Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Vandaag stond in de krant dat dengue vanuit Zuid-Europa in heel Europa oprukt en veel vaker voorkomt dan enkele jaren geleden. Dat is waarschijnlijk het gevolg van twee zaken, namelijk de globalisering met veel meer internationale contacten, waardoor tropische muggen zich sneller verplaatsen over de wereld, maar ook omdat het door de klimaatopwarming gemakkelijker is voor tropische soorten om hier te overleven.
Minister, ik ben op dit thema al een aantal keren tussengekomen in het parlement, maar dat dateert waarschijnlijk van voor uw tijd in deze functie. Aanvankelijk werd er wat meewarig over gedaan en vroeg men zich af of het nodig was om het over exotische muggen te hebben. Ik merk nu dat, zowel binnen als buiten het parlement, steeds meer mensen het erover hebben, en ik denk dat dat terecht is, want de problematiek neemt toe.
Op twee plaatsen in Vlaanderen, in Lebbeke en Wilrijk, werden deze zomer exotische tijgermuggen gespot. Vermits er op diezelfde locaties ook in 2022 al tijgermuggen werden gerapporteerd, gaan de wetenschappers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) ervan uit dat het een populatie betreft die hier wist te overwinteren. Dat betekent dat we na de invasie in een nieuwe fase zijn terechtgekomen, namelijk die van de vestiging. Het gaat nu niet meer enkel over populaties of individuele muggen die hier terechtkomen, bijvoorbeeld via een bandentransport, en die dan één seizoen overleven. Nee, nu zijn er ook muggen die hier de winter overleven.
Dat heeft gigantische gevolgen, want de bestrijding van vorig jaar, gecoördineerd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), blijkt dus niet sluitend te hebben gewerkt. Dit kan mogelijk te verklaren zijn doordat muggen steeds meer resistent worden voor bepaalde bestrijdingsmiddelen, zoals afgelopen zomer bleek.
Een paar jaar geleden was er hier, met uw voorganger minister Beke en minister Demir, een kleine discussie over het project MEMO, en de opvolger MEMO+, en over wie wat ging betalen. Er was een soort symbolische staatshervorming nodig over wat bij wie zat, en of muggenbestrijding en preventieve gezondheidszorg op dat gebied bij het ANB zit, of bij Volksgezondheid. Het is uiteindelijk opgelost geraakt, maar u ziet dat het niet altijd uitgeklaard is als je weet of het nu federaal of Vlaams is. Ook binnen de beleidsdomeinen loopt het soms moeilijk.
Ondertussen loopt dat project MEMO+ op zijn laatste benen. De website van Sciensano spreekt over 12 september als einddatum. Als dat klopt, dan was dat vorige week. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde houdt het op 2024. Dat zou betekenen dat er nog enkele maanden tijd zijn om het vervolg voor te bereiden. Het monitoringsproject voor exotische muggen, gefinancierd door ten dele de federale en ten dele de regionale overheden, verliep altijd via twee sporen, namelijk actieve opsporing op risicopunten, zoals snelwegparkings, en een oproep naar de bevolking om de ogen open te houden voor tijgermuggen. Dat is niet zo evident voor slanke diertjes van minder dan een halve centimeter, die je het liefst van al snel tot een bloedvlek op de slaapkamermuur mept – ik denk dat ik dan namens de gemiddelde Vlaming spreek. Dat maakt de determinatie van tijgermuggen niet eenvoudiger. Ik zie dat collega Daniëls zich hiervan distancieert … (Opmerkingen van minister Crevits en Koen Daniëls)
Behalve dat die muggen knap vervelend zijn, omdat ze venijnig kunnen steken, ook overdag, houdt de komst van de tijgermuggen ook gevaren in voor de verspreiding van exotische ziektes zoals dengue of zika. Dengue kan een zeer ernstige gezondheidsimpact hebben, tot de dood toe. Wat de precieze impact is of zal zijn van het feit dat de exotische muggen hier kunnen overwinteren, vergt bijkomend onderzoek en vooral ook blijvende alertheid. We moeten vooral informeren en niet panikeren. Het lijkt dus belangrijk om het MEMO+-project zonder onderbreking verder te zetten en misschien zelfs op te schalen. We kunnen het ons niet permitteren om, zoals de vorige keer, toen het eerste MEMO-onderzoek afliep, een periode zonder opvolging te hebben, door discussies over de financiering.
Daarom heb ik enkele vragen.
Hoe kijkt u naar de vaststelling dat tijgermuggen in Vlaanderen kunnen overwinteren?
Hoe schat u de gevolgen daarvan in voor de volksgezondheid en meer bepaald de mogelijke overdracht van tropische virussen?
Hoe gaat het ANB de haarden van exotische muggen te lijf? Is de groeiende resistentie van muggen tegen bepaalde bestrijdingsmiddelen hierbij een handicap? Is uitroeien nog mogelijk eens het invasieproces in de vestigingsfase zit?
Hoe zal de verdere monitoring van de aanwezigheid en verspreiding van exotische muggen gebeuren? Krijgt MEMO+ een naadloos vervolg? Worden de onderzoeksopdracht of onderzoeksmethodes bijgesteld of uitgebreid?
Is Vlaanderen klaar voor een plotse, plaatselijke opstoot van exotische, door muggen overgedragen ziektes, zoals we er eerder deze zomer zagen gebeuren in Zuid-Europa?
Minister Crevits heeft het woord.
Het zal moeilijk zijn om kort te antwoorden, want het zijn heel veel vragen. Ik heb ook overleg gepleegd met collega Demir, omdat een aantal vragen aan haar bevoegdheid raken. Dus dat is een gebalanceerd evenwicht.
Ik start met een introductie. Dat de eitjes van tijgermuggen in zachte winters kunnen overwinteren, was reeds gekend. Er waren eerder al rapporten over de vestiging van Aziatische tijgermuggen in Midden- en Noord-Frankrijk en Zuid-Duitsland. Het klimaat in Vlaanderen verschilt niet erg met de omstandigheden daar. Bovendien gaat het om tijgermuggen uit populaties die zich al verschillende jaren geleden vestigden in Zuid-Europa en dus ook beter aangepast zijn aan onze weersomstandigheden dan tijgermuggen die rechtstreeks binnengebracht worden uit Azië. Eitjes van tijgermuggen kunnen in rust makkelijk lichte tot matige vorst overleven. Door de klimaatverandering komen zware vorstperiodes nog nauwelijks voor in Vlaanderen, zoals u ook al hebt gemerkt. Het is dan ook geen echt grote verrassing dat we hier tijgermuggen vinden.
De kans op lokale autochtone overdracht van tropische virussen als dengue, ook wel knokkelkoorts genoemd, chikungunya of zika is momenteel bijzonder klein. Deze virussen circuleren hier helemaal niet en de populaties met voldoende tijgermuggen zijn voorlopig beperkt tot enkele wijken in de betrokken gemeenten. Sporadisch komen reizigers met deze tropische ziektes naar huis. Daar is waakzaamheid voor geboden, zeker als deze personen in contact zouden komen met de huidige populaties aan tijgermuggen. De huisartsen van de betrokken gemeenten werden aangeschreven om personen die zowel een reisgeschiedenis hebben naar gebieden waar de tropische virussen circuleren als vergelijkbare klachten als koorts en spierpijn hebben, te testen op deze tropische ziekten. Indien de resultaten positief zijn, wordt gevraagd om dit te melden aan het team infectieziektebestrijding. Het is ook belangrijk om te weten dat ongeveer de helft van de besmette personen geen of zeer lichte symptomen ontwikkelt, maar mogelijk wel voldoende virus heeft voor de overdracht. Dat maakt een goede opvolging nog moeilijker.
Naast een besmette gastheer is er voor overdracht ook een voldoende grote populatie van de vector, de overdrager, nodig om het virus met succes te kunnen overdragen. Het is niet zo dat een tijgermug onmiddellijk deze virussen kan overdragen; het virus moet zich in de mug ontwikkelen. De snelheid waarmee dit gebeurt, is ook afhankelijk van de temperatuur.
Het is wel van groot belang dat we de gevestigde populaties zo klein mogelijk trachten te houden en om bij ontdekking van nieuwe haarden zo snel mogelijk over te gaan tot de bestrijding.
De bestrijding van de exotische muggen zelf valt onder de bevoegdheid van het Agentschap Natuur en Bos en mijn collega minister Demir. Het ANB gaf het Departement Zorg hierover de volgende informatie:
In een perimeter van 200 meter rond de initiële melding worden alle terreinen, zowel privé als openbaar, bezocht. Alle mogelijke broedplaatsen worden gezocht, waar mogelijk wordt het water uitgegoten en worden de voorwerpen afgedekt geplaatst of omgedraaid. Waar niet mogelijk worden deze behandeld met BTI, dat staat voor Bacillus Thuriengensis Israeliensis. Dit is een biocide dat specifiek inwerkt op de muggenlarve en niet schadelijk is voor mens en andere dieren. Het product blijft drie weken werkzaam. Er worden meerdere bestrijdingsronden georganiseerd met een interval van drie weken. Binnen een perimeter van 500 meter wordt het openbaar terrein behandeld zoals onder andere rioolputjes. Er is hierbij steeds nauwe samenwerking met de steden en gemeenten.
Er is weinig tot geen resistentie tegen BTI op dit moment, waardoor dit het product bij uitstek is in Europa voor de bestrijding van muggen.
Hoewel de impact van dit soort muggen zich louter situeert op het vlak van volksgezondheid, en er geen gevolgen zijn voor biodiversiteit, neemt het ANB de lead in de bestrijding. De bestrijding is een gedeelde verantwoordelijkheid waarin ook andere diensten dan het ANB een rol te spelen hebben. Zo kunnen er een groot aantal preventieve maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat er geen broedplaatsen zijn. Het ANB kan ook moeilijk elke auto die uit Zuid-Europa komt preventief controleren.
Het Departement Omgeving evalueert op regelmatige tijdstippen de aanpak van de exotische muggen om een efficiënte respons bij meldingen te kunnen organiseren. De ervaring uit de ons omringende landen leert dat het zeer moeilijk is om de mug volledig uit te roeien. Het blijft belangrijk om het vestigingsproces te vertragen en om waar mogelijk de verspreiding te vertragen en vooral de populatie zo laag mogelijk te houden. Daarom is het belangrijk nieuwe haarden zo snel mogelijk aan te pakken en te bestrijden.
Het is van belang dat de monitoring van de tijgermug wordt verdergezet.
Binnen het huidige National Environment Health Action Plan (NEHAP) is MEMO+ een van de belangrijkste projecten. MEMO+ loopt nog tot september 2024 en kan verlengd worden tot september 2025. De bedoeling is om via een protocolakkoord tussen alle overheden in België, binnen de Gemeenschappelijke Interministeriële Cel voor Leefmilieu en Gezondheid (GICLG), de monitoring van exotische muggen voor de looptijd van NEHAP3 tot en met 2029 toe te wijzen aan Sciensano en partners, zoals het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Tegelijkertijd zal de werkgroep Exotische Muggen en Andere Vectoren van het NEHAP een analyse maken van het probleem en een projectie van de behoeften en verwachtingen naar de toekomst toe. Er wordt dus gewerkt aan een verderzetting van de muggensurveillance. In deze groep is er ook voldoende aandacht voor internationale wetenschappelijke en beleidsmatige kennis en praktijk.
Ik kom tot uw vijfde vraag. Wij houden zeker voldoende rekening met autochtone cases van door muggen overgedragen ziektes, niet alleen door de tijgermuggen maar ook door malariamuggen en niet te vergeten onze gewone huissteekmug, die een vector is voor het westnijlvirus. Ik heb veel geleerd naar aanleiding van uw vraag.
Naast de vraag aan artsen uit de regio van Lebbeke en Wilrijk om nu reeds gevallen te melden, wordt er ook binnen het team infectieziektenbestrijding onderzocht om elk geval van dengue, chikungunya en zika meldingsplichtig te maken. Momenteel geldt dit alleen voor gevallen waarbij de besmetting op Europees grondgebied gebeurde. We kunnen telkens, ook bij een importgeval, maatregelen nemen om de verdere verspreiding tegen te gaan.
Met nu al enkele gevallen van dengue in Parijs deze zomer is het zeker een uitdaging voor de toekomst om lokale uitbraken te voorkomen. We werken op dit ogenblik aan een communicatiestappenplan en draaiboek om te bepalen waar, wanneer en naar wie moet worden gecommuniceerd bij vondsten van tijgermuggen, ziektegevallen enzovoort. Hieruit gaan we een sensibiliseringscampagne destilleren. Dat maakt ook deel uit van het klimaatgezondheidsplan dat op 4 december van dit jaar zal worden voorgesteld tijdens de gezondheidsconferentie.
Helemaal tot slot geef ik nog mee dat bij een lokale uitbraak van een door de tijgermug overgedragen ziekte nu gebruikgemaakt wordt van het insecticide adulticide dat dan in een bepaalde perimeter rond de plaats van de uitbraak wordt gespoten. Omgeving heeft een zicht op welke producten hiervoor gebruikt kunnen worden. Wij kunnen dus wel snel schakelen bij een uitbraak.
Mijn excuses dat mijn antwoord een beetje langer was, maar ik vind het wel interessant om alle informatie mee te geven. Maar het is een hele grote uitdaging om hiermee om te gaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het is goed dat het antwoord in de diepte was, omdat het relatief nieuwe informatie voor het parlement is. We zijn hier niet iedere week over exotische muggen bezig. Maar wie weet, ik hoop dat we kunnen vermijden dat we er op een dag plots wel allemaal mee bezig zijn. Het doet mij qua aanpak nogal denken aan ‘tracing’, waar je heel sterk haarden gaat opsporen op het moment dat er mensen besmet zijn en de hele buurt gaat betrekken.
Ik had een aantal informatieve vragen, maar ik denk dat ik ze beter schriftelijk zal stellen. Het gaat over het aantal haarden dat is gevonden en het aantal bestrijdingsmomenten. Ik denk dat dat minder belangrijk is nu, maar ik ben blij kennis te nemen van het engagement dat we tot 2029 het project via Sciensano zouden verderzetten. Ik vrees in de tussentijd, als je ziet hoe op drie jaar tijd het aantal situaties vooruitgaat, dat we de capaciteit zullen moeten opschalen, maar daar zullen we dan budgettair andere gesprekken over voeren. Dit is er immers en het zal niet meer weggaan, vrees ik. Wordt dus vervolgd.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Toevallig woon ik in het zeer mooie Lebbeke. We hebben het binnen de gemeenteraad al heel regelmatig gehad over de tijgermuggen. Ik kan u zeggen dat er bij ons alleszins drie bestrijdingsrondes zijn geweest binnen een straal van 200 meter. De vraag is hoe men die straal eigenlijk bepaalt, want een mug stopt niet aan een bepaalde grens. Ik vind het altijd heel tricky hoe men dat eigenlijk beslist. In het begin is er geen informatie bezorgd, ook niet aan de huisartsen. Er waren heel wat vragen van alle inwoners. Het gaat eigenlijk alleen over inwoners rond de plek waar ze gevonden zijn. Ik weet niet of u beschikt over die informatie maar mij lijkt het interessant om te weten op welke basis dat beslist wordt.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik stel voor, als dat kan, dat de vragen schriftelijk gesteld worden, ook de vraag van collega Saeys.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Superkort, er valt mij nu nog een ding te binnen dat mij interesseert. Het is een suggestie om mee te nemen. Als er nu een bestrijding is op een bepaalde plek, drie weken na elkaar, met een straal van 200 meter heb ik begrepen, is de vraag of er een jaar later op diezelfde plek actief door mensen van het Agentschap Natuur en Bos bijvoorbeeld aan controle wordt gedaan of daar nieuwe haarden zijn of niet. Maar ik zal die vragen allemaal schriftelijk bezorgen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
De vraag om uitleg is afgehandeld.