Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Steenwegen heeft het woord.
Tijdens de Week van de Korte Keten wordt opnieuw het belang van de band tussen burger en boer benadrukt. Ook in de Vlaamse voedselstrategie gaat een van de vier strategische doelstellingen specifiek over de verbinding van boer en burger.
Een belangrijke partner in het verhaal van de Vlaamse voedselstrategie zijn de lokale besturen. Die hebben zowel bottom-up als top-down voeling met de uitvoering van het voedselbeleid. Die neutrale rol maakt ze een belangrijke strategische speler in het verbinden van de verschillende voedselactoren in een lokaal voedselsysteem. Lokale besturen zijn een belangrijke motor voor de ontwikkeling van de huidige voedselsystemen, vooral met betrekking tot de lokale productie met een sterke stad-platteland relatie, de voedselomgeving, de toeleveringsketens, duurzame inkopen, toegang tot grond, voedingsvoorkeuren en burgerparticipatie waarbij burgers mede-eigenaar worden van het gemeentelijk voedselbeleid. Ze hebben een heel belangrijke rol.
Vlaanderen erkent sinds 2016 de regierol van de lokale besturen en ondersteunde daarom vanuit de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) via een subsidie voor een stafmedewerker lokale voedselstrategie voor de periode 2020-2022. De VVSG faciliteert daarmee de lokale besturen bij het voeren van een transversaal en lokaal circulair voedselbeleid en dat heeft een groot succes gekend. Reeds 151 lokale besturen in Vlaanderen zijn gestart met een lokale voedselstrategie.
De VVSG wordt als een van de partners gezien van de Vlaamse voedselstrategie. Zeker bij deal 9 van deze strategie ‘Voedselstrategieën op lokaal, regionaal en provinciaal niveau’ heeft de VVSG een expliciete rol te spelen.
Minister, onlangs hadden we hier nog een hoorzitting over voedselstrategieën en de regionale aanpak daarvan. De stafmedewerker van de VVSG was aanwezig. In opvolging van de hoorzitting heb ik contact opgenomen met de verschillende sprekers. Toen werd me gezegd dat ze zich daar niet meer konden mee bezighouden want de subsidie was stopgezet. Het is toch wel vreemd dat er geen verdere ondersteuning komt richting de VVSG. De VVSG ondersteunt dan ook de lokale besturen niet meer voor de opmaak van die lokale voedselstrategieën. In werkelijkheid hebben 151 gemeenten dat, maar vaak is dat nog iets op papier. De uitvoering vraagt natuurlijk nog veel werk. Het bijeenbrengen van partners en het faciliteren blijven heel belangrijk, het werk is zeker niet af.
Wat is de reden dat de VVSG niet langer de financiële middelen krijgt om lokale besturen te faciliteren op het vlak van de voedselstrategie?
Hoe ziet u de uitwerking van deal 9 uit de voedselstrategie als de VVSG hier geen rol meer in kan spelen?
Wat zal er met de vrijgekomen middelen gebeuren?
Minister Demir heeft het woord.
De middelen blijven natuurlijk bestaan voor de voedselstrategie. Ik heb inderdaad een wijziging in het beleid doorgevoerd. Ik heb dat enkele weken geleden in deze commissie gezegd. Een minister mag dat altijd doen. We gaan de subsidie niet verlengen, we gaan de middelen gebruiken om meer in te zetten op korteketenlandbouw en hoevewinkels.
Ik heb geluisterd naar de verschillende presentaties tijdens de hoorzitting in februari over lokale voedselregio’s in deze commissie. Ik heb onthouden dat er vooral nood is aan begeleiding op maat voor landbouwbedrijven om hun producten in het dorp en de gemeenten kenbaar te maken. Die begeleiding is vandaag een leemte, daarom heb ik beslist om de middelen op een andere manier te gebruiken. Samenwerking tussen landbouwers kan daarbij helpen, evenals een wervend en ook een landschappelijk verhaal. Ook samenwerking met lokale besturen zoals in de landschapsparken of in LEADER-gebieden (Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale) moet worden bekeken.
Mijn diensten bestuderen op dit moment hoe we dat kunnen doen. Het beste is om iemand met kennis van zaken te vinden, die allianties of partnerschappen kan opzetten tussen de lokale besturen, korte keten, landbouwers en hoevewinkels. Iemand die op een intensieve manier de burger of de landbouwer meeneemt voor zo’n samenwerking en zorgt voor logistieke, juridische en andere uitdagingen. Vandaar dat ik denk dat een voedselregisseur een meerwaarde kan bieden.
De uitwerking van deal 9 uit de voedselstrategie gaat ruimer dan alleen de werking van de VVSG. In deze deal wordt samengewerkt om de Vlaamse voedselstrategie naar provincies, steden en gemeenten te vertalen. Partners hierin zijn de Vlaamse administraties, provincies, landbouw- en milieuorganisaties en ondernemers. Zij doen dit allemaal vrijwillig. Ik ga ervan uit dat de VVSG, als belangenbehartiger, kennisdeler en netwerkbouwer van en voor de lokale besturen, haar rol in deze deal zal blijven vervullen.
Uit het marktonderzoek van de VVSG uit 2022 blijkt dat al 62 procent van de gemeenten bezig is met voedselbeleid, één op de vier heeft een lokale voedselstrategie of zet die op. Heel wat lokale besturen willen dus inzetten op een lokaal voedselbeleid.
De meeste van onze steden zoals Hasselt, Antwerpen en Gent hebben al een werking rond lokaal voedsel. In de nieuwe lokale ontwikkelingsstrategieën in het kader van LEADER is lokale voedselproductie één van de drie thema’s. Eén op de drie van de Vlaamse gemeenten, 192 om exact te zijn, maken deel uit van een LEADER-gebied en kunnen dus volop inzetten op het uitvoeren en realiseren van hun lokale voedselstrategie. Het is dan ook niet nodig om dubbel werk te verrichten. Er zijn reeds heel wat inspanningen gedaan die daar op verder bouwen. We moeten nu werken aan de effectiviteit zodat die korte keten nog duidelijker in beeld komt. Ik vind het belangrijk dat mensen weten wat ze eten. Er is ergens nog een hiaat. We hebben iemand nodig die partnerschappen smeedt. Onze diensten bekijken hoe we dat op een juiste manier vorm kunnen geven. Het is vooral de bedoeling om de nabijheid van voedsel meer in beeld te brengen. Het is een wijziging of aanpassing van het beleid.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik vind dat een spijtige zaak. Ik denk dat we het eens zijn dat er meer aandacht moet zijn voor de dingen die u opnoemt. De korte keten en de lokale voedselstrategieën zijn belangrijk, ook om opnieuw de verbinding te maken. Dat is belangrijk in de Vlaamse voedselstrategie. Wij vragen vanuit deze commissie en vanuit het parlement via een resolutie dat er meer middelen naar die dingen gaan. Wat u doet, is middelen wegnemen, terwijl ze goed gerendeerd hebben en nog zouden kunnen renderen. U zegt dat u goed geluisterd hebt naar de hoorzitting hier. U hebt dan toch niet helemaal goed geluisterd, want er werd gesproken over voedselregisseurs maar dan wel op regionaal niveau. Dat wil zeggen dat de regisseur in de verschillende regio’s in Vlaanderen zo’n voedselstrategie opzet. De sprekers vroegen zich af of dat voldoende zou zijn, want al die partijen samenbrengen, dat gaat heel veel werk zijn. Eén voedselregisseur op Vlaams niveau zal totaal onvoldoende zijn. U noemt de dingen die u verwacht van de voedselregisseur en dat zijn precies de dingen die de stafmedewerker van de VVSG vandaag doet.
Ik snap het dus eigenlijk niet zo goed. Ik ben blij dat u belang hecht aan de korte keten, maar de beleidswijziging gaat ons niet vooruithelpen. Ik vrees zelfs dat ze ons wat achteruit gaat duwen. We hebben hier straks nog vragen aan de minister van Landbouw over de korte keten. U verwijst naar LEADER, maar dat zijn tijdsgebonden projecten, dat is niet structureel, en dat is juist nodig. Landbouwers die een rol willen spelen in zo’n voedselstrategie en daar heil in zien voor hun verdienmodel, moeten we structureel ondersteunen. Daar is veel meer voor nodig dan vandaag het geval is.
Ik vind het goed dat u geluisterd hebt naar de hoorzitting en dat u iets wilt doen voor de hoevewinkels en de korte keten. Maar ik betreur dat u dat doet door een verschuiving van middelen. Wat we nodig hebben zijn meer middelen, meer ondersteuning, meer inzetten om die lokale voedselstrategieën te ondersteunen en de landbouwers die erin meedraaien. Het is een spijtige zaak, vind ik. Het is echt onbegrijpelijk.
De heer Coel heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een enigszins andere lezing. Ik vind het een goede zaak dat in de bijsturing van het beleid gekozen wordt om de middelen eerder rechtstreeks naar de producent te laten gaan dan naar structuren. Ik denk dat dat ten goede kan komen aan onze landbouwers en producenten die voor lokale productie en verkoop kiezen.
Ik begrijp de bezorgdheid van collega Steenwegen wel. We willen dat de lokale besturen een regierol spelen en mee aan de kar trekken. In die zin was de beleidsondersteuning welkom. Ondertussen zien we op het terrein dat heel veel lokale besturen daar al volop mee aan de slag zijn. U sprak over 191 gemeenten die al een strategie hebben uitgewerkt. Het lijkt me minder zaak om te blijven investeren in beleidsondersteuning op Vlaams niveau van die lokale besturen. Het lijkt me beter om te faciliteren dat die besturen niet allemaal op zich het warm water moeten uitvinden, dat ze van elkaar kunnen leren. We kunnen een soort lerende netwerken, die bij de voorstelling van de voedselstrategieën ter sprake kwamen, stimuleren.
Collega Joosen heeft begin dit jaar een schriftelijke vraag gesteld over de timing van die lerende netwerken. Toen was daar nog geen zicht op. Zijn er daar nog initiatieven gepland zodat lokale besturen van elkaar de goede praktijken kunnen overnemen inzake lokaal voedselbeleid? Dat beleid zou in combinatie met de middelen die rechtstreeks naar de producent gaan, moeten kunnen renderen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ga me niet aan de punctuele vragen wagen. Ik denk dat de vraag van de heer Steenwegen inhoudelijk ondersteund moet worden vanuit de Vlaamse Regering, maar ik vraag me af of dat altijd vanuit de VVSG moet.
Ik ken de VVSG, ik heb nog in het dagelijks bestuur gezeten toen de vereniging nog hoofdzakelijk gefinancierd werd door de gemeentebesturen zelf. Nu doen ze steeds meer een beroep op Vlaamse subsidies en ik vind dat in alle eerlijkheid een ongezonde situatie. Niet zozeer voor de subsidies, maar wel omdat ze meer en meer de taal gaan spreken van de Vlaamse Regering. De VVSG moet de belangen van de gemeenten verdedigen en niet meepraten met de Vlaamse Regering. Als ze akkoord gaan, moeten ze dat doen, maar als ze niet akkoord gaan, moeten ze daar ook tegen durven ingaan. Natuurlijk, hoe meer een instantie afhankelijk wordt van één bepaalde tak, hoe minder onafhankelijk ze kan werken.
Mijn opmerking gaat niet in op de inhoud van de vraag van de heer Steenwegen, maar wel op heel de werking van de VVSG. Ik doe een oproep aan de hele Vlaamse Regering dat ze eens bekijkt en opsomt wat er allemaal naar de VVSG gaat. Ik denk dat we nogal zouden schrikken over hoeveel subsidies dat gaat en hoe dat gestegen en geëvolueerd is in de loop der jaren. Ik vind dat eerlijk gezegd een heel ongezonde situatie, waar trouwens heel wat kritiek op komt van kleinere gemeenten. Zoals u weet, worden de standpunten van de VVSG zeer sterk bepaald door de grotere gemeenten en minder door de kleinere. Ik doe een oproep aan u, minister, om die boodschap over te brengen aan uw collega’s. Dit staat los van de vraag van de collega.
Minister, als de coronacrisis ons iets geleerd heeft, is het toch wel de volatiliteit van het consumentengedrag. Ik herinner me dat we hier in de commissie zeer enthousiast waren over de boost die de korte keten kreeg in de coronacrisis. Mensen beseften goed hoe belangrijk dichtbij huis is en dergelijke meer. We stellen nu echter vast, spijtig genoeg, dat de sector dat niet heeft kunnen vasthouden. Dat betekent dat het gedrag van mensen toch weer veranderd is.
Ik begrijp de inbreng van de heer Steenwegen die toch wat meer is dan louter en alleen promotie voor de korte keten. Het gaat ook over de ontwikkeling van de lokale voedselstrategieën. Maar de bekommernis vanuit de sector is terecht. Men kan een sector het best van al levendig en krachtig houden op het moment dat de vraag in de markt er is. Hoe kan die vraag gestabiliseerd worden en die stijgende lijn aanhouden? Dat is de bekommernis van heel wat mensen die met de thuisverkoop bezig zijn of overwegen om ermee te starten.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Dochy, dat is inderdaad ook onze vaststelling. De korteketeninkoop van verse groenten, fruit en vlees kreeg een boost tijdens corona. Dat is helemaal teruggevallen. Daarom maken we deze keuze – we hoeven het niet eens te zijn, collega Steenwegen.
Ik ben het wel eens met de kritiek van de heer Vandenhove. De VVSG is al sinds 2016 bezig met dat project. Ik vind dat de resultaten onvoldoende zijn. Dan kun je twee dingen doen: blijven aanmodderen of dat in handen nemen en op een andere manier organiseren. De VVSG zal waarschijnlijk ook goede dingen doen, maar soms doet ze dingen die te ver liggen van het bed van de gemiddelde Vlaming. Ik vraag me soms af wat het allemaal is, wat de Vlaming eraan heeft. Men moet echt wel in de realiteit gaan staan.
Wat ik wil, is dat de mensen in een dorp, gemeente, stad of wijk gewoon lokaal voedsel kunnen kopen. Zo simpel is het gewoon. Dat is het concept. Al sinds 2016 zit dit bij de VVSG, ik vind dat niet goed. Dat is allemaal highbrow, men heeft er geen boodschap aan. Ik wil gewoon de korte keten meer in het vizier brengen. We hebben gezien dat het kan met corona. We moeten die draad weer opnemen. Dat is heel simpel. Lokaal voedsel, dicht bij de burger, hoe gaan we dat doen? Het is mijn beslissing om dat niet meer te doen met de VVSG, de beleidsmaker kan altijd zoiets doen, er komt iets in de plaats. Alle partners hebben daar nood aan, ook de korteketenboer en de burgers. We gaan heel wat partnerschappen sluiten, ook met lokale besturen, maar we doen dat niet met die tussenstructuur van de VVSG.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, natuurlijk mag u keuzes maken, daarvoor bent u minister. Ik wil me niet uitspreken over de rol van de VVSG in dit dossier. U vindt de resultaten onvoldoende, ik veronderstel dat u dat zegt op basis van een evaluatie. Het is misschien goed om die evaluatie te kunnen inzien. Ik begrijp niet zo goed het alternatief dat u voorstelt. U zegt dat het heel simpel is, mensen moeten lokaal kopen. Ze hebben daar wel wat voor nodig. We hebben al hele discussies gehad over de opzet van zo’n systeem zodat mensen de weg vinden en boeren ontzorgd worden. Dat moeten niet allemaal individuele keuzes zijn, ze moeten elkaar kunnen steunen enzovoort.
U spreekt over een voedselregisseur, maar dat is weer een tussenstructuur. Dat is iemand die vanuit het Vlaamse Gewest betaald wordt om precies dat te faciliteren wat de VVSG nu doet. Voor mij moet de VVSG dat niet doen, maar ik vind dit spijtig. We hebben gewoon meer nodig als we willen dat er op dat vlak meer gebeurt. De wens die u uit, dat mensen meer lokaal kopen, delen wij, maar dat zult u niet bereiken door de middelen die schaars zijn, te herschikken. Daar moeten wij met de Vlaamse Regering en op Vlaams niveau gewoon meer middelen tegenover zetten, zodat een aantal wensen die hier en in de plenaire vergadering zijn geuit, ook gerealiseerd worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.