Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het belang van ontbijten
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Op 17 mei hebben we in dit parlement een actualiteitsdebat gehouden over de meest recente resultaten van de internationale PIRLS-studie (Progress in International Reading Literacy Studies) met betrekking tot de leesvaardigheid bij Vlaamse leerlingen. De focus lag toen op de leesvaardigheid, maar die studies toonden ook nog heel wat andere interessante cijfers en gegevens. Zo blijkt van de ruim vijfduizend leerlingen uit het vierde leerjaar in Vlaanderen die deelnamen, maar liefst 43 procent te zeggen met honger naar school te komen. Dat percentage is meer dan een verdubbeling tegenover de vorige resultaten uit 2016 en merkelijk hoger dan in andere landen. Het aantal leerlingen dat zegt dagelijks moe op school toe te komen is gestegen van 24 procent naar 35 procent. Dat resultaat is wel vergelijkbaar met andere landen, maar doet toch ook wel vragen rijzen.
Dat zoveel leerlingen met honger toekomen op school, kan onmogelijk alleen te wijten zijn aan armoede, maar heeft wellicht ook heel wat te maken met een hectische ochtend met weinig tijd om te ontbijten, weinig aandacht om te ontbijten ook. Dat een derde van de kinderen moe op de schoolbanken zit, wijst toch ook op een gebrek aan voldoende rust. Ook hier kan de vraag gesteld worden hoe het komt dat die kinderen niet voldoende rust hebben en wat de rol van de ouders daar is.
Veel ouders ervaren heel wat druk in het dagelijks leven om alles georganiseerd te krijgen, dat komt hier ook regelmatig aan bod. Dat komt omdat ze enerzijds een veeleisende job hebben, ze zijn vaak lang onderweg naar hun werk, er zijn ook heel wat kinderen die wegens de scheiding van hun ouders op twee plaatsen wonen, in co-ouderschap, met andere gewoonten, andere regels en afspraken, maar ook met een langere afstand naar school, een week op de twee bijvoorbeeld. Allemaal zaken die toch wel kunnen meespelen. Ook voor andere kinderen is de school niet altijd vlakbij, want we weten dat er een problematiek is van de inschrijvingen en dat kinderen soms niet terechtkunnen in de school die in hun achtertuin of om de hoek ligt. Daarnaast willen ouders hun kinderen ook de kans geven om deel te nemen aan allerlei activiteiten. Ze willen ze niet alleen de kans geven om deel te nemen, ze vinden ook maar dat ze goede ouders zijn wanneer kinderen kunnen deelnemen. Ik denk dan aan de muziekschool, de jeugdbeweging, de sportclub enzovoort. Bovendien zijn de verschillende soorten schermen heel verleidelijk en durven die ook wel heel wat tijd op te slorpen, ook van de jongsten onder de bevolking. Veel ouders vergeten wel eens dat ook hun kinderen nood hebben aan rust en ongestoorde momenten thuis. Ik denk dat wijzelf allemaal vaak worden opgeslorpt door de schermpjes, maar we realiseren ons niet altijd dat dat ook al bij kinderen vroeg begint.
Minister, hoe reageert u op de vaststellingen met betrekking tot het feit dat een groot deel van de kinderen zonder ontbijt of zonder gezond ontbijt naar school komt en dat veel kinderen zeggen zich moe te voelen?
Voert Opgroeien zelf onderzoek of laat het agentschap onderzoek voeren naar de eetgewoonten van jonge kinderen? Hoe worden ouders gesensibiliseerd rond dit thema?
Voert Opgroeien zelf onderzoek naar de tijdsbesteding van jonge kinderen en de mate waarin zij hobby’s uitoefenen?
Zijn er meer gegevens beschikbaar met betrekking tot de slaappatronen van kinderen in Vlaanderen?
Hoe worden ouders geïnformeerd en gesensibiliseerd rond het belang van voldoende en kwalitatieve nachtrust voor hun kinderen en over de noodzaak om ook een rustgevende omgeving te creëren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega's, ik start mijn vraag met een kleine glimlach op de lippen. Het is boeiend: een vraag over opgeslorpt worden door onze schermen, terwijl we allemaal tegelijkertijd opgeslorpt worden door onze schermen. We zijn allemaal kinderen van onze tijd. Maar ik ga nu naar de ernst van de vraag.
Minister, collega Schryvers heeft al verwezen naar het feit dat we het actualiteitsdebat hebben gehad over de PIRLS-resultaten inzake leesvaardigheid. Ik ga daar niet op terugkomen. Ik denk dat we er heel veel debatten over gehad hebben, en dat die waarschijnlijk nog terugkomen.
Maar er kwam inderdaad nog een ander opmerkelijk cijfer voor in dat onderzoek, waaruit blijkt dat 43 procent van de Vlaamse leerlingen zegt met honger naar school te komen. In 2016 was dat nog ‘slechts’ 19 procent. Dat was toen al een op de vijf leerlingen, maar het gaat intussen dus om meer dan vier op de tien leerlingen – dat zijn toch enorme cijfers. Ik ben het eens met collega Schryvers: we moeten kijken naar de toegenomen armoede en de impact ervan, maar dat kan niet de enige verklarende factor zijn. Blijkbaar zijn we collectief toch steeds vaker het belang van een goed ontbijt uit het oog aan het verliezen. Door onderzoekers wordt inderdaad verwezen naar tijdsdruk, ochtendrush, het feit dat de traditie om samen te ontbijten regelmatig niet meer in ons dagelijkse schema past. En het fenomeen bij kinderen blijkt ook van toepassing voor volwassenen. Ook ouders slaan de belangrijke maaltijd die het ontbijt is, maar al te vaak over: snel onder de douche, de auto in, kinderen afzetten in de opvang en dan in de file of op de trein om naar het werk gaan.
Nochtans – en ik spreek uit ervaring – moet de goede gewoonte om een gezond ontbijt te eten, eigenlijk niet zoveel moeite kosten. Het is belangrijk om die gewoontes van jongs af aan te kweken. Een kom yoghurt met wat granen, een stuk fruit of een combinatie daarvan is al een hele goede start van de dag, maar toch wordt er nog steeds meer snel een ander ontbijt genomen, als er nog een ontbijt wordt genomen. Het gaat dan over minder voedzame zaken zoals koeken of ontbijtgranen – die granen worden genoemd maar de facto vooral suikerbommetjes zijn. Het is een gevaarlijke trend in een maatschappij die worstelt met obesitas.
Niet alleen in functie van met een volle maag en volle aandacht op de schoolbanken of op kantoor zitten, is een ontbijt belangrijk. Ook in het breder kader van gezonde voedingspatronen is de ruimere aandacht voor het belang van ontbijten, en zeker gezond ontbijten, nodig.
Daarom heb ik samen met de collega aanvullende vragen hierover.
Hoe kijkt u zelf naar het onderzoeksresultaat waaruit blijkt dat 43 procent van de leerlingen in het vierde leerjaar met honger naar school komt? Hoe schat u de oorzaak in van de meer dan verdubbeling van het aantal op zeven jaar tijd? Hebt u er zicht op of de afname van de populariteit van het ontbijt even sterk is bij andere leeftijdscategorieën?
Hoe schat u zelf het belang in van het ontbijt op zich, en meer bepaald een gezond ontbijt?
U weet dat preventie alles is. Welke stappen wilt u zetten u om het belang van het gezond ontbijt extra in de schijnwerpers te zetten, en die goede gewoontes er bij mensen opnieuw een stukje in te krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's, voor de vragen. Je zou er uiteraard een beetje honger van krijgen, zeker als je hier al een paar uur bezig bent.
Ik ga met plezier in op de vraag, maar wil toch ook zeggen dat een aantal mensen opmerkingen geuit hebben bij de publicatie van de resultaten van PIRLS via Twitter, omdat het feit dat er geen ontbijt wordt gegeten, niet wil zeggen dat men het zich niet kan veroorloven. Die link met gestegen armoedecijfers wordt dus betwist, en dat blijkt ook uit de cijfers. Dat wil ik toch als eerste disclaimer even meegeven, omdat er vooral andere oorzaken zijn.
Ik heb trouwens ook eens gekeken naar de vragen die men gesteld heeft aan de jongeren, omdat ik het zo frappant vond dat die cijfers opeens zo gestegen zijn. Voor al wie geïnteresseerd is in het dossier, is het toch ook wel nuttig om dieper te bekijken welke vragen precies gesteld zijn. Maar goed, voor de rest zijn de cijfers wat ze zijn.
Ik ben grote fan van het feit dat de onderzoekers stellen dat iedereen baat heeft bij een evenwichtige en gevarieerde voeding, in het bijzonder kinderen en jongeren. Ik vind het van belang. Gezonde voeding geeft energie voor de dagelijkse activiteiten, dus ook op school. Er wordt een invloed van voeding aangetoond op leerprestaties en het concentratievermogen, en er wordt ook een link gelegd naar het versterken van de immuniteit, waardoor het schoolverzuim wegens ziekte daalt.
Om de evolutie van de gezondheidszorg bij jongeren in Vlaanderen te monitoren, hebben wij de vierjaarlijkse HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children), die wordt uitgevoerd door de Universiteit Gent. Wij hebben ook gegevens uit onze gezondheidsenquête. We zien dat het dagelijkse ontbijt wordt aanbevolen, maar in beide studies wordt een dalende ontbijtfrequentie bij jongeren gerapporteerd. Dat was in 2018 al het geval. De ontbijtfrequentie neemt af naarmate de leeftijd stijgt. Ik kijk ook naar mijn eigen ervaring van lang geleden. Het overslaan van het ontbijt door jongeren is dus een problematiek die al langer gekend is. Heel binnenkort krijgen we nieuwe cijfers van die HBSC-studie. Ik ben daar dus toch wel geïnteresseerd in, wat nu de meest recente data zullen zijn, want in 2018 was het al serieus verminderd.
Niet alleen of, maar ook wat jongeren eten is van belang. Dat kan mee verklaren waarom jongeren binnen de PIRLS-studie rapporteren dat ze met honger op school zitten. Ik geef een voorbeeld. Collega Vaneeckhout heeft er al naar verwezen: snacks, rijk aan suikers en/of vet en arm aan vezels, verzadigen minder, waardoor de honger heel snel terug toeslaat. Het kan dus zijn dat je ’s ochtends iets gegeten hebt, maar het snelle suikers zijn, zoals dat heet, en je dus snel weer honger hebt. Momenteel wordt door Sciensano de voedselconsumptiepeiling afgenomen, waarmee we gaan kijken wat jongeren eten, en we dat ook verder kunnen opvolgen.
Opgroeien volgt de cijfers op over borstvoeding, de groei en de body mass index (BMI). Ook de CLB’s volgen bij alle leerlingen groei en BMI op. Ouders worden gesensibiliseerd door het inzetten van een mix van preventiestrategieën in verschillende settings, namelijk kinderopvang, vrije tijd, scholen en het gezin. Er zijn heel wat methodieken ter beschikking.
Ook de CLB’s zetten in op gezondheidsbevordering, maar Opgroeien zelf doet geen onderzoek naar de eetgewoonten en naar de tijdsbesteding van jonge kinderen en de mate waarin zij hobby’s uitoefenen. Zoals ik al zei, zijn die twee vernoemde studies heel interessant om daar het een en ander in te zien.
Dan komen we bij de cijfers van PIRLS. Eetgedrag wordt bepaald door diverse factoren. Het is dan ook belangrijk om dit verder in kaart te brengen, alvorens uitspraken te doen over causale verbanden. Zowel drijfveren om gezond te eten, voedselvaardigheden als de voedselomgeving spelen een rol. Gezond eetgedrag is geen individuele verantwoordelijkheid van jongeren of hun ouders alleen. Eetgedrag wordt ook mee bepaald door de context, namelijk de voedselomgeving waarin jongeren vertoeven. Uit onze recente Preventiebarometer van 2023 blijkt bijvoorbeeld dat 65 procent van de volwassenen aangeeft dat gezonde voeding duur is, wat de grootste belemmering vormt om gezond te eten.
Verder gaat er ook aandacht naar mentaal welbevinden en het lichaamsbeeld van jongeren. Uit de HBSC-studie blijkt bijvoorbeeld dat 51,6 procent van de meisjes een vermageringsdieet volgt of denkt dit te moeten volgen. Ook dit kan een mogelijke verklaring zijn voor het overslaan van het ontbijt of de rapportage van honger. PIRLS gaat over het vierde leerjaar. Dat is toch wel extreem vroeg, maar dat is een persoonlijke bedenking.
We willen uiteraard inzetten op bestaande initiatieven. Ook de problematiek van de nutritioneel lege brooddozen wordt door een aantal stakeholders gesignaleerd, maar we hebben geen officiële cijfers voor Vlaanderen. Daarom onderzoekt UGent in samenwerking met Gezond Leven de omvang en de samenstelling van de lege brooddozen. Dat gebeurt door middel van interviews bij kwetsbare ouders, om te kijken op welke manier we het best kunnen voorzien in een gezonde maaltijd op school van de kinderen. De resultaten worden eind 2023 verwacht. Dat is een onderzoek dat op dit ogenblik loopt.
Dan zijn er de slaapcijfers. Ik beschik momenteel over de gegevens van de HBSC-studie van 2018, die aangeven dat van de jongeren tussen 11 tot 12 jaar bijna de helft de minimumnorm van negen uur slaap niet haalt tijdens de schoolweek. Bij de oudere leeftijdsgroepen ligt dat aandeel nog hoger en daar ligt de norm op acht uur. Ook kampen ze met een slechte slaapkwaliteit, gekenmerkt door onder meer moeilijkheden om in slaap te vallen, een verstoorde nachtrust en ochtendmoeheid. Resultaten van de meest recente HBSC-enquête worden binnenkort verwacht.
De momenteel lopende Gezondheidsenquête peilt naar het aantal uren slaap bij jongere kinderen. Binnen Opgroeien is slapen bij zeer jonge kinderen dit jaar een prioritair thema. Ik verwijs naar de website NokNok, die gericht is naar jongeren en slaapproblemen aankaart. Verder is er ook informatie beschikbaar via de CLB’s en de mutualiteiten.
Ons beleid legt dus een sterke nadruk op het belang van een gezonde levensstijl in het algemeen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Vooreerst ben ik begonnen met te zeggen, wat ook uit dat onderzoek blijkt en wat ook duidelijk wordt gesteld, dat de cijfers dermate zijn dat armoede onmogelijk alleen aan de basis kan liggen van die cijfers. Collega Vaneeckhout heeft dat ook opgemerkt.
Vandaar heb ik de bijkomende vragen naar u gericht vanuit Welzijn, omdat die cijfers toch wel enige bekommernis naar boven brengen. Als zoveel kinderen zonder ontbijt of zonder gezond ontbijt naar school gaan, weten we dat dat een invloed heeft op de manier waarop ze op school zitten, op de manier waarop de studies resultaten opleveren over hoe ze zich voelen.
Vanuit het idee ‘jong geleerd is oud gedaan’, dat nog altijd heel waar is, weten we ook dat dat nadien zijn verdere invloed heeft. Vandaar is er toch wel het belang van het thema, zowel wat betreft ontbijten als wat het aanleren van een gezonde slaaphygiëne in de kindertijd.
Minister, ik kijk echt uit naar de resultaten van die HBSC-studie, wanneer die voorhanden zou zijn. In hoeverre ze deze resultaten bevestigen en wat daar dan mee kan gebeuren. Wij zijn vorige week met een aantal collega’s op bezoek geweest bij het agentschap Opgroeien, en ik denk dat ik het toch wel juist zeg, ook namens alle collega’s, dat we echt onder de indruk waren van de manier waarop daar wordt gewerkt en de manier waarop daar met gegevens en resultaten van studies, van bevragingen, met cijfermateriaal aan de slag wordt gegaan en daaruit beleid kan worden gedestilleerd.
Dus dan hoop ik – en dat is mijn bijkomende vraag – dat dat nog bijkomend zal kunnen gebeuren wanneer die resultaten van die HBSC-studie bekend zijn, zodat men daarmee aan de slag kan naar preventie en sensibilisering toe bij ouders, de omgeving enzoverder.
Ik denk dat u gelijk hebt dat de prijs van gezonde voeding veel mensen tegenhoudt om gezond te eten. Ik heb zelf al eens twee keer meegedaan met zo’n inleefweek armoede. Als je dan met een heel beperkt budget een week moet rondkomen voor heel uw gezin en je gaat naar een supermarkt, dan weet je welke producten je moet kopen. Anders denk je er niet aan, dan koop je het gemakkelijkste. Dat is denk ik ook wel iets waar we de nodige aandacht voor moeten hebben. Want dat is niet de logica der dingen, integendeel.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Inderdaad, ik zit een beetje op dezelfde lijn als collega Schryvers. Ik denk dat we allebei hadden beklemtoond dat dit niet alleen door armoede of door geldgebrek kan komen, dat er ook andere actoren spelen.
Ik denk dat de ‘rush hour’-fases van het leven als oorzaak nog een beetje ondergesneeuwd is. Mensen haasten zich daarbij ’s ochtends om op hun werk te geraken en ’s avonds om alles rond te krijgen voordat iedereen naar bed moet. Daardoor komt zowel de slaaprust als de nachtrust als de voeding soms onder druk te staan en wordt er naar snelle oplossingen gegrepen. Dat heeft te maken met het ritme waarop we vandaag allemaal ons leven moeten leiden.
Collega Schryvers heeft natuurlijk gelijk: jong geleerd is oud gedaan. Ik ben zelf een kind van een boterhammen-met-choco-opvoeding, wat betekent dat ik de rest van mijn leven zal moeten strijden tegen een aantal kwalijke gewoontes die ik af en toe een paar maand goed en een paar maand slechter doe. In dat opzicht zijn de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van een gezond ontbijt voor mij wel heel cruciaal om dat nog veel meer in het leven van mensen, en zeker van jongeren, te laten insijpelen.
Collega Schryvers wijst net als u terecht op het idee dat het duurder is om gezond te ontbijten. In zo’n inleefweek komt dat ook een stuk naar voren. Maar soms is het ook een stukje mythe dat het zoveel duurder moet zijn om gezond te ontbijten. Als je seizoensgebonden fruit probeert te nemen, als je op zoek gaat naar de slimme producten die gezond zijn in de supermarkt, dan is het in principe haalbaar om een betaalbaar ontbijt te vinden.
Dus, minister, als ik denk aan preventie en aan wat het beleid nog extra kan doen, dan denk ik dat het echt op die manier kan zijn, door mensen te inspireren over hoe een gezond ontbijt er kan uitzien, door bijvoorbeeld te tonen dat brood met choco en een tas melk enerzijds en een goedkope havermout met seizoensgebonden fruit en de slimme yoghurtkeuze anderzijds misschien in quasi-dezelfde prijscategorie kunnen zitten.
Dus volgens mij is het de uitdaging om dat soort preventie nog veel tastbaarder te maken, en niet gewoon te zeggen dat het belangrijk is, om aan de voedseldriehoek te denken, en om tijdig te eten. De meeste mensen weten dat eigenlijk wel. Maar de praktische toepassing daarvan is denk ik nog iets waarop gewerkt kan worden.
Collega’s, we zijn opnieuw bezig over hoe ouders omgaan met hun kroost. Er zitten drie elementen in deze vraag van de collega’s: slaap, eet en eet gezond. Als jonge kinderen of tieners niet slapen … De verleiding om ‘tot een kot in de nacht’ te snapchatten en stomme videofilmpjes te bekijken tot de batterij plat valt, kunnen we maar op één manier oplossen: door dat ding beneden te laten. We kunnen allerlei overheidsmaatregelen en affichecampagnes doen, maar dat zit op dat niveau. Als ze moe zijn, raken ze ’s morgens niet uit hun bed. Dan is het meestal recht uit bed op de fiets of naar de bus. Want er is geen tijd voor een ontbijt omdat anders de school niet wordt gehaald.
De smartphone is een ouderlijke taak. Het ontbijt hangt samen met de vraag of er al dan niet tijd voor is en of er een goed voorbeeld is.
En wat eet je dan voor ontbijt? Die vraag hebben we vandaag al eerder behandeld, collega’s. Voedingsdriehoeken, affiches en allerhande ten spijt. En wat het kost … Collega Vaneeckhout, ik deel uw analyse over wat het kost. Een brood van 800 gram kost 2,60 euro en als je bij een dure bakker gaat 3,10 euro. Dat is afhankelijk van waar je het koopt. Dat zijn zaken die we mathematisch aan ouders moeten meegeven: zij spelen ook een rol in wat men in de winkelkar gooit.
Ik wil het debat over de lege brooddozen, dat we ondertussen al ettelijke keren in de plenaire vergadering hebben gevoerd, niet overdoen. Ik hoop, samen met mijn fractie, dat er niet allerlei coaches worden voorgesteld, die ’s avonds langs de huizen rijden om te zeggen dat het kind de gsm beter beneden kan laten. Dat is nu eens echt 100 procent ouderlijke verantwoordelijkheid.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, maakt u zich geen zorgen: geen enkele fractie zal het voorstel doen om coaches met de auto te laten rondrijden om te kijken of de kinderen … (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Of met de fiets, ja, dat is ook mogelijk.
Het klopt wel dat de ontbijtfrequentie afneemt met de leeftijd. Ik geef nog even de cijfers van de gezondheidsenquête. 89,9 procent van de 0- tot 14-jarigen ontbijten elke dag. Van de 15- tot 24-jarigen ontbijten nog amper twee op drie. Ik zie in mijn sociale media ook de reclames – dat zal waarschijnlijk zijn omdat ik ooit ergens eens op een verkeerde knop heb gedrukt. De advertenties voor het regelmatige vasten en het overslaan van minstens eens een maaltijd zijn niet te tellen. Gemakshalve zeg je dan dat je het ontbijt zult overslaan. Ik weet niet of dat bij de anderen ook in de mailbox valt, maar ik word er toch enorm toe aangespoord om een maaltijd te laten vallen. Ik vind dat heel bijzonder. Iedereen moet in zijn eigen box kijken, maar dat is toch wel ongelooflijk, hoe dat komt.
Onze voorschriften zijn helder en duidelijk. Ik ben wel getriggerd door de voorbeelden van gezonde voeding. Ik had net een uit het leven gegrepen voorbeeld gegeven van toen ik nog niet in de politiek zat. Ik had inderdaad ook een leven voor de politiek. Op een zeker ogenblik kreeg ik een koppel voor mij dat wilde scheiden. Zij zegden mij dat ze het niet zo breed hadden. Het enige waar ze nog geld voor hadden was frieten met stoofvleessaus. Ik vond dat toen al heel eigenaardig. Als je kijkt wat dat kost, daar kun je ook wel iets anders mee doen. Het is niet slecht om met onze mensen ook eens te bekijken hoe we de gezonde alternatieven voor hetzelfde geld wat meer in de spotlight kunnen krijgen. Gezond moet niet noodzakelijk duurder zijn. Ik neem dit mee om dit ook eens te bekijken.
Jullie hebben allebei verwezen naar de resultaten. In Vlaanderen leeft 0,9 procent van de kinderen in een gezin waar men zich geen dagelijkse maaltijd met vlees, vis of een vegetarisch alternatief kan veroorloven. 0,1 procent van de kinderen kan zich geen vers fruit of verse groenten veroorloven op dagelijkse basis. Die cijfers lijken heel klein, maar het zijn toch nog altijd tienduizend kinderen die dagelijks geen voedzame maaltijd voorgeschoteld kunnen krijgen. Dat is waarschijnlijk een onderschatting van de problematiek van de lege brooddoos. Ik zal dat debat niet openen. Dat staat totaal niet in verhouding tot die 43 procent, maar het is er wel. We moeten toch bekijken hoe we iedereen in de mogelijkheid kunnen stellen om daar werk van te maken.
Dit wordt vervolgd. Jullie krijgen, net als ik, hopelijk binnenkort de resultaten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar de verdere analyse van de cijfers uit de HBSC-studie die u hebt aangekondigd. Daar kunnen we veel uit leren om nadien een gericht beleid te voeren naar bepaalde doelgroepen. U hebt gezegd dat het voedingspatroon mee wordt bepaald door de ouders, maar ook door de omgeving. Dat is juist. We moeten daaruit een aantal conclusies richting het beleid kunnen trekken. Dat is niet alleen zo voor die PIRLS-studie, maar ook voor de nieuwe HBSC-enquête die eraan komt. Ik ben er zeker van dat dit thema hier nog ter sprake zal komen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, wij kijken zeker ook uit naar de HBSC-resultaten. Daar zal wat meer uit blijken.
Collega Daniëls, als het gaat over de aanpak, dan zijn wij zeer voorzichtig om u geen enkele aanleiding te geven om een karikatuur te maken van eventuele voorstellen. Wij hebben dat hier ook gedaan. U hebt toch op de een of andere manier gesuggereerd dat we dat soort coaches zouden willen installeren, eventueel met de fiets, hoorde ik u zelfs nog zeggen. Voor alle duidelijkheid: dat is niet ons plan, want als er iets niet werkt, dan zijn het coaches die aan mensen gaan zeggen wat er wel of niet moet gebeuren en wat ze wel of niet moeten eten. Net zoals het ook niet altijd werkt dat een ouder tot zijn kind zegt dat het wel of niet dit of dat mag doen. Ouders hebben daarin uiteraard ten dele een verantwoordelijkheid, maar, minister, ik geloof dat we vooral moeten werken op intrinsieke motivatie. Het is pas als kinderen, jongeren en volwassenen echt overtuigd zijn van de meerwaarde van voldoende slaap en een goed slaapritme, en hetzelfde bij gezonde voeding en gezond ontbijten: de intrinsieke motivatie zal echt het verschil maken, of mensen al dan niet stappen zetten. En niet allerlei extra regeltjes die we zouden opleggen zowel vanuit de samenleving als binnen gezinnen. Gezinnen moeten dat vooral voor zichzelf uitmaken. Zij kunnen dat ook voldoende.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.