Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van verschillende meldingen van ernstige feiten aan hogeronderwijsinstellingen, deden we vanuit cd&v een oproep om een onafhankelijk extern meldpunt voor meldingen van grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs op te richten. Ik heb dat zelf ook gedaan in de plenaire vergadering. De redenen hiervoor waren evident en ze blijven vandaag even vanzelfsprekend: ten eerste de drempels voor slachtoffers verkleinen en hen beter de weg wijzen; ten tweede meer zicht hebben op de problematiek om ook andere gerichte maatregelen te kunnen nemen.
In juni 2022, bijna een jaar geleden, kondigde minister Ben Weyts aan in de media dat er een onafhankelijk extern meldpunt zou komen voor grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs en dat hij hierover een akkoord had bereikt met de universiteiten en hogescholen. Dat was op dat moment vanzelfsprekend. We weten dat er overal werd en wordt gewerkt met interne meldpunten.
Aan het begin van dit jaar – ik denk in januari – bleek echter dat er een breed meldpunt zou komen voor alle sectoren. Zo’n algemeen meldpunt zou ingebed worden in het nieuw opgerichte Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI). Tijdens de commissievergadering van 9 februari stelde minister Weyts van Onderwijs dat er een doorverwijzingskader zou worden uitgewerkt in geval extra ondersteuning bij melders nodig zou zijn. Psychologische begeleiding en slachtofferhulp zouden worden voorzien door het Agentschap Justitie en Handhaving.
Minister, ik heb daarover twee weken geleden een nieuwe vraag gesteld aan minister Weyts omdat het nieuwe academiejaar met heel rasse schreden nadert en omdat minister Weyts een aankondiging had gedaan met betrekking tot de interne meldpunten en de vertrouwenspersonen aan de universiteiten en de hogescholen. In antwoord op mijn vraag om uitleg stelde minister Weyts dat het externe, onafhankelijke meldpunt op Vlaams niveau nu wordt voorbereid binnen de beleidsdomeinen Gelijke Kansen en Justitie. Het meldpunt zou bovendien operationeel moeten zijn bij het begin van het volgend academiejaar.
Minister, welke stappen werden al ondernomen om te komen tot een operationeel extern meldpunt voor meldingen in verband met grensoverschrijdend gedrag?
Wanneer zal dit meldpunt operationeel zijn?
Hoe zal ervoor worden gezorgd dat meldingen over grensoverschrijdend gedrag vanuit de verschillende sectoren zullen worden behandeld met de nodige kennis over de werking en de systematiek binnen die respectieve sectoren?
Op welke manier zullen meldingen die toekomen bij het meldpunt opgenomen worden met de desbetreffende sectoren en organisaties?
Hoe zal er worden voorzien in de nodige opvolging van slachtoffers en daders?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, nu we hier onder meerderheidsparlementsleden zijn, denk ik dat we wat opener kunnen praten met elkaar. (Gelach en opmerkingen van de voorzitter)
De oppositie abdiceert. Ik stel het alleen maar vast. Ik wens alle collega’s van de meerderheid van harte welkom namens de voorzitter en mijzelf.
Mevrouw Schryvers, het thema dat u aankaart is geen thema waar we grappig over moeten doen. Het is een heel ernstig thema. Het is een thema van alle tijden, maar het grote voordeel is dat door een aantal dingen die zijn gebeurd – denk maar aan de #metoo-beweging – het grensoverschrijdend gedrag vandaag veel meer aan de oppervlakte komt. Waar mensen dat vroeger voor zichzelf hielden, is de drempel nu gelukkig verlaagd om met dergelijke feiten naar buiten te komen en om ze onder de aandacht te brengen.
Zo komen ook in tal van sectoren waarvoor de Vlaamse overheid bevoegd is – Media, Cultuur, Sport, Zorg, hoger onderwijs – die verhalen naar boven. Dat is een goede zaak. Grensoverschrijdend gedrag en gelijke kansen zijn trouwens sterk met elkaar verbonden. Racisme is grensoverschrijdend en onaanvaardbaar. Homofobe pesterijen zijn grensoverschrijdend en onaanvaardbaar. Seksuele intimidatie is grensoverschrijdend en onaanvaardbaar. Daar moeten we ons samen tegen verzetten, samen met de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering. Wij geloven dat men in Vlaanderen zichzelf moet kunnen zijn en dat er met respect met elkaar moet worden omgegaan, zowel op het werk als op school en in de vrije tijd. En als dat niet zo is, moet je ergens terecht kunnen. Dan moet je die zaken kunnen melden, en moet er met die meldingen effectief iets gebeuren.
In de Vlaamse antidiscriminatiedecreten worden seksuele intimidatie en intimidatie op grond van een van de beschermde kenmerken – zoals handicap, seksuele oriëntatie, herkomst – erkend als een vorm van discriminatie waarbij wordt aangesloten bij de definities uit de Europese antidiscriminatierichtlijnen. Onze Vlaamse decreten liggen dus in lijn met die Europese antidiscriminatierichtlijnen.
Op 15 maart heeft het VMRI de fakkel overgenomen van de Genderkamer en Unia, om binnen de Vlaamse sectoren meldingen over alle vormen van discriminatie te ontvangen en te behandelen. Het VMRI biedt de melders eerstelijnsbijstand, onder andere via informatie en advies. Daar waar er sprake is van strafbare feiten, moet er worden doorverwezen naar bijvoorbeeld de politie, het parket en de Zorgcentra na Seksueel Geweld. Ook kan een traject worden opgestart met bemiddeling. Indien bemiddeling niet tot resultaat leidt of kan leiden, en de melder wil ermee verder gaan, kan de geschillenkamer zich buigen over de zaak, en oordelen of er al dan niet sprake is van een schending van de Vlaamse antidiscriminatiedecreten. De geschillenkamer kan daarbij ook gerichte aanbevelingen formuleren.
Maar niet elke vorm van grensoverschrijdend gedrag valt binnen de scope van de Vlaamse antidiscriminatiedecreten. Men mag daarnaast ook de mentale impact van grensoverschrijdend gedrag niet onderschatten, noch minimaliseren. Daarom is er meer nodig, en dit moet doortastend worden aangepakt via een versterkte werking volgens volgende krachtlijnen.
We zetten in op één toegangspoort, dat is het VMRI. Waarom doen we dat? Zo vermijden we versnippering, en is het duidelijk voor de burger dat er één toegang is voor alles wat met discriminatie, intimidatie of grensoverschrijdend gedrag te maken heeft. Want die zaken – ik hoef u dat niet uit te leggen, mevrouw Schryvers, u weet dat ook heel goed – raken elkaar, en overlappen elkaar soms. Voor burgers is het soms zelfs niet duidelijk of ze te maken hebben met discriminatie, met intimidatie of met grensoverschrijdend gedrag. Daarom willen we één vaste toegangspoort: het VMRI.
In overleg met mijn kabinet werkte collega Demir de afgelopen maanden aan een zorg- en ondersteuningsaanbod binnen het Agentschap Justitie en Handhaving, met aandacht voor psychisch welzijn. Via de backoffice zal er worden samengewerkt met het VMRI. Meldingen die toekomen zullen op een structurele manier worden opgenomen met de desbetreffende sectoren en organisaties.
Kort samengevat: elke melding kan sinds 15 maart terecht bij het VMRI. Collega Demir maakt werk van een versterkte werking rond grensoverschrijdend gedrag binnen het Agentschap Justitie en Handhaving. Dit zal in de komende weken en maanden verder worden geconcretiseerd. Ik hoop dat ik daarmee een helder antwoord heb gegeven op uw vraag waar mensen terecht moeten en hoe ze ondersteund worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dat laatste weet ik niet. Of u hiermee een helder antwoord hebt gegeven? Het VMRI is inderdaad uit de startblokken. Ik denk dat ik niet alleen was toen ik uit het antwoord van minister Weyts twee weken geleden afleidde dat er nog gewerkt wordt aan de creatie van dat ene externe meldpunt. Als ik u nu hoor, zegt u dat daar vandaag al een melding gedaan kan worden bij het VMRI, en fungeert het VMRI – dat natuurlijk nog maar pas van start is gegaan – eigenlijk al als het ene centrale meldpunt, beleidsdomeinoverschrijdend, dus ook voor hogescholen en universiteiten, voor iedereen. Goed, dat is punt één. Als dat zo is, dan is dat al belangrijk om vast te stellen.
Maar dan komt natuurlijk punt twee: hoe zullen we op een betere manier bekendmaken dat dat momenteel al kan, en dat dat ook al als die ene toegangspoort fungeert? En dan blijven natuurlijk al mijn andere bijkomende vragen. U zegt dat minister Demir werkt aan een kader voor de begeleiding van slachtoffers. Hoe worden bepaalde meldingen bijgehouden? Hoe verhoudt dit meldpunt zich tegenover de interne meldpunten bij de hogescholen en universiteiten? Hoe wordt daar eventueel informatie mee uitgewisseld, zodanig dat we geen situatie krijgen waar er hier meldingen toekomen, en dat er daar meldingen toekomen? We moeten vermijden dat er op basis van de vaststellingen die daar gedaan worden niet tot één coherent beleid kan worden gekomen. Op welke manier zullen de meldingen die toekomen, hier, bij dat extern meldpunt van de VMRI, zich verhouden tegenover de interne meldpunten? En hoe worden die opgenomen met de interne meldpunten, zodanig dat ook de hogescholen en universiteiten zelf maatregelen kunnen nemen als er zich bepaalde meldingen van grensoverschrijdend gedrag over hun instellingen voordoen?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Het belang van dat extern meldpunt is in verschillende commissies al aan bod gekomen. We staan daar als fractie volledig achter. Iedereen is het erover eens dat grensoverschrijdend gedrag een groot probleem is en niet getolereerd kan worden, vandaar is een extern meldpunt belangrijk. Het belangrijkste is dat slachtoffers wel degelijk ondersteund worden en bij de juiste instanties terecht komen. Het is ook belangrijk dat ze met expertise en op de juiste manier, ook telefonisch, begeleid worden als ze de moed hebben gehad om het te melden en een klacht in te dienen. Voor ons, minister, moet u daar absoluut over waken. De expertise, de ervaring, het doorverwijzen naar parket, politie en justitieassistenten is belangrijk opdat de slachtoffers op een goede en correcte manier geholpen worden.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik sluit graag aan bij de collega. Ik heb net als haar een beetje schrik als u zegt ‘glashelder’. Ik volg voor mijn fractie het hoger onderwijs in de commissie Onderwijs. Ik heb wekelijks contact met studenten, hogescholen en universiteiten. Ongeveer een week geleden vroegen studenten me wanneer het meldpunt er nu komt. Als het glashelder is voor u, minister – en voor de regering – is dat zeer goed, maar het allerbelangrijkste is dat het glashelder is voor de studenten en hogeronderwijsinstellingen. Ik durf met de hand op het hart te zeggen dat er voor hogescholen en universiteiten nog geen meldpunt is. Het is goed dat het glashelder is, maar ik denk dat het belangrijk is dit te communiceren aan die instellingen, door u, door minister Weyts of samen.
Los van het centraal meldpunt, minister, heb ik deze week iets ervaren wat vroeger niet gebeurde. We zijn in de gemeente bezig met een massaspektakel, een musical. Alle deelnemers hebben een identificatiebadge voor backstage en dergelijke. Er staan een gsm-nummer in, een noodnummer, maar ook een nummer bij grensoverschrijdend gedrag. Dit is heel laagdrempelig. Wanneer er iets gebeurt heeft men een telefoonnummer, men kan bij iemand terecht. Dat is een stap om te komen tot centrale meldpunten, maar laten we er ook voor zorgen dat het ingeburgerd raakt dat we oog en oor hebben naar dergelijke problematieken. Het is een laagdrempelige manier, die mensen hebben allemaal een telefoonnummer rond hun nek hangen. Ik wilde dit idee niet laten liggen.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor jullie engagement. Ik wil nog eens heel duidelijk zijn dat het glashelder is dat we er heel bewust voor gekozen hebben om één centraal meldpunt te hebben. Een veelheid aan meldpunten lost het probleem van bekendheid niet op. De toegangspoort is het VMRI. Dat is niet het standpunt van deze minister, dit is het standpunt van de Vlaamse Regering. Er zijn inderdaad interne meldpunten binnen de hogescholen, enzovoort. Het centraal meldpunt van het VMRI, en dat is glashelder, kan doorverwijzen naar het lokaal meldpunt, bijvoorbeeld van een hogeschool, tenzij mensen dat niet willen en er zelf voor zorgen. Ze hebben het instrument van bemiddeling, van de geschillenkamer en ze hebben de mogelijkheid om naar de politie te gaan.
Wat slachtofferhulp betreft werkt collega Demir vandaag aan een verdere ondersteuning. Dat is een expertise die we bij het VMRI niet moeten binnenhalen, daar is net die samenwerking van mijn kabinet met collega Demir van fundamenteel belang. Zij zijn hieraan aan het werken, zij proberen de slachtofferhulp op een optimale manier te organiseren. Dat is de juiste manier van werken.
Is het vandaag de dag nog te weinig bekend? Ongetwijfeld. Dat is een instituut dat zich moet zetten, en dat vraagt tijd. Maar we hebben al in februari contact gehad met de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), en opnieuw en opnieuw. Het VMRI heeft er ook al contact mee gehad en zal dat nog doen. We gaan dat verder uitzetten.
We zijn bezig – of beter: jullie zijn ermee bezig, het Vlaams Parlement – met een telefoonnummer, een 1700-nummer, waarlangs je contact kunt opnemen. We zijn ook aan het onderzoeken of er geen chatmogelijkheid kan komen, zodat mensen op een eenvoudige en laagdrempelige manier met het VMRI in contact kunnen komen. Dat is een methode die jonge mensen vaak gebruiken. Zo kunnen we de samenwerking verder verbeteren.
We overleggen intensief met de hogescholen en universiteiten om de interne meldpunten beter af te stemmen met het VMRI, maar we hebben geen nood aan honderd verschillende meldpunten. Dat functioneert niet. In Vlaanderen moet er voor grensoverschrijdend gedrag één toegangspoort zijn, namelijk het VMRI. Als er bij hogescholen, universiteiten of andere instanties interne meldpunten zijn, dan is dat een goede zaak, dat is de evidentie zelve, maar je moet dus ook bij het VMRI terechtkunnen, als je geconfronteerd wordt met grensoverschrijdend gedrag.
Nu, voor alle duidelijkheid, ik ben geen minister van Welzijn, geen minister van Justitie, geen minister van Onderwijs; mijn deel van de job is gebeurd. Ik ben de minister verantwoordelijk voor het uitbouwen van dat VMRI en dat is er nu, het is ‘up and running’, het is de toegangspoort voor iedereen, en we bouwen het verder uit in goed overleg en in goede samenwerking met de andere collega’s in de Vlaamse Regering. Vraagt dat even tijd? Ongetwijfeld vraagt dat tijd, maar met minister Weyts zijn we de connectie aan het maken met de hogescholen en collega Demir is volop bezig met de slachtofferhulp goed uit te rollen. Dat loopt goed, en dat is de manier waarop we volgens mij moeten werken, om alles te stroomlijnen.
We moeten het inderdaad nog beter bekend maken. Dat volg ik helemaal, maar dat zal een werk zijn voor de volgende weken en maanden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, toch nog enkele zaken.
Ten eerste is grensoverschrijdend gedrag een heel ernstige problematiek. Ik denk dat we dat hier allemaal erkennen en dat we ervoor moeten zorgen dat slachtoffers – daar gaat het over – gemakkelijk hun weg vinden. Ze moeten gemakkelijk over de drempel geholpen worden om melding te doen. Waarom? Opdat ze ondersteund zouden kunnen worden als slachtoffer, opdat we vanuit het beleid zicht zouden hebben op de grootteorde van de problematiek en opdat we maatregelen zouden kunnen nemen, want het is natuurlijk de bedoeling dat we grensoverschrijdend gedrag de wereld uit helpen.
Er is gekozen voor één centraal meldpunt. U houdt een pleidooi om dat te beargumenteren, maar ik heb dat hier niemand in vraag horen stellen, integendeel. Er is de beslissing genomen om dat onder te brengen bij het VMRI. U zegt dat dat glashelder is, maar ik stel vast dat niemand hier dat eigenlijk goed weet of wist. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Goed, u wist dat. Dan is dat misschien binnen jullie fractie gezegd, maar alleszins niet hier.
Minister, ik ga toch eventjes citeren wat uw collega, minister Weyts, zei in de commissie Onderwijs op 11 mei, nog geen veertien dagen geleden: “Het externe, onafhankelijke meldpunt op Vlaams niveau wordt voorbereid door mijn collega-ministers Somers en Demir, vanuit hun respectievelijke bevoegdheden Gelijke Kansen en Justitie, en dit vanuit de ratio dat we één centraal meldpunt willen.” Verder zei hij: “Het blijft het streven van de Vlaamse Regering om de nieuwe regelingen in het toekomstige decreet met betrekking tot het externe meldpunt volgend academiejaar te laten ingaan. Ik besef dat dit kort dag is voor de instellingen en verwacht dan ook niet dat alles meteen volledig geregeld en gerealiseerd zal zijn bij de start van het volgende academiejaar.” Minister, het is belangrijk dat slachtoffers hun weg kennen. Ik vraag u om de volgende periode echt verder werk te maken van de bekendmaking, samen met uw collega’s … (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Minister, het is belangrijk dat mensen hun weg vinden en dat slachtoffers over de drempel worden geholpen. Op welke manier, dat moet bekeken worden, maar dat is mijn grote bekommernis. Dat is mijn parlementair werk, daarvoor zit ik hier. We hebben het beloofd tegen volgend academiejaar, dus het moet er dan zijn. En het moet er niet alleen zijn, vanuit dat meldpunt moeten dan ook de nodige initiatieven genomen worden om de correlatie te maken met de interne meldpunten om samen beleid uit te werken. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Ik wil toch even tussenkomen. Ik heb het antwoord van minister Somers gehoord, evenals het antwoord van minister Weyts, en ik kan alleen bevestigen dat deze commissie er vanop de eerste lijn bij betrokken was, zowel in tijd als in ruimte, om het VMRI gestalte te geven. Dat is hier bij wijze van spreken op basis van een decreet geconcipieerd. Het is een parlementaire instelling, waar wij de volle verantwoordelijkheid over dragen. Het is nu zijn weg aan het vinden. Veertien dagen geleden hebben we de uitvoeringsbesluiten en de personeelsformatie goedgekeurd.
Ik denk dat we nu mee in de gaten moeten houden dat het voldoende bekend is, maar de verantwoordelijkheid om zich in de kijker te zetten als meldpunt ligt nu wel degelijk bij het VMRI. Ik denk dat wij en de uitvoerende macht dat alleen maar ten volle mee kunnen onderschrijven. We moeten elkaar hier niet van het belang ervan overtuigen. Het voorbeeld dat ik aanhaalde was niet om kritiek te geven op een centraal meldpunt, mijn pleidooi was dat het laagdrempelig moet kunnen, dat het trapsgewijs tot bij dat instituut moet kunnen komen.
Ik hoop dat we dit punt hiermee dan kunnen afsluiten. Wij zullen het nodige doen om contact te nemen met de regering, zodat iedereen goed weet wat hier al beslist is en wat ondertussen ook al in uitvoering is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat de slachtoffers geholpen worden is ons aller bekommernis en … (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Dat vinden wij allemaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.