Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
We hebben het zojuist gehad over de werkdruk in de woonzorgcentra. Daar is een aspect dat de laatste maanden steeds vaker terugkomt in gesprekken met mensen die in de woonzorgcentra werken: een toename van het aantal psychiatrische patiënten in woonzorgcentra. Dat zorgt natuurlijk voor extra uitdagingen voor de aanpak van die mensen omdat dat mensen zijn – zeker niet allemaal – die storend gedrag kunnen vertonen. Ik hoor vaak signalen dat het soms gemakkelijk tot botsingen komt, zelfs tot geweld, dat het moeilijk samenleven is met mensen met dementie, dat er niet altijd begrip voor is en dat dat tot conflicten leidt. Het personeel zegt zelf ook dat ze daar vaak helemaal niet voor opgeleid worden en dat ze niet weten hoe ze het best met die mensen kunnen omgaan.
Ik krijg ook het signaal van directeurs of directrices van woonzorgcentra dat zij inderdaad meer en meer de vraag krijgen van bijvoorbeeld ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen om mensen met een psychische problematiek verder op te vangen. Maar daarvoor is op dit moment op de werkvloer ten eerste onvoldoende omkadering voorhanden omdat de werkdruk al heel hoog is. Daar hebben we het zojuist over gehad. Langs de andere kant is er het probleem van de opleiding. Het personeel dat er aanwezig is, leert er eigenlijk niet mee omgaan.
Het komt niet uit de lucht vallen dat dat nu zo gebeurt want we weten dat de psychiatrische verzorgingstehuizen (pvt’s) vandaag vol zitten en ook vaak wachtlijsten hebben en dat de laatste tien jaar het aantal plaatsen van die psychiatrische verzorgingstehuizen ook afgebouwd is door de regering. Die mensen verdwijnen natuurlijk niet. Er komen ook meer van dat soort profielen bij. Die komen uiteindelijk in de woonzorgcentra terecht.
Ik had daar een schriftelijke vraag over gesteld. Tot mijn verbazing wordt niet bijgehouden hoeveel mensen met een psychiatrische problematiek opgenomen worden in een woonzorgcentrum. Minister, dat is meteen mijn eerste vraag. Het lijkt me wel nodig om dat op te volgen, net omdat de capaciteit van de psychiatrische verzorgingstehuizen afgebouwd wordt. Dan moeten we wel weten waar die mensen terechtkomen en over welke aantallen dat gaat. Want vandaag kunnen we dat eigenlijk zelfs niet zeggen.
Natuurlijk is de capaciteit in de psychiatrische verzorgingstehuizen afgebouwd. Zij hebben juist wel een specifieke omkadering voor zulke patiënten. Zij weten beter hoe daarmee om te gaan. Er zijn ook andere profielen van personeel aanwezig die daar kunnen omgaan met die mensen. Dan is er natuurlijk de vraag waarom we dat daar gaan afbouwen zonder een volwaardig alternatief te voorzien voor de mensen die normaal naar de pvt’s gaan.
Zoals ik zei worden mensen van woonzorgcentra er vandaag niet voor opgeleid. Wordt daarop ingezet? Minister, wat vindt u daarvan? Wilt u daarin investeren, maar wilt u vooral ook investeren in een grotere capaciteit van personeel om die mensen ook goed op te volgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, het is een interessante, belangrijke vraag. De vermaatschappelijking van de zorg leidt ertoe dat er meer personen met psychische zorgnoden inderdaad terechtkomen in een woonzorgcentrum. Dat betekent dat er bijkomende kennis en expertise met betrekking tot die psychische zorgnoden bij ouderen gegarandeerd moet worden, ook bij het personeel dat binnen de woonzorgcentra actief is.
In een antwoord op een vorige vraag heb ik gesteld dat het Woonzorgdecreet voorziet dat ouderen met een complexe zorg- en ondersteuningsnood opgenomen kunnen worden in woonzorgcentra. Wanneer de psychiatrische problematiek onvoldoende gestabiliseerd is en gespecialiseerde psychiatrische zorg vereist is, dan is de opname in een psychiatrisch ziekenhuis of een pvt aangewezen. Dat is dus een dubbel.
We zien ook dat in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 erkenningsvoorwaarden gesteld worden die handelen over het beleid op het vlak van het opname- en ontslagbeleid, het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen, maar dat het woonzorgcentrum zelf het opnamebeleid uitstippelt binnen dat kader. We zien dat sommige woonzorgcentra zich specialiseren in de zorg voor ouderen met psychische zorgnoden. Dan is natuurlijk een gerichte vorming van het personeel aangewezen. Ze doen dat ook.
Je merkt ook dat de personeelsnormen bepaald worden op basis van de zorgbehoevendheid van de bewoner. Het meetinstrument, onze Katz-schaal, gebruikt geen typologie van ziektebeelden, wel de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de bewoner. De psychische items beperken zich tot oriëntatie in tijd en ruimte. Ik denk dat daar beterschap nodig is, maar die zal er ook komen omdat de komende jaren het gebruik van onze BelRAI LTCF-schaal (BelRAI Long Term Care Facilities) de zorgbehoefte, ook op mentaal vlak, veel meer in detail in kaart zal brengen. U vraagt om dat toch een beetje bij te houden. Dat gaat spontaan gebeuren door de BelRAI die ingevoerd wordt.
Deze legislatuur hebben we beslist om de personeelsnormen drastisch op te trekken en de kwalificaties van de personeelsleden voor reactivering substantieel uit te breiden. Zo kunnen er meer psychologen aangeworven worden. Deze uitbreiding moet de woonzorgcentra toelaten hun personeelsequipe nog meer af te stemmen op de noden van hun bewoners.
Wat de investeringen betreft, besef ik zeer goed dat de noden in de geestelijke gezondheidszorg groot zijn. Deze legislatuur heeft mijn voorganger, Wouter Beke, gefocust op het versterken van de ambulante geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren, dat staat ook zo in het Vlaams regeerakkoord. Er is geïnvesteerd in het ambulante aanbod van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), van de centra voor ambulante revalidatie (CAR), in perinatale mentale zorg, in het verder ontwikkelen van online hulpverlening, enzovoort. Ook het aanbod voor specifieke doelgroepen werd reeds versterkt. Ik denk aan de ambulante verslavingszorg.
Ik erken ook de nood aan voldoende en kwalitatief aanbod vanuit de psychiatrische verzorgingstehuizen, zeker voor de doelgroep van volwassenen met langdurige psychische zorgnoden.
De financiële situatie van de psychiatrische verzorgingstehuizen (pvt’s) is ook een bekommernis, en werd door de sector al jaren als een prioritair probleem op onze agenda geplaatst. Ik ben dan ook bijzonder verheugd dat we hierin nu een stap vooruit kunnen zetten want we hebben met de Vlaamse Regering beslist om 1,6 miljoen euro extra vrij te maken voor een betere vergoeding van de anciënniteit van het personeel in pvt’s. Dit werd net vorige week, op 15 september, definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Ik realiseer mij dat we de komende jaren nog veel zullen moeten doen, maar dat is een belangrijk element.
Tot slot is in onze regelgeving ook een mogelijkheid voorzien om een vergunning van een andere zorgvorm in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid om te zetten in een vergunning voor pvt. Hierbij dient de Vlaamse Regering de procedure voor de omzetting en de voorwaarden vast te stellen. Er is dus een mogelijkheid om capaciteit van de woonzorgcentra om te zetten in capaciteit pvt. Aangezien de vergrijzing van de bevolking de grote nood aan plaatsen in woonzorgcentra op scherp stelt – althans op dit moment – is het een bewuste keuze om van deze mogelijkheid geen gebruik te maken.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het probleem is vooral dat de eerstelijns psychische omkadering vanuit een CGG of andere vaak niet volstaat omdat het net gaat om die zwaardere zorgprofielen. Ik begrijp uw uitleg, maar wat ik niet goed begrijp is de keuze om het aantal bedden in die pvt’s af te bouwen terwijl er wel nog zware zorgprofielen zijn die men op dit moment niet aankan in de woonzorgcentra. De druk is daar al zeer hoog en het zorgt voor een extra belasting voor het personeel. We hebben het er daarnet over gehad, die belasting is vandaag al heel erg zwaar.
U zegt dat het woonzorgcentrum zelf kiest wie ze opnemen en wie niet en dat het enkel kan als iemand voldoende gestabiliseerd is. Ik heb echter een voorbeeld van een Limburgs woonzorgcentrum dat met een ziekenhuis in gesprek was. Dat ziekenhuis was reeds bij zes woonzorgcentra gaan aankloppen voor een persoon met een zware psychische kwetsbaarheid en men vond geen plaats. Als er geen plaats is … Die mens moet wel ergens terecht. Die mensen krijgen vandaag niet de omkadering die ze nodig hebben.
In die zin begrijp ik niet goed dat u zegt dat we nu die omzetting van capaciteit naar pvt niet gaan gebruiken. Dan gaan we in de situatie blijven waarbij mensen met een zware psychische problematiek terechtkomen in omstandigheden die niet aangepast zijn.
Het is goed dat u zegt dat er extra investeringen, 1,6 miljoen euro, komen voor een betere vergoeding van de anciënniteit van de pvt’s. Dat is terecht, maar kunt u mij de keuze uitleggen om de pvt’s af te bouwen zonder een alternatieve capaciteit te voorzien in de woonzorgcentra? Ik wil benadrukken dat de omstandigheden en omkadering van een pvt helemaal anders zijn. Daar zijn andere profielen die verantwoordelijk zijn en mensen omkaderen dan de mensen die in een woonzorgcentrum werken vandaag.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, we staan voor grote uitdagingen in de zorg, ook in de ouderenzorg. We zien nu al dat het aantal 85-plussers met dementie en psychiatrische aandoeningen toeneemt. Dit aantal zal ook in de toekomst alleen nog maar toenemen. Hun specifieke zorgnoden vragen extra inspanningen van het personeel. Zoals collega Vandecasteele net al zei, heeft het zorgpersoneel intern te weinig expertise om deze ouderen kwalitatieve zorg op maat te geven.
Minister, het is belangrijk dat hier in de algemene opleiding verpleegkunde voldoende aandacht aan besteed wordt, zeker in de toekomst. Hoe zult u, samen met uw collega-minister van onderwijs, ervoor zorgen dat dit meer aan bod zal komen in de opleidingen?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal bezorgd zijn en dat het een belangrijke vraag is hoe we hier in de toekomst mee zullen omgaan. We mogen alleszins mensen met een psychiatrische problematiek niet zomaar over dezelfde kam scheren. Het mag ook wel gezegd worden dat het belangrijk is om te kijken naar gestabiliseerde patiënten en naar mensen die wat tussen een ziekenhuis en een andere setting ‘hangen’. Voor hen moet er zeker gekeken worden naar een betere oplossing, naar een zo goed mogelijke oplossing op maat. Minister, u verwees al naar het BelRAI-systeem en de Katz-schaal. Maar ik heb toch nog een specifieke vraag. Welke toekomst ziet u voor de pvt’s? Op welke manier denkt u die te kunnen versterken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandecasteele, ik wil eerst en vooral iets verduidelijken: de bedden die gemarkeerd zijn om uit te doven, zijn bedden voor de mensen met een dubbeldiagnose, dus voor mensen met een verstandelijke beperking. Dat is dus een heel andere doelgroep, dat is niet de doelgroep waarnaar u verwijst.
U vroeg ook naar de capaciteit en waarom we niet omzetten. De capaciteit van de woonzorgcentra is absoluut nodig om tegemoet te komen aan de noden in de woonzorgcentra, nu en in de toekomst. We zullen sowieso een beslissing moeten nemen, het liefst nog tijdens deze legislatuur maar anders in de volgende, voor extra capaciteit tout court, want we botsen daar op de limieten. De sector vraagt ook dat we daar keuzes in maken.
Binnen de woonzorgcentra zal er ook meer expertise in verband met psychische problemen opgebouwd moeten worden. Dat gebeurt nu al. De stijgende noden op het vlak van mentaal welzijn die we bij de hele bevolking zien, zien we dus ook in onze woonzorgcentra.
Wat betreft dementie en moeilijk hanteerbaar gedrag voorzien we wel een opleiding voor de medewerkers rond dementiezorg. We werken ook met referentiepersonen dementie in de woonzorgcentra, die fungeren als aanspreekpunt. Dat vind ik een goede zaak. De regionale expertisecentra dementie nemen hierin het voortouw.
Collega’s, zoals ik al zei in mijn eerste antwoord, hebben we trouwens de norm voor het personeel in onze woonzorgcentra al aangepast, net om meer ruimte te laten ontstaan voor psychologische en psychosociale ondersteuning binnen de woonzorgcentra. Want je ziet overal dat dat meer nodig wordt. Er zijn, zoals ik ook al zei, nu al woonzorgcentra die zich heel specifiek op die doelgroep richten en er expertise rond opbouwen. Dat is een goede zaak.
Collega Geerinckx, het is belangrijk dat de BelRAI opgenomen wordt in de onderwijscurricula. In de BelRAI wordt de psychische kwetsbaarheid gescoord. Daarmee geef ik ook een antwoord op de vraag van collega Vandecasteele. Het is namelijk wel van belang dat we daar wat meer inzicht in krijgen. En tot nog toe, door te werken met de Katz-schaal, hadden we dat inzicht niet. De komende jaren zullen we dat wel duidelijker kunnen zien.
Wat de pvt’s in de toekomst betreft, is het duidelijk voor mij: die pvt’s blijven ook in de toekomst een belangrijke en noodzakelijke woonvorm voor mensen met langdurige ernstige psychiatrische zorgnoden. Dat zal ook in de toekomst nodig blijven. De sector ziet echter wel evoluties binnen de doelgroep. Zo komen de laatste jaren meer jonge mensen terecht in die pvt’s. Sommige pvt’s hebben ook een heel specifiek aanbod voor geïnterneerden. Je merkt dus dat de samenleving op dat vlak ook erg aan het evolueren is. Work in progress, dus!
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik beschouw het toch als een verdoken besparing, minister. Er werden pvt’s afgebouwd, maar de personen met die problematiek blijven er wel en zij hebben een omkadering nodig die vandaag niet geboden kan worden in de woonzorgcentra. Er wordt bespaard op de pvt’s: zoals ik al zei, wordt de helft van de bedden van de pvt’s niet gefinancierd. Bijna alle psychiatrische verzorgingstehuizen draaien vandaag met verlies. Tegelijkertijd moeten die mensen wel ergens terechtkunnen en komen ze dus terecht in de woonzorgcentra, waar er minder omkadering is. Dit gaat dus wel om een besparingsoperatie. Die gebeurt vandaag op de kap van het personeel dat in de woonzorgcentra werkt en dat de werkdruk veroorzaakt door die specifieke doelgroep erbij krijgt. Het gaat niet over mensen met een lichte psychische problematiek, het gaat over mensen met een zwaardere psychiatrische problematiek, die vandaag eigenlijk niet de juiste omkadering krijgen in de woonzorgcentra. Ik denk dat er echt wel meer nodig zal zijn om daar die correcte omkadering te geven en dat een investering in de pvt’s noodzakelijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.