Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Rooy heeft het woord.
Uit de recente Turkse verkiezingen blijkt dat bijna drie op de vier Turken in België op Erdogan stemde. De islamitische tiran Erdogan blijkt dus bij de Belgische Turken populairder te zijn dan in Turkije zelf, waar hij net geen 50 procent van de stemmen haalde, 49,5 procent om precies te zijn. Erdogan blijkt bij de Belgische Turken populairder te zijn dan bij de Turkse diaspora in onze buurlanden, waar hij nochtans, en helaas, ook al zeer sterk scoorde. In Nederland behaalde hij 68,4 procent, in Duitsland 65,4 procent, in Frankrijk 64,2 procent en in Luxemburg 59,2 procent.
Een tweede vaststelling is dat erg veel van die zogeheten Vlaamse Turken überhaupt zijn gaan stemmen. Ongeveer 85.000 Turken hebben in België hun stem uitgebracht voor de Turkse verkiezingen. In 2016 waren dat er nog ‘maar’ 46.000.
Het is een spijtige vaststelling dat een grote meerderheid van de Turken in Vlaanderen niet alleen met het hart in het thuisland zit, maar dus ook een voorstander is van islamitische tirannie en islamisering, gezien hun massale keuze voor de tiran Erdogan. Het moet nog eens gezegd dat hij zaken belichaamt die ver staan van onze vrije samenleving en onze democratische rechtstaat. Al die Turken die voor hem hebben gestemd, zijn het daar dus mee eens. Op zijn minst kun je zeggen dat ze geen problemen hebben met het fnuiken van de vrijheid van meningsuiting door Erdogan, de gelijkwaardigheid van man en vrouw die wordt ondergraven, de gebrekkige rechten en de achteruitgang van de rechten voor minderheden, met name de christelijke minderheden.
Daarbovenop komen Erdogans virulente anti-Europese tirades en stellingnames. Hij heeft zelfs gedreigd met militaire acties en raketaanvallen tegen Griekenland, hij heeft Europa gechanteerd met een migratietsunami, hij heeft zware beledigingen geuit aan verschillende politici in Europa, en hij heeft opgeroepen om vooral niet te integreren. Dat is dus geen bezwaar voor de meeste Turken in Vlaanderen om voor hem te stemmen. Sterker nog, dat drijft vele Turken er waarschijnlijk toe om voor hem te kiezen.
Ook de hoge opkomstplicht toont aan dat veel Turken hier in Vlaanderen misschien wel fysiek leven, maar mentaal nog steeds met hun hoofd in hun herkomstland zitten, het land waar hun ouders of grootouders geboren zijn. Ik heb in de plenaire ook al een Turkse kiezer geciteerd aan een van de stembureaus. Hij zei: “Turken hebben allemaal een schotelantenne. We kijken Turkse tv, volgen het Turkse nieuws. Het is pas wanneer ik op straat kom dat ik besef dat ik in België ben.” Dat kunnen we zo opnemen in ons volgend verkiezingsprogramma. Yves, noteer het. (Opmerkingen. Gelach).
Noteer ook dat 74 procent van de Turken in Vlaanderen de kinderen eentalig in het Turks opvoedt, en slechts een minderheid van de Turken, vier op de tien, vindt dat de Belgische wetten altijd voorrang hebben op de regels van de islam.
Minister, dat voorspelt niet veel goeds voor de integratie en inburgering van mensen van de Turkse gemeenschap. Dit wijst erop dat het integratie- en inburgeringsbeleid, met name wat de Turken in Vlaanderen betreft, mislukt is. Er is simpelweg geen sprake van integratie, maar wel van segregatie.
Vandaar heb ik volgende vragen voor u, minister:
Hoe evalueert u de fors hogere deelname aan de Turkse verkiezingen en hun massale steun aan Erdogan?
Welke conclusies trekt u eruit voor het huidige Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid?
In welke mate ziet u in deze cijfers een bevestiging van de greep van het Turks-islamitische regime op de Turken in Vlaanderen via allerlei kanalen en organisaties? Kunt u en wilt u, minister, initiatieven nemen om deze invloed tegen te gaan?
Erkent u dat de Vlaamse overheid deze Turkse netwerken en organisaties – die hier tot nader order nog steeds zijn en sommigen zelfs met subsidies – al te lang heeft laten begaan vanuit een strategie van appeasement en dat dit de facto een van de hoofdoorzaken is dat we vandaag een parallelle Turkse samenleving in Vlaanderen hebben?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, we hebben de voorbije weken al een paar keer over dit thema van gedachten gewisseld. Ik herhaal dat er volgens mij niets mis is met het feit dat mensen geïnteresseerd zijn in verkiezingen en de politieke toestand in hun land van herkomst. Het is logisch dat mensen, ook al zijn ze volwaardig deel van onze samenleving, nog altijd een zekere interesse hebben voor het buitenland, meer bepaald het buitenland waar ze zelf hun wortels hebben. Dat hoeft op zich niet problematisch te zijn. Op zich is dat voor mij geen indicatie van het niet willen deel uitmaken van de Vlaamse samenleving.
Maar wat ik zelf wel merkwaardig vind, of waar ik het wat moeilijker mee heb, is dat mensen vinden dat ze, wanneer ze hier leven en deel uitmaken van de Vlaamse samenleving, mee moeten kunnen of mogen bepalen wie in een ander land de leiding krijgt. Dat vind ik ook vanuit een ethisch oogpunt problematisch. Je leeft zelf niet in dat land, je ondergaat de regelgeving daar niet of het beleid en de beslissingen van die regering, en toch ga je met je stem mee willen bepalen wie daar aan de macht komt. Ik begrijp de betrokkenheid en de emotionele, historische, politieke en maatschappelijke affiniteit. Maar het zou een meer integere houding zijn indien men, wanneer men hier leeft en misschien daar nog op vakantie gaat of daar nog wat familie heeft wonen, niet mee gaat stemmen en mee gaat bepalen wie in dat andere land de touwtjes in handen krijgt. Het is zelfs niet echt respectvol ten aanzien van de mensen die ginder wonen en werken. Het feit dat men betrokken is en daar een zekere band mee heeft, is iets anders. Maar het feit dat men daar mee op wil wegen, vind ik persoonlijk een stap te ver.
Een andere situatie is die van mensen die een paar jaar in het buitenland vertoeven maar toch nog daar willen blijven omdat ze vinden dat hun toekomst daar ligt of dat hun kinderen daar opgroeien omdat ze voor dat land hebben gekozen. Zij koesteren nog altijd dat deel van wie ze zijn, een deel dat verbonden is met de Turkse identiteit. Mensen kunnen wat mij betreft verschillende identiteiten hebben. Maar met het feit dat je zover gaat dat je het beleid ginder met je stem mee wilt bepalen, daar heb ik het persoonlijk moeilijk. Dat is zeker voor discussie vatbaar.
Ik wil in de cijfers toch een zekere nuance aanbrengen. Er zijn 135.000 stemgerechtigde Turkse Belgen. Daarvan namen er 80.000 deel aan de verkiezingen. 41 procent heeft niet deelgenomen. Ik weet niet wat elk van die individuele mensen ertoe gebracht heeft om niet deel te nemen. Extreem gesproken zou je kunnen zeggen dat die 41 procent mijn mening deelt. Ik denk dat dat ook wat ongenuanceerd is. Maar er is toch een groep mensen die niet aan die verkiezingen deelnemen, ook al hebben ze stemrecht en ook al worden ze waarschijnlijk per brief uitgenodigd en aangemoedigd om te stemmen.
Wie de uitgebrachte stemmen bekijkt, ziet dat 72,3 procent heeft gestemd voor Erdogan, ofwel een 57.000 mensen. 42,8 procent van alle stemgerechtigde Turkse mensen heeft dus voor Erdogan gestemd. Ik zie daar, naast de verklaringen die u zelf hebt gesuggereerd, twee verklaringen voor. Er is ten eerste de afkomst van die mensen. Ze komen vaak uit rurale, achtergestelde gebieden. Anders migreer je niet. Dat zijn vaak conservatieve, landelijke gebieden, zoals Anatolië, waar de Erdogan-aanhang heel hoog is. Het liberalere deel van de Turkse maatschappij situeert zich vaak in een stedelijke omgeving.
Ten tweede kijken mensen die migreren met een achteruitkijkspiegel naar het land van herkomst. Er was een prachtige reportage over Vlamingen in Amerika. Hun kinderen en kleinkinderen die over Vlaanderen vertellen, hebben het over het Vlaanderen dat wij associëren met Bokrijk. Zij hebben een nostalgisch beeld van een Vlaanderen dat nooit echt heeft bestaan. Het is een opgewarmd, nostalgisch, warm beeld van het Vlaanderen van eergisteren. Dat zie je in veel migratiegemeenschappen. Dat is normaal. Je koestert het land van herkomst dat je hebt gekend in je jeugdjaren, of het land waarover je ouders hebben verteld, het land van toen zij jong waren. Dat is in een migratiegemeenschap iets heel herkenbaars. Dat zijn ten aanzien van de figuur Erdogan versterkende factoren.
Tot daar een poging om dit te kaderen. Wat ons tegenstaat, is de actieve politieke aanwezigheid, de poging van Erdogan om de Turkse gemeenschap in de exodus te instrumentaliseren, te binden aan Turkije. Ik verwijs naar de discussie die we hebben gehad over Diyanet. Er is dus zeker werk aan de winkel.
Wat doen we daarvoor? Dat weet u. Wij hebben de inburgeringstrajecten versterkt. Wij zetten ons integratiebeleid in om segregatie te doorbreken. Er is ook een belangrijke rol weggelegd voor steden en gemeenten en we ondersteunen hen daarin. En heel specifiek tegen bijvoorbeeld Diyanet, is er het Erkenningsdecreet dat de hefbomen aanbiedt om buitenlandse beïnvloeding tegen te gaan. U weet dat we twaalf moskeeën hebben gescreend, drie daarvan zitten in een procedure van opschorting, de andere kregen een waarschuwing. Op 15 november is er een einddatum. Ik ga dat niet helemaal herhalen want we hebben daar vorige keer al over gediscussieerd. We screenen ook de profielen. We hebben heel duidelijk gemaakt dat, als er een verkiezingscampagne wordt gevoerd in een moskee, wat vroeger gewoon een normaliteit was en overal gebeurde, we dat niet meer aanvaarden. Als het gebeurt treden we op en we screenen dat ook. Elk signaal nemen we ernstig. Als er signalen zijn, bezorg ze ons, dan kunnen we ertegen optreden.
Het enige dat ik nog wil opmerken, mijnheer Van Rooy, is dat u in de cijfers die u hanteerde een cijfer onjuist hebt geciteerd. U hebt naar de survey Samenleven in Diversiteit (SID) verwezen. U zegt dat in die SID-survey, die we regelmatig doen, 74 procent van de Turkse Vlamingen zegt dat ze hun kinderen niet in het Nederlands opvoeden. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Wat staat in de SID-peiling? 74 procent van de bevraagde Turkse Vlamingen zegt dat ze zelf in het Turks zijn opgevoed. En als de vraag wordt gesteld hoe ze hun kinderen opvoeden, dan zegt 36 procent dat ze hun kinderen eentalig in het Turks opvoeden. Dat is nog altijd onaanvaardbaar hoog en heel onverstandig, maar dat is wel een halvering op één generatie. Praat ik die 36 procent goed? Ik heb geen enkele behoefte om wat dan ook goed te praten. Ik vind dat het veel verstandiger is dat als je in Vlaanderen woont, je met je kinderen zoveel mogelijk Nederlands spreekt. Dat blijkt uit alle onderzoeken en uit alles wat we weten. Dat men ook de taal van herkomst aanleert, kan alleen maar een verrijking zijn. Ik heb daar ook geen enkel probleem mee. Maar kinderen eentalig in het Turks opvoeden vind ik vandaag, ook vanuit een pedagogisch perspectief, niet de slimste keuze die men kan maken. Absoluut niet. We zetten in op het andere. Maar het is niet dat er 74 procent vandaag de dag zijn kinderen nog altijd in het Turks opvoedt. 74 procent van de Turken hier in Vlaanderen zijn eentalig in het Turks opgevoed, 36 procent voeden hun kinderen nog altijd eentalig in het Turks op, wat niet de juiste keuze is. Dat is nog altijd veel. Daarom werken we daar ook op. Maar je ziet toch een evolutie. Ze gaat voor mij te traag en ze is niet drastisch genoeg. We proberen daar op alle mogelijke manieren op in te zetten. Maar ik wilde dit even rechtzetten.
Het tweede dat ik wil rechtzetten is waar u verwijst naar de SID-survey, en daarin hebt u het correcte cijfer, waar 39 procent zegt dat de koranregels voorgaan op onze wetten en belangrijker zijn. U weet dat we zelf ook een grondig onderzoek hebben gedaan. Dat gaat niet over de Turken maar gaat meer algemeen over moslims. En daar liggen de cijfers een stuk lager. U herinnert zich dat nog. We hebben er ook over gediscussieerd. Dat ging vooral over de nieuwkomers die ons land binnenkomen. We hebben daar geen opsplitsing over etnisch-culturele afkomst. We kunnen niet zeggen wat het aandeel van de Turkse gemeenschap of van de Turkse diaspora daar is.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u, minister, u hebt inderdaad gelijk over die 74 procent. Dat klopt. Maar ik blijf natuurlijk wel op mijn honger zitten wat de Turken betreft die hier vandaag zijn. Ik begrijp dat u wordt geconfronteerd met een beleid uit het verleden, maar ik zie geen enkele drastische poging om de Turken die hier vandaag zijn op de een of andere manier bij de les te brengen.
Die vier op de tien die vindt dat de regels van de islam voorgaan op de Belgische wetten vind ik een enorm probleem. U zult zeggen dat u ze niet kunt dwingen om nu een inburgeringstraject te gaan volgen. Dat klopt. Maar dan zitten we dus met een heel groot probleem. Combineer dat met – en ik denk niet dat u daarop bent ingegaan, minister – de vraag over Turkse organisaties die nog altijd subsidies krijgen en die toch nog altijd worden georganiseerd op basis van etnisch-culturele achtergrond. Ook dat zal de integratie niet verder bevorderen.
Als ik opnieuw het citaat neem van die Turkse kiezer aan het stembureau – die zal het wel weten, zeker, want ze is een onderdeel van de Turkse gemeenschap –, dan zegt die gewoon letterlijk dat zij thuis alleen maar naar het Turkse nieuws kijken, dat ze alleen de samenleving en de politiek daar volgen, en dat ze pas beseffen dat ze eigenlijk in België zijn als ze buitenkomen.
Ik blijf dus op mijn honger zitten wat betreft al die mensen die hier wel fysiek wonen maar die mentaal, zelfs al zijn ze een derde generatie, niet hier maar in het thuisland wonen. Ik zou me kunnen voorstellen dat u daarvan wakker moet liggen of dat u daar op een of andere manier iets wilt tegen doen of een oplossing voor wilt bedenken.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, minister, het feit dat zoveel Turken die hier in Vlaanderen wonen, op Erdogan gestemd hebben, heeft ons eigenlijk niet verbaasd. Dat is niet nieuw. Het is in deze commissie ook al een aantal keren aan bod gekomen. Die invloed van Turkije op Vlaamse burgers, eventueel met dubbele nationaliteit, is wel iets dat ons zorgen baart. Als de invloed van Turkije primeert op onze wetten en onze waarden en normen, zeker ook via religie, bevordert dat de integratie van die mensen hier in Vlaanderen natuurlijk niet.
Als het gaat over organisaties die enkel en alleen bedoeld zijn om Turkse nieuwkomers zich te laten terugplooien op hun Turkse identiteit, is dat inderdaad iets dat we niet moeten gaan stimuleren. Integendeel, we moeten er volop op inzetten om mensen hier in te burgeren en ze onze waarden en normen te leren kennen.
Collega Van Rooy, er zijn nu natuurlijk al heel wat stappen gezet, bijvoorbeeld met ons decreet rond de erkenning van moskeeën en dergelijke meer, om daar voorop te zetten dat dat moet gebeuren volgens onze democratische rechtsstaat en zonder financieel afhankelijk te zijn van Turkije. Er zijn ook belangrijke stappen gezet rond leerboeken islamonderwijs, waar we ook onze waarden en normen voorop gaan stellen en hopelijk ook een kentering teweegbrengen in ons inburgeringsbeleid, met onze waarden en normen die daar komen. Het Nederlands is voor deze Vlaamse Regering niet alleen van belang in het inburgeringsbeleid, maar ook als het gaat over onderwijs.
Ik vind ook absoluut dat we op die ouderlijke verantwoordelijkheid moeten durven te wijzen. Als je hoort dat kinderen thuis enkel en alleen Turks horen en enkel en alleen met Turkse media geconfronteerd worden, beperkt dat natuurlijk ook hun mogelijkheden om op te klimmen op de sociale ladder, omdat ze de taal niet goed genoeg onder de knie hebben. Er is dus absoluut werk aan de winkel om ons te richten op een Vlaanderen waar er waarden en normen en rechten en plichten zijn voor iedere Vlaming, voor iedereen, maar waar we werken aan die ene Vlaamse samenleving, en niet aan een gesegregeerde samenleving, die inderdaad problematisch is voor de integratie en voor de toekomst van die mensen hier.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank u beiden voor de vragen. Mevrouw De Vreese, u zult misschien verbaasd zijn, maar ik ben het in grote lijnen met u eens. In al wat u hebt uitgesproken, volg ik u volledig. Maar wat de heer Van Rooy aankaart, is een probleem dat verder gaat dan een inburgeringsbeleid. Ik geloof dat een van de grootste bedreigingen in een samenleving in diversiteit het feit is dat daar gesegregeerde gemeenschappen bestaan, die geen contact hebben met de rest van de samenleving. Dat ondergraaft de maatschappelijke cohesie binnen een samenleving.
Het Vlaanderen dat ik wens, is een Vlaanderen dat bestaat uit mensen die allemaal uniek zijn, die verschillende identiteiten kunnen hebben, maar die verbonden worden door één identiteit die hun allen eigen is. Dat is de Vlaamse identiteit. En lokaal kan dat een lokale identiteit zijn. Dat zijn de hefbomen om een gemeenschap in diversiteit bij elkaar te brengen. En daarop moeten we inzetten. Dat is heel duidelijk.
Binnen mijn bevoegdheid doe ik dat, maar ik ben natuurlijk niet voor alles bevoegd. Ik zou graag minister van alles zijn. Dat is de droom van elke minister. Maar ik heb een zekere legistieke beperking. Ik ben verantwoordelijk voor het inburgeringsbeleid. Dat inburgeringsbeleid hebben we serieus aangezwengeld en verstrakt. Ik vind dat we daar ook de volgende jaren misschien nog verdere stappen moeten zetten. We hebben dat op orde gezet. We hebben gezorgd dat er geen wachtlijsten meer zijn. We hebben dat verplichtend gemaakt. We hebben de wachtlijsten voor de NT2-cursussen (Nederlands als tweede taal) weggewerkt. We hebben de wachtlijsten voor maatschappelijke oriëntatie weggewerkt. We hebben tegen de mensen gezegd dat ze zich binnen de twee maanden moeten inschrijven. Toen ik begon, schreef 17 procent zich in bij VDAB. Vandaag is dat 83 procent. Dat is een ommekeer. Is dat voldoende? Neen, VDAB moet die mensen ook nog aan het werk krijgen. Dat is nog een tweede stap. We moeten daar aanklampend zijn. Dat kan volgens mij nog veel aanklampender. Dat is de volgende stap. Dat zijn stappen die we daarin vooruit gezet hebben.
De tweede hefboom die ik heb om segregatie tegen te gaan, is het beleid dat te maken heeft met erkende geloofsgemeenschappen. Dat beleid kent u. We zijn daar aanklampender. We hebben een nieuw decreet gemaakt. We volgen dat op een ernstige manier op. En als daar geïnstrumentaliseerd wordt door het buitenland, grijpen we in.
Het derde dat ik doe, is het beleid dat ik heb via de lokale besturen. Dat is zorgen dat ik projecten steun die niet ‘fluffy’ zijn, die niet kumbaya-achtig zijn, maar die ingrijpen in de manier waarop een lokaal bestuur functioneert. Een stad is voor mij niet de optelsom van gemeenschappen. Voor mij is een stad of een gemeente de optelsom van mensen, die behoren tot dezelfde gemeenschap, die allemaal verschillende achtergronden kunnen hebben, wat alleen maar verrijkend kan zijn, maar die allemaal burgers zijn van die gemeenschap. Dat is een heel ander model. Dat is een heel ander basisuitgangspunt.
Ik heb dat ook in mijn beleid doorgevoerd. We hebben de subsidiëring of de organisatie van LEVL, op basis van etnisch-culturele gemeenschappen, zoals het in het verleden bestond, voor ik minister werd, afgeschaft. Ik subsidieer die zelforganisaties niet meer. Dat is niet meer de basis waarop LEVL werkt. We hebben dat volledig losgelaten. Dat is de ommekeer die we gemaakt hebben. Als er vandaag de dag – want u verwijst daar regelmatig naar, mijnheer Van Rooy – gesubsidieerd wordt, is dat niet deze minister die subsidieert. Dat is niet mijn bevoegdheid. Als zulke organisaties nog cultureel of sportief gesubsidieerd worden, dan denk ik dat u die ministers moet bevragen. Ik doe dat niet!
Ik heb dat trouwens ook in mijn lokale verantwoordelijkheid nooit gedaan. Ik ben daarmee gestopt op 2 januari 2001, omdat ik geloof dat dat nefast is. Ik vind dat mensen zich mogen organiseren zoals ze willen. Er is vrijheid van vereniging. Maar als er overheidsgeld ingezet wordt, moet het ingezet worden waar mensen met verschillende achtergronden samen leven, samen sporten, samen aan cultuur doen en dergelijke meer. Moet dat sportief en cultureel aanbod aangepast worden aan een nieuwe samenleving? Ja. Moet er vandaag de dag op het conservatorium meer aandacht zijn voor wereldmuziek dan dertig jaar geleden? Ongetwijfeld. Maar hebben wij in ons conservatorium, waar mensen met verschillende achtergronden muziek maken, behoefte aan FC Anatolia of FC dinges? Ik geloof dat niet. Voetbal wordt overal op dezelfde manier gespeeld. Een stad of een gemeente die dat niet begrijpt, is volgens mij op een foute manier met haar toekomst bezig.
Wat belangrijk is, is dat kinderen met verschillende achtergronden samen spelen, samen bij de Chiro, samen bij de Scouts, samen in het jeugdhuis zitten. Dat is hetgeen je moet doen. Dat moet je bevorderen. Kun je dat vanuit Vlaanderen? Dat is een lokale verantwoordelijkheid. Ik kan dat alleen maar stimuleren. Ik kan dat alleen maar aanmoedigen. Ik kan daar alleen maar voorbeelden aanreiken. Dat is hetgeen wij doen. Dat is het beleid dat we moeten voeren om de problemen aan te pakken.
Nederlands tweede taal? De minister van Onderwijs, collega Ben Weyts, werkt daar hard aan, ongetwijfeld, maar het valt buiten mijn scope. Maar binnen de hefbomen die ik heb, kies ik daar consequent voor, en u mag me de organisaties aanwijzen, de etnisch-culturele zelforganisaties die ik zou subsidiëren. Geen enkele! En als ik ze vind, stop ik de subsidies, want dat is niet wat we moeten doen. Wat we wel moeten doen, is organisaties openbreken voor de diversiteit. Ik vind dat Vlaamse organisaties een inspanning moeten doen om die inclusiviteit te bereiken. Met ‘School in zicht’ proberen we scholen open te breken voor diversiteit, zodat in de klas kinderen met verschillende achtergronden samen les volgen. Ik steun ‘Jeugdwerk voor Alleman’. Dat zijn Chiro’s en Scouts die opengebroken worden voor diversiteit. Als je samen opgroeit, deel je waarden. Dat is mijn benadering. Daar leer je samen het Nederlands.
Evident hebben de ouders daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Het is niet goed dat ouders in Vlaanderen hun kinderen opvoeden in een andere taal dan het Nederlands. Mogen ze een andere taal gebruiken thuis? Evident. Mensen zijn daarin vrij. Is het waardevol dat je de taal kent van de cultuur waaruit je komt? Evident. Dat is een verrijking. Dat is mooi. Dat is normaal. Maar ze moeten ook Nederlands leren, en in de eerste plaats Nederlands, want daar zit hun toekomst. Dat is uw hefboom naar emancipatie en naar sociale mobiliteit. Dat is het beleid dat ik heel consequent probeer te voeren, binnen de bevoegdheden die ik heb. Als ik meer bevoegdheden zou hebben, zou ik daar meer in kunnen doen, maar dat is spijtig genoeg niet het geval.
Wanneer u verwijst naar etnisch-culturele zelforganisaties, mijnheer Van Rooy, denk ik dat u andere ministers moet interpelleren dan diegene die voor u zit.
Dat biedt opnieuw perspectief. (Gelach)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister Somers, ik heb drie dingen onthouden. Ten eerste: sowieso kost het omgaan, het beheren, het proberen boetseren van die Vlaamse Gemeenschap veel geld. Want u spreekt erover: het zijn subsidies. Het zijn dan, vanuit uw kabinet, misschien geen subsidies voor etnisch-culturele apartheidsverenigingen. Dat is iets voor de andere ministers. Ik kijk in de richting van mijn lieve collega’s van de N-VA. Ik zal mijn best doen om die dan nog eens op de rooster te leggen. Maar het kost alleszins veel geld. Dat ten eerste: diversiteit kost geld.
Ten tweede: die verenigingen doen nu natuurlijk aan windowdressing. Die veranderen hun naam – Bindus is dat dan geworden – en doen dan alsof ze niet meer etnisch-cultureel gericht zijn. Dan kunnen die subsidies blijven krijgen, van welke minister dan ook. Want u schuift het nu wat van u af, maar u bent lid van deze regering. U kunt misschien zelf ook eens – naast mij, dan doen we dat samen – uw collega-ministers aanspreken. Van Rooy-Somers, één front tegen de etnisch-culturele segregatie! (Gelach)
Heel graag, minister Somers. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Voilà, dan kun je daar nog eens een instagrampost over maken, zelfs. Wie weet?
Maar tot slot, minister Somers, is er een advies dat ik u nog zou willen geven. Zelfs binnen de bevoegdheden die u ‘maar’ hebt, is het dweilen met de kraan open. Als u terecht zegt dat u het ook een stap te ver vindt dat Turken hier mee zullen bepalen wie Turkije regeert … Hoe komt dat? Dat is die dubbele nationaliteit, natuurlijk. Wij zeggen: schaf die af! Dan heb je dat probleem niet meer. Dat is Open Vld die al zolang mee … (Minister Bart Somers schudt het hoofd)
U schudt nee, maar u kunt dat doen. U zit toch in de Federale Regering? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Als samenleving kunnen wij de eis stellen: als je hier wilt blijven, moet je je voormalige nationaliteit afzweren. Dat is een eis die we perfect kunnen stellen. Dat moeten wij doen. Dat zeggen wij al zo lang. En daarnaast, minister Somers … U hebt gezegd dat u zo tegen de parallelle samenlevingen bent. Die zijn er nu! Ook die groeien alleen maar aan. Ik wil verwijzen naar de vader van VRT-presentatrice Danira Boukhriss, die op een gegeven moment in een VRT-programma zat. Ik denk dat het ‘Reyers laat’ was of iets van die strekking. Die man is van Marokkaanse origine, en zei letterlijk dat hij zo blij is dat hij in zijn tijd de enige Marokkaan in de klas was. Daardoor werd hij met alle zorgen omringd, kwam hij in het taalbad terecht en kon hij integreren. Maar op het moment dat je daar niet meer alleen zit, dat je daar met steeds grotere groepen zit van bijvoorbeeld Marokkanen of Turken, of zelfs een meerderheid, dan wordt er niet meer geïntegreerd in onze samenleving. Dan heb je een omgekeerde integratie, en dat blijft de demografische realiteit. Daar kunnen we niet rond.
De vraag om uitleg is afgehandeld.