Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over de problematiek van de vervuiling met zware metalen rond de goudraffinaderij Value Trading in de stationsbuurt in Antwerpen. We hadden het er vorig jaar al kort over in een debat over windrichtingen en dergelijke. Ondertussen zijn er heel wat nieuwe evoluties, met name de eerste resultaten van een oriënterend bodemonderzoek. Die zijn niet goed. Ze tonen een serieuze vervuiling met zware metalen in die buurt.
Professor Nemery van de KU Leuven is daardoor gealarmeerd. In een brief naar het stadsbestuur en het schepencollege van Antwerpen zegt hij dat hij vreest dat de vervuiling in de buurt van de Jacob Jacobsstraat van dezelfde grootteorde is als de vervuiling met lood door Umicore in de Moretusburg in Hoboken. Hij heeft daarom gevraagd om een aantal maatregelen te nemen. Een van de belangrijkste is om een bloedonderzoek te doen naar de gezondheidstoestand en de mogelijke risico’s voor slachtoffers, zeker bij kinderen, om een en ander in kaart te kunnen brengen en ervoor te zorgen dat die mensen fatsoenlijk kunnen worden begeleid.
Ik heb hierover vorige week een vraag gesteld in de commissie Leefmilieu aan minister Demir. Zij verwees mij voor een aantal zaken naar u door, minister. Zij zei dat de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) heeft gevraagd om een geïntegreerde aanpak op te stellen en om die aanpak te leiden. Zij zei ook dat ze al in december 2022 de resultaten met u heeft gedeeld en dat zij heeft gesuggereerd dat u binnen uw bevoegdheidsdomein de nodige stappen zou ondernemen. Zij heeft ook al de vraag gesteld of een hotspotwerking voor kanker niet aangewezen is.
Minister, ik leg die vragen graag aan u voor. Vorige week waren er bij de gemeenteraad in Antwerpen honderd vrouwen uit die buurt. Dat waren honderd Joodse vrouwen. Het is een grote Joodse gemeenschap, daar in de buurt rond die raffinaderij. Zij vragen dat eindelijk eens iemand zich hun zaak aantrekt. Zij trekken al heel lang aan de alarmbel en hebben de indruk dat er heel weinig beweegt. In de gemeenteraad heeft men verwezen naar het Vlaamse niveau. Minister Demir verwees vorige week naar de stad en voor een stukje naar u. Ik kom dus met deze vraag naar u, in de hoop dat we een stap verder kunnen zetten. Ik hoop vooral dat we niet dezelfde fout maken als in Hoboken, waar professor Nemery naar verwijst. Daar heeft het dertig jaar geduurd vooraleer er maatregelen voor de gezondheid werden genomen.
Minister, ik heb drie concrete vragen.
Welke maatregelen hebt u al genomen op basis van de kennis die er is om de volksgezondheid van de mensen in de wijk te beschermen?
In de commissievergadering van 7 juni 2022 kondigde u aan dat het agentschap Zorg en Gezondheid immissie- en depositiemetingen zou starten in de omgeving. Zijn deze al uitgevoerd? Zo ja, wat zijn de resultaten hiervan?
Zult u naar aanleiding van de verontrustende resultaten van het bodemonderzoek een bloedonderzoek opstarten voor de bewoners in de buurt?
Minister Crevits heeft het woord.
De bescherming van de volksgezondheid rekent hier op de inzet van een gedeeld initiatief: ‘health in all policies’.
In de vergunning van het bedrijf werd al stevig ingegrepen door de deputatie en de minister bevoegd voor het omgevingsbeleid, collega Demir. Zij deed hiervoor onder andere een beroep op het medisch milieukundig advies van het agentschap Zorg en Gezondheid. Er lopen handhavingsinitiatieven door de stad Antwerpen aangezien momenteel Value Trading opereert onder een klasse 3-melding. Dat is een lokale bevoegdheid.
Zowel de omwonenden zelf als de OVAM en de stad Antwerpen lieten bodemmetingen uitvoeren om het gehalte aan zware metalen te bepalen. Deze metingen worden geadviseerd door het agentschap Zorg en Gezondheid. Indien nodig worden er blootstellingsbeperkende maatregelen geadviseerd. Het gaat dan over het beperken van de groenteteelt of de teelt van eieren van eigen kippen, het beheersen van stofvorming, en het strikter toepassen van de basishygiëne zoals handenwassen. In de opvolging van deze onderzoeken werd er eind vorig jaar in samenwerking met de OVAM nog geadviseerd om extra stalen te nemen bij de kwetsbaarste groepen in de onmiddellijke omgeving: de Joodse School en een kinderdagverblijf net ten zuiden van het bedrijf.
Die staalnamen werden dan onmiddellijk uitgevoerd. Daarnaast werd het overzicht van de meetwaarden geëvalueerd. Omdat er hier en daar verhoogde meetwaarden werden gezien, werd ook bekeken of de no regret-maatregelen voor poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) die algemeen in de volledige binnenstad van kracht zijn, voldoende beschermend zijn voor zware metalen. Het antwoord daarop was positief.
Het dossier wordt nauw opgevolgd in samenwerking met de stad en de OVAM, in een goede samenwerking tussen de administraties. Laat mij dus duidelijk zijn: ik heb geen zin in naar-elkaar-doorverwijzen. Voor mij is het gewoon van belang dat we samenwerken. Dit gaat over een mogelijke verontreiniging. Als er effecten zijn, moet iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen.
Ik kom tot uw tweede vraag. Op 13 januari 2021 heeft de bestendige deputatie aan het bedrijf Value Trading een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd in hun omgevingsvergunning. Deze hielden de verplichting in om zowel emissie- als immissiemetingen uit te voeren, in afwachting van een zo spoedig mogelijke herlokalisatie van het bedrijf, uiterlijk binnen drie jaar. Zorg en Gezondheid heeft dat in een advies in het kader van het beroepsdossier op 16 mei vorig jaar nogmaals herhaald. We kennen allemaal het verdere verloop van het dossier. De vergunning werd in beroep geweigerd door de minister van Omgeving. Daardoor kwamen ook die bijzondere voorwaarden tot meetverplichting te vervallen. Het zijn die metingen, de immissiemetingen onder andere met inzet van de depositiemetingen, die over een langere termijn uitgevoerd, een precies inzicht geven in de actuele milieubelasting van de omgeving, en dus de impact van het bedrijf op zijn omgeving. Dit is belangrijke informatie om een beter zicht te krijgen op de blootstelling van de omwonenden, temeer in een risicoanalyse.
Onlangs hebben we vernomen dat de vraag om inzet van immissiemetingen door de stad Antwerpen gesteld is aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) omdat het bedrijf momenteel voortwerkt onder een klasse 3-melding. Dit is dan een veel kleinere activiteit dan voorheen die normaliter geen grote impact zou mogen genereren bij de omwonenden. Het is dus aan de handhaving bij de stad Antwerpen om die activiteit te verifiëren. Als er vanuit handhavingsinzicht noodzaak is om toch die metingen uit te voeren, dan zal dit geëvalueerd worden in samenwerking met de VMM en het departement Omgeving. Ons agentschap Zorg en Gezondheid heeft niet de technische bagage of de mogelijkheid om zelf zulke metingen uit te voeren. Wij volgen het dossier gezondheidskundig op en we zijn in overleg met zowel de stad, de VMM als de OVAM.
Waar we wel resultaten van hebben, zijn de staalnames uitgevoerd door de OVAM, en enkele staalnames uitgevoerd door de omwonenden zelf in het kader van de ‘Gezond uit eigen Grond’-campagne bij Omgeving. We wachten nog het eindrapport af van de OVAM dat een van de komende weken wellicht beschikbaar zal zijn. Op perceelsniveau, bij de stalen van de omwonenden die op een gevalideerde wijze genomen en geanalyseerd werden door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in Antwerpen, is door dat instituut het advies gegeven om enkele blootstellingsbeperkende maatregelen te nemen. Het agentschap heeft deze adviezen bevestigd en ook gevraagd aan de OVAM, vooruitlopend op het eindrapport, om dezelfde adviezen door te trekken voor de meetwaarden die in hun onderzoek verhoogd zijn. Wat opvalt is dat er zeer wisselende resultaten verkregen werden in de meetwaarden van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne en de OVAM, met diffuse verhoogde waarden naast perfect normale waarden in de bodem. Daarom wordt momenteel geadviseerd op perceelsniveau – in afwachting van het eindrapport – of daar een aaneengesloten grotere hotspot kan worden aangeduid die dan gerelateerd is aan een of andere bron.
Vervolgens kom ik tot het bloedonderzoek, zeer belangrijk, collega. Op 11 mei heeft Zorg en Gezondheid een uitgebreide delegatie ontvangen van de omwonenden. Ik vind dat ook belangrijk om hier te vermelden. Er is een ongerustheid op drie vlakken.
Ten eerste maakt men zich zorgen over het volgens hun inschatting veelvuldig voorkomen van kankers in de omgeving. Dit is een ongerustheid die het agentschap wel vaker hoort, voor diverse locaties in Vlaanderen, en waarvoor ons agentschap dan in samenwerking met het Kankerregister een onderzoek doet of we in de incidenties een verhoogd voorkomen zien van milieugerelateerde kankergevallen. Op postcodeniveau is dat begin vorig jaar uitgevoerd voor de stad Antwerpen. De conclusies werden meegenomen in het advies van ons agentschap op het beroepsdossier van Value Trading. In opvolging van deze case is vorige week beslist om in samenwerking met UHasselt en het Kankerregister een detailanalyse uit te voeren voor de statistische sectoren rond de stationswijk van Antwerpen-Centraal. Dat betekent dat statistische toptechnologie ingezet wordt waarvan we de outcome dus nog niet kennen. Maar de resultaten zullen we binnen een drietal maanden hebben. We gaan daar dus mee aan de slag.
Het tweede punt van zorg: men maakt zich zorgen over de verhoogde bodemwaarden voor zware metalen. Hier moeten we het eindrapport van de OVAM nog afwachten. Indien deze resultaten zich blijven manifesteren als een diffuus onsamenhangend patroon van hier en daar percelen met hoge waarden naast percelen met lage waarden, moet dit dossier benaderd worden als een case van een grootstedelijke problematiek. De inzet van de techniek van de humane biomonitoring wordt altijd geëvalueerd in een systemische benadering, wat wil zeggen dat er een voldoende samenhangende milieukundige aanleiding moet zijn op subpopulatieniveau. Die techniek is niet individueel inzetbaar, tenzij in een curatief gezondheidsverhaal, bijvoorbeeld in het kader van arbeidsveiligheid, of bij een huisarts of ziekenhuis indien er gezondheidskundig aanleiding voor is bij een gezondheidsonderzoek.
Dus daar moet een afweging tussen vier vragen worden gemaakt: een zorginhoudelijk doel, of er bijvoorbeeld een behandeling beschikbaar is, een beleidsmatig doel, of we bijvoorbeeld een bepaald beleid kunnen wijzigen, een maatschappelijk doel, bijvoorbeeld of de ongerustheid kan worden aangepakt, en een wetenschappelijk doel, waarbij de vraag bijvoorbeeld is of men de blootstelling in beeld kan brengen aan de hand van één bronfactor.
Hoe meer positieve antwoorden op deze vragen, hoe relevanter het is om humane biomonitoring in te zetten. Hoe meer negatieve antwoorden, hoe onzekerder de outcome is waarbij afwegingen komen van de opportuniteitskost of de inzet van milieumetingen die wellicht wel sneller een antwoord kunnen geven. In die zin wordt een humane biomonitoring enkel weloverwogen ingezet, op een wetenschappelijk correcte manier. Er moet dus op voorhand goed bekeken worden welke vragen we beantwoord willen zien met die techniek, en welke handelingsperspectieven er zijn. In die zin is het belangrijk om merkers van blootstelling en effect, in de mens, te kunnen koppelen aan gedetailleerde milieumetingen of een langdurige opvolging van gezondheidseffecten.
We wachten dus het rapport van de OVAM af, en het inzicht komende uit de handhavingsactiviteiten van de stad Antwerpen. Indien er geen aanleiding is om in te zetten op humane biomonitoring, kunnen we er eventueel toch mee verdergaan – dat heb ik gevraagd, omdat ik ook wel bezorgd ben –, maar dan in een studieopzet in het kader van een grootstedelijke medisch milieukundige problematiek met een maatschappelijk en wetenschappelijk doel. Het kiezen voor deze optie zal uiteraard eerst afgestemd worden met alle partners zoals stad Antwerpen, de omwonenden vertegenwoordigd door professor Nemery, want de zaken die Nemery aanhaalt vind ik behartenswaardig, het departement en het kabinet Omgeving, het agentschap Zorg en Gezondheid, en mijn kabinet met als doel een samen gevalideerd onderzoeksprotocol op te stellen. Ik sluit helemaal niet uit dat we dat gaan doen. Weet wel dat het niet gebruikelijk is in de situatie waarin we nu zitten.
De derde ongerustheid is dat Value Trading het door zijn klasse 3 kleinschaliger ingedeelde activiteit niet zo nauw zou nemen met de uitbating en toch eventueel belangrijke emissies genereert met mogelijke gezondheidsimpact. Dit is in de eerste plaats aan het bedrijf zelf – eventueel gesteund door een onafhankelijk deskundige als het vertrouwen weg is – en de handhaver, in dit geval de stad Antwerpen, om op een structurele wijze aan te tonen dat dit niet zo is. In elk geval is de grootschalige activiteit, waarvan ons agentschap vorig jaar adviseerde om dit te laten uitdoven in een dichtbevolkt gebied, niet meer vergund en dus stopgezet. Dat is nu de stand van zaken. We zijn vooral het tweede punt aan het onderzoeken, op zoek naar een manier om het toch te kunnen doen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, minister, ik ben vooral heel blij om te horen dat die fijnere analyse van het Kankerregister gaat gebeuren. We hebben vorig jaar de discussie gehad dat het nogal grof op postcodeniveau gebeurde, dus ik hoop dat we daar binnen drie maanden dan iets van kunnen bijleren.
Ik begrijp al de overwegingen voor humane biomonitoring, dat zijn grote onderzoeken om op te zetten. Ik denk niet dat we hier noodzakelijk al over monitoring moeten spreken, maar een momentopname zou ook kunnen en ik denk niet dat dat een gigantische opdracht is. Het Provinciaal Instituut voor Hygiëne heeft daar heel veel expertise mee. Ze doen dat al halfjaarlijks in Hoboken. Ze hebben de mensen, de kennis en de knowhow in huis om dat te doen.
Mensen hebben ons verteld dat er in de buurt, in de drie straten rond de Jacob Jacobsstraat, 120 wezen zijn, van wie veel ouders overleden zijn aan kanker. Als je daarnaar kijkt – goed het is diffuus, maar er zitten wel heel hoge waarden tussen van zware metalen – dan ben ik ervoor dat al die onderzoeken gebeuren. Maar ik ben er niet voor dat we wachten om te kijken wat er bij die kinderen aanwezig is in het bloed. Dat is iets dat niet gigantisch veel geld kost, iets dat niet gigantisch veel moeite kost. Je hebt een aantal scholen, een aantal crèches – u hebt er al naar verwezen – waar je naartoe kunt gaan. Je hebt een gemeenschap die heel erg gemotiveerd is om meer te weten te komen over die vervuiling.
Ik ben blij dat u zegt dat u het in elk geval wilt doen. Ik weet nog niet goed op welke manier. Kunnen we dat niet downsizen en vroeger organiseren? Al was het maar om de ongerustheid weg te nemen. Die mensen hebben natuurlijk wel reden voor ongerustheid. Er is een omgevingsvergunning geweigerd terwijl er wel twintig jaar is geproduceerd in het midden van die wijk. We hebben de bodemresultaten. We hebben het feit dat die fabriek op dit moment verder blijft produceren, zij het dan aan een lager tempo, maar dat is niet voor deze commissie.
Ik wil niet te ver vooruitlopen op de zaken, maar de adviezen die de mensen hebben gekregen – geen eieren en groenten uit eigen tuin eten enzoverder – zijn natuurlijk zeer goed. Ik ken de buurt echter een klein beetje. Dat is niet meteen de buurt met de meeste tuinen en de meeste kippen. Dat is een zeer dichtbevolkte en stedelijke buurt. Het grootste probleem is daar niet de inname via voeding uit de tuinen, maar stof dat op daken en koeren ligt.
Dit gaat wel verder dan de individuele maatregelen die de mensen met een brief in de bus hebben gekregen waarin staat dat ze meer moeten stofzuigen en de handen moeten wassen. Dit gaat over wat we in die buurt gaan doen om de vervuiling weg te nemen. En dan spreken we over sanering, daar zijn heel veel verschillende gradaties in. Maar de vraag is hoe daar al naar wordt gekeken. De eerste vraag is of we dat bloedonderzoek niet sneller, eventueel gedownsized, kunnen doen om de mensen al een beetje duidelijkheid te kunnen geven. Ten tweede, wat doen we op het vlak van verdere sanering?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het zijn heel terechte vragen van collega D’Haese. Ik heb gewoon aanvullend nog twee bezorgdheden.
Enerzijds hebt u verwezen naar de vergunningstoestand van het bedrijf in kwestie en het feit dat daar nu nog een aantal activiteiten plaatsvinden. U verwijst naar de verantwoordelijkheid van de stad om die activiteiten te controleren. Maar natuurlijk, volksgezondheid is niet enkel een bevoegdheid van de stad, het is ook een bevoegdheid van de Vlaamse Regering, van u als minister.
U weet dat we in Antwerpen zelf – en we doen dat vandaag dus ook – dus de opdracht hebben om dat soort activiteiten van naderbij te bekijken en de activiteiten eigenlijk ook stop te zetten. Vanuit het voorzorgsprincipe denken we dat het niet meer verdedigbaar is om het vier jaar te laten verdergaan, om dan eventueel te zien wat er gebeurt of wat de verdere aanpak is. Dus ik vroeg me af hoe u daarnaar kijkt.
Ten tweede is er een grote onzekerheid in de buurt. Het is meestal collega Annouri die dit in deze en andere commissies opvolgt. Op welke manier kunt u sneller duidelijkheid geven aan de omwonenden over wat er op hen afkomt? Hoe kunnen zij gerustgesteld worden dat er geen verdere impact zal zijn? Dank u wel.
Ik wil nog even aansluiten bij deze vraag. Ik heb ook bekeken wat er in Antwerpen werd gecommuniceerd. Er zijn een paar elementen.
Ik denk dat de weigering van de omgevingsvergunning door minister Demir al een belangrijk signaal is aan het betreffende bedrijf, en ook aan de buurt. Ik denk dat dat de eerste stap is: voorkomen dat het uitbreidt, toeneemt, of dat er nog extra uitstoot is.
Ten tweede, en dat is ook iets wat ik niet oninteressant vind, collega’s, is namelijk dat dat gradiënt eigenlijk een patroon is dat niet samenhangend is. De plaats met de meeste loodvervuiling ligt het verste weg. Men vindt niet direct honderd procent een verklaring voor alles. Dus die bijkomende bodemstalen zijn nodig.
Ten derde zijn er de no regret-maatregelen die nu al van toepassing zijn. Ik vroeg me gewoon af of daar nog bijkomende maatregelen nodig zijn, wetende wat de context daar is. Maar er werd mij ook aangegeven, en ik denk dat dat ook niet onbelangrijk is, dat in een aantal huizen mogelijk nog sprake is van loden waterleidingen. Dus als je eventueel zou overgaan tot bloedonderzoek, is dat ook iets wat bekeken en uitgesloten moet worden als bron van eventueel lood in het bloed van kinderen. Laat daar ook geen misverstand over bestaan: het is geen goede zaak als die loodconcentraties te hoog zouden liggen.
Minister Crevits heeft het woord.
Zoals ik zei, zullen de resultaten van de onderzoeken die door de OVAM zijn gedaan zeer binnenkort beschikbaar zijn. Voor mij is dat de basis om verdere acties te plannen. We moeten precies weten wat daarin staat. Saneren op zich is een bevoegdheid van de OVAM. Over de link met humane biomonitoring – ik heb veel om uitleg gevraagd – was mijn eenvoudige perceptie om ermee te beginnen. Dat gaat niet alleen over bloedafnames, maar daar moet je ook vragenlijsten bij afnemen. Je moet heel goed weten wat je wilt bereiken. Als je een bloedafname doet, heb je informatie, maar als je iets vindt, moet je weten hoe je daarmee omgaat. Er moet een onderzoeksprotocol zijn. We moeten dat dus zeer goed aanpakken. Ik wil zeker een kleinere versie bekijken, collega D’Haese, alles is goed voor mij. U weet dat je in zulke dossiers ook de bloedafnames ziet. In het kader van PFAS hebben we dat uitgebreid. We hebben toen gezegd dat het niet aan de Schelde stopt, en dat we een beetje breder zullen gaan.
Het moet wel correct aangepakt worden. We moeten weten hoe we eraan beginnen, welke vragen we willen beantwoorden, en wat hier eventueel zal uitkomen. Bovendien zit de stad hier ook aan het stuur. Ik wil dit in de beste verstandhouding met hen aanpakken. Ik ga niet zeggen dat we nu aan humane biomonitoring zullen beginnen als dat niet met hen is afgesproken. Daarom zei ik dat we niet naar elkaar moeten doorverwijzen, maar wel een partnerschap moeten ontwikkelen dat vertrouwen geeft aan de mensen die mogelijk getroffen worden. Op die manier moeten we er ook naar het bedrijf toe voor zorgen – u gaf het voorbeeld van lood – dat we nu nog geen conclusies beginnen te trekken die na twee jaar verkeerd blijken te zijn. We moeten daar heel voorzichtig en correct in handelen. Dat diffuus karakter van sommige resultaten die we nu zien, baart mij daarom zorgen. De voorzitter heeft er een voorbeeld van gegeven.
Wat u voorstelt, ga ik zeker bekijken, maar we hopen dat we daar de komende weken meer duidelijkheid in hebben. Professor Nemery is in dezen een autoriteit, de insteken die hij geeft zijn belangrijk voor mij. Die no regret-maatregelen, collega’s, worden afgestemd met het Provinciaal Instituut voor Hygiëne. Op dit ogenblik zijn die voldoende. Ik dacht dat ik dat ook heb gezegd in mijn antwoord. Als dat wijzigt, zullen we dat laten weten. Mijn mensen van Zorg en Gezondheid zijn heel intens met dit dossier bezig. Het zou veel moeilijker – of misschien ook makkelijker – zijn mochten we eenduidige resultaten hebben, zodat we weten hoe we precies actie moeten ondernemen. Op dit moment is dat nog niet zo. Het wordt verder intens opgevolgd.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende antwoorden, minister. Wat hier centraal is, is volgens mij de gezondheid van de mensen die in die wijk wonen. Ik begrijp inderdaad dat die resultaten niet allemaal eenduidig zijn, maar we zitten daar met zwaar vervuilde percelen, met veel kankergevallen, en met een goudraffinaderij midden in een woonwijk. Een goudraffinaderij waarvan de vergunning terecht niet werd verlengd, maar die ondertussen op een lager pitje verder kan blijven doen. Ik denk dat we vandaag de gezondheid centraal moeten zetten, zelfs als de bron niet helemaal duidelijk is. We kennen het geval van accumulatie van perfluoroctaansulfonaat (PFOS). Er is dus een hoge druk van zware metalen op die buurt, dat moet er niet nog bij komen. Dat is, denk ik, essentieel.
Ik ben er voorstander van om die loden pijpen te onderzoeken, maar die zorgen niet voor de hoge bodemwaarden. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik weet het, tot nu toe hebben we nog geen bloedwaarden. We spreken daar dus op dit moment niet over. De resultaten van de OVAM zouden volgende week komen. Ik hoop dat we dan snel kunnen schakelen.
Wat het op een correcte manier uitvoeren van een bloedonderzoek betreft, ben ik het helemaal eens, minister. Het grote voordeel daarvan is dat er heel veel expertise bij het Provinciaal Instituut voor Hygiëne zit. Die doen dat al jaren. In Hoboken ligt dat protocol klaar, die vragenlijsten liggen klaar. Ik wil het niet op flessen trekken, maar bij wijze van spreken zou je kunnen zeggen dat bewoners morgen naar een school gaan waar ze zich kunnen laten prikken, waar ze die vragenlijsten kunnen invullen, en dan kunnen die resultaten geïnterpreteerd worden. Ik ben dus blij dat u er open voor staat om dat te versnellen. Ik hoop dat dat lukt, en we zullen kijken wat er uit de nieuwe resultaten van de OVAM komt. Ik wil vooral de oproep doen om te stoppen met afwachten. We wachten hierop, we wachten op dat onderzoek, we wachten op die resultaten, we wachten op dat overleg, maar ondertussen hebben de mensen al redelijk lang gewacht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.