Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Veel gemeenten in België hebben momenteel te kampen met een tekort aan huisartsen, terwijl er in totaal eigenlijk wel genoeg huisartsen zijn. De reden hiervoor is te zoeken in het feit dat er een versnippering is van het artsenaanbod en tegelijkertijd is het aantal consultaties gestegen en vullen instromende huisartsen niet genoeg de huisartsen op die met pensioen gaan. Het aantal huisartsen in opleiding is nu gelukkig wel gestegen met 17 procent. Toch is dat niet genoeg om in 2030 het gat op te vullen van de huisartsen die met pensioen gaan. Een derde van de huisartsen is nu ouder dan 65. Ook de grote werkdruk en de hoeveelheid administratie zorgen ervoor dat sommige artsen stoppen en uit het beroep stappen.
Het is niet meer zo gemakkelijk als vroeger om een afspraak te krijgen bij de huisarts. In veel huisartsenpraktijken is het zo druk dat nieuwe patiënten niet meer langs kunnen komen. Wie een vaste huisarts heeft, moet soms dagen wachten om op consultatie te kunnen gaan. Het is een probleem dat vroeger vooral voorkwam in de grote steden, maar dat zich nu ook steeds meer in kleinere gemeenten laat voelen. Zo ook in het Waasland, waar er minder dan 90 actieve huisartsen zijn per 100.000 inwoners.
De huisartsenvereniging Domus Medica is bezig met een studie om de problematiek in kaart te brengen. Op een vorige actuele vraag op 12 oktober 2022 werd hiernaar verwezen door minister Dalle. Het onderzoek wordt tegen deze zomer afgerond en zal waarschijnlijk gepubliceerd worden in het najaar. De resultaten van dat onderzoek zijn belangrijk, maar we kunnen niet afwachten tot het najaar, er moet al vroeger actie ondernomen worden, vandaar mijn vraag.
Wat doet de Vlaamse Regering nu al en wat kan ze nog doen om te zorgen dat iedere Vlaming in de nabijheid van zijn woonplaats een huisdokter kan consulteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor deze interessante vraag. Het huisartsentekort in Vlaanderen is een bekend probleem, maar het is tegelijk ook een complexe problematiek. We hebben het er al vaak over gehad. Ik wil eerst en vooral iets zeggen over de mogelijke oorzaken van het huisartsentekort.
Volgens een aantal experts zijn er in totaal wel voldoende huisartsen, maar is er een versnippering of op zijn minst geen evenwichtige verspreiding binnen Vlaanderen of in ons land. Er is op het vlak van zorg en gezondheid ook veel veranderd de voorbije decennia. De zorgvraag van onze bevolking is sterk toegenomen. Ik geef een cijfer: op 15 jaar tijd zijn er bijna 20 procent meer consultaties bij de huisartsen. Mensen leven langer, er zijn meer chronisch zieken, er zijn ook personen met verschillende chronische ziekten. Dat leidt tot complexere pathogenen. Een derde van de huisartsen is nu ouder dan 65 jaar. Dat is enorm. Veel oudere huisartsen gaan met pensioen. Het gaat vaak om mensen die solo werkten in eenpersoonspraktijken en die heel veel patiënten hebben en lange dagen deden. De instromende huisartsen vangen niet helemaal de capaciteit op van de vertrekkende huisartsen. De jongere huisartsen maken, gelukkig ook, de keuze voor een beter evenwicht tussen werk en gezin, zodat er minder lange dagen worden geklopt. Daarom werken veel huisartsenpraktijken ook met een patiëntenstop.
Vanuit Vlaanderen focussen we heel erg op het zorgaanbod binnen de eerstelijn. Wij promoten heel fors dat mensen niet zomaar voor om het even wat naar de spoeddienst, het ziekenhuis of de specialist gaan. Huisartsen zijn bij ons echt een baken in de eerstelijnsgezondheidszorg. Tot slot, is er de toegenomen administratieve last door de jaren heen. Ik vind dat heel spijtig. Er is heel veel rapportering. En dat zorgt ook voor werkdruk, tijd die ze minder aan patiënten kunnen geven of die mensen zelfs voor een andere loopbaan doet kiezen.
Meten is weten, collega’s. Vanuit deze analyse is er het onderzoek van Domus Medica, samen met UGent en Het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL). Dat is een onderzoek om de capaciteit binnen de huisartsengeneeskunde in relatie tot de effectieve zorgnood en het zorgaanbod in de eerstelijnszones duidelijk in kaart te brengen.
Het eerste rapport is in het najaar van vorig jaar opgeleverd. Op basis daarvan wordt nu een rationele selectie gemaakt van een aantal indicatoren. Halverwege dit jaar – we zijn er bijna – zal de basisset van indicatoren beschikbaar zijn. Vervolgens zal aan de hand van die kwalitatieve basisset de toegankelijkheid van de huisartsengeneeskunde binnen alle eerstelijnszones in Vlaanderen effectief in kaart gebracht worden. Ik begrijp wel de opmerking dat het lang duurt. Het is natuurlijk belangrijk om bij de start een goede registratiemethodiek te hebben, dat wil de sector ook.
Ondertussen zitten we niet stil. We nemen een aantal concrete initiatieven. Ten eerste is de toegankelijkheid van de zorg een van de basisopdrachten van de huisartsenkringen. Die worden door ons financieel ondersteund. We ondersteunen en hebben ook overleg met Domus Medica, dat aan de hand van een aantal concrete voorbeelden gaat bekijken hoe huisartsenkringen kunnen anticiperen en een faciliterende rol kunnen spelen in de opvang van de problemen binnen de praktijkorganisaties.
Er is de renteloze lening van maximaal 35.000 euro. Daarbovenop is er nog de extra renteloze lening van 10.000 euro voor wie investeert in bijkomende ruimte of infrastructuur voor samenwerking met een praktijkondersteuner of praktijkverpleegkundige. Al die aanvragen voor financiële ondersteuning zullen in samenwerking met PMV/z in de toekomst volledig digitaal kunnen gebeuren, waardoor we de planlast ook gaan beperken.
En dan is een van de oplossingen ook de taakdelegatie – zeer interessant. Eind vorig jaar hebben we daarover een besluit van de Vlaamse Regering (BVR) goedgekeurd. Elke actieve huisarts in Vlaanderen en Brussel kan een jaarlijkse tegemoetkoming ontvangen in de loonkosten van minstens een derde voltijdse equivalent (vte) praktijkondersteuner of praktijkverpleegkundige. Ik denk dat dat zeer belangrijk is om de mensen te ontlasten.
In dertien eerstelijnszones hebben we ook interessante proefprojecten lopen voor een brede eerstelijnspraktijk. Er gingen er al zes van start. Zeven zijn begin 2023 opgestart. De zes die al bestaan – mocht u interesse hebben in een bezoek– zijn te vinden in Vorselaar, Diegem, Merchtem, Wommelgem, Genk en Sint-Truiden. De zeven die begin dit jaar opgestart zijn, zijn te vinden in Sint-Niklaas, Zelzate, Zwijndrecht, Geel, Ooigem in Wielsbeke, Kortrijk en Hoeilaart. Er wordt ook een expliciete focus gelegd op het uitbreiden en optimaliseren van het zorg- en welzijnsaanbod van de patiëntenpopulatie van de hele eerstelijnszone.
Er is ook een traject met het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) om te kijken of subsidies voor brede eerstelijnspraktijken naar de toekomst toe duurzaam en structureel verankerd kunnen worden. Ik was trouwens op de Dag van de Zorg op bezoek in Gent, in een schitterend multidisciplinair centrum in Nieuw Gent – ik kijk even naar de Gentenaren. Het waren allemaal appartementsblokken, maar daar heb je dan een prachtige multidisciplinaire praktijk met zeven huisartsen, maar ook tandartsen, psychologen en kinesisten. Dat levert dus een zeer mooi resultaat op in globo. Dat was nu een traject dat zich focust op heel kwetsbare mensen, die de zorg ook zouden durven uitstellen.
Ten slotte is er ook de link met het federaal bevoegdheidsniveau. In het kader van de New Deal wordt bekeken welke acties er naar de toekomst toe bijkomend uitgerold kunnen worden om de toegankelijkheid van de huisartsen verder te optimaliseren. Dat kan een interfederale samenwerking zijn, maar ook het afsluiten van een – mijn favoriete woordje – ‘asymmetrisch’ bevoegdheidspakket. De essentie is dat we stappen vooruit kunnen zetten om de toegankelijkheid van de huisartsengeneeskunde de volgende jaren te waarborgen.
Voilà, er is dus veel actie om een zeer, zeer ‘majeur’ tekort ook te ontmoeten.
Dank u wel.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik heb deze vraag ook nog eens gesteld omdat het deze week weer zeer actueel was. Dit weekend was het ook actueel rond het tekort aan tandartsen. We zien dus dat die problematiek actueel blijft. Het is goed dat het onderzoek nog dit jaar bekendgemaakt wordt, dat die indicatoren en cijfergegevens dan tegen deze zomer bekend zijn.
Het is ook heel belangrijk dat die takendelegatie en die praktijkverpleegkundigen de planlast zullen verminderen. Dat zien we ook al wel in de projecten die lopen.
Ik heb nog één bijkomende vraag. Is er bij de proefprojecten waarnaar u verwezen hebt, al bekend wanneer er daar een eerste evaluatie zal zijn van de proefprojecten die bijvoorbeeld vorig jaar al opgestart zijn? Is er daar ook al op kortere termijn een evaluatie om dan misschien ook de verdere uitrol richting die multidisciplinaire praktijken te doen, ook in andere steden en gemeenten? Dank u wel.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het tekort aan huisartsen is al zeer lang een probleem en wordt eigenlijk alleen maar erger. Ik zie dat eigenlijk dagelijks. Ik moet wel zeggen dat de acties die ondernomen worden, goede zaken zijn, maar ik denk dat men daarbij wel een aantal zaken vergeet. Ten eerste is dat de zelfstandige huisarts die alleen werkt, de soloarts dus. En er zijn ook de artsen die op dit moment eigenlijk gepensioneerd zijn, maar die blijven werken. Dat zijn vaak oudere, mannelijke huisartsen die nog heel wat uren draaien, die komen nog uit een oudere generatie waar men meer dan tachtig uren per week draaide. Dat is helemaal iets anders dan onze jongere generatie, die juist meer zoekt naar een balans tussen werk en privé en die meer gaat naar die groepspraktijken. Maar ik merk vooral dat soloartsen op dit moment zeggen dat ze verzuipen, dat ze dit niet meer aankunnen. Ook heel wat gepensioneerde huisartsen zeggen dat ze eigenlijk graag nog een aantal jaren hadden doorgewerkt, maar op dit moment zien ze zich dat gewoon niet meer doen om dat nog zoveel jaren op die manier vol te houden.
Wat de studie betreft, denk ik dat het heel belangrijk is dat we een goed zicht krijgen op het aantal huisartsen. Ik wil vooral het aantal actieve huisartsen weten, hoeveel uren men eigenlijk presteert. Ik denk immers dat dat het vooral is: hoeveel uren wordt er gewerkt per huisarts? Je mag er tien hebben, maar als die allemaal maar aan de helft werken van de huisartsen van vroeger, dan heb je nog altijd een tekort. Dat is dus heel belangrijk om mee te nemen, zeker als je je quota wilt bepalen, om dan vast te leggen hoeveel je er effectief nodig hebt. Dat wordt vaak vergeten, vooral het aantal uren dat er gepresteerd wordt. Er moet eigenlijk veel meer actie genomen worden, ook naar die soloartsen. Dat is immers een zeer, zeer grote meerderheid op de dag van vandaag. De meerderheid van onze artsen is ook 50-plus. Houd daar dus alstublieft rekening mee, want als we die artsen nog kwijtraken dan komt onze eerste lijn volledig onder druk te staan.
De heer De Reuse heeft het woord.
Het tekort aan huisartsen in Vlaanderen laat zich op verschillende vlakken voelen. Nu, met de zomer voor de deur, komt het tekort aan huisartsen in de toeristische gebieden natuurlijk ook weer in beeld. Van aan de Vlaamse kust, van onze kuststeden tot in de Limburgse fietsprovincie, overal zullen er heel wat toeristen zijn die ook eerstelijnszorg en ook huisartsen nodig hebben. Ik heb in het verleden uw voorganger, minister Beke, daar reeds over bevraagd naar aanleiding van enkele initiatieven aan de Vlaamse kust, waar lokale besturen zelfs heuse gezinsvakanties gaven aan artsen als die dan een deeltje van de permanentie zouden opvangen.
Uw voorganger zei dat de huisartsenkringen hierin zelf autonoom initiatieven kunnen ontwikkelen om dat tekort op te vangen. In hetzelfde antwoord zei de minister dat hij op de hoogte gehouden zou worden van die initiatieven om tijdelijk dat lokaal huisartsentekort op te vangen. Hij zou die ook opvolgen en evalueren. Mijn vraag aan u, minister, is: hebt u reeds een evaluatie van de initiatieven die de voorbije jaren in dezen genomen werden? Hebt u al weet van nieuwe initiatieven die opgezet worden in de volgende vakantie in de toeristische regio’s, om daar het tijdelijk huisartsentekort op te vangen? Dank u.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Saeys schetst het goed, er zijn inderdaad nog specifieke regio’s met extra noden.
Voor mij is de voornaamste vraag, minister, in welke mate we helemaal zicht hebben op de realiteit van de cijfers. Men kan zeggen dat er voldoende artsen zijn, maar als dat betekent dat we onrealistische verwachtingen hebben van individuele huisartsen en het aantal uur dat ze moeten werken, dan kunnen we wel denken dat dat vol te houden is, maar op het einde van de rit stoppen die mensen. Dan werken ze niet langer dan de pensioenleeftijd omdat het niet te doen is. Of dan hebben we onrealistische verwachtingen van jonge artsen en maken we het hen onmogelijk. Ik vermoed dat de hele commissie ondertussen doordrongen is van de ernst van de problematiek.
Ik ben heel erg geïnteresseerd in de eerstelijnspraktijken en de evaluatie daarvan. Er zijn er natuurlijk nog maar een zevental gestart, binnenkort starten er nog. Het zou me heel erg interesseren om die te vergelijken met het klassieke model van de individuele huisarts. Hoeveel winst maakt men met zo’n eerstelijnspraktijk? Dat klinkt altijd wat raar in het kader van zorg en gezondheid. Maar op welke manier kunnen we zorgen dat er met hetzelfde aantal artsen evenveel kwalitatieve eerstelijnszorg verleend wordt? Hebben we daar al zicht op?
Hoe pakt u de timing van de evaluatie aan? Ik hoor u verwijzen naar de vraag rond de structurele financiering daarvan. Ik ga ervan uit dat er daartussen nog een evaluatie komt van die eerstelijnspraktijken. Wat is de meerwaarde daarvan? In welke mate zou dat de problematiek die collega Saeys aansnijdt, ten dele kunnen opvangen door ons anders te organiseren, door taken anders te verdelen? Misschien zou hetzelfde aantal artsen meer gezondheidszorg kunnen verlenen. Wat betekent dat voor onze quota? Hoe kunnen we zorgen voor voldoende huisartsen?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de collega’s, zeker bij collega Saeys in verband met het pleidooi voor de soloartsen. Groepspraktijken zijn goed, daar geldt de ‘disciplinariteit’ zeker, maar de soloartsen zijn momenteel nog heel belangrijk en hebben, als ik het zo mag zeggen, een grote omzet en vertrouwensband. Zij zien heel veel patiënten. De praktijkvoering verandert, maar bij de hervormingen en onze zoektocht naar een goede basis voor eerstelijnsgezondheidszorg moeten we blijven rekening houden met het goede werk van een soloarts en zijn grote aantal patiënten, zeker in deze tijden.
Over het kadaster hebben we het al vaker gehad. Dat is lopende. Het is goed dat we daar snel werk van maken, zeker naar de actieve artsen, daar wringt zeker het schoentje. Er zijn artsen die niet te actief zijn in de medische praktijk, maar het kadaster van actieve artsen in de medische praktijk is dan noodzakelijk.
We hebben de New Deal van de federale minister, maar daar is wel kritiek op geuit door een bepaald artsensyndicaat. Hoe ziet u die kritiek, minister? Is er voldoende overleg zodat de Vlaamse en federale maatregelen elkaar niet overlappen, maar integendeel, zodat de twee niveaus coherent samenwerken aan de eerstelijnsgezondheidszorg?
Ik wil nog één ding toevoegen wat de paperassen betreft. Ik heb recent een private situatie meegemaakt waarin de arts voor elke verzekering een ander formulier moest invullen waar hetzelfde op stond. Er is bijvoorbeeld een hospitalisatieverzekering, de CM vraagt iets, er is een papier van de werkgever en dan nog een papier voor de aanvullende beroepsinkomenverzekering. Ik dacht, we laten er eentje invullen en sturen dat naar iedereen, maar nee hoor. Ze stuurden het terug en vroegen om een exemplaar op hun eigen formulier. Vervolgens krijg je een voorschrift voor kinesitherapie, in Helena, en ook dat wordt teruggestuurd want er moet een officiële handtekening op. Die arts is vier keer hetzelfde blad aan het invullen op papier. Dat is complete waanzin. Dat wilde ik nog even aangeven. U kunt daar inderdaad niets aan doen, maar ik hoop dat al die verzekeringen en zo afspreken om met één papier te werken, dat ze overal aanvaarden. We zijn toch anno 2023. Dat is kafkaiaans.
Minister Crevits heeft het woord.
Met die laatste woorden kan ik eigenlijk alleen maar instemmen. Dit is trouwens niet alleen zo bij de huisartsen. We zien op heel veel plaatsen dat er nog problemen zijn wat dat betreft.
Ik geef wat aanvullingen. U weet dat de Vlaamse Regering een aantal subquota heeft goedgekeurd. Voor de huisartsen en de tandartsen zijn er geen. Dat is dus al één punt. Die kunnen vrijelijk instromen, want we hebben er natuurlijk heel veel nodig. We kunnen nu ook inzetten op bachelors Mondzorg. Dat heb ik in Gent gezien. De eerste generatie is nu afgestudeerd. Zij kunnen ook een stukje verlichting bieden.
Ik weet niet wie de vraag over de proefprojecten stelde. Dat was collega De Rudder, denk ik. Die lopen nog volop. Het is nog een beetje vroeg om te evalueren, want de eerste projecten zijn nauwelijks een jaar bezig. Dat is dus nog heel recent. We moeten dus wel wat tijd geven om de proefprojecten tot volle wasdom te laten komen. Zoals ik zei, de laatste zeven zijn pas in januari opgestart. Dan is het een beetje vroeg om al te evalueren.
Collega Saeys, de activiteitsgraad nemen we mee in het kader van de Vlaamse Planningscommissie. Die zit ook in de aantallen van de Federale Planningscommissie. Ik voel ten zeerste met u mee als het gaat over de soloarts. Je ziet dat veel jonge mensen zich anders organiseren, maar je ziet, zoals u zelf zei, dat veel 50-plussers vaak soloartsen zijn die keihard werken, vaak soms zeven dagen op zeven. We moeten inderdaad ook bekijken hoe we hen kunnen ondersteunen. Er zijn wel maatregelen die voor hen ook een ondersteuning kunnen zijn. Ik heb er een aantal genoemd. Sorry voor de uitweiding, maar het blijft mij droef te moede dat bij onderzoek over hoeveel artsen er mogen starten, blijkt dat er minder jongeren mogen starten door het feit dat de Vlaamse artsen meer werken en dus meer patiënten hebben. Men gaat er immers van uit dat ze er veel meer hebben. Ik vind dat de wereld op zijn kop, maar dat hebben we in de publieke arena ook al gezegd.
Collega Saeys, ik denk dat er echt een beetje een breuk in de generaties loopt. Domus Medica, bijvoorbeeld, geeft aan dat we op termijn overal naar groepspraktijken gaan evolueren, maar dat zie je dus nog niet overal. Er zijn samenwerkingen, maar er zijn ook mensen die graag alleen werken, en er zijn ook bepaalde gebieden in Vlaanderen waar dat een beetje moeilijker is. Dat is uiteraard ook geen model dat we opleggen. Dat is een feit. Alle hulpmaatregelen die we bieden, gelden echter ook voor soloartsen. Ik had het over de subsidie voor het gebouw, de verpleegkundige. Ook een soloarts kan zo iemand in dienst nemen. Ik ken ook wel een aantal artsen die daar al van hebben gebruikgemaakt om wat meer comfort te krijgen en meer tijd te hebben om effectief met de patiënt bezig te zijn.
Ik weet niet of het cijfer bekend is, maar meer dan 90 procent van de startende huisartsen gaat werken in een groepspraktijk. Dat zijn dus de nieuwe mensen. Ik zei het al in mijn eerste antwoord: het klopt absoluut dat, als een solarts uitstroomt en een arts in een groepspraktijk instroomt, dat niet hetzelfde volume is. Daar moeten we dus ook rekening mee houden.
Voor mij is het multidisciplinair werken ook wel belangrijk, maar we zien dat dat toch steeds vaker gebeurt.
Ik zei het daarnet: uit onderzoek dat is gedaan naar de activiteitsgraad door de Federale Planningscommissie, blijkt dat Vlaamse artsen globaal veel meer presteren. Eigenlijk zouden we naar een goede ‘work-life balance’ moeten kunnen gaan voor iedereen, maar dat is voor de een moeilijker te realiseren dan voor de ander.
Collega De Reuse, u verwees wellicht naar de zomerartsen. Ik heb nog geen concreet zicht op nieuwe initiatieven in de toeristische kuststreek. De huisartsenkringen zijn wel aan het bekijken hoe men het eerstelijnsaanbod kan waarborgen. Dat is een taak die zij ook op zich nemen.
Ik heb al uitleg gegeven over de pilootprojecten. In totaal zijn er dertien pilootprojecten: er waren er zeven en nu zijn er nog bij gekomen. Het gaat ook over een kwalitatief onderzoek bij Domus Medica. Collega Vaneeckhout, we moeten de inhoud van het huisartsenaanbod grondig bestuderen. We proberen een zeer goed zicht te krijgen op wie er precies in zo’n praktijk zit, hoeveel artsen, hoeveel profielen, en dat vraagt om een doorgedreven onderzoek. We hebben daar nu nog geen concrete output van, maar dat is wel bezig.
Collega Sleurs, ja, ik heb begrepen dat zeker de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS) niet zo happy was met dat federaal plan, die New Deal. In Vlaanderen proberen we met onze maatregelen te gaan zoeken naar waar de noden zijn en hoe we faciliterend kunnen optreden: om te starten, als je bouwt, om er meteen voor te zorgen dat er ruimte is om een verpleegkundige of helper mee in te zetten. Ik hoop dat dat echt ook het inzicht kan brengen dat je niet alles alleen kunt doen. Mocht u dat denken: persoonlijk heb ik niets tegen een soloarts. “Ge hebt van soorten nodig”, zei mijn grootmoeder altijd. Maar we zien wel dat wie instroomt, vaak in een praktijk gaat werken. Dat vind ik een goede zaak, ook voor de work-life balance. Maar je moet er wel voor zorgen dat je niet al je energie daarin steekt en dat de anderen sneller gaan uitstromen omdat daar het schoentje blijft wringen. Daar houden we bij al onze maatregelen rekening mee.
Ik begrijp dat er vrij veel huisartsen in opleiding (HAIO’s) zijn die op dit ogenblik nog een plaats zoeken. Het is belangrijk dat zij worden omarmd en dat ze heel snel aan de slag kunnen gaan. Ik heb het dan over de stages die ze ook moeten kunnen doen. Zodra ze afgestudeerd zijn, is er wellicht geen probleem, maar ze moeten natuurlijk ook een stage doen.
Tot slot, mijnheer Daniëls, over de parapluattesten, zoals ze heten, loopt er overleg met onze federale vrienden om onnodige ziekteattesten af te schaffen. Ik wil graag benadrukken dat veel van die attesten niet vanuit het beleidsdomein welzijn en zorg worden gevraagd, maar wel uit allerhande andere beleidsdomeinen. Ik heb ook al gereageerd op de oproep van de federale overheid om overbodige attesten af te schaffen. Ik verwijs ook naar het ‘only once’-principe. Als je iets geeft aan de overheid, moet dat eigenlijk kunnen worden gedispatcht naar de andere plaatsen. Ook in welzijn en zorg kunnen we daarin stappen vooruitzetten. Ik ben daar zelf ook vragende partij voor.
En ook Assuralia zou dat kunnen doen voor haar partners. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voorzitter, iedereen hier is het erover eens dat het tekort aan huisartsen nog altijd een problematiek is die heel actueel is en leeft. Er zijn al heel wat lopende zaken om die problematiek aan te pakken, maar het is natuurlijk niet zo eenvoudig om dat ook maar zo te doen.
Minister, ik kijk alvast uit naar de zomer, naar de verdere resultaten. Maar ik ben er ook wel mee met u van overtuigd dat groepspraktijken en multidisciplinaire praktijken mee de toekomst zullen vormen in onze medische wereld. We kijken alvast uit naar de verdere stappen die zullen worden gezet. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.