging maken. We hebben hier inderdaad een heel hoogstaande opleiding geneeskunde. Ik denk dat we dezelfde norm moeten aanhouden voor mensen die hiernaartoe komen. Daar mogen we niet van afwijken. De taal is ook een heel belangrijk bijkomend element in de relatie tussen de dokter en de patiënt. We hebben het al gehad over de veiligheidsrisico’s: er kunnen zaken verkeerd geïnterpreteerd worden en er kunnen zaken verkeerd uitgelegd worden, en dit zowel langs de kant van de patiënt als de kant van de dokter. Er zijn ook heel wat culturele gevoeligheden. Uit het OESO-rapport blijkt dat heel wat dokters uit Afrika en Zuid-Europa komen, waar heel wat zaken anders bekeken kunnen worden dan hier in onze maatschappij. Ik denk dat dat ook van heel groot belang is. Soms bestaan er nog taboes rond bepaalde aandoeningen en bepaalde oorzaken van aandoeningen, die dan misschien minder bespreekbaar zijn in de relatie tussen arts en patiënt. Ik denk dat we daar zeker niet blind voor mogen zijn en dat we op dat vlak de nodige stappen moeten zetten. Het blijft essentieel om de taal te beheersen. Ik denk dat u op dat vlak zeker een stap voorwaarts moet zetten, evenals uw federale collega. Het is niet voldoende om een van de drie landstalen te kennen. Zo merken we bijvoorbeeld dat vele Nederlandstalige bewoners van de Vlaamse Rand niet meer in hun eigen taal terechtkunnen bij een dokter. We kennen die Brusselse problematiek, die zich als een inktvlek verspreidt over de Vlaamse Rand. Ik denk dat de Vlaamse overheid op dat vlak de nodige stappen moet zetten om ervoor te zorgen dat alle artsen en zorgverleners daar Nederlands spreken, net zoals in de rest van Vlaanderen. Dat zal zeker en vast de zorg ten goede komen. Ik hoop dat u zich daar hard voor blijft inzetten en dat u er ook bij de federale overheid op aandringt de nodige stappen te zetten.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We moeten inderdaad de overleggen afwachten die u volgende week en de komende weken hebt, want het is toch een vreemde vaststelling dat die berichtgeving er is en dat er daarover onduidelijkheid is op het terrein.
De kwaliteit van zorg is ons allen genegen. Ik sluit aan bij de collega wat de buitenlandse artsen betreft. We moeten erop toezien dat zowel de taal als de kwaliteit gegarandeerd is voor onze bevolking. Ik dank u.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Reuse, u weet dat wij bevoegd zijn voor de erkenningsvoorwaarden. Het visum kan taal in aanmerking nemen. Als er problemen zijn op het vlak van de kwaliteit, kan die federale toezichtcommissie optreden. Het is voor mij een belangrijke zorg. Ik deel de zorg die werd geuit door collega Sleurs en uzelf en ik zal die zeker verder laten aankaarten op de gepaste gremia.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.