Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Moors heeft het woord.
Uit een bevraging van werkgeversorganisatie Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden(VKW) bij 400 Limburgse bedrijven blijkt dat vier op de tien van de Limburgse bedrijven zelf kinderopvang wil organiseren, als ze daarvoor de juiste ondersteuning zouden vinden.
Op dit moment organiseert slechts 5 procent van de Limburgse bedrijven een eigen kinderopvang. De belangrijkste drempels zouden de vrees voor een administratieve rompslomp en het gebrek aan vertrouwdheid met de regelgeving zijn. Maar liefst 85 procent van de bevraagde bedrijfsleiders geeft aan totaal niet op de hoogte te zijn van het Vlaamse kader dat de mogelijkheid biedt aan bedrijven om voor de eigen werknemers kinderopvang te organiseren.
Dat kader is dan ook behoorlijk complex. Vandaag kunnen bedrijven via een overeenkomst plaatsen in bestaande opvanglocaties kopen of huren voor de kinderen van hun medewerkers. De werkgever kan daarbij volledig of gedeeltelijk tussenkomen in de prijs die ouders betalen. Daarnaast kunnen bedrijven nieuwe plaatsen in de kinderopvang creëren door die zelf te organiseren, of uit te besteden aan een andere organisatie. De uitgaven voor deze kinderopvang kunnen de bedrijven als een beroepskost inbrengen, met een maximaal aftrekbaar bedrag van 8760 euro per opvangplaats.
VKW roept daarom de Vlaamse regering op om extra in te zetten op de mogelijkheden die er vandaag al zijn.
In de commissie Welzijn van dinsdag 23 mei 2023 bevroeg collega Koen Daniëls de minister van Welzijn, Hilde Crevits, hierover. De minister wist toen te vertellen dat er diezelfde dag een overleg plaatsvond, in aanwezigheid van Voka, agentschap Opgroeien en zowel haar kabinet als uw kabinet, om het voorstel en de mogelijkheden verder te bespreken.
Wat was de uitkomst van het overleg met Voka en Opgroeien over de organisatie van kinderopvang door Limburgse bedrijven? Hoe reageert u op de conclusie van het onderzoek van VKW? Zult u maatregelen nemen in dezen?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Moors, willen we zoveel mogelijk mensen aan het werk, dan is het inderdaad belangrijk dat we alle drempels zoveel mogelijk wegnemen. Het vinden van betaalbare, bereikbare en flexibele kinderopvang verloopt niet altijd vlot, en is helaas vaak een drempel naar werk of het behouden van voltijds werk. Het onderzoek van VKW Limburg bevestigt dit opnieuw. Hoe vlotter ouders de opvangpuzzel kunnen leggen, hoe gemakkelijker ze zich op de arbeidsmarkt zullen begeven. Ook werkgevers kunnen de zorgpuzzel van gezinnen mee helpen leggen, door bijvoorbeeld zelf extra kinderopvangplaatsen te financieren of te organiseren.
Ik juich het initiatief van Voka en Helan om werkgevers hierin beter op weg te zetten daarom toe. Er heeft dan ook op 23 mei digitaal een overleg plaatsgevonden, waarbij Voka en Helan een voorstel hebben gedaan omtrent kinderopvang vanuit de bedrijfswereld. Mijn kabinet was aanwezig op die vergadering, net als het kabinet van minister Crevits en medewerkers van Opgroeien. Tijdens dit overleg werd ingegaan op de problematiek en werden oplossingen verkend en afgetoetst bij de mensen van Opgroeien.
Uit het overleg bleek vooral dat er op zich een kader bestaat en er reeds regelgeving bestaat waarmee ondernemingen aan de slag kunnen om kinderopvang voor hun werknemers te organiseren. De drempels die in de praktijk echter worden ervaren, zijn eerder van praktische aard. Bijvoorbeeld voor werknemers die hybride werken, is een kinderopvang dicht bij het werk minder interessant.
Net daarom willen Voka en Helan vooral inzetten op extra opvangplaatsen in bestaande kinderopvang dicht bij de woonplaats van werknemers. Over hun concrete voorstel kan ik niet in detail gaan, maar ik kan wel meegeven dat er een plan wordt opgemaakt en dat er door Opgroeien verder onderzoek wordt gevoerd naar de juridische haalbaarheid.
Ik wil dit initiatief alle kansen en ruimte geven, want we moeten elkaar niet overtuigen van de noodzaak. Het voorstel kadert zo goed als volledig binnen de bevoegdheid van mijn collega minister Crevits. Mochten hieruit in de toekomst vragen of noden vloeien waarmee ik vanuit mijn bevoegdheid een rol kan spelen, dan doen we dat zeker. Ik ben zeker bereid een pilootproject te ondersteunen dat ons toelaat de nodige lessen te trekken voor andere bedrijven.
Ondertussen loopt er nog een VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) ‘Kinderopvang en tewerkstelling in Vlaanderen’. De resultaten van dit onderzoek worden nog voor de zomer verwacht, aangezien de onderzoeken het eindrapport aan het finaliseren zijn. Het onderzoek zal ons ongetwijfeld ook weer bijkomende inzichten geven in de kinderopvang. Het onderzoek brengt het profiel van de gebruikers en niet-gebruikers van kinderopvang in kaart, net als hun drempels om al dan niet voor opvang te kiezen. Ook de impact van het gebruik van kinderopvang op de werk- en inkomenssituatie wordt mee onderzocht. Dat zal uiteraard opnieuw de basis kunnen zijn voor bijkomend beleid.
Ik sluit mijn antwoord af met mijn absolute prioriteit voor wat betreft kinderopvang, en dat is de instroom van kwaliteitsvolle begeleiders in de kinderopvang verhogen. Daar heeft VDAB de afgelopen jaren ook enorm op ingezet en de inzet heeft geloond: in 2021 en 2022 zijn 2060 mensen gestart in de opleiding voor begeleider in de kinderopvang bij VDAB. 70,8 procent van de cursisten die de opleiding positief beëindigd heeft, is nu aan het werk.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. We zijn het inderdaad eens dat het organiseren van kinderopvang cruciaal is voor de werkende mens en ook voor de werkzoekende mens. Dat moet inderdaad duidelijk zijn. Het bestaande systeem zou uitgebreid moeten worden op advies van Voka en Helan. Ik heb begrepen dat er nu een fiscale aftrek van 8760 euro per nieuw gecreëerde opvangplaats is. Aan de hand van de kosten-batenanalyse kan misschien gekeken worden om dat op te trekken. Ik zou willen vragen dat u de nodige initiatieven neemt ten opzichte van uw federale collega om dat te bekijken. Tot slot zou ik willen aandringen dat het systeem toch beter kenbaar gemaakt wordt want noch de ouders, noch de bedrijven lijken het te kennen en het is toch een mooi extra legaal voordeel dat aangeboden kan worden bij de onderhandelingsgesprekken van de toekomstige werknemer.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik heb een korte bedenking. Er is een gigantische crisis in de kinderopvang. Er moet veel sneller geschakeld worden. Ik begrijp dat er nagedacht wordt over alternatieven of dat er op dit moment onderzoek gedaan wordt. Dat is een goede zaak. Hoe meer onderzoek, hoe meer invalshoeken, hoe beter om de crisis aan te pakken. Maar ik zit ook een beetje met een ongemakkelijk gevoel. Ik snap de aantrekkingskracht van het voor een stuk uitbesteden aan werkgevers of bedrijven, maar u hebt zelf al de opmerking gemaakt of het voor veel mensen niet nuttig is om hun kinderen dicht bij huis naar de opvang te laten gaan. Dat wil in de praktijk zeggen dat als je bijvoorbeeld ontslagen wordt of als je ervoor kiest om te stoppen in een bedrijf en je kinderen naar de kinderopvang gaan die het bedrijf voorziet, je niet enkel je job kwijt bent, maar dat je ook nog eens kinderopvang voor je kind moet zoeken, wat volgens mij ook niet goed is voor het kind zelf. Dat is aan elkaar gebonden.
Ofwel lees en begrijp ik het niet goed en zie ik de risico’s verkeerd in. Dan hoor ik het graag, minister. Ik zie daar toch bepaalde kwetsbaarheden die volgens mij niet goed zijn en die ook ingaan tegen wat kinderopvang zou moeten zijn, namelijk gegarandeerd goede opvang, kwalitatieve opvang, het stimuleren van de jongsten, de meest kwetsbaren in onze samenleving. Dat zouden we moeten kunnen garanderen aan eenieder, los van het feit waar iemand werkt en in welke sector iemand tewerkgesteld is. In die zin wilde ik de kanttekening, die opmerking toch zeker maken in de geest van het verdere onderzoek, de discussie en de zoektocht naar meer oplossingen voor de crisis in de kinderopvang die er vandaag is.
Ministers Brouns heeft het woord.
Als we vandaag vaststellen dat het inderdaad alle hens aan dek is om mensen aan de slag te krijgen en we zoomen in op de groep niet-beroepsactieven, dan is dit natuurlijk een heel belangrijke hefboom. Niet alleen daar, maar in het algemeen is kinderopvang echt wel een heel grote uitdaging om mensen aan de slag te krijgen. We horen dat vaak, we zien dat vaak en alle initiatieven daartoe moeten we wel durven te omarmen. Er is daarstraks in de context van deze vraag ook de opmerking over de nabijheid gemaakt. Dat is voor mij wel cruciaal. Het is veel verstandiger vanuit ons economisch weefsel dat bedrijven die het mee willen ondersteunen dat doen in de nabijheid in plaats van het allemaal zelf te gaan organiseren. Dat er dan mogelijk bij ontslag een nieuw nadeel ontstaat financieel, maar dat je dan niet op zoek moet gaan naar een nieuwe plaats, kan wel een belangrijke afweging zijn.
Als men nu al tot de conclusie komt dat het beter is om te investeren in bestaande initiatieven, om die op te schalen, om daar meer ruimte te creëren in functie van de nabijheid van de betrokken werknemer, van zijn woonplaats naar de plek, dan maakt dat je eigen loopbaan ook veel flexiber. Dat er wat verschillen kunnen ontstaan wanneer dat deel uitmaakt van je verloning is natuurlijk een ander thema, maar dat is voor mij op dit ogenblik geen reden om dit soort initiatieven niet te steunen. Ik begrijp de bekommernis die daarrond geuit is, maar we moeten het wel alle kansen geven om te kijken wat we daarmee kunnen doen om de kwaliteitsvolle kinderopvang te versterken en uit te breiden, want er is een zeer grote nood.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, ik ga volledig akkoord met uw analyse. Het gebrek aan kinderopvang is inderdaad een van de belangrijkste redenen dat mensen niet kunnen of willen gaan werken. Elk initiatief dat daar een oplossing aan kan geven moeten we ten volle ondersteunen en laten ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.