Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het dalende aantal startende ondernemingen
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ondernemers zijn een deel van de motor van de Vlaamse economie. Daar zijn we het allemaal over eens. En dat deeltje lijkt wat te sputteren, zo blijkt uit cijfers van de jaarlijkse Startersatlas van ondernemersorganisatie UNIZO en GraydonCreditsafe. Hoewel het aantal starters nog steeds jaarlijks stijgt, waren er in 2022 minder starters dan het jaar daarvoor. Ook voor de gevestigde ondernemers is het niet gemakkelijk, toont het stijgende aantal faillissementen en stopzettingen ons. Volgens UNIZO-topman Danny Van Assche hebben de opeenvolgende crisissen gezorgd voor een onzeker ondernemersklimaat.
Specifiek voor de provincie Antwerpen springen een aantal cijfers in het oog. Bij de horeca is het aantal stopzettingen met 59 procent toegenomen, bij de kleinhandel met 41 procent en bij de bouw, waar we het gisteren in de plenaire vergadering nog over gehad hebben naar aanleiding van een vraag van collega Bothuyne, met 26 procent. Ook het aantal starters is in elk van die sectoren trouwens gedaald.
Minister, wat is uw reactie op de vaststellingen uit de Startersatlas? Welke stappen zijn er volgens u nodig om een gezonder startersklimaat te creëren? Welke stappen zijn er volgens u nodig om het aantal faillissementen en stopzettingen terug te dringen? En welke maatregelen zijn gericht op elk van de meest kwetsbare sectoren?
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, in 2022 is het aantal startende ondernemingen drastisch gedaald. Terwijl het aantal starters de afgelopen tien jaar telkens toenam, tekende men in 2022 voor het eerste jaar een daling op ten aanzien van 2021. De daling was het sterkst in Vlaanderen, met 3,6 procent. In Wallonië en Brussel was de daling minder uitgesproken, met respectievelijk 2,6 en 0,4 procent. Die cijfers moeten wel in de juiste context geplaatst worden. 2021 was een uitzonderlijk jaar, met een inhaalbeweging door de coronacrisis van het jaar ervoor. Een daling was dan ook wel te verwachten.
Ik denk dat de aandacht vooral moet gaan naar het feit dat de dalende trend zich ook in 2023 dreigt verder te zetten. Zo waren er in het eerste kwartaal van 2023 opnieuw 2,7 procent minder starters dan in het eerste kwartaal van 2022.
Daarnaast zijn er ook heel veel sluitingen geweest. 92.000 ondernemingen stopten in 2022. Dat is een stijging van 19 procent ten aanzien van 2021. Ook dat was te voorzien. Met tal van riante steunmaatregelen werden de ondernemingen door de crisis geloodst. Door het stopzetten van die steun, de energiecrisis, de automatische loonindexering en de torenhoge inflatie kwamen die ondernemingen alsnog in de problemen. In het eerste kwartaal nam het aantal sluitingen verder toe. Dat voedt de vrees dat de nettogroei van ondernemingen in 2023 zal stagneren, of erger nog, negatief zal uitdraaien.
Dat brengt mij tot de volgende vragen, minister. Hoe volgt u de cijfers op? Komen er de laatste maanden meer ondernemers in de problemen? Zijn er meer aanmeldingen bij Dyzo? Nu de corona- en de energiecrisis wat meer onder controle zijn, ziet u opnieuw een toename van het aantal starters? Wat zijn de vooruitzichten op dat vlak?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Eén zwaluw maakt de lente niet. En dat geldt natuurlijk ook omgekeerd: het is niet omdat we eenmalig een daling zien na een jarenlange stijging, dat we nu kunnen spreken van een dalende trend die structureel zou zijn. Want die zien we niet. We zien gelukkig een stijgende trend, met een eenmalige uitschieter. Of die uitschieter leidt tot een trendwijziging, tot een dalende trend, wat we uiteraard niet hopen, zullen we pas de komende jaren kunnen zeggen.
Ik geef enkele cijfers om de situatie wat te kunnen duiden. In 2022 werden in België 115.645 nieuwe eenmanszaken en vennootschappen opgericht. In vergelijking met 2021 zijn dat er 4185 minder, een daling van 3,5 procent. De sterke jaar-op-jaargroei in 2021, toen we een stijging kenden van 12 procent ten opzichte van het jaar voordien, werd toen ook deels verklaard door de inhaalbeweging na corona.
In vergelijking met 2021 tellen we in 2022 in Vlaanderen 3,6 procent minder starters. Het absolute aantal klokt af op 70.173 nieuwe eenmanszaken en vennootschappen. Dat is nog steeds het tweede hoogste aantal ooit. In het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is de daling inderdaad minder uitgesproken. In 2020 zaten we in Brussel met 11.273 starters echter op het laagste niveau in vijf jaar.
Bekijken we het relatieve aandeel van elk gewest in het aantal starters, dan zorgen de 70.173 Vlaamse starters voor een aandeel van 60,7 procent van het totaal. De 12.000 starters in Brussel en de 25.880 starters in Wallonië staan in voor een aandeel van respectievelijk 10,4 en 22,4 procent.
Van alle nieuw opgerichte ondernemingen uit 2018 is, vijf jaar later, nog steeds bijna 68 procent actief. Daarmee wordt er weer aangeknoopt bij de cijfers van voor corona. Naast de 115.645 starters in België vorig jaar telden we ook 92.384 eenmanszaken en vennootschappen die hun activiteiten dit jaar hebben stopgezet. Netto betekent dat een aangroei van 23.261 ondernemingen, wat neerkomt op die nettogroei van bijna 2 procent. Dat is een minder sterk resultaat dan in 2021 of 2020, maar het is sterker dan in 2019 en zit op hetzelfde niveau als in 2018. Er zijn grote verschillen naargelang het gewest. In Vlaanderen is er een positieve nettogroei van ondernemingen van 3 procent. In Wallonië is dat 2,24 procent, en in Brussel 1,6 procent. Dat ligt dus beduidend lager.
Hoe moeten we die cijfers lezen, begrijpen en interpreteren? Het is mijn overtuiging dat een terugval van het aantal starters na het recordjaar 2021-2022 niet onlogisch is. Het absolute aantal blijft enorm hoog. Door het stijgend aantal opzettingen en faillissementen remt ook de nettogroei van het aantal ondernemers af, maar met de structurele ondernemingsgraad lijkt er voorlopig niet echt een probleem te zijn. Tijdens het eerste coronajaar 2020, meer bepaald kort na de lockdown in maart, zagen we op het federale niveau een uiterst beperkte aanwas van het aantal oprichtingen. Velen die zich bij het doorbreken van de pandemie even inhielden, ontplooiden hun plannen het jaar erna. Het is dus logisch dat 2021 een sterk jaar was. In vergelijking met de jaren voor corona, zagen we in 2021 plots een stijging die dubbel zo groot was. Het stond in de sterren geschreven dat 2022 een terugval zou vertonen. Daar kwamen de stijgende energie-, grond- en loonkosten nog eens bovenop. We kunnen dus vermoeden dat heel wat potentiële starters zich hebben laten afschrikken door dat algemene economische klimaat. We zien dat er opnieuw meer ondernemingen stoppen, maar ook hier moeten we vooral de cijfers van 2023 nog afwachten om de trend beter te kunnen lezen.
Desalniettemin liggen de effectieve ondernemingsactiviteiten toch nog hoog, en op een gelijkaardig niveau als vorig jaar. Dat blijkt ook uit het jaarlijkse rapport ‘ondernemerschapscultuur en ondernemend gedrag in Vlaanderen: situatie 2022’ van het Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM) en het Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie (STORE), in opdracht van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). 9,5 procent van de Vlamingen is een onderneming aan het opstarten, en 5,5 procent van de Vlamingen leidt een eigen onderneming die minder dan 3,5 jaar oud is. In totaal was 14,6 procent van onze bevolking tussen 18 en 64 jaar actief als ontluikend of nieuw ondernemer. Daarmee doen we het op internationale schaal bijzonder goed.
Collega Annouri, ik ga in op de vraag welke stappen er nodig zijn om naar een nog gezonder ondernemersklimaat te kunnen gaan. Volgens mij hebben we nog altijd een heel gezond startersklimaat in Vlaanderen. Als ik zie hoeveel we investeren in opstartbegeleiding via ecosystemen en incubatoren in start-ups en scale-ups, denk ik dat dat een voorbeeld is voor vele andere regio’s. De economie recupereert natuurlijk nog van die opeenvolging van de pandemie, de Oekraïnecrisis, de energiecrisis, de stijgende loonkosten en grondstofkosten en de indexering. Die bredere maatschappelijke context heeft natuurlijk zijn impact, en dat weegt. We zien dat op verschillende terreinen, ook bij onze starters. Mensen wachten vaak het moment nog af. Ook op het aantal stopzettingen zien we daar het effect van. We moeten dus hopen dat de internationale economische situatie zich stabiliseert en meer voorspelbaar wordt.
Ik denk dat we vanuit Vlaanderen al het nodige doen, en hebben gedaan, op het vlak van het creëren van die positieve omgevingsfactoren om te kunnen starten. Ik geef er even een overzicht van: het academische onderzoek naar de ondernemingscultuur via ECOOM en STORE, de begeleiding van starters via het partnernetwerk van VLAIO, de financiering voor starters via Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV), de Winwinlening, microStart, Hefboom, de Vlaamse banken en de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM). Ik vestig ook heel graag nog eens de aandacht op specifieke statuten voor jongeren en student-ondernemers. We zien in alle cijfers dat bij studenten die tijdens hun studentenloopbaan als ondernemer actief zijn, die in staat zijn om dat te combineren met de mogelijkheden die we bieden, bijna de helft daarvan ook na hun studies als ondernemer blijft werken. Ik denk dus dat dat heel belangrijk is voor die ondernemerscultuur. In het onderwijs moeten we dat nog meer integreren. Ik laat ook geen kans onbenut om de cultuur van het mogen falen te delen als ik op scholen kom waar men bezig is met ondernemerschap. Kortom, we hebben de voorbije tien tot vijftien jaar sterk ingezet op het verbeteren van een startersklimaat, wat resulteerde in de stijgende trend die we ook gezien hebben.
Bij de tussentijdse evaluatie van onze begeleidingen van ondernemers en ondernemingen via het contract ondernemerschap en innovatieversnelling heb ik de laatste twee jaar al gewaarschuwd dat er mogelijk een moeilijker startersklimaat zou ontstaan.
Om die reden werken VLAIO en VDAB nu sterker samen om werklozen naar ondernemerschap te begeleiden. Bij de vernieuwing van het contract ondernemerschap en innovatieversnelling stelt VLAIO voor om de aandacht voor het thema prestart en start te laten stijgen en een groter aantal begeleidingen mogelijk te maken voor kandidaat-ondernemers die een eerste ondernemingsplan willen opmaken.
Dit jaar zal er voor het eerst een academisch onderzoek plaatsvinden om specifiek de ondernemerscultuur bij jongeren te meten, zodat we meer zicht krijgen op hoe we die cruciale doelgroep goed en realistisch kunnen begeleiden en een positief beeld over ondernemen kunnen meegeven.
Ook bij de vraag over het terugdringen van faillissementen en stopzettingen moet ik een aantal kanttekeningen plaatsen en wijzen op het inhaaleffect na corona en het moratorium op faillissementen. De faillissementen waren gedurende die tijd kunstmatig laag, en nu zien we een inhaalbeweging. De stolp is er als het ware af, en dat is niet noodzakelijk ongezond voor onze economie. Ook dat is hier al vaak aan bod gekomen bij de evaluatie, post corona.
Intussen voorzien we uiteraard in gepaste begeleiding voor ondernemers die in moeilijkheden komen via Dyzo. Ook dat is hier welbekend.
Daarnaast hebben we gedurende de crisis in bijkomende financieringsmogelijkheden voorzien voor ondernemingen via de coronaleningen bij PMV en de handelshuurlening, heropstartlening en overbruggingsleningen vanuit de samenwerking tussen PMV en VLAIO.
We streven naar een voldoende actief beheer van deze portefeuille aan leningen, zodat ondernemers, indien nodig via een gepaste verhoging van de rentevoet, leningen kunnen afbetalen.
De bijkomende financieringsmogelijkheden die we hebben gecreëerd via de coronaleningen, de handelshuurlening, de heropstartlening en de overbruggingslening, waren telkens generiek, maar stonden wel open voor de meest kwetsbare sectoren.
Daarnaast denk ik dat we moeten vermijden dat een blijvend hoge inflatie voor een nieuwe loonschok zorgt bij deze sectoren en dat bijkomende kostenstijgingen en loonindexeringen de ondernemingen die al zwakker stonden, fataal worden.
Wat betreft de aanmeldingen bij Dyzo: in vergelijking met 2022 en 2021 ligt het aantal nieuwe aanmeldingen dit jaar hoger en in lijn met de cijfers van 2020 en 2019. De jaren daarvoor schommelde het aantal nieuwe aanmeldingen zonder duidelijke trend. Het maandgemiddelde ligt nu met 533 wel opvallend hoger dan de voorgaande jaren.
Tot slot vrees ik dat we voor enkele lastige jaren staan, specifiek voor onze starters, vanwege die internationale economische situatie. We moeten dat niet ontkennen, we moeten dat durven te zeggen. Om die reden werd aan VLAIO en VDAB gevraagd om extra aandacht te hebben voor bijvoorbeeld de begeleiding van ondernemers. We moeten vanuit Vlaanderen niet blijven stilzitten, maar ons ook niet onnodig en voortijdig te veel zorgen maken of het hoofd breken. We blijven enorm veel potentieel hebben en die erg hoge starterscijfers zien.
We volgen dat uiteraard op de voet, om de sterke starterscultuur en het klimaat dat we in Vlaanderen hebben, te kunnen aanhouden in de toekomst.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
In het begin van uw antwoord was ik wat verward. U zei dat één zwaluw de lente niet maakt en dat ook het omgekeerde geldt, wat zou betekenen dat één lente de zwaluw niet maakt. Dat hield weinig steek. Maar toen begon u aan uw uitleg, en die begreep ik natuurlijk wel. U gaf aan dat er eigenlijk weinig zorgen moeten worden gemaakt en dat die cijfers in een bepaalde context moeten worden gezien. Als ik het goed begrijp, maakt u zich ook weinig zorgen. U hebt het heel uitgebreid toegelicht.
Maar ik stel mij wel een vraag. U hebt aangehaald dat er meer stopzettingen zijn. De stolp van de coronasteun werd weggehaald en dat is goed, omdat er frisse lucht binnenkomt. Zaken die het sowieso wellicht niet zouden overleven, verdwijnen en er komen andere zaken in de plaats.
Maar er is een toename van 59 procent van de stopzettingen in de horeca in de provincie Antwerpen. Dat is meer dan de helft. Dat lijkt mij wel redelijk alarmerend te zijn, zonder te willen vervallen in een soort van defaitisme. U hebt duidelijk aangehaald waarom u en uw administratie denken dat er geen nood is aan alarmisme.
Maar ik vraag me af of er specifiek voor die sector overleg is gebeurd met Horeca Vlaanderen. Delen zij die analyse? Wordt er opvolging gedaan? Zit iedereen mee op die lijn? Of zijn er andere signalen te horen vanuit Horeca Vlaanderen en wordt daar gevraagd om op andere manier meer te ondersteunen om ervoor te zorgen dat er minder stopzettingen zijn?
U hebt natuurlijk gelijk: de cijfers van 2023 zouden de normalisering na corona voor een stuk al dan niet moeten bevestigen. We moeten daar nog even op wachten. Maar is er specifiek voor de horeca ander overleg geweest? Volgens mij zijn er immers soms sectorspecifieke benaderingen nodig. Kunt u daar wat meer uitleg over geven?
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, ik had uw inleidende zin wel onmiddellijk begrepen.
Ik wil u nog een vraag stellen over Limburg. We zien dat er in 2022, specifiek voor Limburg, een daling was van 4,1 procent. Voor het eerste kwartaal van 2023 tekende Voka bij de starters een daling op van 7 procent. Dergelijke cijfers dreigen de historische achterstand die Limburg heeft, natuurlijk te vergroten. Mijn vraag is dan ook: voorziet u nog bijkomende specifieke maatregelen voor Limburg?
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, ik wil nog even terugkomen op de vraag die ik stelde tijdens de commissievergadering van 11 mei laatstleden, over het tekort aan slagers en bakkers. Ik stelde toen dat er steeds minder opvolgers zijn en er steeds meer leegstand is. Ik maakte toen ook de link naar de aantrekkelijkheid van specifieke opleidingen in het onderwijs. U stelde het volgende, minister, – ik citeer – “In samenwerking met Travi, VDAB, de Landsbond der Beenhouwers, Ter Groene Poorte en Syntra West voor programmatie en organisatie, organiseert de sector boosters om mensen warm te maken voor het beroep en/of het volgen van een opleiding.”
Collega Maaike De Vreese trad mij bij, net als andere collega’s, dat het heel belangrijk is om het beroep te promoten op een zeer positieve manier. Ik wil u, minister en collega’s, hierin bijtreden, en benadrukken dat het heel belangrijk is, over alle sectoren heen. De aantrekkelijkheid van opleidingen en beroepen is heel belangrijk en kan zeker en vast het startersklimaat gezonder maken. Jongeren, maar ook volwassenen, zijn gevoelig aan beeldvorming. Een goede en juiste beeldvorming zal kunnen bijdragen tot de keuze van bepaalde onderwijsrichtingen die inhoudelijk sterk zijn en hoogst noodzakelijk om onze Vlaamse economie te optimaliseren. Het is ongetwijfeld een belangrijk fundament om de motor van de Vlaamse economie draaiende te houden.
Ik deel ook de bezorgdheid van collega Moors. De dalende tendens van het aantal startende ondernemers zet zich namelijk door in 2023. Zoals u aanhaalde, collega, waren er in vergelijking met het eerste kwartaal van 2022 in de eerste drie maanden van dit jaar 2,7 procent minder nieuwe oprichtingen van eenmanszaken en vennootschappen in België. Ik heb ook de bezorgdheid van de heer Danny Van Assche, die reeds ter sprake kwam, gehoord. Ik citeer hem: “De hoge energie-, grondstoffen- en loonkosten zorgen voor een onzeker ondernemersklimaat.”
Ook voor de gevestigde ondernemers is het niet gemakkelijk. Dat merken we aan het stijgende aantal faillissementen en stopzettingen. Ondernemers moeten zich gesteund voelen door de overheid.
Ik vraag u ook speciale aandacht voor het verdere citaat: “Ook het onderwijs heeft een rol te vervullen in het stimuleren van het ondernemerschap. Nu de discussie over de nieuwe eindtermen bijna beslecht is, stellen we vast dat de competentie ‘ondernemingszin’ maar zeer marginaal ingevuld wordt, terwijl jongeren in een technische of beroepsopleiding net meer kans hebben om direct na hun opleiding in het secundair onderwijs een onderneming op te starten. Ondernemerschapscompetenties moeten dan ook zeker meegenomen worden in deze opleidingen in de derde graad. Een back-upoptie kan bijvoorbeeld zijn dat er een zevende jaar ondernemerschap wordt gecreëerd. Voor jonge ondernemers wordt de basis voor duurzaam ondernemerschap gelegd in het secundair en hoger onderwijs.”
Mag ik dus zo vrij zijn om nogmaals te verwijzen naar mijn tussenkomst van daarnet, en ook naar het debat binnen deze commissie van 11 mei, naar aanleiding van een van mijn vragen. Het aantrekkelijk maken van opleidingen en beroepen is dus heel belangrijk. Aantrekkelijke en juiste beeldvorming is zeer belangrijk. Het bepaalt de keuze van jonge mensen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Het spreekt voor zich dat het ondernemersklimaat mij bijzonder nauw aan het hart ligt, want, zoals inleidend gezegd, collega Annouri: zij zijn de motor van Vlaanderen. Ze zorgen iedere dag voor welvaart. Ze steken hun nek uit. Ze nemen verantwoordelijkheid om mensen in Vlaanderen kansen te geven. Het is aan ons om een klimaat te creëren waarin ondernomen kan worden. Als burgemeester zei ik altijd, lokaal: ik vind dat we die mensen als vips moeten behandelen. Niet dat ze een voorkeursbehandeling moeten krijgen, maar ze nemen verantwoordelijkheid op in een samenleving, en ze zorgen voor welvaart. Dat is heel belangrijk voor mij, en ik probeer dat ook transversaal, in de verschillende domeinen, waar te maken.
De horeca is specifiek zeer kwetsbaar, zeer gevoelig, zeker in de voorbije jaren. We hebben dat gezien. Alle instrumenten die ontwikkeld zijn om die moeilijke periode te overbruggen, om bedrijven te stutten, daarvan zien we dat er meer gebruik van gemaakt is door de horeca: de energie-instrumenten, de overbruggingslening, de tussenkomsten in de energiefactuur.
Heel specifiek heb ik met VDAB een aantal initiatieven bijgewoond. Met de horecatrailer zetten we echt in op het toeleiden van personeel naar de horeca. Want als je vandaag met die sector gaat spreken, dan voel je dat daar, net als in vele andere sectoren waarover we het gehad hebben, specifiek het vinden van personeel een grote uitdaging is. Er zijn dus specifieke acties rond de horeca, met VLAIO en VDAB. Het inzetten van crisisinstrumenten heeft effect gehad, zeker ook in de horeca.
Wat de specifieke cijfers over Limburg betreft: uiteraard, als er één provincie me nauw aan het hart ligt, collega Moors, dan is het de mooiste. Dat volgen we zeer nauw op.
Ik heb het daarstraks gezegd, en ik herhaal dat heel graag. Ik geloof ook heel sterk in het creëren van meer ondernemerscultuur in het onderwijs. Het mag nog meer deel zijn van het DNA van de Vlaming. Ik heb dat hier al een paar keer gezegd: ik denk dat we soms iets te bescheiden zijn. Ik woon aan de Nederlandse grens. De Nederlanders hebben veel meer lef, veel meer durf dan de Vlamingen. De cultuur van ‘mogen falen’ is in het onderwijs te weinig aanwezig.
Als je met mini-ondernemingen spreekt, met student-ondernemers, dan gaat het vaak over dat thema. De passie is er heel vaak wel, maar de angst en de durf om de stap te zetten, mag meer aandacht krijgen, ook binnen het onderwijs. Je kunt maar groeien, je kunt maar innoveren, door te proberen. En dat is vallen en opstaan. Ik denk dat daar een heel belangrijke rol is weggelegd voor het onderwijs. Het ondersteunen vanuit Vlaanderen van mini-ondernemingen, van student-ondernemerschap, is de start om te kunnen starten, en nadien te kunnen groeien. Het blijkt heel goed uit cijfers dat daar de basis gelegd wordt voor later ondernemerschap.
Mevrouw Moors heeft het woord.
De vele crisissen, de krapte op de arbeidsmarkt, de uitdaging op het financiële vlak, de stijgende rente: het zijn allemaal problemen waar startende ondernemers mee te maken krijgen. Innovatie is heel belangrijk om het tij te doen keren.
Als ik specifiek naar Limburg kijk, dan denk ik dat de proactieve zoektocht die we daar doen naar innovatieve bedrijven in sleutelsectoren als de bouw, logistiek en biotech, inderdaad een aanzuigeffect kan hebben voor startende ondernemers. En natuurlijk, de mogelijke komst van de Einstein Telescope zou daar een gigantische stap vooruit kunnen zijn.
Ik was aan het wachten op de Einstein Telescope, eigenlijk. (Opmerkingen van minister Jo Brouns. Gelach)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.