Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over ziekteverzuim bij het personeel van VDAB
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Dag iedereen, ik heb een vraag over het ziekteverzuim bij VDAB. Dat is een klassieker, voorzitter. Het komt elk jaar wel eens aan bod, en dat blijkt elke jaar vrij hoog te zijn.
Ik ben altijd een beetje benieuwd naar de benchmark van het ziekteverzuim bij lokale besturen of in andere sectoren, omdat we voor de lokale besturen het werkelijk ziekteverzuim denk ik niet kennen. Maar het zou wel interessant zijn om dat ook te weten.
In ieder geval is dat ziekteverzuim bij VDAB toch vrij hoog. Dat is ook wel best zorgwekkend. Daarom hebben we het hier in de commissie geagendeerd. Ik heb daar een aantal vragen over die ik nu al een tijdje heb. Terwijl ik aan het babbelen ben, ben ik ze bij me aan het nemen.
Het ziekteverzuim komt op 10,24 procent, bij andere overheidsdiensten is dat 7,44 procent. Nu weet ik niet of er met andere overheidsdiensten enkel de Vlaamse of federale overheid wordt bedoeld, of dat lokale besturen daar ook onder vallen. Zeer opvallend is dat zes op de tien ziektedagen van mensen zijn die langdurig ziek zijn, dus het is echt wel een probleem.
Wat kunnen we doen om dat aan te pakken?
De heer Ongena heeft het woord. Excuseer, collega Ongena heeft de cijfers uitgebracht en daarom zit hij in mijn hoofd.
De heer Annouri heeft het woord.
Het is letterlijk de eerste zin in mijn vraag, voorzitter. Een zekere T. Ongena, die u misschien niet onbekend is, minister, vroeg bij u cijfers op. Daaruit bleek dat de gemiddelde VDAB-werknemer een op de tien dagen ziek is. Dat is inderdaad, zoals collega Ronse zei, een bovengemiddeld cijfer én een alarmerend cijfer denk ik.
VDAB heeft een ongelofelijk belangrijke taak op onze arbeidsmarkt, maar we zagen al in het verleden dat de werknemers onder veel druk staan en dat het ziekteverzuim daar hoog was. Nu blijkt dat nog eens. VDAB krijgt, ook vanuit deze regering, steeds meer taken en opdrachten waar hij aan moet voldoen, maar er volgen amper extra middelen of extra personeel.
Ik zeg amper, want de vorige keer zei collega Ongena dat er toch enkele mensen waren bij gekomen voor een paar opdrachten. Dat klopt, maar als je kijkt naar het aantal opdrachten en het aantal mensen die erbij komen, dan is er echt wel een discrepantie. Dat is disproportioneel, dat is veel te weinig. Sterker nog, deze regering heeft beslist om het aantal personeelsleden met meer dan vierhonderd mensen te verminderen. Dat blijft natuurlijk voor een stuk niet onbestraft op zulke momenten.
Minister, wat is uw reactie op deze cijfers?
Op welke manier kan er preventief worden gewerkt om deze cijfers terug te dringen?
Is dit niet het bewijs dat er nood is aan extra mankracht en capaciteit bij VDAB?
Welke stappen gaan er structureel worden ondernomen om deze cijfers terug te dringen?
Ik verwijs even naar de vorige vragen die ik stelde. Je ziet op werkvloeren waar er een hoog ziekteverzuim is, dat dat ook een kwestie is van bedrijfscultuur, ook een kwestie is van ervoor te zorgen dat mensen zich gehoord voelen, gerespecteerd voelen en goed begeleid worden. Dus daar moet je op inzetten als je het structureel wilt terugdringen. Dus op welke manier zult u daar mee aan bijdragen? Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik verhul niet dat ik even moest gaan zitten toen ik de eerste maal het verzuimcijfer van VDAB onder ogen kreeg. Je denkt dan spontaan dat VDAB op dat vlak een voorbeeldfunctie heeft en het dan ook goed zal doen in Vlaanderen. Helaas moet ik bekennen dat dat niet het geval is. Met cijfers die tot boven de 10 procent gaan, is dat op zijn zachtst gezegd verontrustend. Uit de cijfers van het eerste kwartaal van 2023 blijkt dat VDAB zelfs een ziekteverzuim van 11,5 procent heeft bereikt. Dus dat is absoluut niet goed en dat is ver boven het Vlaams gemiddelde.
Een verhoging in het eerste kwartaal zou een seizoeneffect zijn. Dat zou kunnen, maar het toont in ieder geval niet aan dat we van vandaag op morgen een grote verandering mogen verwachten. Men verwijst ook naar een maatschappelijke trend, maar als we die trend afzetten, zien we toch dat het aan de hoge kant is en boven het gemiddelde. We kunnen de vergelijking maken met de Vlaamse overheid. Ik heb hier niet meteen de cijfers van de lokale besturen, maar iets zegt mij dat die lager liggen, als ik me baseer op de cijfers die ik zelf nog ken.
Men verwijst naar een aantal voorspellers van ziekteverzuim of zaken die men ziet terugkomen in andere organisaties met een gelijkaardig verzuim. Zo verwijst men naar de oudere werknemers. De helft van de werknemers bij VDAB is ouder dan 50 jaar. Daar zoekt men een deel van de verklaring. Men verwijst ook naar de grootheid van de organisatie, wat men blijkbaar ook ziet bij de vergelijkbare cijfers van het agentschap Opgroeien. Daarnaast is er nog de veelheid aan klantencontacten. Het zijn allemaal argumenten die door VDAB worden aangedragen en waar ik moeilijk genoegen mee kan nemen.
Ik denk dat we daar wel meer dan een tand moeten bijschakelen. Van de ervaren rotten in dit parlement begrijp ik ook dat dit een vraag en uitdaging zijn die al vele jaren meegaan. Ik begrijp dat VDAB zich daarvan bewust is en een aantal maatregelen plant. Ik denk dat het hier ook belangrijk is om op een andere manier naar een aantal uitdagingen te kijken. We spreken altijd over een verzuimbeleid, maar ik houd meer van een aanwezigheidsbeleid om aanwezigheid positief te benaderen, in plaats van de aandacht op afwezigheid te vestigen.
Collega Annouri, u legt de link tussen de mankracht en het ziekteverzuim. Werkdruk zou ontegensprekelijk ook een oorzaak kunnen zijn van afwezigheid, want het is niet zomaar dat werkbaarheid vandaag een van de belangrijkste pijlers in het Vlaamse arbeidsmarktbeleid is. Maar of dat nu een directe oorzaak en gevolg zijn durf ik te betwijfelen. Als je dat gaat vergelijken met andere organisaties met een gelijkaardige of hogere werkdruk, leidt het niet altijd tot een hoger verzuim. Het neemt natuurlijk niet weg dat we daar de nodige aandacht voor moeten hebben.
Het is natuurlijk een organisatie die de voorbije jaren voortdurend in verandering was. Ik heb recent nog tijdens een beleidsdag met VDAB geduid dat er een zekere verandermoeheid onder het personeel is. Ik zag bij de vijfhonderd aanwezigen non-verbaal heel wat instemmend geknik. Dat zijn misschien factoren die daar een rol in spelen. Ze worden ook voortdurend in het oog gehouden door het parlement, wat natuurlijk goed en nodig is op het moment dat de Vlaamse arbeidsmarkt voor de grootste uitdagingen ooit staat, maar het is ook belangrijk om elke dag het positieve te benoemen. Het is een organisatie in verandering, die onder druk staat en die medewerkers voelen het natuurlijk als er vanuit de samenleving kritische geluiden en stemmen komen. Dan weegt dat ook op hen. Dan is het des te belangrijker om ook trots en fier te zijn op al die medewerkers die elke dag het beste van zichzelf geven om mensen toe te leiden naar werk, en om de resultaten in de verf te zetten.
Dat is iets wat ik al verschillende keren aan VDAB en de raad van bestuur heb laten weten. Niet om dingen te maskeren of zaken weg te schuiven, maar positiviteit, fierheid en trots zijn belangrijk om de tevredenheid in die organisatie te krijgen. Ik denk dat dat toch een element is dat niet onderschat mag worden en zeker meespeelt in een positief personeelsbeleid.
Die problematiek is ook aan bod gekomen op de laatste raad van bestuur op 19 april 2023. Dan is de vraag natuurlijk wat we daaraan gaan doen en wat de te nemen stappen zijn om dat structureel te keren naar een grotere aanwezigheid. VDAB beschikt daarvoor over een heel groot pakket aan ondersteunende preventieve maatregelen. Er wordt verwezen naar de opleidingen, risicoanalyses, teams, coaching en de psychologische ondersteuning. Als je dat allemaal leest, denk je dat het de ideale organisatie is die net wel in staat moet zijn om dat verzuimcijfer structureel naar beneden te brengen. Dat materiaal en die capaciteit zijn aanwezig.
Daarnaast zorgt VDAB ervoor dat die verzuimdrempel hoger komt te liggen door nog nauwer contact te nemen, en de mensen die zich ziek melden niet aan hun lot over te laten. Ik denk dat dat ook wel een heel belangrijk gegeven is, want we weten allemaal dat vanaf het moment dat je drie maanden uit bent wegens ziekte, de kans op terugkeer kleiner wordt, dat dat substantieel is. Dat blijkt ook uit tal van onderzoeken. Dus de werkgevers moeten de werknemers meteen het gevoel geven dat ze met hen inzitten en hen niet loslaten. Dat is het contact dat onderhouden moet worden bij afwezigheid wegens ziekte.
De lage terugkomdrempel en de re-integratie van langdurig zieken is ook heel belangrijk. We halen dit nu aan naar aanleiding van VDAB. Ik heb dat gisteren ook gezegd in de plenaire vergadering. Ik denk echt dat we vandaag in een context zitten dat als we naar een groep niet-actieven kijken er geen enkele groep groter is dan de mensen die langdurig ziek zijn.
Het is heel fundamenteel om anders te kijken naar die mensen. Veel meer vanuit de kansen en de mogelijkheden dat die mensen nog hebben, in plaats van de beperkingen. We zitten met VDAB in een prachtig project. In ziekenhuizen, pijnklinieken en revalidatiecentra gaan we letterlijk naar mensen toe in de ziekenhuiskamer – uiteraard altijd met het allergrootste respect voor de mentale en fysieke situatie, en voor het traject dat ze moeten afleggen op hun eigen ritme – om de mensen opnieuw hoop en perspectief te geven, en vanuit die kracht te vertrekken om mensen opnieuw toe te leiden naar werk.
Dat was een zijsprong, maar die is wel fundamenteel in de manier waarop je met mensen die ziek zijn, die afwezig zijn, omgaat. Zeker in een organisatie als VDAB moet je dat doen, daar moet je mensen zeker ook vanuit het perspectief van een kans en een mogelijkheid benaderen, in plaats van een beperking wegens een aandoening.
Ze geven aan dat ze voeling houden met wat er leeft bij de medewerkers door middel van personeelspeilingen en tevredenheidsonderzoeken. Die personeelstevredenheid is iets wat contrasteert met het verzuim, dat mag ik toch wel zeggen. In tegenstelling tot de vrij grote afwezigheid wegens verzuim, is de personeelstevredenheid bij VDAB hoog en gestegen. Dat mag gezegd worden, van 4,2 naar 4,3 op een schaal van vijf. Dat is dan weer hoger dan het Vlaams gemiddelde. Het VDAB-personeel is tevreden over hun werk en over hun relatie met hun leidinggevende. Dat is een belangrijke vaststelling, een kanttekening die gemaakt moet worden, maar die mij ook wel sterkt in de overtuiging om toch echt in de diepte te kijken naar de oorzaken voor het verzuim.
Er is dus heel wat aan de orde wat het verzuim bij VDAB betreft. Men is zich ervan bewust dat het cijfers zijn die structureel omlaag moeten worden gebracht en dat ze aandacht verdienen. Daarom dus ook dat er nu een onderzoek besteld is door een onafhankelijke partner, om ook feedback te krijgen over welke bijkomende acties nodig zijn om die ziekteafwezigheid om te draaien, en om daar inderdaad de aanwezigheid te kunnen verhogen. Op dit ogenblik plant VDAB ook nog sensibiliseringscampagnes rond het voeren van verzuimgesprekken voor leidinggevenden.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel. Eerst en vooral mijn oprechte verontschuldigingen ten aanzien van collega Ongena. Ik had hem inderdaad meteen hulde moeten brengen omdat hij de cijfers via een schriftelijke vraag in de schijnwerpers heeft gezet. Dus bij deze, collega Ongena, breng ik een grote huldebetuiging ten aanzien van u.
Minister, u gaf een heel lang antwoord met heel veel elementen. Voor mij is het nog totaal onduidelijk waarom er bij VDAB meer mensen lang ziek en mensen vaak langer ziek zijn dan elders. Ik snap dat eerlijk gezegd niet, we leven toch allemaal op dezelfde lap grond? We ademen toch allemaal dezelfde lucht in? We eten toch allemaal voeding die vrij goed op elkaar lijkt? Dus er moet daar iets mis zijn.
Ik begrijp het eerlijk gezegd niet, want VDAB is een organisatie die van dit parlement een zeer mooie opdracht heeft gekregen: mensen opnieuw aan het werk helpen, mensen opnieuw richting geven in hun leven, zoeken naar wat de juiste opleiding voor persoon x of persoon y kan zijn. Ik denk dat dat ontzettend, ontzettend motiverend moet zijn om daar te mogen werken. Dus daar moet iets aan de hand zijn, en we kunnen daar precies de vinger niet opleggen.
Het zou misschien goed zijn om ook een keer aan de raad van bestuur van VDAB te vragen om niet in een boek, niet in die klassieke consultant- of managementtaal, maar zeer helder op een A4’tje, in een taal die wij hier verstaan, mee te geven wat volgens hen de voornaamste drie redenen zijn waarom daar meer mensen ziek zijn dan bij de andere overheidsdiensten. Dat zou ons alleszins al kunnen helpen als parlement om mee op zoek te gaan naar remedies.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat het belangrijk is om hier voldoende bij stil te staan. Er is wel één cijfer waar je dat mee kunt vergelijken, namelijk met het ziekteverzuim bij het personeel van de Vlaamse overheid. Bij VDAB ligt dat 3 procent hoger. Als de 11,5 procent die u daarnet hebt vermeld klopt, dan is dat 4 procent hoger. Dat is toch wel significant en een verschil waarvan je ziet dat er een kloof is.
We hebben deze legislatuur heel vaak de mond vol gehad over de arbeidsmarkt die in brand staat, over goed begeleiden, opvolgen en sanctioneren. Heel veel van de debatten die wij hier hebben gehad, gaan ook over VDAB die extra dingen moet doen, die extra moet opvolgen, extra moet begeleiden, meer op maat moet werken. Er zit dus heel veel werkdruk op. U hebt het vergeleken met het agentschap Opgroeien, en ik denk dat dat op zich niet zo verbazend is. Er is heel veel druk uit de sector op het agentschap Opgroeien door alles wat we nu zien rond de begeleiding van kinderen en jongeren. Er zit ook heel veel druk op de arbeidsmarkt. Het is dus niet onlogisch dat mensen die in die sectoren daarmee bezig zijn, en belast worden om alle beslissingen die daar genomen worden op te volgen, heel veel werkdruk ervaren.
U betwijfelt of er een link gelegd kan worden tussen mankracht en het verzuim. Ik weet het niet. Ik denk dat dat misschien wel kan. Maar ik denk dat het dan misschien interessanter is om het aan die mensen zelf te vragen, in plaats van aan de mensen van de raad van bestuur, zodat we het beter en volledig in kaart kunnen brengen.
Ik heb begrepen dat het onderzoek waar u het over hebt door externen gebeurt. Kunt u daar wat meer uitleg over geven?
Gaat het onderzoek dat door externen zal gebeuren daarover? Is dat dan een bevraging van het personeel?
Wordt daarmee in kaart gebracht wat zij als redenen zien waarom ze langdurig ziek zijn?
Wordt er ook in kaart gebracht wat het gemiddelde personeelslid van VDAB vindt van zijn werkomgeving, de werkdruk, en wat die nodig heeft om daar niet ten prooi aan te vallen? Want ik denk dat dat het belangrijkste is. Meten is weten, maar als je het wilt verklaren en aanpakken, dan moet je weten wat de redenen zijn. Ik denk dat je daar echt een bevraging van het personeel, de leidinggevenden en de werknemers zelf nodig hebt om dat in kaart te kunnen brengen. Is dat de invalshoek van dat onderzoek door een externe, of zal daar op een andere manier werk van gemaakt worden?
Tegen wanneer kunnen we daar resultaten van verwachten?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de interessante vragen.
Collega Annouri, misschien moet ik toch eerst een fabeltje uit de wereld helpen. Alsof het gestegen ziektepercentage een gevolg zou zijn van de personeelsafbouw. Ik heb daar ook cijfers over opgevraagd. Ik geeft toe dat het cijfers zijn over de stand op 31 december 2022. Weet u hoeveel van de aangekondigde afbouw van 419 personeelsleden er vandaag al werd doorgevoerd? Dat zijn niet alle 419 personeelsleden, maar 102. Die realisatie, die vermindering die in het regeerakkoord staat, is nog verre van gerealiseerd. Dat komt omdat VDAB door de jaren heen extra personeel heeft gekregen. Door de Oekraïnecrisis was het alle hens aan dek. Bovendien is die besparing vooral gerealiseerd door een uitbesteding van poetsdiensten. Het aantal bemiddelaars bij VDAB is bijvoorbeeld gestegen. Ik denk dat het daar dus niet aan kan liggen.
Als ik naar vroeger kijk – toen over die 419 personeelsleden nog geen sprake was – was het ziekteverzuim nog hoger dan vandaag. Dat zijn toch zaken die erop wijzen dat je je ernstige vragen kunt stellen als je een oorzakelijk verband probeert te zoeken tussen die vermindering van 419 personeelsleden, en het gestegen ziektepercentage. Bovendien zegt u dat de druk hoog ligt, maar ik hoor minister Brouns net zeggen dat de personeelstevredenheid gestegen is bij VDAB. Mocht daar dus langs alle kanten grote druk zijn, zou ik denken dat dat cijfer ook onder druk zou staan. Dat is duidelijk niet het geval.
De realiteit is dat dit een oud zeer is. Ik schrok ook van de cijfers, vooral omdat ze opnieuw stijgen. De voorbije jaren waren ze gedaald, tot onder de 10 procent zelfs, maar ze zijn opnieuw aan het stijgen. Ze gaan nu voorbij 10 procent en richting 11 procent, zoals blijkt uit het eerste kwartaal. Dat is een oud zeer dat echt niet opgelost geraakt. Dat is een echt probleem. We verwachten van VDAB dat het langdurig zieken uit de private sector opnieuw aan de slag krijgt, maar het krijgt het probleem binnen de eigen organisatie niet onder controle. Ik denk dat er dus echt wel werk aan de winkel is.
Dan kom ik tot mijn bijkomende vraag, minister. Uit mijn schriftelijke vraag bleek dat men vaak gewoon niet weet waarom mensen uitvallen. Men monitort dat niet. Ik had bijvoorbeeld gevraagd hoeveel mensen een burn-out hebben, en daarop werd geantwoord dat ze het niet weten. Ik denk dat daar een van de problemen zit, dat men niet goed weet wat de redenen voor het ziekteverzuim zijn. Je kunt natuurlijk maar een goed preventie- en welzijnsbeleid voeren als je de oorzaken door en door kent. Minister, ik denk dat dat een uitdaging is waar men werk van moet maken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat men de welzijnsproblematiek beter monitort binnen VDAB, zodat men daar beter op kan inspelen? Want gelet op de cijfers, lijkt mij dat steeds meer nodig.
Ik heb dezelfde vragen vele jaren geleden ook gesteld, aan toenmalig minister Muyters. De problematiek gaat al vrij lang mee.
Minister Muyters antwoordde toen al dat VDAB een aanwezigheidspolitiek voerde, net zoals de minister daarnet suggereerde. VDAB heeft een actieplan en zal inzetten op re-integratie en op betere monitoring. We kunnen alleen maar vaststellen dat ze er nog niet zijn en dat de actieplannen die de voorbije tien jaar zijn ontplooid op dit domein nog niet de gewenste resultaten hebben gehad.
Als ik zelf spreek met mensen van VDAB, dan wijst men op de digitalisering die zich versneld doorzet. Hetzelfde hoor je ook bij de retailsector. Werken bij VDAB is vandaag anders dan twintig jaar geleden omdat de manier van werken bij VDAB helemaal anders is, met een hele sterke focus op digitalisering. De arbeidsmarkt is helemaal veranderd, de klanten komen een stuk assertiever uit de hoek – om het op een positieve manier te formuleren. Ook het uitbestedingsbeleid van VDAB, het ondoordacht en massaal uitbesteden van taken, zorgde voor een gebrek aan motivatie en een gebrek aan sturing bij VDAB. Het is vooral een grote organisatie waar baronieën en baronietjes op bepaalde momenten een plaag waren. Ik durf niet zeggen dat dit nu nog het geval is, maar er zijn wel een aantal oorzaken die in de organisatie altijd weer naar boven komen, als het gaat over waarom het niet goed loopt bij VDAB en waarom mensen uitvallen.
Natuurlijk, ik ben blij dat er opnieuw een actieplan is en dat een externe wordt aangeduid om dit te gaan begeleiden.
Minister, wat wordt concreet verwacht van dat actieplan en die externe instantie die zou worden aangesproken om dit probleem ter harte te nemen? We weten dat er ook beperkingen zijn. Zieken zijn niet verplicht om te melden waarom ze ziek zijn. Het is niet evident om daarover als werkgever een cijfertje bij te houden en te rapporteren. Het zal dieper moeten gaan dan alleen monitoring en rapportering. Het zal een andere organisatie vergen. Het zal ook keuzes vergen. Het soort personeel dat men heeft, een deel van de populatie van VDAB, zal misschien niet meer geschikt zijn om de taken uit te voeren die we op dit moment van VDAB verwachten. Dat is misschien een harde maar moeilijke realiteit om mee om te gaan in een overheidsorganisatie als VDAB.
We rekenen op u, minister, om het allemaal op te lossen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Ik geloof alvast heel sterk in een zeer goede relatie tussen leidinggevenden en personeel. Ik denk dat dat absoluut niet kan en mag worden onderschat. Daardoor ben ik zelf ook getriggerd door de tegenstelling tussen enerzijds de tevredenheid die rechtstreeks een uitspraak doet over de relatie met de leidinggevenden, en anderzijds de vaststelling dat we met een structurele uitdaging zitten om dat ziekteverzuim te keren. Die relatie is wel degelijk belangrijk, ook al geldt uiteraard de privacycontext en heeft het personeel het recht om te zwijgen. Dat men hem of haar contacteert of niet, die band onderhoudt of niet, maakt een wezenlijk verschil in het terugkeren en in het begeleiden tijdens de afwezigheid.
We zien in de cijfers dat het aantal langdurig zieken daalt, zij het wel lichtjes, namelijk van 6 naar 5,8 procent. Wat dan toch opvalt is dat de korte ziektes stijgen, van 1,5 naar meer dan 2 procent. Voor een organisatie is het doorgaans zo dat langdurige afwezigheden door omstandigheden organisatorisch gemakkelijker op te vangen zijn dan frequente kortstondige afwezigheden. De frequente kortstondige duiden vaker op organisatorische problemen dan de langdurige. Het neemt niet weg dat het in zijn geheel natuurlijk alle aandacht verdient om erop door te gaan. Dat is ook de bedoeling van de bijkomende onderzoeken die zijn besteld. Om daar concreet even op in te zoomen: het gaat inderdaad over het leggen van de link tussen het wetenschappelijk onderzoek en wat we vandaag bij VDAB zien. Wat vertelt ons de literatuur, en wat zien we bij VDAB.
Collega Annouri, het is logisch dat je dat in de diepte, ook voor een stuk kwalitatief, doet en dat je in gesprek gaat met mensen om het tij op een duurzame manier te kunnen keren. Er is een onderzoek besteld bij Vigor om enerzijds die wetenschappelijke literatuur te doorgronden en de invloed van bedrijfsgrootte, leeftijd, gender, de aard van de taken op het ziekteverzuim, om dan de link te leggen met de realiteit bij VDAB.
De opmerking van collega Ongena over de besparing klopt. Die is nog verre van gerealiseerd. Het lukt misschien niet volledig om daar de link te leggen.
Ik denk dat ik de meeste dingen heb gezegd. De leidinggevenden worden inderdaad extra gecoacht om dat contact, waar ik enorm veel belang aan hecht, te kunnen onderhouden.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Ik waardeer deze discussie over de mogelijke verklaringen, maar het zou goed zijn dat we dat zwart-op-wit kunnen laten onderzoeken. Ik apprecieer de denkoefening die collega Ongena maakt, en inderdaad er zijn op dit moment 102 mensen weggehaald of vertrokken. U haalt ook aan dat er extra mensen zijn aangetrokken in verband met de Oekraïnecrisis. Als ik me niet vergis waren het er 20? 27? 21? Daar zit je dus al met een discrepantie.
Als je dan inderdaad kijkt naar de sectoren, dan zegt u dat vooral het poetspersoneel is weggegaan en niet perse de mensen die de contacten doen. De werkdruk is ook onmiskenbaar gestegen. Het aantal opdrachten dat wordt gegeven is onmiskenbaar gestegen. Ik vind het een beetje moeilijk om hierover nu een denkoefening te doen, het is niet concreet genoeg. In die zin is het heel goed dat er een onderzoek komt.
Hebt u ook een deadline aangegeven, minister, tegen wanneer dat onderzoek moet zijn afgerond? Ofwel heb ik dat niet gehoord, ofwel is dat nog niet geweten. Het zou goed zijn dat we daar niet te veel tijd over laten gaan zodat we op tijd kunnen bijsturen. Ik ben benieuwd om te weten wanneer we daar meer informatie over krijgen en wanneer we de resultaten van dat onderzoek mogen verwachten. Maar ik neem aan dat we dat schriftelijk zullen toegestuurd krijgen. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
U zegt oktober 2023. Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.