Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Collega’s, deze vraag is hier in het verleden al een paar keer teruggekomen. Kinderen met ondersteuningsnoden hebben namelijk onvoorwaardelijk recht op het basisbedrag tot de maand waarin ze 21 jaar worden. Wanneer de ondersteuningsbehoefte te hoog, of zeer specifiek is, kan men op bepaalde voorwaarden ook een zorgtoeslag ontvangen bij het groeipakket. De ondersteuningsbehoefte voor kinderen die een zorgtoeslag ontvangen, wordt automatisch opnieuw geëvalueerd op de leeftijden van 6, 12 en 18 jaar. Kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte kunnen ook een beroep doen op de zorgtoeslag. Ook al gaat het in deze gevallen helaas vaak om een blijvende aandoening, toch moeten deze kinderen – met uitzondering van vijf aandoeningen waarvoor deze verplichting is weggevallen – die evaluaties doen op die eerder vermelde leeftijden.
Mijn collega’s van de N-VA-fractie hebben er in het verleden voor gepleit om het de mensen met die gekende aandoeningen – waarvan we tegenwoordig weten dat daar helaas geen medische evoluties in komen – niet aan te doen om die toeslag telkens opnieuw te moeten aanvragen. Voor vijf aandoeningen is dat al geregeld, minister, en daar ben ik blij om, maar er zijn nog heel wat andere aandoeningen die niet geregeld worden.
Het aanvragen van die zorgtoeslag is voor de ouders een uitdaging. Dat is een uitdaging omdat je alle documenten van verschillende artsen, therapeuten, de school, het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), en de universitaire ziekenhuizen, ingevuld moet krijgen – wanneer assistenten de behandeling doen, moeten de proffen die documentatie regelen – en moet samenbrengen in één dossier. Dat is dus echt nogal een tocht om al die documenten. Ook al wordt dat dossier dan gescand, of digitaal ingevuld en verstuurd, ook al kun je een digitaal documenten niet kwijtraken, het blijven allemaal documenten die verzameld moeten worden. Soms gaat het daarbij om heel veel documenten.
Wanneer de ouders die moeite hebben gedaan, en ze vragen een herziening op, of de arts van het agentschap Opgroeien moet het dossier behandelen, dan blijkt soms dat bepaalde informatie niet correct is meegenomen, of dat men erover heeft gekeken. Bijvoorbeeld of het kind incontinent is en of het incontinent blijft, zijn twee punten die worden meegeteld. Het kan gebeuren dat de arts daarover heeft gekeken. Het kind krijgt dan onvoldoende punten, de ouders merken dat op, en dat is heel frustrerend. Zeker wanneer die fouten een impact hebben op het uitkeren van de zorgtoeslag, is het belangrijk dat die fouten snel worden rechtgezet. De communicatie aan de ouders moet daarbij op een dergelijke manier gebeuren zodat de ouders dat begrijpen. Er moet duidelijk en snel gecommuniceerd worden, en niet met een standaardantwoord.
Als er toch fouten zitten in dat dossier omdat de artsen daarover hebben gekeken, en de fout zit dus bij het agentschap Opgroeien, dan stel ik vast dat de ouders zich vastrijden in mails met standaardantwoorden, en in standaardtelefoongesprekken. Het concrete dossier wordt niet door de betrokkenen erbij genomen, en de medewerkers van het agentschap gaan niet zeggen waar ze in de fout zijn gegaan, en dat ze dat zelf gaan rechtzetten.
In welke mate kunnen ouders van kinderen die een zorgtoeslag ontvangen, persoonlijk contact opnemen met een arts van het agentschap Opgroeien? Kunnen zij rechtstreeks bij die arts terecht wanneer er een administratief of inhoudelijk probleem blijkt te zijn met de vraag of de beoordeling daarvan?
Momenteel moeten ouders verschillende documenten opvragen om die in een medisch dossier te steken, terwijl diezelfde documenten meestal al in een medisch dossier zitten dat bij de huisarts bekend is. Is er geen manier om ervoor te zorgen dat ouders niet opnieuw zelf informatie moeten sprokkelen?
Wanneer blijkt dat er vanuit het agentschap Opgroeien een fout is gemaakt bij de behandeling van een dossier, waarom wordt dat dan niet automatisch rechtgezet met terugwerkende kracht, maar moet de ouder beroep indienen tegen iets wat al in het dossier zit?
Voor een aantal aandoeningen is het betreffende gezin bekend bij de diensten van de Vlaamse overheid. Minister, bent u bereid die informatie rechtstreeks uit te wisselen, en aan de ouders de ontbrekende info te vragen, in plaats van de ouders nu zelf alle info te laten bezorgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag.
Klantvriendelijkheid blijft vaak een uitdaging. Een persoonlijk contact met een evaluerend arts is niet noodzakelijk om zo’n inschaling te kunnen doen. Het consult heeft als doel om een evaluerend arts toe te laten extra toelichting te vragen bij aangeleverde stukken, dat is dus geen medisch consult waarbij een kind onderzocht wordt. In die zin is vastgesteld dat het consult vaak geen extra meerwaarde betekende voor ouders, maar wel een overbodige last, omdat in het merendeel van de gevallen voldoende informatie aanwezig was bij de aangeleverde stukken. Tegelijk zorgde de planning van de consulten voor veel vertraging in de verwerking van de aanvragen.
Dat neemt niet weg dat mensen die een dossier willen toelichten, nog altijd de mogelijkheid hebben om aan te geven dat zij geen evaluatie op stukken wensen. In dat geval wordt altijd een consult ingepland. Ook evaluerende artsen hebben trouwens de mogelijkheid om een consult te plannen als zij, op basis van de stukken, inschatten dat zij niet over voldoende informatie beschikken.
Als mensen toch nog een administratief of inhoudelijk probleem hebben, kunnen ze contact opnemen met het team Zorgtoeslagevaluatie (Zoë). Dat kan telefonisch of via mail. Zoë neemt dan contact op met de ouders om te antwoorden op de vragen. Bij een medisch complexe problematiek kan de medewerker ook een medisch ondersteuner of een adviserend arts inroepen.
Als ouders ondersteuning nodig hebben bij de voorbereiding van een dossier, en een telefonisch antwoord onvoldoende is, dan bekijken we wie met het gezin betrokken is en een ondersteunende rol kan opnemen. Dat kan een thuisbegeleidingsdienst, het CLB, of iemand van het geïntegreerd breed onthaal. Opgroeien bekijkt ondertussen hoe de medische ondersteuners die bij het volledige proces zorgtoeslagevaluatie betrokken zijn, een meer fysiek nabije en begeleidende rol kunnen opnemen ten aanzien van ouders. Het gaat natuurlijk vooral over de meer complexe dossiers, waar mensen soms omvangrijkere problemen mee blijven hebben.
Het klopt dat bij een aanvraag voor evaluatie van de ondersteuningsbehoeften zowel informatie over de diagnose als informatie over de impact op het gezin moet worden aangeleverd. De informatie over de diagnose wordt door de arts verstrekt. Om die informatieoverdracht zo vlot en snel mogelijk te laten verlopen, is geïnvesteerd in een koppeling met eHealth. Op die manier kunnen artsen rechtstreeks vanuit hun eigen dossiersysteem gestructureerde informatie aanleveren. Dat wordt dan automatisch opgehaald door het IT-systeem van Zoë.
Vorig jaar waren het vooral huisartsen die rechtstreeks via eHealth informatie aanleverden, omdat zij als ‘globaal medisch dossier’-arts sowieso met eForms werken. Specialisten en pediaters in ziekenhuizen of private praktijken, bleken hier niet standaard mee te werken. Dankzij sensibilisering en nauwe contacten met de ziekenhuizen, zullen ook deze diensten zich dit jaar via hun ICT-systemen aankoppelen, waardoor die informatiedoorstroom zeker zal verbeteren, en ouders al van die last verlost kunnen worden. De ouders zullen dan niet meer zelf de verslagen moeten opladen, want artsen zullen dat zelf kunnen doorsturen vanuit het medisch dossier.
Als blijkt dat bepaalde elementen onvoldoende zijn, dan wordt een materiële rechtzetting gedaan. Dat kan met terugwerkende kracht tot vijf jaar vanaf de aanvraagdatum. Als Opgroeien geen fout vaststelt, dan wordt dit gemeld aan de ouders. Bij aanhoudende ontevredenheid kan er naar de arbeidsrechtbank worden gestapt. Dat is voor veel mensen echter een stap te ver. Persoonlijk denk ik dat we moeten nadenken over het installeren van een geschillencommissie als tussenstap, zodat je niet onmiddellijk naar de rechtbank hoeft. Ik heb dat waarschijnlijk al eens gezegd.
Ik ben zeker bereid om stappen te zetten om nog beter informatie uit te wisselen. We werken daar trouwens permanent aan. Opgroeien werkt samen met het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) aan een proeftuin rond gegevensuitwisseling. Dat is een project dat deze zomer zal starten, en waarvan we halfweg volgend jaar de resultaten zouden moeten hebben. Het is dan uiteraard de bedoeling om volop in te zetten op het ‘only once’-principe.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Mijn vraag ging niet zozeer over het consult, want mensen naar Brussel oproepen om toelichting te komen geven bij iets wat er allemaal in zit, is tijdverlies voor de ouders en de artsen. Daar gaat het dus niet over. Het gaat over dossiers waarbij alle info in de stukken zit, maar waar het wel over een omvangrijk dossier gaat, en waar de betrokken behandelende arts blijkbaar niet alles heeft gelezen. Dat gaat dan ook over stukken waarin staat wat er sociaal allemaal meespeelt in het gezin. Dat zorgt er met andere woorden voor dat de beslissing niet juist is. De ouders nemen dan contact op, en krijgen standaardantwoorden; ik ben daar zelf getuige van geweest. Die antwoorden zeggen dan dat men hulp kan krijgen van de thuisbegeleiding om het dossier samen te stellen. Maar het probleem gaat niet over de samenstelling van het dossier, het probleem is dat die zaken wel in dat dossier staan, maar dat men dat niet heeft gezien. Men wil dan gewoon aan de arts kunnen zeggen waar die zaken precies staan in dat dossier.
Men botst op standaardantwoorden, zowel aan de telefoon als via mail. Men geraakt daar niet aan uit. Dan kom je inderdaad zover dat je naar de arbeidsrechtbank moet als je ontevreden bent. Minister, voor ons bij de N-VA kan dit niet en klopt dit niet. Dat is mensen afschrikken. Als ik het dossier bekijk, gaat dat bijvoorbeeld over een materiële fout. Het kan gebeuren dat men daarover leest, en dat er een stuk gemist wordt. Het is maar menselijk als de behandelende artsen zulke fouten maken. Er moet daar een soort lightprocedure voor zijn, zodat die rechtzetting op een eenvoudige manier kan gebeuren, en zodat mensen niet bij een telefonische dienst, zoals het team Zoë, standaardantwoorden krijgen. Dat is voor iedereen tijdverlies. Er moet echt in het dossier worden gekeken.
Ik wil toch nog een suggestie doen, minister. Kunnen we niet andersom werken? Kunnen we ouders niet toelaten om aan een arts bij het agentschap Opgroeien toegang te geven tot hun eHealth? Nu moet die arts of specialist in eHealth een document maken, ze moeten dat doorsturen naar een andere arts, waarna die arts dan aan nog een andere arts moet vragen om opnieuw extra info te geven. Huisartsen en specialisten hebben allemaal lange wachttijden, maar daar zie ik een vrij eenvoudige oplossing in voor zaken die al bekend zijn. Als ouders die toestemming geven, lijkt mij dat een makkelijke oplossing. Bent u daartoe bereid om die eenvoudige koppeling mogelijk te maken als ouders daarmee instemmen? Daarnaast moet er een eenvoudigere procedure zijn. Het moet niet eens een geschillencommissie zijn. Als ouders zeggen dat de arts iets is vergeten, moeten ze gewoon kunnen zeggen waar die arts moet kijken om dat recht te zetten. Dat zou alvast heel wat frustratie besparen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik denk dat collega Daniëls u eigenlijk wel een heel goede suggestie doet om toch wel wat schot in de zaak te krijgen. Ik wou bijkomend vanuit de helikopter toch nog een aantal vragen stellen.
Vorige zomer hebt u beslist om de nieuwe dossiers voorrang te geven. Het agentschap ging het engagement aan om alle aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2022 binnen de drie maanden te evalueren. Kan het agentschap dit engagement waarmaken en hoe zit het met dossier van voor die datum? Ik hoor en lees nog steeds dat mensen al twee jaar of langer wachten. Wat is de stand van zaken daar? Welke initiatieven worden daar nog genomen? Wanneer denkt u dat die achterstand volledig weggewerkt zal zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Daniëls, voor mij is het eigenlijk simpel. Ofwel gaat het om materiële vergissingen, als men dingen niet ziet, en dan kan men alles rechtzetten met vijf jaar terugwerkend. Ofwel is er inderdaad een geschil, waarbij mensen zeggen dat het zo is en men geoordeeld heeft dat het anders is. Dan heb ik zelf al de suggestie gedaan om toch te kijken naar een soort geschillencommissie, want als men het niet materieel wil rechtzetten en het is iets wat in het dossier zit, dan zit je met een geschil, en daar is de arbeidsrechtbank voor veel mensen iets te straf. We zouden er goed aan doen om dat te installeren. U mag ook altijd de concrete dossiers bezorgen; een aantal collega’s weten dat ik er dan ook naar laat kijken, om te zien of het klopt dat men effectief een stuk niet heeft gelezen of zo. Dat kan altijd en daar kan in bemiddeld worden. Ik wil zeker die suggestie van u, die ik zelf ook gegeven had, onderzoeken.
Collega De Martelaer, ik heb de laatste cijfers niet, zelfs ook niet bij de vraag waar we nu zitten en wat de achterstand is. Ik denk dat u die het best apart opvraagt.
Dank u wel, minister. Wat ik vooral wil aangeven: als mensen een materiële fout signaleren, raken ze niet voorbij de klantendienst. Ze krijgen daar standaardantwoorden. Daar heb je geen geschillencommissie voor nodig, daar heb je iemand voor nodig die gewoon in het dossier kijkt, die het gaat nakijken – “pagina 4, tweede alinea, ah ja dat staat er” – en het opnieuw voorlegt aan de behandelende arts, met de boodschap dat men nog iets zal laten weten. Dat is eigenlijk waarover mijn vraag gaat.
Wat mijn andere vraag betreft, was mijn voorstel om niet nog eens een huisarts een document te laten verzamelen in eHealth. Als zij dat willen, kunnen ouders gewoon zeggen dat de behandelende arts bij het agentschap Opgroeien zelf in eHealth mag zoeken wat hij daar moet hebben. Het gaat helaas veelal over complexe problematieken, en huisartsen, specialisten en proffen moeten dan niet bezig zijn met klikken in eHealth om dat in één document samen te brengen. Op die tijd hadden ze iemand anders kunnen behandelen. Het is ook niet aan ouders om daarmee bezig te zijn: die moeten bezig zijn met dat kind. Met control-F kan de behandelende arts in eHealth en in documenten zoeken wat hij moet hebben. Dat voorstel wil ik namens onze NVA-fractie toch nog eens voorleggen. Ik denk dat de mensen die met een zorgtoeslag zitten, genoeg aan hun hoofd hebben. Die moeten zich niet in die papieren rompslomp verliezen. Wat al geweten is, moet men niet nog eens verzamelen.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.